• No results found

Heeft integrated reporting effect op accrual based earnings management?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Heeft integrated reporting effect op accrual based earnings management?"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Master thesis

Heeft Integrated Reporting effect op Accrual Based Earnings

Management?

Name: Inge van Kleef Student number: 10643877

Thesis supervisor: dr. S.W. Bissessur Date: 20 January 2018

Word count: 13934

MSc Accountancy & Control, specialization: Accountancy Faculty of Economics and Business, University of Amsterdam

(2)

Statement of Originality

This document is written by student Inge van Kleef who declares to take full responsibility for the contents of this document.

I declare that the text and the work presented in this document is original and that no sources other than those mentioned in the text and its references have been used in creating it.

The Faculty of Economics and Business is responsible solely for the supervision of completion of the work, not for the contents.

(3)

Abstract

The aim of this research is to find empirical evidence about the relationship between Integrated Reporting and Accrual Based Earnings Management. From the literature, no unambiguous direction can be found a priori about this association. Integrated reporting could reduce earnings management by making more accurate and non-financial information available and thus reducing information asymmetry. On the other side, the management maybe would have to manipulate the figures, in order to meet the expectations they have created in the non-financial information. Therefore, the following research question is examined: "Does Integrated Reporting has an effect on Accrual Based Earnings Management?" In this study, companies that have issued an integrated report are compared with companies that haven’t issued an integrated report in 2010 to 2016. In this way, it can be properly assessed whether issuing an integrated report has an effect on accrual based earnings management. The research question is investigated by means of linear regressions based on the Modified Jones Model and the Modified Dechow Dichev Model. The results of regression 1 show that issuing an integrated report has no effect on accrual based earnings management. Regression 2 shows that issuing an integrated report has a positive effect on accrual based earnings management. Because of the varying results, the null hypothesis: "There is no relation between the adoption of Integrated Reporting and Accrual Based Earnings Management" can’t be rejected. These results are partly in line with the literature. This study contains a number of limitations in terms of limited data and varying results. These limitations lead to possible follow-up studies with fewer limitations, in order to draw a more reliable conclusion.

(4)

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek is om empirisch bewijs te vinden over de relatie tussen Integrated Reporting en Accrual Based Earnings Management. Uit de literatuur kan a priori geen eenduidige richting over deze associatie worden gevonden. Integrated reporting zou earnings management enerzijds kunnen verlagen doordat het meer accurate en niet-financiële informatie beschikbaar maakt en hierdoor de informatie asymmetrie verkleind. Anderzijds zou het management om aan de verwachtingen die zij geschept hebben in de niet-financiële informatie te voldoen, juist de cijfers manipuleren. Om deze reden is de onderzoeksvraag van dit onderzoek: “Heeft Integrated Reporting

effect op Accrual Based Earnings Management”. In dit onderzoek worden bedrijven die een integrated

report hebben uitgebracht vergeleken met bedrijven die geen integrated report hebben uitgebracht tussen 2010 en 2016. Op deze manier kan goed beoordeeld worden of het uitbrengen van een integrated report effect heeft op accrual based earnings management. De onderzoeksvraag wordt onderzocht door middel van een lineaire regressies aan de hand van het Modified Jones Model en het Modified Dechow Dichev Model. Uit de resultaten van regressie 1 blijkt dat het uitbrengen van een integrated report geen effect heeft op accrual based earnings management. Uit regressie 2 blijkt dat het uitbrengen van een integrated report een positief effect heeft op accrual based earnings management. Vanwege de wisselende resultaten kan de nulhypothese: “Er is geen relatie tussen adoptie van Integrated Reporting en Accrual Based Earnings Management” niet worden verworpen. Deze resultaten zijn deels in lijn met de literatuur. In dit onderzoek zitten een aantal beperkingen van geringe data en de wisselende resultaten. Hiermee moet rekeningen gehouden worden tijdens de interpretatie van het onderzoek. Deze beperkingen leiden tot eventuele vervolgonderzoeken met minder beperkingen, om tot een meer betrouwbare conclusie te komen.

(5)

Inhoudsopgave

1 Introductie ... 7

2 Theoretisch kader ... 10

2.1 Integrated Reporting ... 10

2.2 Earnings Management ... 13

2.2.1 Accrual Based Earnings Management ... 14

2.2.2 Real Earnings Management ... 15

2.3 Financial Reporting Quality ... 16

2.3.1 Definitie ... 16

2.3.2 Earnings Management vs openbaarmaking van informatie ... 16

2.3.3 Earnings Management vs Integrated Reporting ... 17

2.4 Earnings Management meten ... 19

2.4.1 Het Healy Model ... 19

2.4.2 Het DeAngelo Model ... 19

2.4.3 Het Jones model ... 20

2.4.4 Het modidief Jones model ... 21

2.4.5 Het Dechow Dichev model ... 22

2.4.6 Het gemodificeeerde Dechow en Dichev model van McNichols ... 23

3 Hypothesevorming ... 25

4 Methodiek ... 26

4.1 Model ... 26

4.2 Regressiemodel Modified Jones Model ... 26

4.3 Regressiemodel Modified Dechow en Dichev Model ... 28

4.4 Samenvatting van de benodigde variabelen ... 29

5 Data ... 30

5.1 Database en selectie ... 30

5.2 Beschrijvende statistieken ... 32

(6)

6 Resultaten ... 34

6.1 Resultaten Modified Jones Model regressie ... 34

6.1.1 Resultaten Modified Jones Model regressie > 10 observaties per industrie ... 34

6.1.2 Resultaten Modified Jones Model regressie > 5 observaties per industrie ... 36

6.2 Resultaten Modified Dechow en Dichev regressie ... 38

6.2.1 Resultaten Modified Dechow en Dichev Model regressie > 5 observaties per industrie ... 38

6.2.2 Resultaten Modified Dechow en Dichev Model regressie > 3 observaties per industrie ... 40

6.3 Samenvatting van de resultaten ... 42

7 Conclusie ... 44 7.1 Conclusie onderzoeksvraag ... 44 7.2 Beperkingen ... 45 7.3 Vervolgonderzoek ... 45 Literatuurlijst ... 47 Appendix ... 50

(7)

1 Introductie

De traditionele financiële verslaggeving slaagt er niet in om de onderliggende economische consequenties van bedrijfsinnovaties en veranderingen van de economie tijdig vast te leggen (Healy, & Palepu, 2001). De Internationale Integrated Reporting Council stelt dat de rapportage vereisten veranderen en hierdoor innovatie nodig heeft (2013b). Om deze reden introduceren zij in 2013 een nieuwe vorm van corporate reporting: integrated reporting.

Integrated reporting was al eerder besproken en kwam naar voren als een rapportagepraktijk, vóór de komst van het IIRC. In 1999 introduceerde PwC haar 'Value Reporting Framework', dat het debat rond integrated reporting startte. In 2002 gaf Novozymes (een Deens enzymbedrijf dat een spin-off is van de zorgfirma Novo Nordisk) het allereerste integrated report uit. Kort hierna bracht ook Novo Nordisk een eigen integrated report uit. De wereldwijde financiële crisis die kort daarop volgde, leidde tot een strenger toezicht op de traditionele boekhoud- en rapportagemodellen, aangezien de tekortkomingen van het toezicht betrokken waren bij de crisis en de crisis soms aan deze tekortkomingen wordt toegeschreven. Dit leidde tot oproepen tot een betere integratie van financiële en niet-financiële verslaggeving (de Villiers, Venter, & Hsiao, 2017).

Integrated reporting is een relatie nieuw onderwerp. Op Zuid-Afrika na, is het toepassen van integrated reporting vrijwillig (Eccles, & Saltzman, 2011). Zuid-Afrika is het eerste land waar het verplicht is gesteld om een integrated report uit te brengen. Echter, steeds meer grote organisaties, zoals Unilver, Tata Steel en Deutsche bank, brengen integrated reports uit. In Nederland zijn er in 2016 al 36 bedrijven die een integrated report hebben uitgebracht (zie Appendix 1).

De snelle implementatie van integrated reporting ging samen met een groeiend aantal academische literatuur. Veel van de onderzoeken hebben betrekking op de voor- en nadelen van integrated reporting of verstrekken advies over het implementeren van integrated reporting. Deze onderzoeken werden gevolgd door empirische studies met behulp van casestudy's, interviews en inhoudsanalyses. Een aantal onderzoeken hebben ook de determinanten op landenniveau van de acceptatie en implementatie van integrated reporting onderzocht. Integrated reporting is een recente ontwikkeling. Hierdoor zijn er beperkte tijdreeksgegevens beschikbaar. Ondanks dat er weinig data beschikbaar is, begint er bewijsmateriaal naar voren te komen met betrekking tot de positieve economische gevolgen van IR (de Villiers, Venter, & Hsiao, 2017).

Casestudy of op interviews gebaseerde studies hebben de eerste inzichtingen verschaft. Knauer en Serafeim hebben bewijs gevonden dat het inschakelen van integrated denken en

(8)

integrated reporting, ondersteund door verbeterde transparantie en ESG-prestaties (enviromental, social en governanceprestaties), investeerders op de lange termijn aantrekken (2014).

Integrated denken is een integraal onderdeel van integrated reporting. Integrated denken kan leiden tot betere beslissingen op directie- en managementniveau. Daarnaast kan het zorgen voor gerichte rapportage en betere communicatie met de stakeholders van het bedrijf (Barth et al., 2017).

De Villiers, Venter en Hsiao vatten in hun studie kort samen welke op economische studies gebaseerde onderzoeken een voorlopig bewijs leveren over integrated reporting. Zij vatten samen dat integrated reporting wordt geassocieerd met een grotere accuraatheid van analistenprognoses, lagere kapitaalkosten, hogere voorraadliquiditeit, bedrijfswaarde en verwachte kasstromen en een meer toegewijde beleggersbasis. Het bewijs bevat echter een aantal beperkingen die inherent zijn aan sample selecties, instellingen en perioden. De meeste onderzoeken zijn gebaseerd op Zuid-Afrika, omdat zoals hierboven reeds is besproken, dit het eerste land is waar integrated reporting verplicht is gesteld, en er hierdoor relatief veel data over beschikbaar is over dit land (De Villiers, Venter, & Hsiao, 2017)

Doordat er nog weinig onderzoek verricht is, stellen Churet en Eccles dat er onder andere meer onderzoek verricht moet worden naar integrated reporting en boekhoudkundige prestaties (2014). De Villiers, Venter en Hsiao stellen als vervolgonderzoek ook voor om dieper in te gaan op de relatie van integrated reporting op earnings management. Om deze reden zal in dit onderzoek dieper in worden gegaan op deze relatie, om vervolgens antwoord te geven op de onderzoeksvraag:

Heeft Integrated Reporting effect op Accrual Based Earnings Management?

Om antwoord te geven op deze vraag wordt een kwantitatief onderzoek verricht naar Nederlandse bedrijven tussen 2010 en 2016. De bedrijven die een integrated report hebben uitgebracht worden vergeleken met de bedrijven die geen integrated report hebben uitgebracht. Op deze manier kan goed worden gekeken naar de verschillen in accrual based earnings management tussen bedrijven die een integrated report hebben uitgebracht en de bedrijven die een niet-integrated reporten hebben uitgebracht.

(9)

In het tweede hoofdstuk van deze scriptie wordt de theorie achter integrated reporting samengevat. Daarnaast wordt de theorie achter earnings management besproken en wordt er ingegaan op de verschillende soorten earnings management. Aan de hand van deze theorie wordt toegelicht waarom er in deze scriptie onderzoek wordt gedaan naar accrual based earnings management en niet naar real earnings management. Ten slotte worden de modellen om accrual based earnings management te meten besproken in hoofdstuk twee.

Vervolgens worden er in het derde hoofdstuk de hypotheses gevormd. In hoofdstuk vier en vijf worden de data en de methodiek toegelicht. Daaropvolgend worden in hoofdstuk zes de resultaten van de regressies gepresenteerd. Ten slotte wordt er in hoofdstuk zeven een conclusie gegeven, de beperkingen besproken en een aanbeveling gedaan voor vervolgonderzoek.

(10)

2 Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de literatuur de theorieën en begrippen omtrent dit onderzoek besproken. Er wordt als eerste ingegaan op de betekenis, de ontwikkeling en voordelen van integrated reporting. Ten tweede wordt er ingegaan op earnings management en de verschillende soorten earnings management. Vervolgens wordt er kort ingegaan op de kwaliteit van financiële verslaggeving. Hierna wordt de relatie tussen earnings management en integrated reporting besproken. Ten slotte worden er verschillende modellen waarmee je accrual based earnings management kan meten, besproken.

2.1 Integrated Reporting

Integrated reporting is een nieuw rapportage framework dat de integratie van financiële en niet-financiële informatie in één enkel rapport weergeeft. Het bevat nieuwe ideeën over rapportage die het rapporteren van bedrijven kunnen veranderen, het vermogen van beleggers om de toekomstperspectieven van bedrijven te beoordelen verbeteren en oplossingen bieden om de vaak herhaalde kritiek op traditionele boekhoudkundige rapportagemodellen te overwinnen (de Villiers, Venter, & Hsiao, 2017).

In December 2013 publiceerde de Internationale Integrated Reporting Council het eerste integrated reporting framework (IIRC, 2013b). Hiermee gaven ze antwoord op de vraag van de stakeholders en investeerders. De stakeholders en investeerders zijn tegenwoordig steeds meer betrokken bij de holistische prestaties van een bedrijf (Perego, Kennedy, & Whiteman, 2016). Het integrated reporting framework geeft een set van fundamentele concepten en leidende principes om duurzaamheid te integreren in de bedrijfsdoelstellingen en rapportage praktijken. Integrated reporting combineert in één rapport zowel de financiële als de non-financiële informatie over de prestaties van een bedrijf (IIRC, 2013b). Deze informatie betreft governance, strategie, vooruitzichten van de onderneming en huidige prestaties (Cheng et al., 2014). Volgens Cheng et al moet er op de gegeven informatie toegelicht worden op welke manier de onderneming op korte, middellange en lange termijn waarde creëert. Integrated reporting focust zich hierdoor meer op de toekomst in vergelijking tot financiële verslaggeving (Cheng et al., 2014).

Daarnaast nemen ondernemingen bij financiële verslaggeving niet alle middelen mee die zij gebruiken bij de bedrijfsactiviteiten (IIRC, 2013b). De middelen die niet worden meegenomen zijn de immateriële activa. Doordat deze middelen worden weggelaten, kan dit voor een minder

(11)

Deze middelen worden de kapitaalbronnen genoemd. Er zijn in het framework zes verschillende kapitaalbronnen opgenomen: menselijk, financieel, intellectueel, fysiek, natuurlijke hulpbronnen en maatschappelijke relaties. In een integrated report ontstaat waarde creatie, naast de activiteiten van de onderneming, ook uit relaties met belanghebbende en de externe omgeving (IIRC, 2013b).

De IIRC (2011) noemt in hun rapport een aantal verwachte voordelen waar een integrated report voor kan zorgen. In de bestaande literatuur is er naar een aantal van deze verwachte voordelen reeds onderzoek gedaan. Een aantal voordelen zijn hiermee bewezen, zoals het voordeel dat de gerapporteerde informatie in een integrated report beter overeenkomt met de behoeften en interesses van investeerders dan een gewoon report (Kaya, & Türegün, 2014). Kaya en Türegün stellen dat door de ruimere uitleg over waarde creatie die een integrated report vereist, het report beter overeenkomt met de interesses en behoeftes van investeerders. Met ruimere uitleg bedoelen ze dat er ook rekening wordt gehouden met de impact die de onderneming op de economie, de maatschappij en het milieu heeft en dat er rekening wordt gehouden met het bedrijfsmodel van een onderneming. Deze ruimere uitleg assisteert ondernemingen in het aanpassen van het bedrijfsmodel en de bedrijfsstrategie, tot de onderneming een model en strategie vindt welke de duurzaamheid en waarde creatie op lange termijn promoot. Investeerders en andere belanghebbende hechten steeds meer waarde aan maatschappelijk en duurzaam ondernemen en een integrated report voorziet in deze behoeften (Kaya, & Türegün, 2014).

Daarnaast stellen Kaya en Türegün dat door een integrated report ook de interactie tussen de onderneming en de belanghebbende verbetert (2014). Dit is een tweede verwachte voordeel dat de IIRC benoemt (2011). Doordat een integrated report het communiceren van het bedrijfsmodel en de bedrijfsstrategie promoot, wordt de communicatie van investeerders en investeringsmogelijkheden bevorderd (Holmes, 2013; Kaya, & Türegün, 2014).

Dit wordt bevestigd door Steyn (2014) en de Association of Chertered Certified Accountants (ACCA) (2012). Volgens Steyn was er als gevolg van het implementeren van integrated reporting meer vertrouwen en interactie tussen de ondernemingen en hun belanghebbende aan de Johannesburg Stock Exchange (2014). Daarnaast stelt de ACCA dat na het implementeren van integrated reporting in het jaarverslag, deze meer georiënteerd was op investeerders en andere belanghebbende.

Echter, Deloitte (2012) stelt dat de onderzochte integrated reports niet voldoende efficiënt en effectief zouden zijn in de communicatie met de belanghebbende. Dit komt doordat het integrated report framework meer onderdelen heeft dan het financiële verslaggeving framework.

(12)

Hierdoor zijn de reports te groot en wordt er onvoldoende prioritiet gegeven aan de investeerders en andere belanghebbende (Deloitte, 2012).

Daarnaast benoemt het IICR dat integrated reporting ervoor zorgt dat er meer accurate; niet-financiële informatie beschikbaar wordt gesteld (2011). Gasperini et al stellen dat het meten van immateriële middelen voor de huidige verslaggeving nog steeds een uitdaging blijft (2013). Zowel de immateriële activa die is ontwikkeld door het bedrijf zelf is volgens hun een uitdaging, als de immateriële activa waarvoor een markt bestaat, zoals een merknaam of patenten. Zij stellen dat analisten vaak niet over voldoende informatie beschikken om een waarde toe te kennen aan deze activa. Dit komt volgens hun doordat bedrijven deze informatie liever privé houden. Integrated reporting zou hier volgens Yeldar verandering in kunnen brengen (2012). Zij stellen dat integrated reporting hierdoor misschien een positief effect zou kunnen hebben op de rapportage met betrekking tot de immateriële activa.

Echter, het IIRC geeft zelf al aan dat er betreft de implementatie van het Integrated Reporting Framework en het creëren van de gewenste informatie, nog wat uitdagingen bestaan (2011). Er wordt dus betwijfelend of een integrated report werkelijk meer accurate, niet-financiële informatie beschikbaar stelt.

Naast deze voordelen noemt de IICR er nog meer (2011): integrated reporting leidt tot een bevordering in het afleggen van verantwoording door het management; leidt het tot een verbetering in het identificeren van kansen en beheersen van risico’s; leidt het tot een toename van het vertrouwen van belanghebbende in de onderneming; en leidt het tot lagere cost of capital.

De snelle verspreiding van integrated reporting en het grote aantal bedrijven dat al een integrated report produceert, of dit van plan is, is een bewijs van de overtuigingskracht van het argument van de IIRC met betrekking tot de voordelen van integrated reporting. Het kan ook aangeven dat integrated reporting de behoeften van onze tijd vervult (de Villiers, Venter, & Hsiao, 2017).

Samenvattend kan worden gesteld dat integrated reporting zorgt voor waarde creatie voor de organisatie op korte, middellange en lange termijn en brengt het veel voordelen met zich mee (Cheng et al., 2014; IIRC, 2011).

(13)

2.2 Earnings Management

Earnings management is een manier om de winsten te manipuleren (Healy, & Wahlen, 1999). In de literatuur zijn verschillende definities van earnings management te vinden. Volgens Hoogendoorn is earnings management het gebruik van boekhoudmethoden en het veranderen van deze methoden naar de richting van de grondslagen die nodig zijn voor de strategie om financiële rapporten op te stellen (1997). Een tweede definitie voor earnings management is het toepassen van eigen oordeel in de financiële verslaggeving en het structureren van transacties om financiële rapporten te wijzigen, om op deze manier bepaalde belanghebbende te misleiden over de onderliggende economische prestaties van het bedrijf of om contractuele uitkomsten te beïnvloeden die afhankelijk zijn van de gerapporteerde resultaten (Healy, & Wahlen, 1999). Chen en Tsai omschrijven earnings management als een boekhoudkundige goocheltruc, die managers toepassen om aan winstverwachtingen te voldoen (2010).

In bedrijven worden de taken vaak niet uitgevoerd door de eigenaren, maar door het management. Volgens Cheng, Lu en Sougiannis kan een verschil in persoonlijke doelstellingen van het management en die van de eigenaren leiden tot een belangenconflict (2012). Het management zal, volgens hen, zijn eigen doelstellingen nastreven. Doordat de eigenaren hier niet goed toezicht op kunnen hebben, ontstaat een informatieasymmetrie tussen de eigenaren en het management. Dit wordt ook wel het agency probleem genoemd. Het management beschikt over meer informatie, waardoor zij kunnen handelen uit eigenbelang. Op deze manier is er voor het management ruimte om earnings management toe te passen (Cheng et al., 2012).

Income smoothing en big bath accounting zijn twee manieren om earnings management te plegen (Stolowy, Lebas, & Ding, 2013). Income smoothing is het verkleinen van de variatie van de winst en heeft volgens Stolowy, Lebas en Ding als doelstelling om een gestaag groeiende stroom van de winst te presenteren (2013). Dit kan worden bereikt door voorzieningen op te bouwen of te annuleren en ad hoc verkopen te doen van ondergewaardeerde langlopende activa of voorraden (Stolowy et al., 2013).

Een tweede vorm van earnings management is big bath accounting (Stolowy et al., 2013). Stolowy et al stellen dat wanneer er een nieuwe CEO in dienst treedt, deze de oude rekeningen opschoont om op deze manier te kunnen beginnen met een solide basis. De nieuwe CEO kan volgens Stolowy et al op deze manier gemakkelijk verbeterde winsten realiseren ten opzichte van zijn voorganger. Daarnaast kan hij voorzieningen creëren, welke hij later kan gebruiken voor

(14)

income smoothing. Doordat de nieuwe CEO de winst vermindert in zijn eerste jaren, lijken de toekomstige winsten groter (Stolowy et al., 2013).

2.2.1 Accrual Based Earnings Management

Er zijn twee soorten van earnings management: accrual-based earnings management en real earnings management. Accrual based earnings management is het aanpassen van opbrengsten die zijn verdiend, en het aanpassen van kosten die zijn gemaakt, maar nog niet zijn verwerkt in de boekhouding (Badertscher, 2011). Deze posten zijn nog niet in de jaarrekening verwerkt en kunnen door middel van accrual based earnings management worden gemanipuleerd. Badertscher stelt dat je door de opbrengsten wel op te nemen, en de kosten nog niet op te nemen, je de winst in een bepaalde richting kan sturen (2011). Accrual based earnings management betreft dus het over periodes verschuiven van kosten en opbrengsten, die daadwerkelijk gerealiseerd zijn.

Voorbeelden van accrual based earnings management zijn expense manipulation, margin manipulation en revenu manipulation (Dechow et al., 1995). Bij de eerste methode, expense manipulation, worden uitgaven verschoven en op een later moment pas erkent. Hierdoor worden de accruals op dit moment verhoogd. De kosten worden met X opgeschoven, maar de omzet en receivables blijven gelijk. Op een later moment worden de kosten met X opgenomen en worden de accruals verlaagd (Dechow et al., 1995).

Bij de tweede manier van accrual based earnings management, margin manipulation, wordt gesteld dat alle kosten variabel zijn. Hierdoor kan geschoven worden met de winstmarges. Door bijvoorbeeld de accruals opnieuw met X te verhogen, en de omzet en receivables met 2X te verhogen, worden de kosten met X opgeschoven en de omzet en receivables met 2X. Op deze manier kan je schuiven met de omzet en de kosten (Dechow et al., 1995).

De derde manier van deze vorm van earnings management is revenue manipulation. Deze vorm verschuift alleen de omzet en receivables naar een later moment (of vice versa). De omzet wordt op dit moment verhoogd met X en op een later moment met X verlaagd. De receivables en accruals nemen op dit moment toe. De kosten blijven bij deze vorm van earnings management gelijk (Dechow et al., 1995).

(15)

2.2.2 Real Earnings Management

Real earnings management betreft het bewust veranderen van de operationele activiteiten van een onderneming, door de investerings- en financieringsbeslissingen aan te passen (Heemskerk, & van der Tas, 2006). Volgens Ge en Kim kunnen er drie soorten real earnings management worden onderscheiden (2013). De eerste vorm betreft overproductie. Ge en Kim stellen dat je door meer goederen te produceren, de overhead kosten verspreid worden over meer producten, wat de kosten per eenheid omlaag brengt. De kosten die besteed zijn aan de producten die niet zijn verkocht, komen vervolgens op de balans terecht als voorraden. De manager kan op deze manier een lagere kostprijs laten zien wat resulteert in hogere gerapporteerde winsten (2013).

Een tweede manier van real earnings management betreft sales manipulatie. Door het aanbieden van mildere kredietvoorwaarden en prijskortingen voor een bepaalde periode, kunnen managers de omzet op korte termijn vergroten (Ge, & Kim, 2013).

De laatste vorm van deze soort earnings management betreft het snijden in discretionaire uitgaven, oftewel het snijden in marketingkosten, onderzoek- en ontwikkelingskosten, onderhoud en het trainen van werknemers. Het snijden in deze kosten kan in de toekomst leiden tot lagere omzet (Ge, & Kim, 2013).

Samenvattend is earnings management een manier om de winsten te manipuleren (Healy, & Wahlen, 1999) en zijn er twee soorten earnings management: accrual based en real earnings management (Badertscher, 2011; Ge, & Kim, 2013). Door een informatieasymmetrie tussen het management en de eigenaren, kan het management accrual based earnings management toepassen (Cheng et al., 2012).

(16)

2.3 Financial Reporting Quality

In deze paragraaf wordt de definitie van de kwaliteit van financiële verslaggeving besproken. Daarnaast worden de verbanden tussen de kwaliteit van de financiële verslaggeving en earnings management besproken.

2.3.1 Definitie

De kwaliteit van de financiële verslaggeving hangt af van de wijze waarop de verslaggeving de situatie van een bedrijf eerlijk en nauwkeurig beschrijft (Stolowy et al., 2013). Daarnaast hangt het samen met de mate waarin de stakeholders de financiële resultaten en positie goed kunnen beoordelen. Hoe beter de stakeholders een oordeel kunnen vellen, hoe hoger de kwaliteit van de financiële verslaggeving is (Hoogendoorn, & Mertens, 2001).

Zoals hierboven reeds besproken is, zorgt het uitbrengen van een integrated report voor een ruimere uitleg over waarde creatie en sluit hierbij beter aan bij de interesses en behoeftes van de stakeholders (Kaya, &Türegün, 2014). Hierdoor zou het uitbrengen van een integrated report de kwaliteit financiële verslaggeving verhogen.

2.3.2 Earnings Management vs openbaarmaking van informatie

Katmon en Al Farooque stellen dat wanneer het verslaggeven, of het openbaar maken van, de informatie van hoge kwaliteit is, dit leidt tot een beperking van earnings management (2017). Een hoge kwaliteit van openbaarmaking vergroot het koppelen van managementacties aan bedrijfsresultaten (Lombardo, & Pagano, 2002). Jo en Kim wijzen erop dat wanneer de bekendmakingskwaliteit hoog is, beleggers goed geïnformeerd zijn over de activiteiten van een bedrijf en dus beter in staat zijn winstmanagement te detecteren (2007). Met andere woorden, een omgeving met hoge kwaliteit van openbaarmaking beperkt de neiging van managers om inkomsten te manipuleren (Katmon, & Al Farooque, 2017) omdat goed geïnformeerde beleggers winstmanagement kunnen detecteren (McKee, 2005). Hunton et al tonen aan dat meer uitgebreide informatie over inkomstenverlies de neiging van managers om inkomsten te manipuleren, vermindert (2006). Eerdere studies melden dat het verband tussen de kwaliteit van de onthulling en het winstbeheer negatief is (Lapointe-Antunes et al., 2006; Jo, & Kim 2007; Iatridis, & Kadorinis 2009). Met andere woorden, een hoge kwaliteit van openbaarmaking kan het vermogen van beleggers en analisten verbeteren om winstmanagement te identificeren; vandaar het verminderen

(17)

Er zijn, zoals hierboven besproken, steeds meer aanwijzingen dat openbaarmaking van informatie over het algemeen de transparantie verbetert en dus informatieproblemen vermindert. Het is echter ook mogelijk dat managers bepaalde onthullingsstrategieën gebruiken om de transparantie te verminderen en de aandelen van hun bedrijven op te kloppen (Lang en Lundholm, 2000). Als informatie-intermediairs (zoals financiële analisten, accountants) effectief zijn, zal openbaarmaking de transparantie waarschijnlijk vergroten. Uit recente boekhoudschandalen blijkt echter dat deze intermediairs met hun eigen belangenconflicten te maken krijgen en men vraagtekens kan zetten bij hun effectiviteit. Lin en McNichols (1998) en Dechow, Hutton en Sloan (2012) suggereren met name dat analisten die zijn gelieerd aan investeringsbanken die aandelenkwesties onderschrijven, doorgaans hogere groeiprognoses maken dan niet-gelieerde analisten, en vervolgens grotere prognosefouten hebben.

Managers die zich bezighouden met earnings management beseffen vaak dat vrijwillige milieuverklaringen kunnen worden gebruikt om de legitimiteit van de organisatie te behouden, vooral met sociale en politieke belanghebbenden (Sun et al., 2010). Sun et al stellen dat het openbaar maken van informatie met betrekking tot het milieu een kanaal biedt om belanghebbenden te informeren over de bredere belangen van de onderneming en over haar verantwoordelijkheid om zich op een sociaal verantwoorde manier te gedragen. Aan de andere kant kan legitimiteitsmanagement volgens hun worden gezien als een manier om binnen de relatie organisatie-maatschappij te communiceren om maatschappelijke steun te verkrijgen. Managers die controle hebben over het besluitvormingsproces, hebben prikkels om dergelijke strategieën te gebruiken om aan de verwachtingen van andere groepen belanghebbenden te voldoen. Daarom wordt door Sun et al beargumenteerd dat de motivatie voor maatschappelijke en milieu-informatie over bedrijven, de aandacht van stakeholders afleidt van de detectie van earnings management (2010).

2.3.3 Earnings Management vs Integrated Reporting

Zoals hierboven in paragraaf 2.1 reeds is besproken, zou een integrated report volgens de IIRC er voor zorgen dat er meer accurate; niet-financiële informatie beschikbaar wordt gesteld (2011), wat zou kunnen leiden tot het verkleinen van de informatieasymmetrie en vervolgens zou kunnen leiden tot minder accrual based earnings management.

(18)

Omdat het integrated reporting framework veel nadruk legt op de manier waarop de strategie wordt weerspiegeld in het bedrijfsmodel van een bedrijf, zou het management zijn mening kunnen veranderen en het bedrijf en de vooruitzichten op de lange termijn, onder andere door integrated denken, in een nieuw daglicht gaan zien (De Villiers, Venter, & Hiao, 2017). De IIRC stelt dat het opstellen van een integrated report, invloed heeft op de interne beslissingen van het management. Zij denken dat omdat het management meer op de lange termijnduurzaamheid van hun onderneming moeten focussen, in plaats van op de korte termijn financiële prestaties. Hierdoor zou dit volgens De Villiers, Venter en Hiao kunnen leiden tot minder accrual based earnings management (2017).

Echter, een integrated report zou ook kunnen leiden tot meer accrual based earnings management. Zoals in paragraaf 2.3.2 besproken, zou het openbaar maken van meer informatie niet per se hoeven te leiden tot het beperken van earnings management. Wanneer het management in het report stelt dat de niet-financiële activa voor een hoge waarde creatie zorgen, zou de financiële informatie hierop moeten aansluiten. Wanneer dit niet terug te zien in is de financiële informatie, zou het management de cijfers kunnen manipuleren om alsnog aan het beeld wat zij in de niet-financiële informatie hebben geschept, te voldoen. Om deze reden zou een integrated report juist tot meer accrual based earnings management leiden.

Een integrated report zou dus voor zowel meer als minder accrual based earnings management kunnen leiden. Om deze reden wordt er in dit onderzoek dieper ingegaan op de relatie tussen accrual based earnings management en integrated reporting in het algemeen om vervolgens antwoord te geven op de onderzoeksvraag: Heeft Integrated Reporting effect op Accrual Based Earnings Management?

(19)

2.4 Earnings Management meten

Er zijn verschillende modellen in de literatuur te vinden om accrual based earnings management te meten. In deze paragraaf worden verschillende modellen met elkaar vergeleken en uiteindelijk een keuze gemaakt over welk model er in dit onderzoek gebruikt gaat worden.

2.4.1 Het Healy Model

Healy test accrual based earnings management door het vergelijken van gemiddelde totale accruals (geschat door achtergebleven totale activa) over de verdelingsvariabele. Healy’s studie verschilt van de meeste andere earnings managementstudies doordat hij voorspelt dat systematische earnings management in elke periode voorkomt. Zijn verdelingsvariabele verdeelt de sample in drie groepen. In één groep worden de winsten naar boven gemanipuleerd en in de andere twee groepen worden de winsten naar beneden gemanipuleerd. Inferenties worden gemaakt door middel van paarsgewijze vergelijkingen van gemiddelde totale accruals in de groep waar de winst naar verwachting naar boven wordt gemanipuleerd met de groepen waar de winst naar verwachtingen naar beneden wordt gemanipuleerd. Deze benadering is evenwichtig om de reeks waarnemingen waar te nemen, waarvan de winst naar verwachting naar boven wordt gemanipuleerd, aangezien de schattingstijd en de reeks waarnemingen waaruit de inkomsten voorspellen, naar beneden worden gemanipuleerd als event periode. De gemiddelde totale accruals uit de ramingsperiode vertegenwoordigen dan de meting van non-discretionaire accruals (Dechow, Sloan, & Sweeney, 1995).

𝑁𝐷𝐴$= 𝑇𝑜𝑡𝑎𝑙𝑒 𝑎𝑐𝑐𝑟𝑢𝑎𝑙𝑠 𝑔𝑒𝑠𝑐ℎ𝑎𝑡 𝑑𝑜𝑜𝑟 𝑎𝑐ℎ𝑡𝑒𝑟𝑔𝑒𝑏𝑙𝑒𝑣𝑒𝑛 𝑡𝑜𝑡𝑎𝑙𝑒 𝑎𝑐𝑖𝑡𝑎 𝑇𝐴 𝑖𝑛 𝑝𝑒𝑟𝑖𝑜𝑑𝑒 𝑡 𝑃𝑒𝑟𝑖𝑜𝑑𝑒 𝑇

Waarin

- 𝑁𝐷𝐴$= Geschatte non-discretionaire accruals in periode t

2.4.2 Het DeAngelo Model

DeAngelo test accrual based earnings management door eerst de verschillen in de totale accruals te berekenen en door aan te nemen dat de eerste verschillen een verwachte waarde van nul hebben onder de nulhypothese van geen earnings management. Dit model maakt gebruik van de totale

(20)

accruals van de voorgaande periode (geschat door de achtergebleven totale activa) als meting voor non-discretionaire accruals (Dechow, Sloan, & Sweeney, 1995).

𝑁𝐷𝐴$ = 𝑁𝐷𝐴$:; Waarin:

-

𝑁𝐷𝐴$ = Non – discretionaire accruals in periode t

2.4.3 Het Jones model

Jones stelt een model op waarin de veronderstelling wordt aangenomen dat non-discretionaire accruals constant zijn. Haar model controleert het effect van veranderingen in de economische omstandigheden van een onderneming bij non-discretionaire accruals (Dechow, Sloan, & Sweeney, 1995). De accruals worden berekend aan de hand van de verandering van de non-cash working capital voor belastingen minus de afschrijvingskosten. Om de veranderingen in de accruals welke veroorzaakt worden door de veranderende condities te elimineren, wordt de materiële vaste activa en de verandering in omzet toegevoegd aan de formule.

𝑁𝐷𝐴$= 𝛼; 1

𝐴$:; + 𝛼? ∆𝑅𝐸𝑉$ + 𝛼D(𝑃𝑃𝐸$) Waarin

- DREVt = Omzet in jaar t minus omzet in jaar t-1 - PPEt = Materiële vaste activa in jaar t

- At-1 = Totale activa in jaar t-1

- a1, a2 en a3 = Bedrijfsspecifieke parameters

Waarbij de totale accrual berekend worden aan de hand van de volgende formule: 𝑇𝐴$ =

∆𝐶𝐴$− ∆𝐶𝐿$− ∆𝐶𝐴𝑆𝐻$+ ∆𝑆𝑇𝐷$− ∆𝐷𝐸𝑃$ 𝐴$:;

Waarin

- TA = Totale accruals in jaar t

(21)

- DSTDt = Kortlopende schulden en kortlopend deel van langlopende schulden in jaar t minus kortlopende schulden en kortlopend deel van langlopende schulden in jaar t-1 - DDEPt = Afschrijvingskosten in jaar t minus afschrijvingskosten in jaar t-1

Om de jaar coëfficiënten te bereken wordt gebruikt gemaakt van deze vergelijking:

𝑇𝐴$= 𝛼; 1

𝐴$:; + 𝛼? ∆𝑅𝐸𝑉$ + 𝛼D 𝑃𝑃𝐸$

𝐴$:; + ∆𝐷𝐸𝑃$+ ε$

Vervolgens wordt het aantal discretionary accruals (DA) bepaald door onderstaande vergelijking: 𝐷𝐴$= 𝑇𝐴$− 𝑁𝐷𝐴$

Waarin

- DA = Discretionary accruals

De resultaten van Jones (1991) laten zien dat het model redelijk succesvol is en het ongeveer een kwart van de variatie in totale accruals meet.

2.4.4 Het modidief Jones model

Het gemodificeerde model van Jones is ontworpen om de vermoedelijke neiging van het Jones Model om discretionaire accruals met fout te meten, wanneer discretie over inkomsten wordt uitgeoefend, te elimineren. In het gewijzigde model worden non-discretionaire accruals geschat tijdens event periodes, oftewel periodes wanneer er wordt verwacht dat er earnings management wordt toegepast. De enige aanpassing ten opzichte van het originele Jones model is dat de verandering in inkomsten wordt gecorrigeerd voor de verandering in vorderingen in de evenementperiode. Het gemodificeerde model van Jones veronderstelt impliciet dat alle veranderingen in credit sales in de event periodes het resultaat zijn van earnings management (Dechow, Sloan, & Sweeney, 1995).

𝑁𝐷𝐴$= 𝛼; 1

𝐴$ : ; + 𝛼? ∆𝑅𝐸𝑉$− ∆𝑅𝐸𝐶$ + 𝛼D(𝑃𝑃𝐸$)

- DRECt = Netto debiteuren in jaar t minus netto debiteuren in jaar t-1, gedeeld door de totale activa in jaar t-1

(22)

Volgens Bartov, Gul en Tsui is het Modified Jones Model de meest krachtige methode in het meten van earnings management (2000). Becker stelt dat het model variabelen bevat die nagaan op veranderingen van accruals die een samenhang hebben met de veranderingen in de

economische positie van een bedrijf, en hierdoor meer gespecificeerd is dan andere modellen (1998).

Er zijn na het gemodificeerde model van Jones nog meer aanpassingen aan het model gemaakt. Larcker en Richardson voegen de book-to-market ratio en de operating cashflow toe aan het model (2004). Op deze manier zouden ze de meetfout mitigeren. De book-to-market ratio zou de groei van operaties uit de accruals halen en de operating cashflow zou de accruals corrigeren tegen de huidige operating prestaties. Extreme prestaties worden volgens Dechow et al namelijk vaak verward met discretionary accruals (1999).

Kothari et al voegt rendement op de activa (ROA) toe aan het model om de accruals te corrigeren voor de prestaties van een bedrijf (2005). Zij stellen dat accruals van bedrijven dat ongewone prestaties heeft ondervonden, systematisch niet nul zijn. Hierdoor correleren volgens Kothari et al bedrijfsprestaties met accruals en is het belangrijk is dat hierop wordt gecorrigeerd (2005).

Daarentegen stellen Keunh en Shih dat het toevoegen van ROA aan het model, juist voor meer meetfouten zorgt (2014). Naast het feit dat het matchen van de prestaties systematisch zal leiden tot een onderschatting van de accruals, zou het toevoegen van de ROA aan het model volgens Keunh en Shih de meetfouten negatief correleren met de echte accruals (2014).

2.4.5 Het Dechow Dichev model

Het volgende model dat uitgebreid besproken wordt is het Dechow Dichev model. De maatstaf van Dechow en Dichev is gericht op de sterkte van de relatie tussen huidige overlopende posten en vroegere, huidige en toekomstige kasstromen (Hope, Thomas, & Vyas, 2013). Dat wil zeggen, Dechow en Dichev (2002) ontwikkelen een model voor verwachte oplopende posten en interpreteren de afwijking van deze verwachte waarde als de schattingsfout in overlopende posten, die vervolgens wordt gebruikt als een maatstaf voor de winstkwaliteit.

(23)

standaarddeviaties van verkopen, kasstromen, overlopende posten en winst, en positief gerelateerd aan de bedrijfsgrootte (2002).

Daarnaast illusteren Dechow en Dichev dat ze het nut van hun analyse onderzoeken door de relatie tussen de maatstaf van de kwaliteit van de accruals en winstpersistentie te meten. Bedrijven met een lage kwaliteit van de accruals hebben meer overlopende posten die niet gerelateerd zijn aan kasstromenrelaties en hebben dus meer noise en minder persistentie in hun inkomsten. Dechow en Dichev vinden een sterke positieve relatie tussen de kwaliteit van de accruals en de persistentie van de winst (2002). Hun maatstaf voor de kwaliteit van accruals is echter theoretisch en empirisch gerelateerd aan de absolute omvang van overlopende posten, en Sloan (1996) documenteert dat het niveau van de accruals minder persistent is dan de kasstromen. In bepaalde settings hebben beursgenoteerde bedrijven een grotere prikkel om de financiële informatie te gebruiken om earnings management te plegen. Wanneer dit wordt gedaan, gaat de kwaliteit van de accruals volgens Dechow en Dichev omlaag (2002).

Samenvattend kan dus worden gesteld dat, volgens dit model, bedrijven met en lagere kwaliteit van de accruals, meer abnormale accruals hebben, en hierdoor de kwaliteit van de verslaggeving lager is en earnings management hoger is. Om de kwaliteit van de accruals te bepalen, worden drie aansluitende jaren van bedrijven gebruikt.

𝑇𝐶𝐴$= 𝛼M+ 𝛼; 𝐶𝐹𝑂$:; + 𝛼? 𝐶𝐹𝑂$ + 𝛼D 𝐶𝐹𝑂$P; Waarin:

- TCAt = Totale kortlopende accruals (= werkkapitaal) in jaar t - CFOt = Kasstromen in jaar t

- a0, a1, a2 en a3 = Bedrijfsspecifieke parameters

Hoewel het model van Dechow en Dichev wordt beperkt door de kwaliteit van alleen de werkkapitaal accruals te bepalen, stellen ze dat werkkapitaal accruals een groot deel van de variatie van de totale accruals bevatten (2002).

2.4.6 Het gemodificeeerde Dechow en Dichev model van McNichols

Het laatste model wat besproken wordt is het gemodificeerde model van Dechow en Dichev. McNichols combineert het model van Dechow en Dichev (2002) met het model van Jones (1991) om het effect van niet kortlopende accruals mee te nemen in het model (2002). Omdat het model van Dechow en Dichev het totale bedrag aan werkkapitaal accruals beoordeelt, stelde zij voor om

(24)

het model van Dechow en Dichev te koppelen aan het model van Jones, om op deze manier de discretionaire en niet-discretionaire accruals te verdelen. Door deze twee modellen aan elkaar te koppelen kregen de modellen samen een grotere verklarende kracht.

𝑇𝐶𝐴$ =

∆𝐶𝐴$− ∆𝐶𝐿$− ∆𝐶𝐴𝑆𝐻$+ ∆𝑆𝑇𝐷$ 𝐴$:;

𝑇𝐶𝐴$= 𝛼M+ 𝛼;𝐶𝐹𝑂$:; + 𝛼?𝐶𝐹𝑂$ + 𝛼D𝐶𝐹𝑂$P;+ 𝛼Q∆𝑅𝐸𝑉$+ 𝛼R𝑃𝑃𝐸$+ 𝜀T$ Waarin:

- DCAt = vlottende activa in jaar t minus vlottende activa in jaar t-1

- DCLt = kortlopende schulden in jaar t minus kortlopende schulden in jaar t-1 - DCASHt = liquide middelen in jaar t minus liquide middelen in jaar t-1

- DSTDt = kortlopende schulden en kortlopend deel van langlopende schulden in jaar t minus kortlopende schulden en kortlopend deel van langlopende schulden in jaar t-1 - At-1 = totale activa in jaar t-1

- DREVt = omzet in jaar t minus omzet in jaar t-1 - PPEt = materiële vaste activa in jaar t

- a1, a2 en a3 = bedrijfsspecifieke parameters

In het onderzoek van Dechow, Sloan en Sweeny worden de modellen uit 2.3.1 tot en met 2.3.4 met elkaar vergeleken (1995). Uit hun onderzoek blijkt dat het modified Jones model het beste accrual based earnings management meet. Daarnaast stelt McNichols dat haar gemodificeerde model van Dechow en Dichev een sterkere verklarende kracht heeft dan de het model van Jones (1991) en het klassieke model van Dechow en Dichev (2002). Om deze reden worden het eerste modiefied Jones model (Dechow, Sloan, & Sweeney, 1995) en het gemodificeerde model van Dechow en Dichev van McNichols (2002) gebruikt in dit onderzoek.

(25)

3 Hypothesevorming

In dit hoofdstuk wordt de hypothese geformuleerd die wordt onderzocht. De data die gebruikt wordt om de hypothese te toetsen wordt besproken in hoofdstuk vier Methodiek en de methode die gebruikt wordt om de hypothese te toetsen wordt toegelicht in hoofdstuk vijf Data. De toetsing van de hypothese vindt plaats in hoofdstuk zes Resultaten.

Vanuit het theoretische kader wordt de samenhang tussen integrated reporting en accrual based earnings management toegelicht. Zoals hierboven in paragraaf 2.3 genoemd is, zou het toepassen van accrual based earnings management minder worden, wanneer de informatieasymmetrie verkleind wordt (Cheng et al., 2012). Volgens de IICR zorgt het uitbrengen van een integrated report voor meer beschikbare accurate en niet-financiële informatie (2011), wat dus zou leiden tot het verkleinen van de informatieasymmetrie. Hierdoor zou het uitbrengen van een integrated report een negatief effect hebben op accrual based earnings management.

Echter, zoals vervolgens in paragraaf 2.3.2 en 2.3.3 is besproken, hoeft het openbaar maken van meer informatie niet per se te leiden tot het beperken van earnings management. Het zou ook kunnen dat het management, om aan de verwachtingen die zij geschept hebben in de niet-financiële informatie te kunnen voldoen, juist de cijfers manipuleren.

Omdat er a priori geen eenduidige richting is over de associatie tussen de adoptie van intergrated reporting en earnings management, wordt de onderzoekshypothese in null-vorm als volgt geformuleerd:

H0: Er is geen relatie tussen adoptie van Integrated Reporting en Accrual Based Earnings Management.

(26)

4 Methodiek

In de voorgaande hoofdstukken is de bestaande literatuur besproken over de onderwerpen integrated reporting en earnings management en is een hypothese gevormd. In dit hoofdstuk zal het empirisch onderzoek worden besproken.

4.1 Model

Voor het testen van de hypothese wordt het gemodificeerde Jones-model en het gemodificeerde model van Dechow en Dichev, zoals hierboven besproken, gebruikt. Deze modellen zijn geselecteerd vanwege hun reputatie in academici als de basismodellen voor het testen van earnings management met behulp van accruals. De berekening van de totale accruals en de totale kortlopende accruals is op vergelijkbare wijze uitgevoerd als hierboven in paragraaf 2.4.4 en 2.4.6 beschreven. De eerste fase van het onderzoek; het schatten van de normale accruals en de totale kortlopende accruals zijn ook gedupliceerd zoals eerder beschreven. In de tweede fase van dit onderzoek worden de regressies gevormd van de afhankelijke variabelen (niet-discretionaire accruals en totale kortlopende accruals) op de onafhankelijke variabelen.

4.2 Regressiemodel Modified Jones Model

Voor het testen van de tweede fase moet het volgende model als het basislijnmodel worden beschouwd: 𝐷𝐴T$= 𝛽M+ 𝛽;𝐼𝑅WXYYZ + 𝛽?𝑆𝑖𝑧𝑒T$+ 𝛽D𝑅𝑂𝐴T$+ 𝛽Q𝑀𝑇𝐵T$ + 𝛽R𝑆𝑎𝑙𝑒𝑠 𝐺𝑟𝑜𝑤𝑡ℎT$ + 𝛽` 𝐿𝑜𝑠𝑠T$ + 𝛽a𝐿𝑒𝑣T$+ 𝛽b𝑂𝐶𝐹T$+ 𝛽c ?M;` Td?M;M 𝑖𝑛𝑑𝑢𝑠𝑡𝑟𝑖𝑒 𝑒𝑓𝑓𝑒𝑐𝑡𝑒𝑛 + 𝛽;M ?M;` Td?M;M 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑒𝑓𝑓𝑒𝑐𝑡𝑒𝑛 + 𝜀T$ Waarin

- 𝐷𝐴T$ = De absolute waarde van discretionary accruals voor bedrijf i in jaar t. Welke wordt berekend aan de hand van het Modified Jones Model zoals toegelicht in 2.4.4

(27)

- 𝑅𝑂𝐴T$ = Het rendement op de activa voor bedrijf i in jaar t, welke berekend wordt door

het netto inkomen te delen voor de activa

- 𝐵𝑇𝑀T$ = De book to market ratio van bedrijf i in jaar t, welke berekend wordt door de

marktwaarde te delen door de activa

- 𝑆𝑎𝑙𝑒𝑠 𝐺𝑟𝑜𝑤𝑡ℎT$ = De verkoopgroei voor bedrijf i in jaar t, welke berekend wordt door

de netto verkopen t minus netto verkopen t-1 te delen door netto verkopen t-1 - 𝐿𝑜𝑠𝑠T$ = Verlies van bedrijf i in jaar t, (0= verlies, 1= geen verlies)

- 𝐿𝑒𝑣T$ = Leverage van bedrijf i in jaar t, welke berekend wordt door de totale schulden te

delen door het common eigen vermogen

- 𝑂𝐶𝐹T$ = Operating cashflow van bedrijf i in jaar t, welke berekend wordt door de cashflow

van operations te delen door de totale activa - 𝜀T$ = εit de foutterm is voor firma i in periode t.

Omdat er in het onderzoek meerdere jaren worden meegenomen, moet er een correctie worden gemaakt voor de jaareffecten. Daarnaast moet er een correctie worden gemaakt voor de verschillende typologieën van de bedrijven die worden meegenomen in het onderzoek. Dit wordt gedaan door een dummy toe te voegen voor jaar en industrie.

Verwachte richting van het effect van verklarende variabelen op de te verklaren variabele absDAit:

TABEL 1 Verwacht effect verklarende variabele op de te verklaren variabele Variabele Richting Toelichting

IR Dummy +/- Deze relatie kan zowel positief als negatief zijn zoals besproken is in paragraaf 2.3.3

SIZE it - Hoe groter het bedrijf, hoe stabieler en voorspelbaarder de operations, hoe groter de kwaliteit van de accruals, hoe lager de discretionary accruals (Dechow, & Dichev, 2002)

ROA it + Uit het onderzoek van Francis et al blijkt dat het rendement op de activa een positief effect heeft op de discretionary accruals (2005).

(28)

BTM it + Uit het onderzoek van Francis et al blijkt dat de book to market ratio ook een positief effect heeft op de discretionary accruals (2005).

SALES GROWTH it - Dechow en Dichev stellen dat de verkoopgroei positief is gerelateerd aan de kwaliteit van de accruals (2002). Hierdoor zou het een negatief effect hebben op de discretionaire accruals.

LOSS it + Dechow en Dichev stellen dat de incidentie van verliezen negatief is gerelateerd aan de kwaliteit van de accruals (2002). Hierdoor zou het een positief effect hebben op de discretionaire accruals.

LEV it - Uit het onderzoek van Balsam, Krishnan, & Yang (2003) blijkt dat er een negatieve relatie is tussen de leverage van een bedrijf en de absolute waarde van de discretionary accruals. OCF it - Uit het onderzoek van Balsam (2003) blijkt ook dat er een

negatieve relatie is tussen de operating cashflow van een bedrijf en de absolute waarde van de discretionary accruals.

4.3 Regressiemodel Modified Dechow en Dichev Model

Voor het testen van de tweede fase moet het volgende model als het basislijnmodel worden beschouwd: 𝑄𝐴T$= 𝛽M+ 𝛽;𝐼𝑅WXYYZ + 𝛽?𝑆𝑖𝑧𝑒T$+ 𝛽D𝑅𝑂𝐴T$+ 𝛽Q𝑀𝑇𝐵T$ + 𝛽R𝑆𝑎𝑙𝑒𝑠 𝐺𝑟𝑜𝑤𝑡ℎT$ + 𝛽` 𝐿𝑜𝑠𝑠T$ + 𝛽a𝐿𝑒𝑣T$+ 𝛽b𝑂𝐶𝐹T$+ 𝛽c ?M;` Td?M;M 𝑖𝑛𝑑𝑢𝑠𝑡𝑟𝑖𝑒 𝑒𝑓𝑓𝑒𝑐𝑡𝑒𝑛 + 𝛽;M ?M;` Td?M;M 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑒𝑓𝑓𝑒𝑐𝑡𝑒𝑛 + 𝜀T$ Waarin

- 𝑄𝐴T$ = De totale kortlopende accruals voor bedrijf i in jaar t. Welke wordt berekend aan

(29)

verschillende typologieën van de bedrijven die worden meegenomen in het onderzoek. Dit wordt gedaan door een dummy toe te voegen voor jaar en industrie.

Verwachte richting van het effect van verklarende variabelen op de te verklaren variabele QAit: TABEL 2 Verwacht effect verklarende variabele op de te verklaren variabele Variabele Richting Toelichting

IR Dummy +/- Zie tabel 1 in paragraaf 4.2 SIZE it + Zie tabel 1 in paragraaf 4.2 ROA it - Zie tabel 1 in paragraaf 4.2 BTM it - Zie tabel 1 in paragraaf 4.2 SALES GROWTH it + Zie tabel 1 in paragraaf 4.2 LOSS it - Zie tabel 1 in paragraaf 4.2 LEV it + Zie tabel 1 in paragraaf 4.2 OCF it + Zie tabel 1 in paragraaf 4.2

4.4 Samenvatting van de benodigde variabelen

Samenvattend zijn de volgende variabele nodig om de hypothese te testen:

- 𝐷𝐴T$ = De absolute waarde van discretionary accruals voor bedrijf i in jaar t

- 𝐴𝑄T$ = De kwaliteit van de accruals voor bedrijf i in jaar t

- 𝐼𝑅WXYYZ = Als het een bedrijf een integrated report heeft uitgebracht, krijgt de dummy

de waarde 1, anders 0

- 𝑆𝑖𝑧𝑒T$ = Natuurlijke logaritme van de totale activa voor bedrijf i in jaar t - 𝑅𝑂𝐴T$ = Het rendement op de activa voor bedrijf i in jaar t

- 𝑀𝑇𝐵T$ = De market to book ratio van bedrijf i in jaar t

- 𝑆𝑎𝑙𝑒𝑠 𝐺𝑟𝑜𝑤𝑡ℎT$ = De verkoopgroei van bedrijf i in jaar t

- 𝐿𝑜𝑠𝑠T$ = Verlies van bedrijf i in jaar t, wanneer verlies = 0

- 𝐿𝑒𝑣T$ = Ratio van de schulden ten opzichte van de assets van bedrijf i in jaar t - 𝑂𝐶𝐹T$ = Operating cashflow van bedrijf i in jaar t

(30)

5 Data

Om de hypotheses te toetsen, wordt er gebruik gemaakt van verschillende databases om de benodigde informatie van de verschillende bedrijven te verkrijgen. In dit hoofdstuk worden de databases en het tot stand komen van de dataset besproken. Hierna worden de statistische grootheden en de correlatie tussen de onafhankelijke variabele besproken.

5.1 Database en selectie

In dit onderzoek worden bedrijven die een integrated report hebben uitgebracht vergeleken met bedrijven die geen integrated report hebben uitgebracht tussen 2010 en 2016. Op deze manier kan goed beoordeeld worden of het uitbrengen van een integrated report effect heeft op accrual based earnings management. Er is voor deze periode gekozen omdat er op deze manier zoveel mogelijk data wordt meegenomen in het onderzoek. Omdat er niet veel data bekend is over Nederlandse bedrijven, en er in 2016 slechts 36 Nederlandse bedrijven een integrated report hebben uitgebracht (zie appendix 1), is het nodig om meerdere jaren mee te nemen in het onderzoek. Hierdoor kan er alsnog een goede regressie worden uitgevoerd.

De data wordt verkregen uit de database Worldscope en de database van de Global Reporting Initiative (GRI). In de database van de GRI kan gevonden worden welk rapportage type is gebruikt door bedrijven. Bedrijven die een rapport uitbrengen waarin gebruik gemaakt wordt van het G4 rapportage type en deze geïntegreerd toepassen, worden aangemerkt als bedrijven die een integrated report hebben uitgebracht. Deze data is handmatig toegevoegd aan de database.

De GRI en de IIRC werken samen als strategische partners. Zij delen een visie voor de evolutie van bedrijfsrapportage waarin alignment en duidelijkheid van rapportageraamwerken, normen en eisen van bedrijven zorgen voor consistente en vergelijkbaarheid. Wanneer deze duidelijk en afgestemd zijn, leidt dit tot verbeterde efficiëntie en effectiviteit in bedrijfsrapportagemethoden. Beide organisaties erkennen het belang van bedrijfsrapportage bij het bevorderen van duurzame ontwikkeling. De G4 van GRI is een belangrijk startpunt om ervoor te zorgen dat robuuste duurzaamheidsmetrieken worden opgenomen in geïntegreerde rapporten, gebaseerd op het internationale Integrated Reporting Framework.

(31)

stata de data van de Global Reporting Initiative toegevoegd, waarna 50 observaties samenvloeien. De regressies van beide modellen zijn tweemaal uitgevoerd. De eerste keer is er een correctie gemaakt voor industrieën die slechts 10 en 5 observaties betroffen bij respectievelijk het Modified Jones Model en het Modified Dechow en Dichev Model. De tweede keer is er een correctie gemaakt voor industrieën die slechts 5 en 3 observaties betroffen bij respectievelijk het Modified Jones Model en het Modified Dechow en Dichev Model. Na deze correctie werden respectievelijk 288 en 144 observaties verwijderd bij het Modified Jones Model, en respectievelijk 348 en 312 observaties verwijderd bij het Modified Dechow en Dichev Model uit de dataset.

TABEL 3 Dataset

Totale data 3.979 Vekregen uit database Worldscope

Ontbreken van data 1.471 Voor sommige bedrijven waren niet altijd alle benodigde variabele aanwezig

Data financiële instellingen 2 De data van de financiële instellingen is uit de dataset verwijderd. Dit is gedaan omdat deze data niet goed vergelijkbaar is met de overige data. De activa en schulden verschillen en hierdoor veroorzaken ze outliers.

Data < 2010 1.782 Na berekeningen mbt het Modified Jones Model worden de data uit jaren voor 2010 verwijderd Total acc/ppeg ontbreken 173 Bedrijven waarvan niet alle gegevens bekend

zijn/berekend kunnen worden, worden verwijderd uit de dataset

Salesgrowth==. 135 Bedrijven waarvan de sales growth niet berekend kan worden, worden verwijderd uit de dataset

(32)

5.2 Beschrijvende statistieken

Beschrijvende statistieken zijn weergeven in de tabel hieronder.

TABEL 4 Statistische kerngrootheden N = 416 Variabele Gemiddelde Mediaan Standaard

deviatie Min. Max. IRdummy 0.0962 0 0.295 0 1 SIZE 13.931 13.966 2.115 5.793 19.746 ROA 0.101 0.120 0.162 -1.499 0.782 BTM 0.509 0.045 1.085 -18.533 2.899 SALES GROWTH 0.058 0.030 0.302 -1 2.698 LOSS 0.231 0 0.422 0 1 LEV 0.792 0.542 3.056 -21.339 44.071 OCF 0.085 0.089 0.108 -0.652 0.534

Deze tabel geeft Statistische kerngrootheden weer. De sample van deze test bevat 416 observaties. Alle variabele zijn reeds gedefinieerd in Hoofdstuk 4.

Hierboven zijn de belangrijke statistische grootheden van de onafhankelijke variabele weergeven. Van de variabele zijn het gemiddelde, de mediaan, de standaarddeviatie, het minimum en het maximum getoond. Zoals in de kop ook weergeven is, zijn van deze variabele 416 observaties aanwezig. Hierdoor kan worden gesteld dat de dataset volledig is en er geen observaties van de variabelen ontbreken. De IRdummy en LOSS betreft een dummy en kan hierdoor enkel de waardes 0 of 1 aannemen. Opvallend is dat het minimum van OCF negatief is. Dit komt omdat bij een aantal bedrijven de operationele activiteiten negatief is. Als deze negatief is, kan dat betekenen dat deze bedrijven financiële problemen heeft. De operationele activiteiten zijn negatief wanneer er minder geld is ontvangen met de activiteiten waarvoor de onderneming is opgericht. Daarnaast is het opvallend dat het minimum van de BTM erg laag is en erg verschilt van het gemiddelde.

5.3 Correlaties

(33)

variabele volledig positief is. Wanneer de waarde 0 is, betekend dit dat er totaal geen correlatie is tussen twee variabelen.

De positieve correlatie tussen de variabelen IR dummy en bedrijfsgrootte (SIZE) is significant op het niveau van 1%. De correlatie is niet heel erg sterk, slechts 20%. Hetzelfde geldt tussen de variabelen bedrijfsgrootte (SIZE) en het rendement op de activa (ROA). Ook deze correlatie is significant op het niveau van 1%, maar is slechts 21%.

Naast deze correlaties, correleert bedrijfsgrootte (SIZE) ook significant op het niveau van 1% op verlies (LOSS). Maar ook deze correlatie is niet sterk.

De sterkste correlatie is tussen de twee variabelen: rendement op de activa (ROA) en operating cashflow (OCF). Deze variabelen correleren voor 56% en is significant op het niveau van 1%. Het is logisch dat deze twee variabele correleren omdat beide variabele op basis van de totale assets worden berekend.

Variabele TABEL 5 Correlatiematrix van Pearson

IR du mmy SIZ E RO A BTM SA L E S GRO W T H L O SS LE V OCF IR dummy 1.000 SIZE 0.196*** 1.000 ROA 0.013 0.209*** 1.000 BTM -0.001 -0.027 -0.070 1.000 SALES GROWTH -0.077 0.046 -0.040 -0.063 1.000 LOSS -0.077 0.159*** -0.352*** -0.037 -0.039 1.000 LEV -0.023 -.129*** -0.114 0.039** 0.310 0.062*** 1.000 OCF -0.030 0.082* 0.560*** 0.021 -0.058 -0.436*** -0.011 1.000 Deze tabel geeft de Pearson correlatiematrix weer. De sample van deze test bevat 416 observaties. Alle variabele

zijn reeds gedefinieerd in Hoofdstuk 4. * significantie op een niveau van 10%, ** significantie op een niveau van 5%, significantie op een niveau van 1%.

In het volgende hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek besproken. Vervolgens wordt er in hoofdstuk zeven een conclusie gegeven.

(34)

6 Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de regressieanalyses besproken. De hypothese wordt getoetst door vier lineaire regressieanalyses. De resultaten worden in paragraaf 6.1 en 6.2

besproken. Op basis van deze resultaten wordt vervolgens in hoofdstuk zeven geconcludeerd of de hypothese al dan niet dient verworpen te worden.

6.1 Resultaten Modified Jones Model regressie

De regressie aan de hand van het Modified Jones Model wordt tweemaal uitgevoerd. Als eerste wordt de regressie waarin de industrieën meer dan 10 observaties per industrie hebben, besproken. Vervolgens wordt de regressie waarin de industrieën meer dan 5 observaties hebben besproken.

6.1.1 Resultaten Modified Jones Model regressie > 10 observaties per industrie

Als eerste worden de totale accruals berekend aan de hand van het Modified Jones model, zoals eerder reeds is besproken. Als eerste wordt de regressie besproken waarin de industrieën meer dan 10 observaties per industrie hebben. Door de correctie naar industrieën met meer dan 10 observaties, zijn er nog 288 van de 416 observaties uit tabel 3 afgevallen. De sample bestaat hierdoor uit 128 observaties.

(35)

TABEL 6 Regressieanalyse 1 Modified Jones model (met industrie > 10 observaties) Afhankelijke variabele = absDA

Onafhankelijke

variabele 𝛽 Coef. t-waarde p-waarde

Constante 𝛽M 0.026 0.57 0.572 IR Dummy 𝛽; 0.005 0.38 0.705 SIZE 𝛽? -0.002 -0.66 0.515 ROA 𝛽D -0.039 -1.51 0.140 BTM 𝛽Q 0.032 2.33 0.025** SALES GROWTH 𝛽R -0.030 -1.74 0.090* LOSS 𝛽` -0.003 -0.18 0.857 LEV 𝛽a 0.001 0.44 0.663 OCF 𝛽b 0.083 1.33 0.190 Model summary Adjusted R2 0.088 F 10.13 N 128 p-waarde 0.000***

Deze tabel geeft de regressie schatting van het effect van een integrated report op de absolute discretionary accruals weer. De sample van deze test bevat 128 observaties. Alle variabele zijn reeds gedefinieerd in Hoofdstuk 4. Omdat dit onderzoek gebaseerd is op een kleine sample, is in plaats van de R2 , een adjusted R2 opgenomen. De uitbaters op de 1e en 99e percentielen van de continue variabelen zijn verwijderd.

Gerapporteerde statistieken worden aangepast voor clustering door bedrijf en jaar. * significantie op een niveau van 10%, ** significantie op een niveau van 5%, significantie op een niveau van 1%.

6.1.1.1 Model

Zoals hierboven te zien is in tabel 6 is de adjusted R2 0,088. De adjusted R2 geeft weer in welke mate de absolute waarde van de discretionary accruals wordt verklaard door de verschillende onafhankelijke variabelen van de regressie. In deze regressie wordt de absolute waarde van de discretionary accruals voor 9% verklaard door de onafhankelijk variabelen. Het model zelf heeft een F-waarde van 10,13. Dit resulteert in een p-waarde van 0,000, wat betekend dat het model op een niveau van 1% als significant wordt aangemerkt. Dit betekend dat de onafhankelijke variabelen invloed hebben op de absolute waarde van de discretionary accruals op een significant niveau van 1%.

6.1.1.2 Relatie

De relatie tussen de onafhankelijke variabelen op de absolute waarde van de discretionary accruals is af te lezen in kolom 2 van tabel 6, onder het Beta-teken. Hieruit is af te lezen dat de integrated report dummy, book to market ratio, ratio van de schulden en operationele cashflow een positief effect hebben op de discretionary accruals. De bedrijfsgrootte, het rendement op de activa, de verkoopgroei en verlies van een bedrijf hebben een negatief effect op de discretionary accruals.

(36)

Dit betekent dat wanneer bijvoorbeeld de ratio van de schulden toeneemt, de discretionary accruals ook toenemen, en vice versa. De geschatte relaties komen niet geheel overeen met de verwachte relaties uit tabel 1. De relatie van het rendement op de activa, het verlies, de ratio van de schulden en operationele cashflows komen niet overeen met tabel 1. Echter, geen van deze relaties is significant.

6.1.1.3 Significantie

Zoals hierboven reeds kort is besproken, is het model significant op een niveau van 1%.

Hiermee wordt bedoeld dat de variatie van de absolute waarde van de discretionary accruals voor een betrouwbaarheidsniveau van 99% wordt verklaard door de onafhankelijke variabelen. Naast de significantie van het model zelf, zijn de onafhankelijk variabelen book to market ratio en verkoopgroei significant. De book to market ratio is significant op een niveau van 5% en de verkoopgroei is significant op een niveau van 10%.

6.1.1.4 Toets IR dummy

Zoals in tabel 6 af te lezen is, blijkt dat de onafhankelijke variabele integrated report dummy een positief effect heeft op de absolute waarde van de discretionary accruals. Dit wilt zeggen dat wanneer een bedrijf een integrated report heeft, hoe hoger de discretionary accruals, en vice versa. Door de hogere waarde van de discretionary accruals neemt accrual based earnings management toe en de kwaliteit van de financiële verslaggeving af. Deze relatie is echter niet significant. Hierdoor wordt de hypothese H0: “Er is geen relatie tussen adoptie van Integrated Reporting en accrual based earnings management.” aangenomen.

6.1.2 Resultaten Modified Jones Model regressie > 5 observaties per industrie

Vervolgens is de regressie opnieuw uitgevoerd, maar nu zijn de industrieën met minder dan 5 observaties achterwege gelaten. Door de correctie naar industrieën met meer dan 5 observaties, zijn er, in plaats van 288, slechts 144 van de 416 observaties uit tabel 3 afgevallen. Op deze manier is de sample vergroot en wordt de regressie sterker. De sample bestaat uit 272 observaties.

(37)

TABEL 7 Regressieanalyse 2 Modified Jones model (met industrie > 5 observaties) Afhankelijke variabele = absDA

Onafhankelijke

variabele 𝛽 Coef. t-waarde p-waarde

Constante 𝛽M 0.014 0.65 0.516 IR Dummy 𝛽; 0.003 0.48 0.635 SIZE 𝛽? 0.000 0.26 0.793 ROA 𝛽D -0.031 -1.51 0.136 BTM 𝛽Q 0.007 1.01 0.351 SALES GROWTH 𝛽R -0.016 -1.84 0.069* LOSS 𝛽` 0.002 0.24 0.809 LEV 𝛽a -0.000 -0.04 0.967 OCF 𝛽b 0.0339 0.69 0.493 Model summary Adjusted R2 0.10107 F 5.34 N 272 p-waarde 0.000***

Deze tabel geeft de regressie schatting van het effect van een integrated report op de absolute discretionary accruals weer. De sample van deze test bevat 272 observaties. Alle variabele zijn reeds gedefinieerd in Hoofdstuk 4. Omdat dit onderzoek gebaseerd is op een kleine sample, is in plaats van de R2 , een adjusted R2 opgenomen. De uitbaters op de 1e en 99e percentielen van de continue variabelen zijn verwijderd.

Gerapporteerde statistieken worden aangepast voor clustering door bedrijf en jaar. * significantie op een niveau van 10%, ** significantie op een niveau van 5%, significantie op een niveau van 1%.

6.1.2.1 Model

Zoals hierboven te zien is in tabel 7 is de adjusted R2 0,101. In deze regressie wordt de absolute waarde van de discretionary accruals voor 10% verklaard door de onafhankelijk variabelen. Dit is 1% meer dan de regressie in 6.1.1. Het model zelf heeft een F-waarde van 5,43. Dit is lager dan de vorige regressie, maar resulteert nog steeds in een p-waarde van 0,000, wat betekend dat het model op een niveau van 1% als significant wordt aangemerkt. Dit betekend dat de onafhankelijke variabelen invloed hebben op de absolute waarde van de discretionary accruals op een significant niveau van 1%.

6.1.2.2 Relatie

De relatie tussen de onafhankelijke variabelen op de absolute waarde van de discretionary accruals is ten opzichte van de vorige regressie veranderd. In deze regressie hebben naast de integrated report dummy, de book to market ratio, de operationele cashflow, ook de bedrijfsgrootte en het verlies een positief effect op de discretionary accruals. En in tegenstelling tot de vorige regressie, heeft de ratio van de schulden een positief effect op de discretionary accruals, samen met het rendement op de activa en de verkoopgroei. Opnieuw komen niet alle geschatte relaties geheel overeen met de verwachte relaties uit tabel 1. De relatie van de bedrijfsgrootte, het rendement op

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

An OLS regression with absolute discretionary accruals based on the modified Jones model as the dependent variable clustered with standard errors by firm is used.. Also, an

Hypothesis 2c: The association between financial distress and real earnings management is stronger when the CEO of the firm is in the early years of its tenure than when the CEO of

A cohort study of 129 infants with skull deformation at age 6 months showed comparable results at age 4 years when the natural course was awaited: the improvement in

General political opportunity structure Issue specific opportunity structure The divestment movement in Ireland Policy making process and relevant actors Policy

De onafhankelijk variabelen (bron en CHV) zijn variabelen die gemanipuleerd kunnen worden en daarom wordt gebruik gemaakt van een experiment. De CHV kan functioneren als een

[r]

Het bepaalt dat de in het nieuwe tweede lid genoemde naasten van de gekwetste recht hebben op vergoeding van bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag of bedragen

When the Bosnian Serb forces attacked the UN protected enclave in Srebrenica in July 1995, most women, children and elderly fled to the UN compound to seek shelter.. However,