• No results found

De miskende taaiheid van het Fries

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De miskende taaiheid van het Fries"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

49 De erkenning van rechten van taalminderheden

staat haaks op de opvattingen zoals die sinds de Franse Revolutie opgang maakten. Dat is ook de reden dat Frankrijk wel tot ondertekening, maar niet tot ratificering van het Europees Handvest voor Regionale of Minderheidstalen is overge-gaan; in de Franse Grondwet is opgenomen dat het Frans de taal van Frankrijk is. Noch voor het Baskisch, het Occitaans, het Bretons, het Vlaams of het Elzassers is er ruimte. In Europa gold vanaf de Franse revolutie het adagium van één land, één volk, één taal. Het in 1813 geconstitueerde Koninkrijk der Nederlanden vormt daarop tot 1830 een uitzondering. Maar ook Koning Willem I bedreef na de Belgische Opstand een actieve taalpolitiek. Per Koninklijk Besluit van 4 juni 1830 werd het Nederlands de officiële taal van de bestuurs- en rechtspraak. Dat gold, met uitzonde-ring van Limburg, expliciet ook voor de huidige Nederlandse provincies1. Dus ook voor Friesland.

Taal is geen neutraal medium, markeert gren-zen, zowel tussen staten en samenlevingen als

binnen samenlevingen. Taal nodigt in contact met andere talen uit tot loyalisering en ideologi-sering, aldus Hemminga2. Dat is nog steeds zo, blijkens de constatering van De Beus dat wester-se regeringen in de jaren negentig overgingen tot een meer verplichtende benadering van taal-onderwijs aan migranten3.

De sociaal-democratie is deze benadering niet vreemd. Taalpolitiek is dan een ¬ vaak impliciet ¬ onderdeel van een positief gewaardeerd pro-ces van unificatie en centralisatie.

Toch valt er een klein zijstroompje te ontwa-ren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de so-ciaal-democratie gedwongen zich bezig te hou-den met het vraagstuk van de nationale minder-heden. De Internationale was hopeloos verdeeld en het vanuit de neutrale landen geformeerde Hollands-Skandinavisch Comité probeerde in 1917 in Stockholm door een inventarisatie van standpunten van verschillende partijen van de Internationale, bouwstenen aan te leveren voor een vrede door overleg. Voor Nederland nam Troelstra het leeuwendeel van het werk op zich. De conferentie mislukte in zijn opzet, maar re-sulteerde in een Manifest der neutrale delegaties aan de socialisten der oorlogvoerende landen.

De miskende taaiheid

van het Fries

De Friezen behoren met de Welshmen, de Basken en de Catalanen tot de

grotere taalminderheden in Europa. De positie van de Friese taal laat echter,

vergelijkenderwijs, te wensen over. Nederland, zo betoogt,

Fryslân-gedeputeerde Bertus Mulder voldoet niet of zeer traag aan de normen van

het ondertekende Europees Handvest Regionale- of Minderheidstalen.

b e r t u s m u l d e r

Over de auteur Bertus Mulder is gedeputeerde cultuur van de provincie Fryslân (PvdA)

(2)

50

In het manifest wordt het oplossen van het nationaliteitenvraagstuk essentieel geacht voor vrede in Europa. Gepleit wordt voor een interna-tionale regeling van de nainterna-tionale autonomie waarvan de naleving zal worden verzekerd door een internationaal gerechtshof. Staten, die uit verschillende nationaliteiten zijn samengesteld, worden gewijzigd in bondsstaten. Gebieden die in hoofdzaak door een bepaalde nationaliteit worden bewoond, worden omgevormd tot poli-tiek autonome onderdelen van deze bondssta-ten; de nationale minderheden genieten er cul-turele autonomie. Concreet uitgewerkt betekent het een pleidooi voor een onafhankelijk Servië, een vrij en onafhankelijk Polen en Finland, ver-eniging van de Tsjechen in één land, vorming van een Confederatie van onafhankelijke Balkan-staten, zelfstandigheid van Ierland en tenslotte ook een ‘internationale oplossing van het Joden-vraagstuk. Persoonlijk autonomie in de gebieden van Rusland, Oostenrijk, Roemenië en Polen, waar de Joden in dichte massa’s wonen; bescher-ming van de Joodsche kolonisatie in Palestina’4.

Aan deze resolutie lag het denkwerk ten grondslag van de Oostenrijkse sociaal-democraat Otto Bauer die zich in Die Nationalitätenfrage und die Sozialdemokratie (1907) diepgaand had bezig-gehouden met de heterogene samenstelling van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie5. Het was een studie met een groot praktisch be-lang. De Habsburgse monarchie verenigde vele nationaliteiten (Polen, Tsjechen, Hongaren, Kro-aten, Serven, Slowenen) en de vraag was hoe de sociaal-democratie zich de politieke toekomst dacht van deze verschillende volkeren. Bauer concludeerde dat bij natievorming lotsverbon-denheid centraal staat, het hebben van gemeen-schappelijke ervaringen, het behoren tot een Schicksalgemeinschaft. Het element ‘taal’ kan daar niet zonder meer onder gerangschikt worden; taal is zowel onderdeel van een gemeenschappe-lijke cultuur als het middel waarmee de cultuur vormgegeven wordt. Met dit onderscheid legt Bauer de vinger bij de twee dimensies van min-derhedenpolitiek in Europa, namelijk de Europe-se taalpolitiek en de politiek inzake de nationale

minderheden. Het is een onderscheid dat, verras-senderwijs misschien, niemand minder dan de Nederlandse politicus Troelstra politiek verder uitwerkte.

t r o e l s t r a e n d e f r i e s e m i n d e r h e i d

Het is interessant om voor de positie van de Frie-zen terug te gaan naar het optreden van Troelstra bij de eerder genoemde conferentie van Stock-holm. Hij, de Nederlandse politicus en Friese dichter, had zich daar diepgaand met de minder-heden-thematiek beziggehouden. Hij probeerde al jaren de Friese taalbeweging, belichaamd in het liberale Selskip foar Fryske Taal- en Skrifteken-nisse, tot politieke actie te brengen. Al heel vroeg, in 1884, had hij gepleit voor onderwijs in het Fries. Hij had dat pleidooi herhaald bij de invoe-ring van de lager onderwijswet van 1901. De con-frontatie met de internationale minderheden-problematiek leidt ertoe dat hij in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog opnieuw probeert de Friese taalbeweging van een politiek program te voorzien. Hij wordt lid van een nieuwe loot aan de Friese taalbeweging, de radicale en socialisti-sche Jongfryske Mienskip. Op een demonstratieve bijeenkomst in Leeuwarden ten gunste van een hoogleraarpost Fries in Groningen (1920) houdt Troelstra een pleidooi om dit te verbinden met de plaats van het Fries in het lager en voortgezet onderwijs. Hij zal op de centrale betekenis van het Fries in het onderwijs telkens terugkomen, tot en met zijn artikel Fryslân en de ‘Ienheidssteat’ (1927)6.

Troelstra koppelt nationale minderheid en taalminderheid los van elkaar. Hij kent de ver-houdingen in Den Haag, waar toneel en zang in het Fries gezien werden als onderdeel van een ‘onverschoonbaar provincialisme’. Hij komt op tegen radicale Friese stromingen die pleiten voor een zelfstandig Friesland, maar beklemtoont dat de Friese beweging de politieke mogelijkheden om in Den Haag de positie van het Fries te ver-beteren, niet of nauwelijks heeft verkend. ‘Jim-me moatte fan dat kwasi-’nasjonale’ ôf ¬ dat stiet jimme op en dûr yn ‘e wei’, schrijft hij op

(3)

51 23 januari 1920 aan Selskip-voorzitter Van den

Burg7. En hij vervolgt: ‘De Fryske taalbiweging, yn ’e geast fan ‘e tiid op ‘e nij opset, op in stevige grounslach, mei in útfierber program, ûntdien fan alle healripens, mar tagelyk fol krêft en fjûr for syn saakdet te bifoarderjen njonken de saek fan ’e learstoel op him sels, stel ik my fan dizze byienkomste foar’. Fries is voor hem geen zaak van partijpolitiek; in alle politieke stromingen zijn medestanders van ‘ús Frysk stribjen’ te vin-den. Opnieuw beklemtoont hij het belang van het onderwijs; als dat goed geregeld is, zal dat lei-den tot versterking van de positie van het Fries en zullen andere consequenties vanzelf volgen.

Als de Jongfryske Mienskip het socialisme als politieke basis laat vallen, en de sociaal-democra-ten onder de Jong-Friezen zich verenigen tot het Sosiael Demokratysk Frysk Ferbân hebben ze Troelstra aan hun zijde. In de jaren dertig zal van-uit deze kring het materiaal worden aangedra-gen dat leidt tot een aanpassing van de lager-onderwijswet (1937). Dan wordt het mogelijk om het Fries onder de noemer ‘streektaal in le-vend gebruik’ in het onderwijs te gebruiken.

Tot de uitspraken van Stockholm behoorde ook de erkenning van de Joden als minderheid. In de jaren twintig zien we de buitengewone fi-guur dat Troelstra aanspreekpunt wordt voor de joods-zionistische beweging, terwijl vooraan-staande joodse sociaal-democraten als Polak zich daar verre van houden8. Deze joods-Friese coali-tie, belichaamd in en uitgedragen door de per-soon van Sam de Wolff9, zien we terugkeren bij de verdediging van het latere PvdA-kamerlid Fedde Schurer in de zogenaamde Kneppelfreed-affaire10. Schurer was in die tijd hoofdredacteur van de ‘Heerenveensche Koerier’. Aanleiding was de aanhoudende weerstand tegen het gebruik van het Fries in de rechtszaal en de weigering van een kantonrechter ‘officieel’, in zijn functie, Fries te verstaan. Het leverde hem een snoeihard, maar duidelijk hoofdredactioneel commentaar op van Schurer, die wegens belediging van de overheid voor de rechtbank werd gedaagd. Tij-dens het proces op 16 november 1951 ontstonden rellen die als ‘Kneppelfreed’ (knuppelvrijdag)

be-kend zijn geworden11. In hoger beroep was het mr. Abel Herzberg die Schurer verdedigde met een principieel betoog over de positie van de Friezen als minderheid en het recht van minder-heden om zichzelf te kunnen en mogen zijn. Kneppelfreed was ¬ zo bleek achteraf ¬ de op-maat voor een duurzame bemoeienis van de rijksoverheid met de Friese taalkwestie.

n e d e r l a n d e n h e t e u r o p e e s t a a l b e l e i d

Nederland heeft op 23 januari 1996 het Europese Handvest voor Regionale of Minderheidstalen geratificeerd. Het kent de status van minder-heidstaal toe aan het Fries, en de status van regio-nale taal aan het Nedersaksisch en het Lim-burgs.Voor het Fries zijn daarenboven 48 maat-regelen volgens deel III van het Handvest onder-schreven. Het Handvest is op 1 maart 1998 in werking getreden. In 1996 verscheen ook het rapport Euromosaic, the production and reproducti-on of the minority language groups in the European Union (Luxembourg, 1996). In dit overzichtsrap-port wordt een vergelijking gemaakt tussen de verschillende taalminderheden in Europa. De Friezen behoren met de Welshmen, de Basken en de Catalanen tot de grotere taalminderheden in Europa. Qua taalbeleid komt Friesland echter achteraanhobbelen. De positie van het Fries in het rechtsverkeer, in het onderwijs en in de me-dia laat zich vergelijken met de positie van het Iers in Ierland en het Gealic in Schotland, talen die minder gesproken worden, maar beter ver-ankerd zijn in de wetgeving en het onderwijs.

Na het in werking treden van het Europees Handvest heeft de regering een consultatief orgaan ingesteld dat haar adviseert over de im-plementatie van het Handvest. Voorzitter is de oud-staatssecretaris van binnenlandse zaken, D.Y.W. de Graaff-Nauta. Daarnaast heeft Neder-land de voormalige Europarlementariër Piet Dankert benoemd in een internationale com-missie van deskundigen die de implementatie van het Handvest in verschillende landen onder-zoekt. De commissie bezocht Nederland van

(4)

52

21 tot 25 februari 2000 en heeft intussen verslag gedaan van haar bevindingen. De commissie be-vestigde dat Nederland ten aanzien van het Fries in het onderwijs en in de media niet voldoet aan de normen van het Europees Handvest. Dit oor-deel is door de Raad van Europa overgenomen12.

Het grootste belang van het Europees Hand-vest is daarmee wel aangeduid: taalpolitiek is onderdeel geworden van een Europees beleid ten aanzien van taalminderheden. Het Handvest haalt het taalbeleid uit de vaak vastgelopen ver-houdingen tussen nationale overheid en taal-minderheid, maakt internationale vergelijking mogelijk en creëert een internationale norm hoe in het toekomstige Europa met taalminderheden om te gaan. Want wat is de status van het Deens, het Noors of het Nederlands binnen de straks vergrote Europese Unie?

Al sinds de Tweede Wereldoorlog wordt ge-sproken over de wenselijkheid om te komen tot erkenning van rechten van nationale en taalmin-derheden. Na een lange incubatieperiode, en ten-slotte nog bespoedigd door de val van het com-munisme in Oost-Europa, komt de Raad van Eu-ropa in de jaren negentig tot vaststelling van twee conventies: het ‘Handvest voor regionale of minderheidstalen’ (1992) en het ‘Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderhe-den’ (1995). Daarmee komen we op een bijko-mend internationaal motief: de aandacht voor de minderheden in de toekomstige lidstaten van de Unie uit Oost-Europa. Bij de behandeling van het Kaderverdrag inzake de bescherming van natio-nale minderheden in maart 2000 gaf de regering daar een eigen invulling aan door naast het Fries ook de positie van het Turks en Marokkaans te betrekken. De behandeling van het wetsvoorstel is daarvoor na bespreking in de Eerste Kamer op-geschort.

f r i e s e t a a l p o l i t i e k

Taalpolitiek kent in Fryslân (de officiële naam van de provincie per 1 januari 1997) een geschie-denis van meer dan 150 jaar. De ‘grondwet’ van de Friese taalpolitiek wordt gevormd door de

provinciale beleidsnota Fan Geunst nei Rjocht (1985). Uitgangspunt is gelijkwaardigheid en ge-lijkberechtiging van het Fries naast het Neder-lands. Het gaat om het goed recht om in het maatschappelijk verkeer in Fryslân Fries te ge-bruiken. Omdat het ¬ anders dan bij het Welsh en het Engels ¬ om twee verwante talen gaat, is gekozen voor het principe van de uitwisselbaar-heid van de talen, van tweetaliguitwisselbaar-heid. Dat ver-onderstelt de bereidheid over en weer elkaars taal op zijn minst passief te beheersen. Deze be-reidheid is er in vele gevallen. Per jaar geven zich

zo’n 1100 deelnemers op voor taalcursussen die door de gehele provincie gegeven worden. Twee-derde van de deelnemers zijn Nederlandstaligen die deze passieve kennis willen verwerven.

Maar de verdere implementatie bleek op pro-blemen te stuiten. De Nederlandse wetgever ver-zette zich tegen het Fries, wierp althans grote be-lemmeringen op. Het vergde een wijziging van de Algemene Wet bestuursrecht voordat Friesta-lige overheidsdocumenten gelegitimeerd waren. De Nederlandse wetgever heeft daarbij vooral moeite gedaan om de belangen van de Neder-landstaligen te beschermen. Deze wettelijke aan-passing heeft tien jaar gevergd. Dat geduld nodig is, blijkt nog meer voor de overname van Fries-talige plaatsnamen, waartoe in de jaren tachtig was besloten door een aantal gemeenten. Het voormalig staatsbedrijf der p t t , intussen los van politieke besluitvorming, maar belast met de doorgave van adressenbestanden aan vele

orga-Blijkbaar klopt de

stil-zwijgende

voor-onderstelling niet dat

met toenemende

opleidingsmogelijkheden

het Fries wel een zachte

dood zou sterven

(5)

53 nisaties, heeft het tot juni 2000 laten duren om

de veranderingen in het adressenbestand over te nemen. Eind 2001 is het na een lange aanlooptijd wettelijk mogelijk geworden notariële akten voor stichtingen en verenigingen in het Fries vast te stellen. Al in de jaren vijftig werd in Fryslân het belang onderkend van Friestalige televisie. Eerst in de jaren negentig was de Om-roepwet zodanig aangepast dat via de ingang van de regionale televisie dagelijks Friestalige tv-uitzendingen mogelijk zijn geworden. Intussen is Omrop Fryslân tv een der best bekeken regio-nale zenders, niet meer weg te denken bij evene-menten als Simmer 2000 of het hoogtepunt van het kaatsseizoen, de PC te Franeker.

s t a b i e l e t a a l v e r h o u d i n g e n

In het publieke en politieke leven is er in vijftig jaar een heleboel gebeurd. De Staten van Fryslân zijn tweetalig. De tijd ligt ver achter ons dat de Commissaris der Koningin in 1946 het PvdA-sta-tenlid Jan Piebenga het spreken in het Fries wil-de verbiewil-den. De Algemene Wet Bestuursrecht is aan de nieuwe situatie aangepast en Friestalige stukken kunnen thans met een wettelijke basis worden geproduceerd. In de rechtspraak zijn de voornaamste barrières weggenomen en in het basisonderwijs en de basisvorming heeft het Fries een bescheiden plaats gekregen.

Om een helder beeld te krijgen van het maat-schappelijk draagvlak voor het Fries, is taalsocio-logisch onderzoek telkens van groot belang ge-bleken. In 1980 verrichtte de Fryske Akademy, thans onderdeel van de k n a w , haar eerste grote onderzoek, resulterend in het rapport ‘Taal yn Fryslân’ (1984)13. Het onderzoek is in 1994 her-haald en de resultaten zijn door middel van een aantal publicaties publiek gemaakt14.

Belangrijkste uitkomst is de stabiliteit van de taalverhoudingen. Het verstaan van het Fries be-droeg in 1967 97 procent, in 1980 94 procent en in 1994 ook 94 procent. Het kunnen spreken liep tussen 1967 en 1980 terug van 85 procent naar 73 procent, maar stabiliseerde voor 1994 op 74 procent. Het kunnen lezen vertoont voor

1980 en 1994 geen verschil, nl. 65 procent, ter-wijl het percentage inwoners van Fryslân dat het Fries kan schrijven, opliep van 11 procent in 1980 tot 17 procent in 1994.

Het provinciaal bestuur reageerde op de da-ling in de jaren zeventig niet alleen met het rap-port ‘Fan Geunst nei Rjocht’. Al eerder, in 1980, was het Fries onderdeel geworden van het regu-liere programma van de basisschool. Uit het taal-onderzoek blijkt een brede acceptatie van zowel het Fries in de basisschool als van opname van het Fries in de basisvorming. 75 procent stemt met dit laatste in, terwijl 5 procent neutraal was en 20 procent tegen. Een rapport van de inspectie van het voortgezet onderwijs komt bij onder-zoek onder ouders op een percentage van 64 pro-cent vóór. Er is verder de duidelijke wens dat lo-ketfunctionarissen in Fryslân Fries zouden moe-ten kunnen spreken (63 procent).

Het onderzoek maakt verder duidelijk dat het Fries steeds minder een zaak is van uitsluitend het platteland. Plaatsen als Heerenveen en Drachten vertonen een forse toename van het percentage Friestaligen. Voor Heerenveen is dat gestegen van 49 procent naar 54 procent, voor Drachten van 51 procent naar 61 procent. In Leeuwarden tekende zich een zelfde ontwikke-ling af, een stijging van 28 procent naar 33 pro-cent. Interessant is dat Leeuwarden zich thans manifesteert als de culturele hoofdstad van een tweetalige provincie. Tenslotte blijkt een toegeno-men waardering voor het Fries in kerkelijk mi-lieu, de wereld waar vanouds de tale Kanaäns ge-bezigd werd. Dat geldt met name in Hervormde kring.

Deze ontwikkelingen weerspreken twee vooroordelen. Het eerste is, dat het Fries zo ge-bonden zou zijn aan het platteland en het agra-risch domein, dat het zich daarbuiten niet zou kunnen handhaven. Het tweede dat er in een steeds groter wordende wereld geen toekomst voor minderheidstalen zou zijn. Ondanks een bijna-monopolie van het Nederlands in het onderwijs, bij de overheid, bij de geschreven media en bij de omroepen, wijzen de cijfers voor het Fries niet in deze richting. Blijkbaar klopt de

(6)

54

stilzwijgende vooronderstelling niet dat met toe-nemende opleidingsmogelijkheden het Fries wel een zachte dood zou sterven. Dat heeft te maken met wat de dichter Douwe Tamminga ooit de ‘taaiheid van de taal’ noemde, de kracht van de taal die in verschillende domeinen (het gezin, het werk, het verenigingsleven) een belangrijke plaats heeft en de veelheid van op Friese leest ge-stoelde organisaties (toneelgezelschappen). Het is ook een product van de democratisering van de maatschappelijke verhoudingen en de actieve cultuur- en taalpolitiek van de Provincie.

Tot slot. Door bestuursafspraken tussen Rijk en Provincie is de taalpolitiek uit de sfeer van de incidentenpolitiek gehaald. De 48 bepalingen van het Europees Handvest die Nederland voor het Fries heeft ondertekend worden nu program-matisch uitgewerkt. Hoopgevend voor het tem-po daarvan, is overigens wel dat er internatio-naal, door de Raad van Europa, op de naleving wordt toegezien.

Noten

1 Vgl. P. Hemminga. Het beleid in-zake unieke regionale talen, Ljou-wert/Leeuwarden, 2000, p. 118 e.v.

2 Hemminga, p. 39.

3 Jos de Beus, Veerkracht en mis-noegen in de duurzame demo-cratie: de kernstaten sinds 1989, in: Jrb. voor het democratisch socia-lisme (21), Amsterdam, 2000, p. 43.

4 Manifest der neutrale delega-ties aan de socialisten der oor-logvoerende landen, opge-nomen in Mr.P.J. Troelstra, De Stockholmsche Conferentie, haar werk en beteekenis, Amster-dam/Rotterdam, 1917, p. 29-32. Een verslag van het ‘comité organisateur de la conférence socialiste internationale de Stockholm’ in het overzicht-werk ‘Stockholm’, Stockholm, 1918.

5 Troelstra gaat uitvoerig in op de studie van Bauer in zijn brochu-re ‘De Webrochu-reldoorlog en de soci-aal-democratie’, Amsterdam. 1915, p. 32 e.v.. In de Eerste Wereldoorlog pleit Bauer voor de opdeling van het Habsburgse rijk; vgl. de inleiding van Botto-more in: Tom BottoBotto-more &

Patrick Goode, Austro-marxism, Oxford, 1978, p. 32.

6 Vgl. de eerste twee hoofdstuk-ken van mijn tweetalige bundel Fryske taalpolityk, Boalsert, 1997, voorzien van een voorwoord van Paul Kalma.

7 ‘Jullie moeten af van dat kwasi-nationale ¬ dat staat jullie op den duur in de weg. De Friese taalbeweging, opgezet in de geest van de tijd, op een stevige grondslag, met een uitvoerbaar programma, ontdaan van alle halfrijpheid, maar tegelijk vol kracht en vuur voor zijn zaak ¬ dat te bevorderen naast de zaak van de leerstoel op zichzelf, stel ik mij van deze bijeenkomst voor’.

8 Evelien Gans, De kleine verschil-len die het leven uitmaken. Een historische studie naar joodse soci-aal-democraten en socialistisch-zionisten in Nederland, Amster-dam, 1999.

9 Vgl. Sam de Wolff, Voor het land van belofte, Nijmegen, 1978, p. 30-31. De Wolff grijpt terug op de studie van Otto Bauer. 10 Een recent overzicht geeft Peter

R. Boomsma, Kneppelfreed, ge-vecht om de taal met wapenstok en waterkanon, Franeker, 1998. Voor een historische

benade-ring hoe rechters in Friesland met het Fries omgingen: zie R.S. Wegener Sleeswijk en L. Older-sma, Rechterlijk Friesland 1811-1999, Hilversum/Leeuwarden, 1999, p. 18 e.v.

11 De demonstratieve protestver-gadering op 23 november 1951 had als leuze ‘Lyk rjocht foar elk, ek foar in lyts folk’ (gelijk recht voor iedereen, ook voor een klein volk). De leuze was een va-riant op de centrale leuze van de Friese Volkspartij, die mede door Domela Nieuwenhuis ten onder was gegaan.

12 Report of the Committee of Ex-perts to the Committee of Mi-nisters of the Council of Europe in accordance with Article 16 of the Charter, Strasbourg, 9 Fe-bruary 2001.

13 Vgl. mijn bespreking in S&D, ju-ni 1985, p. 211-213.

14 Durk Gorter en Reitze J. Jonk-man, Taal yn Fryslân op ‘e nij be-sjoen, Fryske Akademy, Ljou-wert, 1995; Reitze Jonkman, Wikselwurking tusken stêd en lân, fierdergeande taalheteroge-nisearring yn Fryslân, It Beaken, jrg 61, nr. _, 1999, p. 185-214; L.G. Jansma, Libbensskôging yn Fryslân, Fryske Akademy, Ljou-wert, 2000.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Air Conditioning Assessment Report Age-Sex-Race/Ethnicity Apparent Temperature Billion Climate Change Integrated Assessment Methodology for Cross-Sectoral Adaptation and

Door energiebesparende maatregelen toe te passen is het in de toekomst mogelijk om de kosten per vierkante meter te verlagen en eventueel tot een energieneutraal dorpshuis te

De algemene eindtermen worden opgesomd in bijlage (leerresultatenkaart). De kennis wordt verworven in theoretische lessen die elk jaar georganiseerd worden, met een minimum van

gedacht aan el(nviertal opties. Name- lijk: een vervroegde uittredingsrege- ling, een opkoopregeling, een structu- rele aanpak, en een inkomenstoesla- genregeling. Hoewel

By combining the findings from the literature study and the case study certain elements were identified as critical success factors of B2B portals enabling

Hoewel aan de hand van theoretisch kader en de ondervraagde Friezen verwacht werd dat de niet-Friezen een voornamelijk negatief beeld zouden hebben van de provincie, blijkt

De genetische analyse van deze gegevens liet zien dat het krijgen van SME deels erfelijk bepaald is: de aanleg voor SME bij Shetland pony’s en Friese paarden wordt voor ongeveer 20%

Ook al hebben veel werknemers in fase 5 het wel naar de zin, het open staan voor het langer door blijven werken wordt minder naarmate men ouder wordt; men kijkt inderdaad steeds