• No results found

De regeling der agrarische defensieschade

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De regeling der agrarische defensieschade"

Copied!
164
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE

REGELING DER AGRARISCHE

DEFENSIES CH ADE

(2)

STELLINGEN

i

D e vaststelling v a n vergoedingen v o o r in het algemeen belang aan landbouwbedrijven toegebrachte bedrijfsschaden dient volgens bepaalde, uniforme, werkwijzen te geschieden, uitgaande v a n vergelijking der be-t r o k k e n bedrijven m e be-t zooveel mogelijk overeenkomsbe-tige bedrijven.

II

W a n n e e r v a n de totale oppervlakte grasland c van een landbouwbe-drijf een bepaalde oppervlakte d aan het gebruik w o r d t onttrokken, kan h e t verband tusschen de theoretisch verwachte (evenredige) vermindering S van het bedrijfsoverschot en de werkelijke schade in het algemeen

d x

w o r d e n voorgesteld als Sí = S X (—) , waarin x omgekeerd evenredig c

is m e t de bedrijfsintensiviteit.

ín

H e t is wenschelijk, dat de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst zich meer dan t o t dusverre bezighoudt m e t de economische zijde v a n het bedrijfs-beheer, m e t n a m e m e t vraagstukken betreffende de rentabiliteit van de toepassing van resultaten der landbouwwetenschap.

IV

Bij h e t bepalen v a n de doelstellingen der economische l a n d b o u w v o o r -lichting m o e t naast h e t individueele o o k h e t nationale belang in aan-m e r k i n g w o r d e n genoaan-men.

V

Afwatering van de N i e u w Olzendepolder d o o r de polder Kruiningen is te verkiezen b o v e n die d o o r de Molenpolder en de Breede W a t e r i n g bewesten Yerseke.

(3)

VI

D e vraag of kiezelzuur een katalytische werking heeft bij de fosfaat-assimilatie k a n m e t zekerheid w o r d e n b e a n t w o o r d , indien h e t onderzoek v a n L e m m e r m a n n en W i e s z m a n n w o r d t herhaald m e t verticaal gescheiden toediening v a n kiezelzuur en fosfaat.

(Zeitschr. f. Pfl. E r n . u . D ü n g . A IV. 1925 pag. 303).

vn

D a t in de afgeloopen decenniën geen lupinose-epidemieè'n m e e r zijn ge-constateerd, m o e t w o r d e n toegeschreven aan m e e r zorgvuldige winning v a n h e t lupinevoeder.

V I I I

D e bedrijfsboekhouding dient niet alleen fiscale gegevens, d o c h o o k inzicht in de bedrijfsvoering te verschaffen.

rx

T e r bevordering v a n de aanplant v a n regionale, aan bodemgesteldheid en klimatologische omstandigheden aangepaste, fruitsortimenten is een meer nauwkeurige kennis v a n de bestaande aanplantingen noodzakelijk.

(4)

D E R E G E L I N G D E R

A G R A R I S C H E D E F E N S I E S C H A D E

C O R R I G E N D A .

O p blz. 98, regel 15 v a n onderen staat: intensieve. D i t m o e t zijn extensieve.

O p blz. 103, regel 14 v a n onderen staat: bedrijfs-overshot. D i t m o e t zijn: bedrijfsoverschot.

(5)

D i t proefschrift m e t stellingen v a n

A R Y W I L L E M G I J S B E R T K O P P E J A N , l a n d b o u w k u n d i g ingenieur, geboren te Goes den 24en Januari 1919, is goedgekeurd d o o r den p r o m o t o r ,

D r . Ir. G. M I N D E R H O U D , hoogleeraar in de landhuishoudkunde.

De Rector Magnificus der Landbowwhoogesckool, M E E S .

(6)

DE

REGELING DER AGRARISCHE

DEFENSIESCHADE

P R O E F S C H R I F T

TER VERKRIJGING V A N D E N GRAAD V A N

D O C T O R I N D E L A N D B O U W K U N D E

OP GEZAG V A N DEN RECTOR MAGNIFICUS Dr. W. C. MEES R.Azn., HOOGLEERAAR IN DE STAATHUISHOUDKUNDE, DE STATISTIEK E N HET NEDERLANDSCH AGRARISCH RECHT, TE VERDEDIGEN TEGEN DE BEDENKINGEN V A N EEN COMMISSIE UIT DEN SENAAT DER LAND-BOUWHOOGESCHOOL TE WAGENINGEN, OP

WOENSDAG 21 JULI 1943 TE 15 UUR. DOOR

A. W. G. KOPPEJAN

(7)

BIbMotheek

der

Lanabouwboogeschool

(8)
(9)
(10)

I N L E I D I N G

Ingevolge de desbetreffende wettelijke bepalingen m o e t v o o r goederen, waaraan ten behoeve v a n de militaire verdediging v a n h e t Koninkrijk der N e d e r l a n d e n schade is toegebracht, vergoeding w o r d e n gegeven.

N a Mei 1940 w e r d de afwikkeling dezer defensieschadezaken gecen-traliseerd en opgedragen aan de reeds vroeger in het leven geroepen Advies-Commissie-Vorderingen. Reeds na k o r t e tijd k o n w o r d e n gecon-stateerd, dat wanneer meerdere deskundigen m e t h e t uitvoeren v a n schat-tingen v o o r een bepaalde groep defensieschaden w a r e n belast, afhankelijk van h u n inzichten v o o r overeenkomstige schadegevallen soms t o t zeer ongelijke vergoedingen w e r d geadviseerd.

H e t bleek dus noodig v a n boven af nadere voorschriften te geven, ten einde de uit de verschillende opvattingen der deskundigen voortvloeiende moeilijkheden v o o r de uiteindelijke vaststelling der vergoedingen t e v o o r -k o m e n .

V o o r een aantal groepen van schadegevallen w e r d e n d o o r de Advies-Commissie-Vorderingen d a a r o m richtlijnen aangegeven en werkwijzen opgesteld, m e t behulp waarvan de factoren, welke bij de bepaling der schade in aanmerking m o e t e n w o r d e n genomen, o p uniforme wijze in rekening k u n n e n w o r d e n gebracht.

V o o r de schadegevallen v a n landbouwkundige aard w e r d daartoe o p h e t hoofdbureau v a n de Advies-Commissie-Vorderingen (later de Afdee-ling Defensieschade v a n h e t D e p a r t e m e n t v a n Financiën) een agrarische afdeeling ingesteld, waarvan ik m e d e deel u i t m a a k t e . N a verloop van tijd begonnen de w e r k z a a m h e d e n dezer afdeeling zich meer en m e e r te be-p e r k e n t o t controle o be-p de b i n n e n k o m e n d e schaderabe-pbe-porten. D a a r n a w e r d mij d o o r detacheering in h e t district VIII (Zeeland) en h e t district V (de Betuwe en h e t L a n d v a n Maas en "Waal) de gelegenheid geboden de richt-lijnen en werkwijzen aan de praktijk der schadegevallen te toetsen.

In deze studie is n u in de eerste plaats beschreven, welke m e t h o d e n d o o r de Afdeeling Defensieschade zijn gevolgd ter berekening van de vergoedingen v o o r agrarische defensieschade. D e werkwijzen, o m de opbrengst- en waardefactoren in land- en t u i n b o u w in een uniform rekeningsschema o n d e r te brengen, zijn daarbij h e t meest uitvoerig be-handeld.

V e r d e r is behandeld, w a a r o m en in hoeverre ik o p g r o n d van later opgedane practische ervaringen en inzichten van meening ben, dat de uitgegeven regelingen nog v o o r verbetering vatbaar zijn. V o o r deze ge-vallen is dan beschreven, d o o r welke wijzigingen en aanvullingen de be-staande bezwaren zouden k u n n e n w o r d e n opgeheven.

(11)

Tenslotte is aangegeven, h o e de ontwikkelde werkwijzen v a n n u t k u n -nen zijn bij andere, in vredestijd t e n e m e n maatregelen t e n aanzien v a n agrarische aangelegenheden.

H e t t o t stand k o m e n v a n dit proefschrift was slechts mogelijk d o o r ge-b r u i k te m a k e n v a n de, uiteraard niet t o t mijn persoonlijke ge-beschikking staande, resultaten v a n ambtshalve verrichte w e r k z a a m h e d e n .

I k moge d a a r o m , o o k o p deze plaats, aan h e t H o o f d v a n de Af deeling Defensieschade mijn hartelijke d a n k uitspreken v o o r de bereidwilligheid, "waarmede hij mij t o t h e t bezigen daarvan gemachtigd heeft.

(12)

H O O F D S T U K I

W E T T E N , B E S C H I K K I N G E N E N R I C H T L I J N E N

Bij de steeds toenemende oorlogsdreiging in Europa, ging de Regeering van h e t Koninkrijk der N e d e r l a n d e n vooral sedert h e t voorjaar van 1939, niet alleen over t o t h e t aanschaffen o p groote schaal v a n m o d e r n oorlogs-materieel, doch tevens t o t een zeer aanzienlijke uitbreiding v a n het aantal verdedigingswerken.

Tijdens de oorlog 1914—1918 werden o p betrekkelijk groote afstand van elkaar gelegen forten, gecombineerd m e t inundatiën, v o o r de ver-dediging van de vesting H o l l a n d voldoende geacht. O o k de inundatie-linie in de Geldersche Vallei, in de Betuwe voortgezet in de inundatie-linie D e Spees-Ochten, was slechts v a n enkele verdedigingswerken o p de meest vitale p u n t e n voorzien. Hetzelfde was m e t de kustverdediging het geval. In 1939 en 1940 w e r d echter h e t aantal p e r m a n e n t e verdedigingsw e r k e n zoodanig uitgebreid, dat v a n bepaalde meer of m i n d e r o n d e r -b r o k e n verdedigingslinie's k o n w o r d e n gesproken. I n enkele gevallen w e r d een v o l k o m e n linie geschapen, d o o r de p e r m a n e n t e verdedigings-w e r k e n op te n e m e n in een o n o n d e r b r o k e n reeks v a n aarden stellingen, deels in meerdere rijen achter elkaar over aanzienlijke diepte. D e G r e b b e -linie is hiervan wel h e t meest bekende voorbeeld.

D e actieve verdediging, zooals m e n de stellingbouw k a n noemen, heeft t o t taak de mogelijkheden te scheppen t o t h e t v e r o o r z a k e n v a n verliezen aan manschappen en materieel bij een naderende vijand. H a a r effect k a n aanmerkelijk v e r g r o o t w o r d e n d o o r de nadering v a n de vijand b i n n e n schotsafstand nog zooveel mogelijk te belemmeren. D a a r d o o r w o r d t h e t deze moeilijker (liefst onmogelijk) gemaakt, zijnerzijds aan de stelling-w e r k e n schade toe te brengen.

N a a s t de natuurlijke hinderpalen in de v o r m v a n onze rivieren en kanalen, k o n hiervoor vroeger m e t een stelsel v a n versperringen, mijnen-velden en h e t aloude Nederlandsche inundatiesysteem w o r d e n volstaan. D e luchtoorlog heeft de waarde v a n deze passieve verdediging als bescher-ming der stellingwerken aanzienlijk doen verminderen. O o k de beteeke-nis als opmarschbelemmering is, zij het in mindere m a t e , gedaald d o o r het optreden van pantserwagens en valschermtroepen. L u c h t - en pantser-wapens echter zijn zoowel in vervaardiging als gebruik aan zekere gren-zen gebonden en zullen, behoudens uitzonderingsgevallen, dus slechts naast en als ondersteuning der infanterie, cavalerie en artillerie w o r d e n gebezigd. A a n de instelling van een uitgebreide passieve verdediging m o e t dus nog steeds een g r o o t e beteekenis w o r d e n toegekend, temeer, daar zij de vijand n o o p t deze kostbare wapens o p veel grootere schaal te

(13)

b r u i k e n , d a n bij een verdedigingsstelsel z o n d e r o p m a r s c h b e l e m m e r i n g e n h e t geval z o u b e h o e v e n t e zijn.

Is de beteekenis v a n de actieve verdediging in even belangrijke m a t e afhankelijk v a n de qualiteit als v a n h e t aantal der opstellingen, wapens en m a n s c h a p p e n , die d e r passieve verdediging o p zichzelf bezien, is alleen evenredig m e t d e er d o o r in beslag g e n o m e n o p p e r v l a k t e en de qualiteit. Z o o is h e t t e v e r k l a r e n , d a t h i e r v o o r in t o t a a l veel g r o o t e r e o p p e r v l a k -t e n in gebruik zijn g e n o m e n d a n v o o r s-tellingbouw.

D e wijze, w a a r o p de Staat zich de beschikking o v e r de noodige t e r -reinen k a n verschaffen, is bij de w e t geregeld.

D e Grondwet zegt h i e r o m t r e n t het volgende:

Art, 159: „Waar in het algemeen belang eigendom door het openbaar gezag moet worden vernietigd of, hetzij voortdurend, hetzij tijdelijk, moet worden onbruikbaar gemaakt, geschiedt dit tegen schadeloosstelling, tenzij de wet het tegendeel bepaalt. Het gebruik van eigendom tot het voorbereiden en het stellen van militaire inun-datiën, wanneer dit wegens oorlog of oorlogsgevaar wordt gevorderd, wordt bij de wet geregeld."

Art. 194: „ . . . . d e inkwartieringen en het onderhoud van het krijgsvolk, de trans-porten en leverantiën van welken aard ook voor de legers of de verdedigingswerken van het Rijk gevorderd, kunnen niet dan volgens algemeene regels bij de wet te stellen en tegen schadeloosstelling ten laste van één of meer inwoners of gemeenten worden gebracht....".

Art. 195: „Ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid kan door of vanwege den Koning elk gedeelte van het grondgebied des Rijks in staat van oorlog of in staat van beleg verklaard worden. De wet bepaalt de wijze waarop en de gevallen waarin zulks geschieden kan en regelt de gevolgen."

Hierop zijn de volgende wetten gebaseerd:

Ie. Wet van 15 April 1896 (Staatsblad 71) op de Militaire Inundatiên.

Hierin komen onder meer de volgende artikelen voor:

Art. 5: „Wanneer door het voorbereiden of het stellen van militaire inundatiên in de vorige artikelen bedoeld, eigendommen worden beschadigd of aan de vrije beschik-kingen van rechthebbenden of huurders onttrokken, wordt aan hen, op hunne aan-vrage, de schade, welke daardoor mocht zijn geleden, vergoed, voor zoover die schade als het onmiddellijke en dadelijke gevolg van het voorbereiden of het stellen der inundatiên moet worden beschouwd, en voor zoover daarin niet door toepassing van het bepaalde in het tweede lid van artikel 4 is of wordt voorzien.

(Dit lid luidt: „De Minister van Defensie is bevoegd, voor rekening van den Staat, het gebruikte eigendom terug te brengen in den toestand, waarin het zich voor de ^gebruikneming bevond").

De hierbedoelde aanvrage moet aan den Minister van Defensie worden ingediend binnen een maand na de dagteekening van de in het vorige artikel bedoelde ken-nisgeving.

Door de hoogste militaire overheid ter plaatse aanwezig kan, bijaldien zulks wordt verlangd, op de schadeloosstelling voorschot worden verstrekt.

Art. 6: „Binnen twee maanden nadat de in artikel 5 vermelde aanvrage bij het Depar-tement van Defensie is ontvangen, biedt de Minister van Defensie aan den

(14)

hebbende een bepaalde som gelds aan ter vergoeding der geleden schade. Is binnen den gestelden termijn geen aanbod door den belanghebbende ontvangen, of acht hij de aangeboden schadeloosstelling niet voldoende, dan kan hij het geschil op de gewone wijze bij dagvaarding bij den burgerlijken rechter aanbrengen."

2e. Inkwartieringswet van 14 September 1866 (Staatsblad 138), sedert

gewijzigd.

In tijden van vrede geldt de volgende bepaling:

Art. 7: „Wanneer krijgsvolk ingekwartierd wordt, verschaft de burgemeester, des noodig, lokalen, geschikt tot het betrekken van wachten en tot berging van goederen, ammunitie uitgezonderd, alsmede geschikte terreinen tot het plaatsen van het mate-rieel der troepen. Zijn tot dat einde door hem kosten gemaakt, dan worden deze door het Rijk vergoed."

In geval van oorlog of oorlogsgevaar geldt behalve het voorgaande nog art. 33, volgens welk artikel in een in staat van oorlog of staat van beleg verkeerend gebied de militaire overheid machtiging verleend kan worden alle geraden voorkomende vorderingen ten behoeve van inkwartieringsaangelegenheden te doen.

Volgens art. 6 geeft het doen der verstrekkingen naar de voorschriften dezer wet recht op het ontvangen van schadeloosstelling.

3e. Wet op den Staat van Oorlog en van Beleg van 23 Mei 1899,

(Staatsblad 128), sedert gewijzigd.

Deze bevat onder meer de volgende artikelen:

Hoofdstuk II. Art. 15: „Het militair gezag is bevoegd alles te doen wegruimen wat aan de behoorlijke verdediging in den weg staat. Daarvoor wordt schadeloosstelling verleend, tenzij bij de wet anders is bepaald, of het tegendeel overeengekomen is." De restrictie „tenzij bij de wet anders is bepaald", doelt op gevallen, geregeld in de Kringenwet, waarin op perceelen, gelegen in de onmiddellijke nabijheid van bestaande verdedigingswerken, slechts op eigen risico werken mogen worden verricht, waarbij den rechthebbende bekend is, dat door hem bij wegruiming daarvan geenerlei schade-loosstelling kan worden gevorderd.

Art. 16: „Het militair gezag is bevoegd, wegen, terreinen en gebouwen, zoo noodig met de daarin aanwezige werktuigen, aan provinciën, gemeenten, waterschappen, veen-schappen, veenpolders of aan particulieren toebehoorende, in gebruik te nemen, wan-neer dit voor de uitoefening van den militairen dienst noodzakelijk is. Zoodra het ge-bruik niet meer noodig is, wordt het gege-bruikte eigendom door of vanwege onzen Minister van Oorlog weder ter beschikking van de rechthebbenden gesteld.

De wederbeschikbaarstelüng wordt door genoemden Minister ter algemeene kennis gebracht.

Voor het gebruik wordt schadeloosstelling verleend, tenzij het tegendeel overeen-gekomen is.

Onze Minister van Oorlog is verder bevoegd, voor rekening van den Staat, het ge-bruikte eigendom terug te brengen in den toestand waarin het zich vóór de ingebruik-neming bevond, bij de bepaling van het bedrag der schadeloosstelling wordt daarmede rekening gehouden."

Art. 17: „Tot het erlangen van schadeloosstelling, op grond van de artikelen 15 en 16, moet de belanghebbende eene aanvrage indienen aan Onzen Minister van Oorlog en zulks, voor zooveel betreft het geval, bedoeld in artikel 15, binnen eene maand nadat de staat van oorlog of de staat van beleg is opgeheven en in het geval van artikel 16,

(15)

binnen eene maand na de dagteekening van de in dat artikel bedoelde kennisgeving. Binnen twee maanden nadat die aanvrage bij het Departement van Oorlog is ontvangen, biedt Onze Minister van Oorlog aan den belanghebbende eene bepaalde som als scha-deloosstelling aan. Is binnen den gestelden termijn geen aanbod door den belanghebbende ontvangen of acht hij de aangeboden schadeloosstelling niet voldoende, dan kan hij het geschil op de gewone wijze bij den burgerlijken rechter aanbrengen. Door het militaire gezag kan, bijaldien zulks wordt verlangd, op de schadeloosstelling voorschot worden verstrekt."

V e r d e r is v o o r d i t o n d e r w e r p n o g de volgende w e t v a n belang:

4e.

Kringenwet van 21 December 1853 (Staatsblad 128).

Art. 29: „Alle gebouwen of getimmerten, alle afsluitingen, alle houtgewassen en alle hoopen en stapels, welke binnen de middelbare kringen van vestingwerken van eene der klassen gesteld, geplant of gelegd zijn of zullen worden, kunnen, zoodra het ves-tingwerk in staat van oorlog of van beleg is verklaard, zonder vorm van proces, op last van den militairen kommandant weggeruimd worden.

Schadevergoeding wordt gegeven voor de vernielde gebouwen, getimmerten, afsluitin-gen of houtgewassen, gesteld of geplant tijdens zulks niet was verboden. Geen schade-vergoeding wordt verleend voor zoover de vernielde gebouwen, getimmerten, afslui-tingen of houtgewassen zijn geplant tijdens dit alleen geoorloofd was onder voor-waarde, dat zij zonder schadevergoeding zouden kunnen worden opgeruimd, of het bouwen en planten onder andere voorwaarden, welke de verplichting tot vergoeding van schade uitsloten, heeft plaats gehad."

H e t beoefenen v a n land- en t u i n b o u w , v o o r zoover dit althans niet m e t houtgewassen geschiedt, is dus o o k binnen de middelbare kring v a n ves-tingwerken niet v e r b o d e n en beschadiging aan deze gewassen toegebracht, k o m t steeds v o o r vergoeding in aanmerking.

O p g r o n d v a n de vier bovengenoemde w e t t e n is h e t dus mogelijk, g r o n d e n t e n behoeve der landsverdediging in gebruik te nemen, doch slechts in de volgende gevallen en tegen schadeloosstelling:

a. in gebieden, welke i n staat v a n oorlog of staat v a n beleg zijn verklaard; b . t e n behoeve v a n h e t voorbereiden en stellen v a n inundatiën;

c. t e n behoeve v a n inkwartiering v a n t r o e p e n en materieel.

D e organisatie der grensverdediging in 1938 maakte het noodzakelijk te k o m e n t o t een wettelijke mogelijkheid o o k z o n d e r afkondiging v a n de staat v a n oorlog of de staat v a n beleg t o t h e t v o r d e r e n v a n goede-ren over t e k u n n e n gaan. Ingebruikneming volgens de w e t o p de staat v a n oorlog en staat v a n beleg eindigt namelijk automatisch bij de

ophef-fing v a n deze staat, hetgeen in dit geval ongewenscht was.

Hetzelfde gold i n n o g sterkere m a t e in 1939, toen o p groote schaal m e t de aanleg v a n verdedigingswerken v a n p e r m a n e n t e aard w e r d b e gonnen, alsmede v a n die v o o r de luchtverdediging r o n d d e g r o o t e b e -volkingscentra.

H i e r i n is voorzien d o o r d e Algemeene Vorderingswet 1938 van 30 September 1938 (Staatsblad 634), welke voor de tijd van 1 jaar werd

12

(16)

uitgevaardigd. In 1939 w e r d deze opgevolgd d o o r de Algemeene V o r d e -ringswet 1939 v a n 24 J u n i 1939 (Staatsblad 631), welke niet aan een bep e r k t e geldigheidsduur o n d e r w o r bep e n is en w a a r v a n de v o o r dit o n d e r -w e r p van belang zijnde artikelen verder uitge-werkt zijn. Deze hebben echter dezelfde strekking als die v a n de w e t v a n 1938.

Art. 2: „Onze Minister van Economische Zaken is bevoegd, zonder eenige formaliteit, met in achtneming van de regelen, bij deze wet gesteld, en in zooverre in afwijking van de Onteigeningswet en van wetten, krachtens welke ingebruikneming van goede-ren kan worden gevorderd, ten behoeve van de volkshuishouding of van de veiligheid van met-militaire personen of lichamen de ter beschikking stelling van goederen te vorderen of te doen vorderen.

Dezelfde bevoegdheid komt toe aan Onzen Minister van Defensie, in overleg met Onzen Minister van Economische Zaken ten behoeve van de landsverdediging. Vorderingen krachtens deze wet gedaan ten behoeve van de landsverdediging, hebben

voorrang boven zoodanige vorderingen ten behoeve van de volkshuishouding of van de veiligheid van niet-militaire personen of lichamen, ook al waren deze eerder gedaan".

Art. 3: „Voor de toepassing van deze wet worden onder goederen verstaan alle zaken, roerende zoowel als onroerende, lichamelijke zoowel als onlichamelijke, met uitzonde-ring van zeeschepen, welke gevorderd kunnen worden ingevolge de Zeeschepenvorde-ringswet 1939."

Art, 10:

lid 1. „Wanneer ingevolge een krachtens deze wet gedane vordering eenig goed in eigendom of in gebruik aan den Staat overgaat, stelt deze de belanghebbenden— te weten den eigenaar, de zakelijk gerechtigden en den huurder — voor zoover zij althans schade hebben geleden — schadeloos overeenkomstig regelen, bij algemeenen maat-regel van bestuur te stellen;

lid 2. De bedragen der schadeloosstelling worden, zoo mogelijk, in onderling overleg vastgesteld tusschen dengene, die de vordering doet en de in lid 1 genoemde belang-hebbenden; indien ten aanzien van de prijs van gevorderde goederen voorschriften zijn gegeven, als bedoeld in artikel 3 der Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939, moeten deze in acht worden genomen.

Art. 11:

lid 1. „Een belanghebbende, als bedoeld in artikel 10, lid 1, met wien geen overeen-stemming bereikt wordt, ontvangt van degene, die de vordering gedaan heeft, een door dezen onderteekend bewijs,

lid 2. Bedoelde belanghebbende kan zich bij ongezegeld verzoekschrift tot Onzen Minis-ter wenden teneinde het bedrag, waarop hij meent recht te hebben, van den Staat te vorderen; gelijke bevoegdheid komt toe aan een belanghebbende, als in artikel 10, lid 1, genoemd, die niet bij het in lid 2 van dat artikel bedoelde overleg is betrokken geweest, lid 3. Indien Onze betrokken Minister het van den Staat gevorderde bedrag betwist, wordt de schadeloosstelling in het hoogste ressort vastgesteld door commissiën, welke daartoe door ons worden ingesteld.

lid 4. Door Ons worden bij algemeenen maatregel van bestuur regelen gesteld over de samenstelling en benoeming, de werkwijze en de bevoegdheid dezer commissiën lid 7. De Staat der Nederlanden is aansprakelijk voor de overeenkomstig dit en het voorgaande artikel vastgestelde schadeloosstellingen."

I n deze w e t t e n is de bevoegdheid v a n de Staat t o t h e t v o r d e r e n v a n 13

(17)

terreinen o n d e r alle denkbare omstandigheden v o o r de genoemde doel-einden vastgelegd, alsmede de v o o r w a a r d e , dat dit, behoudens in enkele gevallen binnen de middelbare kring v a n een vestingwerk, steeds slechts tegen schadeloosstelling aan de rechthebbende(n) kan geschieden.

Blijkens de respectievelijke m e m o r i ë n v a n toelichting dient onder scha-de h e t volgenscha-de te w o r d e n verstaan:

1. Beschadiging v a n eigendom.

2. O n t t r e k k e n v a n eigendom aan de vrije beschikking van rechthebben-den en huurders, v o o r z o o v e r de schade in dezen een direct en dadelijk gevolg is v a n de getroffen maatregelen (voorbereiden of stellen v a n i n u n -datiën, stellingbouw e t c ) .

O n d e r rechthebbenden w o r d e n verstaan:

allen, die een zakelijk recht hebben, en onder h u u r d e r s :

zij, die een zaak g e h u u r d hebben in de zin v a n art. 1584 v a n h e t Bur-gerlijk W e t b o e k .

Behalve h u u r d e r s k u n n e n dus zij, die slechts d o o r een persoonlijke rechtsbetrekking bij een zaak b e t r o k k e n zijn, geen schadeloosstelling v o r -deren wegens o n t t r e k k i n g v a n die zaak aan h u n vrije beschikking. I n deze gevallen k a n de eigenaar, indien daartoe t e r m e n aanwezig zijn, aan-spraak o p schadeloosstelling m a k e n en o p deze k a n de derde partij de d o o r haar geleden schade verhalen, zoo zij d o o r haar persoonlijke rechts-betrekking t o t de eigenaar daarop aanspraak heeft.

D i t k a n zich bijv. v o o r d o e n , indien een perceel c u l t u u r g r o n d d o o r vergraving v o o r defensiedoeleinden in waarde is verminderd. D e eigenaar o n t v a n g t hiervoor schadeloosstelling. D e eventueele pachter v a n dit p e r ceel k a n dan tegenover de eigenaar aanspraak m a k e n o p p a c h t v e r m i n -dering, voorzoover de d o o r h e m (de pachter) geleden schade niet w o r d t gedekt d o o r een bedrijfsschadevergoeding.

Beschadiging v a n eigendom zal in den vervolge als kapitaalschade w o r -den aangeduid v o o r zoover de b e t r o k k e n zaak als kapitaalgoed aange-m e r k t k a n w o r d e n . D e directe en dadelijke gevolgen v a n deze bescha-diging en v a n h e t o n t t r e k k e n v a n eigendom aan de vrije beschikking v a n rechthebbenden en h u u r d e r s k u n n e n daartegenover als bedrijfsschade w o r d e n aangeduid, v o o r zoover h e t b e t r o k k e n eigendom als bedrijfsmid-del of als bedrijfsproduct is aan te m e r k e n . U i t e r a a r d k u n n e n beide samen-gaan, indien een eigendom èn als kapitaalgoed èn als bedrijfsmiddel k a n w o r d e n beschouwd.

H e t vaststellen der schadeloosstellingen werd verder o p de volgende wijze geregeld. Bij Legerorder 1939 n o . 494 (Ministerieele beschikking v a n 13 O c t o b e r 1939, Ilde Afd. B, n r . 189) w e r d als algemeen lichaam de Advies-Commissie-Vorderingen ingesteld, welke t o t taak h a d d o o r h a a r werkzaamheden zooveel mogelijk te waarborgen, dat „vorderingen en

(18)

aanschaffingen ten behoeve v a n de w e e r m a c h t o p doelmatige wijze, m e t inachtneming v a n alle daarbij in aanmerking k o m e n d e belangen, plaats h e b b e n " . V e r d e r w e r d bepaald, d a t de Commissie t o t dit doel z o u hebben rekening te h o u d e n m e t de belangen v a n

1. de landsverdediging 2. 's Rijks schatkist

3. alle burgers, dus h e t burgerlijk leven.

U i t de beide laatste p u n t e n volgt, dat het vaststellen v a n schadeloos-stellingen zoodanig dient te geschieden, dat n o c h de Staat, n o c h de schade-gerechtigden hieruit eenig voordeel genieten.

D e vergoeding v o o r kapitaalschade m o e t dus de werkelijke waarde-daling van h e t beschadigde goed compenseeren en w o r d t d a a r o m bepaald als h e t verschil v a n waardetaxaties v ó ó r en na de beschadiging^ waarbij hejypnjsjgeil bp~9 Mei Ï94Ö aTsHtnaatstaf dient te w o r d e n genomen. I n tegenstelling t o t hetgeen bijvoorbeeld bij de molestverzekering h e t geval is, w o r d t hier niet m e t de vervangingswaarde gerekend, daar de schade-gerechtigde dan „nieuw v o o r o u d " z o u krijgen en dus in h e t algemeen in zekere m a t e bevoordeeld z o u w o r d e n .

D e vergoeding v o o r bedrijfsschade dient de daling der n e t t o bedrijfs-resultaten te compenseeren, v o o r zoover deze h e t „directe en dadelijke" gevolg is v a n beschadiging of van o n t t r e k k i n g aan de vrije beschikking van bedrijfsmiddelen en -producten.

V o o r agrarische defensieschaden m o e t hierbij in de eerste plaats w o r -den gedacht aan de grond, die zoowel in waarde verminderd, als v o o r zekere tijd o n - of m i n d e r productief k a n zijn; verder aan vee, fruit-aanplanting en andere bedrijfsmiddelen, welker waarde en productiever-m o g e n geheel of gedeeltelijk verloren k u n a e n gaan en tenslotte aan als bedrijfsmiddel of bedrijfsproduct in v o o r r a a d of te velde aanwezige p r o ducten, die in waarde k u n n e n verminderen f>i deze waarde geheel k u n -n e -n verlieze-n. ,

T e n e i n d e de wijze v a n uitvoering van h a a r taak nader te regelen, w e r d d o o r de Advies^-Commissie-Vorderingen een vergadering belegd m e t de hoofden van enkele afdeelingen v a n het D e p a r t e m e n t van Defensie en de bevelhebbers der regionale legerafdeelingen.

Hierbij bleek, dat verschillende c o m m a n d a n t e n reeds commissies h a d -den ingesteld, die bij het verzamelen van de gegevens betreffende gevor-derde goederen, noodig v o o r h e t vaststellen der schadeloosstellingen, v a n advies dienden of hiermede belast waren.

Deze commissies v a t t e n h u n taak, gezien de resultaten, n a a r het o o r -deel der Advies-Commissie-Vorderingen m e t groote nauwgezetheid en doelmatigheid o p . T o c h k w a m naar voren, d a t zich een gebrek voordeed, namelijk dat aan geUjkvormigheid in werkwijze, voortspruitende uit h e t 15

(19)

verschil in de instructies, welke zij van de b e t r o k k e n c o m m a n d a n t e n h a d d e n ontvangen.

O m dit bezwaar op te heffen, w e r d besloten al hetgeen t o t die tijd verricht was, te coördineeren. D a a r t o e w e r d e n in overleg m e t de Minister v a n Defensie nieuwe commissies opgericht, waarin, v o o r zoover mogelijk, de leden der reeds bestaande commisies w e r d e n overgenomen. Deze commissies k w a m e n onder de Advies-Commissie-Vorderingen t e ressor-teeren.

D e nieuwe commissies kregen drie verschillende o p d r a c h t e n te vervul-len. T e n eerste h e t vaststellen v a n zoodanige gegevens o v e r de onroerende goederen, weggeruimd of ingebruik g e n o m e n o p g r o n d v a n art. 15 en 16 v a n de wet Staat van O o r l o g en Beleg, dat de afwikkeling der aanvragen t o t schadevergoeding, welke eerst na h e t einde der ingebruikneming plaats heeft, dan z o o snel mogelijk k a n geschieden. Tevens dienden gegevens verzameld te w o r d e n betreffende de wenschelijkheid o p de schade eenig v o o r s c h o t te doen verstrekken.

T e n tweede h e t vaststellen v a n overeenkomstige gegevens v o o r onroe-rende goederen, ingebruik genomen o p g r o n d v a n de Inundatiewet. Tenslotte k o n d e n deze commissies ingeschakeld w o r d e n , teneinde advies uit te brengen over de vraag, of h e t gewenscht was, o p g r o n d v a n finan-cieel-economische overwegingen, gronden, welke in gebruik zijn genomen, in eigendom te v o r d e r e n .

Al deze gegevens dienden aan de Advies-Commissie-Vorderingen als centraal lichaam in dezen te w o r d e n toegezonden en zouden d o o r haar aan de h a n d v a n vaste richtlijnen nader w o r d e n bezien.

O p deze wijze w e r d de zekerheid geschapen, dat de adviezen betreffen-de h e t bedrag betreffen-der schabetreffen-deloossteËing, welke betreffen-de Minister o p grond van betreffen-de verzamelde gegevens w o r d e n voorgelegd, aan de h a n d v a n gelijke begin-selen zijn opgemaakt. D e gewenschte uniformiteit zou in eerste instantie b e v o r d e r d w o r d e n d o o r v o o r de werkwijze der nieuw o p te richten commissies richtlijnen vast te stellen en d o o r geregeld onderlinge bespre-kingen t e h o u d e n .

D e hier ontwikkelde regeling is vastgelegd in Legerorder 1940 n o . 2, Ministerieele beschikking van 3 Januari 1940, Iste Afd. n r . 66. H i e r i n w e r d nog nader gestipuleerd, dat de c o m m a n d a n t e n der legeronderdeelen, aan wie bij deze legerorder een schadecommissie was toegevoegd, bevoegd w a r e n „ v o o r zooveel dit v o o r een behoorlijke afdoening der w e r k z a a m -heden noodig is, ondercommissies in te stellen, en aan de schadecommissie in h u n gebied v o o r bepaalde gevallen deskundigen t o e te voegen."

G e n o e m d e legerorder w e r d in een rondschrijven aan de nieuw ingestelde commissies toegelicht, waarbij naar v o r e n werd gebracht, dat m e t opzet nog geen n o r m e n v o o r h e t bepalen der schadeloosstelling waren vastge-16

(20)

legd, terwijl o o k slechts voorschriften w e r d e n gegeven betreffende d e indiening der rapporten. D e inrichting, resp. samenstelling der rapporten was dus n o g vrijgelaten, m e t de bedoeling, u i t de ervaringen m e t de i n te dienen r a p p o r t e n en u i t de aanwijzingen, verkregen door h e t o n d e r h o u d e n van een regelmatig contact, o o k o p deze p u n t e n een nadere regeling t o t stand t e brengen.

M e t de instelling dezer commissies was dus de eerste stap gedaan o p de weg naar een uniforme regeling v a n de schade, d o o r defensiemaatregelen toegebracht. D i t gold echter alleen v o o r goederen, weggeruimd, in gebruik genomen, of gevorderd volgens a r t . 15 en 16 v a n de W e t Staat v a n Oorlog en Beleg en art. 2 v a n de Inundatiewet.

V o o r goederen, gevorderd volgens de Algemeene Vorderingswetten 1938 en 1939 w o r d t o p g r o n d v a n deze w e t t e n de schadeloosstelling geheel in onderling overleg tusschen degene, die de vordering doet en de b e -l a n g h e b b e n d e ^ ) vastgeste-ld. D e commissies ex artike-l 11 v a n de A-lge- Alge-meene Vorderingswet zijn slechts belast m e t h e t vaststellen der schade-loosstellingen in hoogste ressort, indien onderling geen overeenstemming bereikt is k u n n e n w o r d e n . H e t is dus ongewenscht deze commissies mede te laten adviseeren bij h e t onderling overleg, daar zij d a n bij een latere behandeling v a n geschillen niet vrij meer zouden staan.

Daar de schadeloosstelling niet d o o r de Minister w o r d t vastgesteld en deze dus o o k niet v a n advies gediend behoeft t e w o r d e n , is de taak der nieuwe commissies in deze gevallen b e p e r k t t o t h e t derde deel v a n h u n o p d r a c h t : beoordeeling v a n h e t financieel-economisch v e r a n t w o o r d zijn v a n vordering in eigendom.

Betrekkelijk k o r t e tijd nadat de commissies o p volle activiteit gekomen waren, b r a k de oorlog uit, waarna door d e demobilisatie v a n h e t Leger d e situatie geheel veranderde. I n de eerste plaats hielden de schadecommissies, wier leden grootendeels officieren waren (de burgerleden waren v e r in d e minderheid), practisch o p t e bestaan. Verder w e r d h e t overleg, bedoeld i n art. 8 lid 2 v a n de Algemeene Vorderingswet 1938 en a r t . 10 lid 2 v a n de Algemeene Vorderingswet 1939, in de meeste gevallen onmogelijk.

H e t was dus noodzakelijk v o o r de afwikkeling der defensieschadezaken een andere regeling u i t t e geven, hetgeen geschiedde bij Beschikking v a n h e t W a a r n e m e n d H o o f d v a n h e t D e p a r t e m e n t v a n Defensie v a n 12 J u n i 1940 n o . 1 (Nederlandsche Staatscourant 13 Juni n o . 113), waarbij tevens d e Legerorder 1940 n o . 2 w e r d ingetrokken. D e schadecommissies hielden hierdoor o p te bestaan en in h u n plaats w e r d een achttal Schadecom-missarissen benoemd.

D a a r deze beschikking de basis v o r m t v a n de defensieschaderegeling zooals deze thans t o t stand is gekomen, volgt zij hier i n haar geheel:

(21)

Beschikking van het Waarnemend Hoofd van het Departement van Defensie van 12 Juni 1940, Bureau Secretaris-Generaal, No. 1.

Afwikkeling van Defensie-schadezaken. (Wet Staat van Oorlog en Beleg; Imindatiewet; Algemeene Vorderingswet 1938—1939).

I.

(1.) Ten behoeve van de landsverdediging resp. de uitoefening van den militairen dienst hebben met toepassing van artikel 15 der wet Staat Oorlog en Beleg (wet 23 Mei 1899 Staatsblad 128) — W. O. B. — wegruimingen plaats gehad, en zijn met toepas-sing van artikel 16 W. O. B., artikel 2 der wet Militaire Inundatiën (wet 15 April 1896 Staatsblad 71) — I. W. — en — in sommige streken — met toepassing van de Alge-meene Vorderingswet-1938, resp. 1939 — A. V. W.-1938—1939 — onroerende goederen in gebruik genomen.

(2.) In de tegenwoordige omstandigheden zal in vele gevallen het gebruik voor het beoogde doel niet meer noodig zijn. De gebruikte eigendommen dienen derhalve weder-om ter beschikking van de rechthebbenden te worden gesteld. Omtrent het tijdstip van

f deze officiëele weder-ter-beschikking-stelling en de formaliteiten, welke daarbij moeten

worden in acht genomen, volgen afzonderlijke aanwijzingen. Inmiddels kan reeds dade-lijk aan de belanghebbenden het feitedade-lijk gebruik van de eigendommen worden gelaten, voor zooveel de werkzaamheden tot het opnemen en vaststellen der schade dit toela-ten, en uiteraard met inachtneming van de voorschriftoela-ten, welke ten aanzien van dit gebruik zijn of nog mochten worden gegeven.

(3.) Hetgeen is weggeruimd dient — voor zooveel dit nog niet is geschied — ten spoe-digste te worden beschreven, met vermelding van het gebruik, dat de belanghebbende vóór de wegruiming van het goed maakte en van de geschatte waarde daarvan.

II.

(1.) Schadeloosstelling ter zake van handelingen van het Nederlandsche militaire gezag, als onder I bedoeld, zal als regel — volgens het beginsel, neergelegd in artikel 16 lid B W. O. B. en artikel 4 lid 2 I. W. — worden gegeven in natura, in dier voege, dat het herstel ter zake van gebruikte of weggeruimde eigendommen geschiedt in het kader van een herstelplan voor de streek, waarin die eigendommen zijn resp. waren gelegen. (2.) Boven de schadeloosstelling, als onder II (1) bedoeld, kan — voor zooveel daartoe aanleiding bestaat — een geldelijke vergoeding worden gegeven, terwijl, voor zooveel in het kader van een herstel-plan een rechhebbende op schadeloosstelling meer in na-tura krijgt toegewezen, dan waarop hij aanspraak heeft, aan hem verplichtingen kun-nen worden opgelegd. Toewijzing in natura heeft aan een belanghebbende eerst plaats na afgifte van een verklaring, dat hij ten volle bevredigd is in alle aanspraken, welkfe-hij krachtens wettelijk voorschrift mocht kunnen doen gelden.

(3.) Aan hypotheekhouders op goederen, waarover in het belang der landsverdediging is beschikt, zal — in zooverre met uitbreiding van het bepaalde in L. O. 1940 Nr. 71 — ook mededeeling worden gedaan, wanneer de schadeloosstelling niet of niet geheel in geld, maar geheel of gedeeltelijk in natura zal geschieden.

(4). Bij het ontwerpen van een herstelplan voor een bepaalde streek zal kMnnen blij-ken, dat ook met betrekking tot goederen, waaraan schade is geleden niet door maat-regelen van het Nederlandsche militaire gezag krachtens de W. O. B. resp. I. W., maar rechtstreeks door oorlogsgeweld, voorzieningen moeten worden beraamd. In die geval-len zulgeval-len ook deze voorzieningen in het plan worden opgenomen, terwijl over de vraag, of en in hoeverre aan den getroffene tegemoetkoming ter zake zal worden ver-leend, door de bevoegde instantie zal worden beslist, wanneer de Commissie, die is

(22)

aangewezen om het vraagstuk der oorlogsgeweldschade in zijn geheel te bezien, van haar gevoelen zal hebben doen blijken.

ra.

(1). Alle aanspraken op schadeloosstelling ter zake van handelingen van het Neder-landsche militaire gezag, als onder I bedoeld, (nader aan te duiden als: defensie-schade-zaken) worden onderzocht door de Advies-Commissie-Vorderingen L. O. 1939 — Nr. 484, (A. C V.), Alexandérstraat 15 Den Haag.

(2). Verzoekschriften om schadeloosstelling, als onder I bedoeld, worden bij de Com-missie ingezonden. Reeds bij het Departement van Defensie of de ComCom-missie ingediende verzoeken behoeven niet te worden herhaald.

(3). De A. C. V. stelt de bij haar inkomende verzoekschriften in handen van deri vol-gens de hierna onder IV vastgestelde indeeling betrokken districts-schade-commissaris. (4). De Schade-Commissaris verzamelt de gegevens, welke van belang kunnen zijn voor de afwikkeling van alle defensie-schade-zaken in zijn district derhalve ook in die, waarin hem door de A. C. V. geen verzoekschriften zijn toegezonden. Hij verricht zijn taak, met name wat betreft het voorbereiden van een voorstel tot schadeloosstelling, in voortdurend overleg, in de eerste plaats met de organen van den dienst van den Regee-ringscommissaris voor den landbouw (Ir. S. L. Louwes), alsmede met andere organen, instellingen of personen, welke alle hem door A. C. V. zullen worden aangewezen. (5). Alleen in de zaken, welke naar het oordeel van den Schade-Commissaris — na ge-pleegd overleg als onder IQ (4) bedoeld — voor dadelijke afdoening door betaling van een schadeloosstelling in geld in aanmerking komen, dient de Schade-Commissaris, aanstonds nadat zijn onderzoek is afgesloten, een rapport in bij de A. C V., vergezeld van een voorstel omtrent de afdoening. In alle overige zaken wordt een voorstel tot afwikkeling opgenomen in verzamelrapporten, berustende op ontwerp-herstelplannen. Deze verzamelrapporten worden door den Schade-Commissaris bij de A. C. V. inge>-diend.

(6). In de zaken, waarin bij de A. C. V. een voorstel van den Schade-Comissaris tot afdoening door betaling van een schadeloosstelling in geld is ingekomen, bereidt de A. C. V. zoo spoedig mogelijk een beslissing voor door indiening van een voorstel bij het waarnemend hoofd van het Departement van Defensie. In de zaken, waarin de af-wikkeling is opgenomen in een verzamelrapport, berustende op een ontwerp-herstelplan, geschiedt de vaststelling van de schadeloosstelling door het waarnemend hoofd van het Departement van Defensie na goedkeuring van het herstelplan door den Regeerings-Commissaris voor den Wederopbouw (Dr. Ir. J. A. Ringers). De A. C. V. bereidt de mededeelingen voor, welke ter zake door het waarnemend hoofd van het Departement van Defensie aan de belanghebbenden zullen worden gedaan.

(7). Voorzoover in verband met het gestelde onder II (4) in een herstelplan ook voor-zieningen met betrekking tot oorlogsgeweldschade zijn opgenomen, wordt ter zake van dit plan de Commissie-Oorlogsschade (Voorzitter Ir. W. H. van Leeuwen), gehoord.

(8). Voorzoover het onderzoek van den Schade-Commissaris betrekking heeft op eigendommen, waarover de beschikking verkregen is met toepassing van de A. V. W.-1938—1939 (vgl. I (1)), wordt de Schade-Commissaris aangewezen tot het voeren van het overleg, als bedoeld in artikel 8 lid 2 der A. V. W.-1938, resp, artikel 10 lid 2 der A. V. W.-1939, c.q. wanneer overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 lid 2 der A, V W.-1939 een belanghebbende tot den Minister van Defensie een verzoekschrift heeft gericht ten einde het bedrag, waarop hij recht meent te hebben, van den Staat te vorderen, tot het uitbrengen van advies over dezen eisch. Het resultaat van

(23)

doeld overleg, dat slechts gericht mag zijn op het verkrijgen van een voorloopige over-eenstemming, met voorbehoud van hoogere goedkeuring, alsmede vorenbedoeld advies worden opgenomen in het rapport van den Schade-Commissaris aan de A. C. V., waar-omtrent overigens het bepaalde onder Dl (5) van toepassing is.

(9). Nadere voorschriften voor den Schade-Commissaris, ter bevordering van een juiste uitoefening van zijn taak, overeenkomstig de in deze beschikking vervatte rege-len, en van een vlotte en doelmatige afdoening van defensie-schadezaken, kunnen door de A. C. V. worden gegeven. De A. C. V. doet van deze voorschriften mededeeling) aan het waarnemend hoofd van het Departement van Defensie, alsmede aan de organen, welken zulks aangaat.

rv.

(1). Met gelijktijdige intrekking van de beschikkingen van den Minister van Defensie van 3 Januari 1940 Ie Aid. N o . 66 (L. O. 1940 Nr. 2) en van 17 Januari 1940 Ie Afd. Nr. 28 (L. O. 1940 Nr. 33), wordt in elk geval der na te noemen districten, met ingang van 15 Juni 1940 een Schade-Commisaris aangesteld, die geheel ter beschikking staat van den Voorzitter der A. C. V.

De districten omvatten, voor zoover door den Voorzitter der A. C. V. niet anders zal worden bepaald:

I. Friesland en Noord-Holland, behalve dat gedeelte van laatstgenoemde provincie dat behoort tot het gebied van het Oostfront van de Vesting Holland;

II. Het gebied van het Oostfront van de Vesting Holland, benoorden de Lek; lil. Het gebied van het Oostfront van de Vesting HoEand, bezuiden de Lek; IV. Het gebied van de Grebbelinie;

V. De Betuwe en het Land van Maas en Waal;

VI. Limburg en Noord-Brabant, behalve dat gedeelte van laatstgenoemde provin-cie, dat behoort tot het gebied van het Zuidfront van de Vesting Holland; Vu. Het gebied van het Zuidfront van de Vesting Holland (Zuid-Hollandsche

eilan-den en West-Brabant); alsmede het gedeelte van de provincie Zuid-Holland, behoorende tot het gebied van het Westfront van de Vesting Holland; Vul. Zeeland.

(2). Bij afzonderlijke beschikking zullen de namen der tot Schade-Commissaris benoem-den alsmede hun standplaatsen bekend worbenoem-den gemaakt. Daarin kunnen tevens rege-len worden gesteld omtrent eventueele vervanging der Schade-Commissarissen en om-trent aan hen voor bijzondere taken toe te voegen deskundige hulpkrachten en even-" tueel aan dezen uit te keeren vergoeding.

(3). Wanneer defensie-schade-zaken in behandeling moeten komen in gebieden, welke niet tot een der onder IV (1) vermelde districten behooren, kan de A. C. V. den Schade-Commissaris aanwijzen, die met de behandeling van deze zaken wordt belast. De in deze beschikking gestelde regelen vinden ook op de behandeling van deze aaken, voor zooveel noodig, toepassing.

E e n zeer belangrijke uitbreiding v a n de taak v a n de Schadecommissaris tegenover die v a n de Schadecommissie L . O . 1940 n o . 2, k o m t v o o r t uit art. III, lid 8 v a n deze beschikking. Volgens dit artikel is de Schadecom-missaris m e d e belast m e t h e t voeren v a n overleg, c.q. h e t uitbrengen v a n advies inzake de schadeloosstellingen v o o r goederen, waarover de beschikking is verkregen m e t behulp der Algemeene Vorderingswetten

1938—1939. 20

(24)

H i e r m e d e is h e t ideaal v a n uniforme afwikkeling v a n de defensieschaden ten naasten bij bereikt, temeer daar de Advies-Commissie-Vorderingen h e t centrale lichaam is gebleven en bevoegd is aan de Schadecommissarissen h i e r o m t r e n t voorschriften te geven.

Alleen de vorderingen ingevolge art. 7 v a n de Inkwartieringswet vallen nog buiten de bemoeiingen v a n de Schadecommissaris. D a a r de terreinen, v o o r inkwartiering gevorderd, in aantal slechts v a n zeer ondergeschikt belang zijn, zullen deze in den vervolge buiten beschouwing gelaten w o r -den, temeer daar de m e t de regeling dezer zaken belaste C o n t r o l e u r s Inkwartieringswet zich in vele gevallen t o t de Schadecommissaris w e n d e n o m advies.

Bij beschikking v a n h e t H o o f d v a n het Afwikkelingsbureau v a n h e t D e p a r t e m e n t van Defensie v a n 25 J u n i 1940 w e r d onder meer nog nader bepaald, dat de V o o r z i t t e r der Advies-Commissie-Vorderingen aan een Schadecommissaris op diens verzoek deskundige h u l p k r a c h t e n k a n t o e -voegen.

D e samenwerking tusschen de officieren van de Regelingsbureaux der Genie en de Schadecommissarissen w e r d als volgt geregeld:

1. „De Genieofficieren zullen perceelsgewijze gegevens verzamelen en in kaart brengen, betreffende geïnundeerde landen, wegruimingen en ingebruiknemingen van gronden, onder nauwkeurige aanduiding van de daarop aangebrachte verdedigingswerken en andere schadeveroorzakende militaire maatregelen. Al deze gegevens zullen, telkens wanneer dit door hen gevraagd wordt, ter beschikking gesteld worden van de betrok-ken Schadecommissarissen voor de behandeling van de betreffende defensieschadezabetrok-ken op al deze perceelen.

2. Daarnaast zullen meer genoemde Genieofficieren de Schadecommissarissen op hun aanvragen assisteeren bij de taxatie' en het bepalen van de juiste wijze van vergoeding van schade op technisch gebied.

Bij de behandeling v a n een schadegeval is de gang v a n zaken dus deze, dat, v o o r zoover deze nog niet vastgesteld waren, de Schadecommissaris van de Genieofficier in h e t b e t r o k k e n district gegevens verkrijgt o m t r e n t de beschadigde oppervlakte, de d u u r en de aard der beschadiging, alsmede een advies betreffende de vergoeding v o o r technische schaden. D e Schade-commissaris k a n zich d a n bepalen t o t het nagaan der verstrekte gegevens en zijn taak bestaat, wanneer hij zich m e t deze gegevens k a n vereenigen, in h e t vaststellen der vergoedingen v o o r agrarische schaden, zij h e t dan, dat dit begrip in de meest r u i m e zin m o e t w o r d e n opgevat. E e n zeer uitgebreide landbouwkundige kennis van bij uitstek practische aard is dus v o o r een behoorlijke vervulling van h e t schadecommissariaat n o o d -zakelijk.

Naast landbouwkundige kennis is echter o o k een zekere m a t e v a n juridisch inzicht vereischt, teneinde de soms zeer samengestelde schade-gevallen in h u n juiste geledingen te splitsen en te beoordeelen. D e samen-21

(25)

werking m e t de Geniedienst beteekent v o o r de Schadecommissaris een aanmerkelijke vereenvoudiging van zijn taak, welke mede als uiterst wenschelijk gevolg heeft, dat bij de keuze v a n v o o r deze functie geschikte personen geen twee evenzwaar wegende eischen n m l . l a n d b o u w k u n d i g e èn technische kennis gesteld behoeven te w o r d e n .

D e b o v e n o m s c h r e v e n organisatie bleef ongewijzigd bestaan, t o e n bij de opheffing v a n h e t D e p a r t e m e n t van Defensie de Advies-Commissie-Vor-deringen m e t ingang v a n 1 Juli 1941 onder h e t D e p a r t e m e n t v a n Financiën k w a m te ressorteeren als de Afdeeling Defensieschade van dit D e p a r -t e m e n -t , waarbij m e -t de leiding der adminis-tra-tie een Algemeen Gemach-tigde v o o r de Oorlogs- en Defensieschaden w e r d belast.

Bij besluit v a n de Secretaris-Generaal v a n h e t D e p a r t e m e n t v a n Fi-nanciën v a n 8 O c t o b e r 1941, n o . 207, w e r d nog bepaald, dat de termijn v a n een m a a n d v o o r het indienen van h e t verzoek o m schadeloosstelling, als bedoeld in art. 5 v a n de Inundatiewet en art. 17 v a n de W e t Staat v a n O o r l o g en Beleg z o n d e r de in deze w e t t e n bedoelde kennisgeving v a n opheffing, geacht w e r d in te gaan o p 1 December 1941. H i e r m e d e was 1 J a n u a r i 1942 dus vastgelegd als uiterste d a t u m , w a a r o p een aanvrage o m schadeloosstelling moest zijn ingediend, o m in behandeling te k u n n e n w o r d e n genomen.

V e r d e r w e r d bepaald, dat, indien een b e t r o k k e n e zich m e t een h e m aangeboden schadeloosstelling niet k a n vereenigen of m e t h e m o m t r e n t een uit te keeren bedrag geen overeenstemming k a n w o r d e n bereikt, hij zich bij ongezegeld verzoekschrift t o t de Secretaris-Generaal v a n h e t D e p a r t e m e n t v a n Financiën k a n w e n d e n onder vermelding v a n h e t be-drag, w a a r o p hij aanspraak m e e n t te k u n n e n m a k e n , zoomede v a n de gronden, w a a r o p deze aanspraak berust. D e Secretaris-Generaal stelt dan de schadevergoeding vast; tegen zijn beslissing k a n niet w o r d e n opge-k o m e n .

H e t beroep o p de rechter of eenige andere voorziening o m t r e n t de vaststelling v a n d e schadevergoeding in hoogste ressort is m e t dit besluit vervallen verklaard.

Intusschen w a r e n door de Algemeen Gemachtigde v o o r de Oorlogs-en DefOorlogs-ensieschadOorlogs-en bij beschikking v a n 13 Augustus 1941 n o . 253 richt-lijnen betreffende de afdoening v a n agrarische defensieschaden gegeven, welke, daar zij een v o o r t z e t t i n g v o r m e n o p het gestelde in de beschikking v a n 12 J u n i 1940 (aanstelling Schadecommissarissen in plaats van de Schadecommissies L . O . 1940 n o . 2), hier i n h u n geheel volgen:

(26)

RICHTLIJNEN

voor de bepaling van Agrarische defensieschade van 20 Augustus 1941 af. Na met diverse instanties op agrarisch gebied gehouden overleg, stelt de Algemeen Gemachtigde voor de Oorlogs- en Defensieschaden omtrent het bepalen van defensie-schade aan landerijen, boomgaarden, vruchtboomen, inventarissen, e.a. de volgende richtlijnen vast voor alle gevallen, voor welke tot dusverre nog niet wordt beschikt over de noodige gegevens.

A. De Schadecommissaris in een district stelt, voor zoover zulks nog niet is geschied, ten spoedigste — vooruitloopend op de terzake vereischte machtiging van het Hoofd der Afdeeling Defensieschade — betrouwbare deskundigen-schatters aan. B. De deskundigen-schatters nemen de geleden schade op, berekenen het schadebedrag

en leggen hun bevindingen vast in een door hen onderteekenden taxatiestaat, welke zoodra mogelijk aan den Schadecommissaris wordt toegezonden.

C. De Schadecommissaris controleert de door de deskundigen-schatters berekende schade en zendt de stukken met een rapport aan vorengenoemd Hoofd, die, na accoordbevinding, onverwijld de noodige maatregelen treft tot uitbetaling van de toegekende schadeloosstelling.

T o e l i c h t i n g :

ad A. I. De deskundigen-schatters.

Schadegevallen moeten in het algemeen door twee deskundigen-schatters worden behandeld. Deze moeten in de streek als betrouwbare deskundigen bekend staan en moeten de agrarische toestanden daarin goed kunnen beoordeelen. Uit dien hoofde zal het gewenscht zijn voor ieder dorp, iedere streek of gemeente een afzonderlijk tweetal aan te stellen. De Schadecommissaris kan voor ingewikkelde of zeer om-vangrijke gevallen, alsmede zoo hij een door hem niet juist geachte schadebereke-ning ontvangt, een derden deskundige-schatter aan het tweetal toevoegen, dan wel aan dien derde het samenstellen van een nieuwe schadeberekening opdragen. De Schadecommissaris zal er in zijn rapport melding van maken, zoo zich bij het daarin behandelde schadegeval een bijzonderheid, als bedoeld in het vorige lid, heeft voor-gedaan.

II. Wijze van schadeberekening door de deskundigen-schatters.

In overleg met den gedupeerde wordt nagegaan welke oppervlakte militair geïnundeerd is geweest, waar verdedigingswerken, versperringen enz. hebben gestaan of nog aanwezig zijn, dan wel andere schade is geleden. Voor zoover de Schadecom-missaris niet beschikt over de noodige gegevens van den Dienst der „Geniezaken" en deze ook niet onmiddellijk zijn te verkrijgen, worden de oppervlakten, waarop de schade werd of wordt geleden, opgemeten, inbegrepen het tellen van vernielde boomen in een boomgaard, enz.

De geleden en eventueel nog te lijden schade wordt in het rapport uitgedrukt in procenten van de normale productie^ van gewassen, in de_„str_eek op gelijksoortige gronden voorkomend; tevens worden in het rapport vermeld de jaedrijfs- en bodem-facBoK Per gewas en per perceel wordt, voor zoover mogelijk, de schade vastgesteïï en de schadeloosstelling voor dat perceel berekend. Nagegaan wordt over hoeveel jaren vermoedelijk nog schade zal worden ondervonden aan gronden, boomgaarden enz.; met het oog hierop dient bouwland zoo spoedig mogelijk afgehandeld te wor-den, zulks in verband met nog op wortel staande of nog op het veld aanwezige gewassen.

Omtrent het opruimen van nog aanwezige verdedigingswerken, c.a. wordt, voor

(27)

zooveel noodig, overleg gepleegd met de gedupeerden. De uitslag van dat overleg wordt vermeld in het rapport, op grond waarvan de Schadecommissaris kan nagaan of die opruiming al dan niet is of zal zijn begrepen in een herstelplan.

Elk geval dient voor zooveel ook maar eenigszins mogelijk volledig te worden afgehandeld, zoodat de Schadecommissaris omtrent de algeheele afdoening ervan zal kunnen rapporteeren.

UI. Verdere aanwijzingen voor de Schadecommissarissen.

Indien door de een of andere instantie beslag is gelegd op aanvankelijk voor defensie-doeleinden in gebruik genomen gronden, enz., zoodat de gedupeerde daar-door nog schade zal blijven ondervinden, stelt de Schadecommissaris de schade vast tot den datum van de inbeslagneming.

Van dezen dag af, zal bedoelde derde de schadevergoeding voor het gebruik moeten betalen. Dit zal vanwege het Departement van Financiën worden geregeld, waartoe een gedupeerde met de instantie die beslag legde op het schade veroorzakende ob-ject, een regeling zal hebben te treffen. Gaat het beslag uit van de Duitsche 'Weer-macht, dan moet het desbetreffende geval, ter kennis van den Algemeen Gemach-tigde worden gebracht; deze zal dan, zoo mocht blijken, dat dit niet volgens

bestaande regeling mogelijk is, een nadere regeling vast stellen, welke na tot stand koming ten spoedigste ter kennis zal worden gebracht van den desbetreffenden Scha-decommissaris.

Zoo bijzonderheden, als vorenbedoeld, zich voordoen, vermelden de Schadecom-missarissen deze in hun rapporten, in welke eveneens moet worden vermeld, welk voorschot of crediet reeds aan de gedupeerden zijn verstrekt".

H e t rechtstreeksche contact tusschen de Schadecommissaris en de schadegerechtigden, o p g r o n d waarvan de Schadecommissaris volgens d o o r de Afdeeling Defensieschade vastgestelde voorschriften zélf de ge-leden agrarische schade taxeerde, daarbij al of niet d o o r deskundigen o p eenig gebied v a n advies gediend, w o r d t dus in den vervolge aanmerkelijk v e r z w a k t . D e t e b e n o e m e n deskundigen-schatters v o r m e n een schakel tusschen de Schadecommissaris en de schadegerechtigden en de taak van de eerste w o r d t in plaats v a n direct-werkzaam meer organisatorisch en beschouwend.

O p deze wijze k a n h e t aantal schadegevallen dat p e r tijdseenheid be-handeld w o r d t , dus aanmerkelijk verhoogd w o r d e n en wel m i n of meer evenredig m e t h e t aantal aangestelde deskundigen-schatters. H o e groot h e t voordeel v a n deze regeling v o o r een snelle afdoening der schade-gevallen o o k is, t o c h mag niet uit h e t oog w o r d e n verloren, dat zij v o o r een uniforme behandeling een stap terug k a n beteekenen.

W a n n e e r meerdere tweetallen van deskundigenschatters tegelijk w e r k -zaam zijn, zullen de b u r e a u - w e r k z a a m h e d e n van de Schadecommissaris een zoodanige o m v a n g aannemen, dat h e t h e m niet meer mogelijk is de behandelde schadegevallen uit eigen aanschouwing te kennen. O n d e r die omstandigheden zullen de d o o r de deskundigen opgemaakte taxaties meer m o e t e n w o r d e n beoordeeld naar de m a t e , waarin zij volgens de t e r zake 24

(28)

bestaande werkwijzen en algemeene gegevens zijn opgemaakt, dan naar de m a t e , waarin de bijzonderheden van ieder schadegeval in de taxaties zijn verdisconteerd.

H e t is duidelijk, dat de waarde v a n de

controle

en h e t oordeel v a n de Schadecommissaris over de b i n n e n k o m e n d e gegevens h i e r d o o r ongunstig w o r d t beïnvloed. D i t bezwaar k a n o p twee wijzen w o r d e n ondervangen. "Wanneer in een district meerdere, bijvoorbeeld twee, Schadecommis-sarissen aangesteld w o r d e n , één v o o r de binnendienst en één v o o r de buitendienst, doet de laatste d o o r zijn v o o r t d u r e n d contact „te velde" m e t deskundigen en schadegerechtigden ervaringen o p , o p g r o n d waar-v a n hij ten behoewaar-ve waar-v a n de controlewerkzaamheden adwaar-viezen en soms v o o r reeksen van gevallen richtlijnen k a n geven. T o t o p zekere hoogte k a n deze taak o o k vervuld w o r d e n d o o r aan de Schadecommissarissen toegevoegde landbouwkundige assistenten.

Een betere oplossing is echter een zoodanige indeeling der districten, dat h e t aantal gevallen per district toelaat, dat zoowel het buiten- als het b i n n e n w e r k d o o r één Schadecommissaris w o r d t verricht, al of niet m e t medewerking v a n assistenten. Deze oplossing w a a r b o r g t m e e r nog dan de vorige een juiste toepassing v a n de uitgegeven werkwijzen o p de schadebepalende factoren, daar hierbij h e t oordeel over de in h e t o p te m a k e n r a p p o r t te v e r w e r k e n gegevens en over de er aan te stellen for-meele eischen in één h a n d vereenigd is.

Beide systemen hebben in de practijk h u n waarde k u n n e n bewijzen, het eerste in meerdere districten, terwijl h e t tweede in h e t district V I I I (Zeeland) in volle o m v a n g uitgevoerd k o n w o r d e n .

Hierbij bleek eenhoofdige leiding de volgende v o o r d e d e n t e h e b b e n : a. Snellere afwerking p e r geval, daar deze in meer directe overeenstem-ming m e t de wenschen v a n de Afdeeling Defensieschade, i.c. v a n de Schadecommissaris en m e t de bijzonderheden v a n ieder geval k a n plaats vinden. D e controlewerkzaamheden vereischen dus veel m i n d e r tijd en de kans o p herbehandeling o p g r o n d v a n d o o r een der beide partijen geuite wenschen v e r m i n d e r t aanzienlijk.

b . H e t noodzakelijke, doch tijdroovende contact tusschen buiten- en binnendienst vervalt v o o r een belangrijk deel.

c. Betere aanpassing v a n de controle bij de practijk.

d. Betere aanpassing v a n de practische maatregelen ter beperking der schade bij de d a a r o m t r e n t bestaande richtlijnen.

e. Meer nuttig effect v a n h e t contact tusschen de Schadecommissaris en de adviseerende instanties, Landbouwcrisisorganisaties,

Voorlichtings-diensten, etc. Samen te v a t t e n als:

(29)

Aansluitend o p de m e t de aanstelling v a n deskundigen-schatters be-oogde bespoediging v a n de afwerking te velde v a n agrarische defensie-schade-gevallen w e r d d o o r h e t H o o f d v a n de Afd. Defensieschade in een rondschrijven v a n 11 M a a r t 1942 n o . 8227 nog h e t volgende bepaald:

. . . Voor schadegevallen van agrarischen aard ca., omtrent welke op 31 Maart 1942 nog geen rapport aan mij is ingediend, en waarbij de schadeloosstelling door den Schadecommissaris op niet meer dan ƒ 2500.— wordt berekend — zulks dan uiteraard "in overeenstemming met de in zake schadeberekeningen geldende algemeene richtlimea en aanwijzingen, mijnerzijds gegeven — wordt het „aanbod" door den Schadecommis-saris overeenkomstig zijne berekening, namens het Hoofd der Afdeeling Defensieschade gedaan aan belanghebbende(n) ". Wanneer de belanghebbende zich met dit aan-bod op het daarvoor bestemde formulier accoord verklaart, „zendt de Schadecommis-saris deze bij zijn rapport ter zake aan mij in, waarna onverwijld uitbetaling volgt. Wordt een aanbod niet aanvaard, zoo zal de Schadecommissaris ernaar Streven, met belanghebbende(n) op korten termijn tot overeenstemming te komen. Indien blijkt dat overeenstemming niet kan worden bereikt, moet(en) belanghebbende(n) worden ver-wezen naar den Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën".

O p deze wijze is dus bereikt, dat, indien de schadeloosstelling o p m i n -der dan f 2 5 0 0 . — w o r d t berekend en de belanghebbende zich m e t het aangeboden bedrag k a n vereenigen, h e t b e t r o k k e n r a p p o r t niet meer eerst de controle o p h e t hoofdbureau der Afdeeling Defensieschade be-hoeft te passeeren, z o o d a t de uitbetaling aanmerkelijk sneller o p de in-diening v a n h e t r a p p o r t volgt. D a a r de overgroote meerderheid der schadegevallen onder deze regeling valt, heeft zij verder nog als gunstig gevolg, dat v a n h e t sterk gedaalde aantal schadegevallen, waarvan de af-wikkeling m e d e d o o r h e t hoofdbureau blijft geschieden, de afdoening eveneens aanmerkelijk w o r d t bespoedigd.

H i e r m e d e is een overzicht gegeven v a n de wettelijke basis, w a a r o p de regeling der agrarische defensieschade berust, alsmede v a n de wijze waarop de gedane schadeberekeningen verder w o r d e n behandeld.

Ingevolge artikel II, lid 1 v a n de v o o r n o e m d e beschikking v a n h e t "Waarnemend H o o f d v a n h e t D e p a r t e m e n t van Defensie v a n 12 J u n i 1940 v i n d t de vergoeding v a n eventueele kapitaalschade langs de weg van herstel volgens herstelplannen v o o r rekening v a n h e t Rijk plaats. A a n de b e t r o k k e n e n blijft d a n alleen te vergoeden h e t nadeel, dat zij in h u n i n k o m e n lijden als gevolg v a n de t o t stand gebrachte verdedigingswerken, dus de bedrijfsschade. D a a r e n b o v e n eventueel de in lid 2 bedoelde extra compensatie wegens achteruitgang in de cultuurtoestand, alsmede de kapitaalschade aan die bedrijfsonderdeelen, welke buiten h e t kader van herstelplannen vallen: fruitopstanden, vee, etc. H e t kardinale p u n t hierbij w o r d t g e v o r m d d o o r de werkwijzen, welke ter berekening v a n de uit te keeren schadebedragen zijn opgesteld.

I n de volgende h o o f d s t u k k e n zullen deze achtereenvolgens w o r d e n be-26

(30)

handeld en wel volgens de indeeling, die o o k bij het berekenen zelf is gevolgd, n m l . :

I. Bedrijfsschade aan akkerbouwgewassen, grasgewas en t u i n v r u c h t e n . 1. G r o o t e schade aan groote bedrijven.

2. G r o o t e schade aan kleine bedrijven.

3. Kleine schade aan groote en kleine bedrijven. II. Blijvende beschadiging van de cultuurwaarde v a n gronden. III. Bedrijfs- en kapitaalschade aan fruitteeltgewassen.

I V . Bedrijfs- en kapitaalschade aan andere bedrijfsonderdeelen.

(31)

H O O F D S T U K II.

B E D R I J F S S C H A D E A A N A K K E R B O U W G E W A S S E N , G R A S G E W A S E N T U I N V R U C H T E N .

§ 1. Inleiding.

W a n n e e r v a n een landbouwbedrijf een bepaalde of soms o o k de ge-heele oppervlakte o p g r o n d v a n een der in H o o f d s t u k I genoemde w e t t e n v o o r defensiedoeleinden w o r d t gebezigd, heeft dit in eerste instantie t o t gevolg dat deze oppervlakte niet of niet geheel v o o r de voortbrenging v a n l a n d b o u w p r o d u c t e n k a n w o r d e n b e n u t . D e resultaten van het be-t r o k k e n landbouwbedrijf zullen h i e r d o o r uibe-teraard ongunsbe-tig w o r d e n beïnvloed. Deze invloed is afhankelijk v a n de volgende als a t / m e ge-n o e m d e factorege-n.

a. D e oppervlakte, die aan de vrije beschikking v a n de gebruiker is o n t t r o k k e n .

b . D e m a t e , waarin deze oppervlakte aan de vrije beschikking is o n t -t r o k k e n .

c. H e t tijdstip, w a a r o p de o n t t r e k k i n g plaats v o n d . d. D e d u u r der o n t t r e k k i n g .

e. D e toestand, waarin deze oppervlakte weder ter beschikking w o r d t gesteld.

D e schade, welke de grondgebruiker lijdt wanneer een deel of het ge-heel van de oppervlakte van zijn bedrijf aan zijn vrije beschikking is o n t t r o k k e n , w o r d t aangeduid als bedrijfsschade. D i t in tegenstelling t o t de kapitaalschade, welke de eigenaar van de betrokken gronden lijdt, d o o r d a t deze tengevolge v a n defensiemaatregelen in waarde zijn gedaald.

W a n n e e r een deel v a n de bedrijfsoppervlakte gedurende zekere tijd niet v o o r de voortbrenging v a n l a n d b o u w p r o d u c t e n b e n u t k a n w o r d e n , zal dit zich steeds in een daling v a n de b r u t o - o p b r e n g s t v a n h e t bedrijf over de b e t r o k k e n cultuurperiode manifesteeren. Deze daling is o p zich-zelf echter nog geen bewijs dat bedrijfsschade is geleden.

Tengevolge van de verminderde bedrijfsmogelijkheden zullen de uitga-ven, welke de b e t r o k k e n landgebruiker tijdens dezelfde cultuurperiode ten behoeve v a n zijn bedrijfsvoering heeft gedaan, meestal eveneens zijn

gedaald. M e n k a n zich n u het, weliswaar niet zeer waarschijnlijke, geval denken, dat de lagere inkomsten h i e r d o o r w o r d e n gecompenseerd. T e r bepaling v a n de eventueel geleden bedrijfsschade is de Af deeling Defensieschade dan o o k niet uitgegaan v a n de b r u t o - o p b r e n g s t in zijn geheel, m a a r v a n het verschil tusschen deze en de uitgaven, welke v o o r h e t verkrijgen ervan zijn gedaan. D i t verschil k a n o o k w o r d e n gedefinieerd als de som v a n de netto-opbrengst der bedrijfsexploitatie en die uitgaven,

28

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onder gegevens met betrekking tot de gegeven of geïndiceerde begeleiding als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, worden uitsluitend verstaan, gegevens over:.. belemmeringen bij

In de praktijk moeten scholen altijd afwegen welke gegevens daadwerkelijk in het voorliggende geval nodig zijn ten behoeve van het leren en begeleiden van een leerling bij

bestaande boycot. Terwijl het stil wordt op het Binnenhof rond de olie boycot, staat de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven bij de olievoorziening van

Zeven van de negen aanbestedende diensten die hebben gereageerd, zijn het eens met het ophogen van de ambities van de regeling, zodat deze meer in lijn liggen met de doelen uit het

maka rapat kerdja Direksi BPU-PN Gula bersama denga ,.an para Inspektur jang dilangsungkan pada tgl.. 5 dan 6 Djuli 1965 bertempat di kantor BPU-PN Gula

Ongeacht de omvang van een IAF, kunnen externe toetsingen op twee manieren worden verricht: Een volledige externe evaluatie, of een zelfevaluatie met onafhankelijke externe

 NVKS-opdracht: assurance- of aan assurance verwante opdracht uitgevoerd door een eindverantwoordelijke accountant onder toepassing van de NV COS en hieraan gelijkwaardige

Aangezien verordeningen en daarop gebaseerde nadere voorschriften, met uitzonde- ring van de op artikel 19, vierde lid, van de Wet op de Registeraccountants gebaseerde