• No results found

DL BLUEUBAND. DEN NAAGmPRETORI

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DL BLUEUBAND. DEN NAAGmPRETORI"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DL BLUEUBAND

DEN NAAGmPRETORI

(2)

Inleiding

Op een donkere achternamiddag in oktober 1988 besloten Teede Kamerleden van alle fracties 'in principe' een fact-finding missie naar Zuid-Afrika te sturen. In heTóô0-ýW O zou de delegatie eventueel richting Pretoria kunnen afreizen.

Defintief vast staat de reis nog niet en evenmin zijn de Kamerleden het er over eens wat de missie in Zuid-Afrika moet doen en vooral met wie er gesproken moet worden.

De plannen voor deze reis lijken in een notedop op het Zuid-Afrikabeleid zoals dat de afgelopen jaren door Nederland is gevoerd. Een duidelijk idee lijkt er niet achter te zitten en voorwaarden die aan het beleid gesteld moeten worden en wat het doel van het beleid is, schijnen helemaal achterwege te blijven.

De Zuid-Afrikapolitiek in de jaren 1986-1989 laten in elk geval veel discussie zien: over gemeenten die zelf een anti-apartheidsbeleid willen voeren, over de niet te stuiten aanvoer van Zuidafrikaanse steenkolen in de haven van Rotterdam, over de KLM-vluchten -en winsten- van en naar Johannesburg.

De vraag blijft echter: wat merkt de apartheid van dit beleid?

Vlak voor de verkiezingen in 1989 wijdt dr. Beyers Naudé enkele kritische woorden aan het Nederlandse Zuid-Afrikabeleid. In de Volkskrant schrijft hij: 'Wat ons bijzonder teleurstelt is dat Nederland niet langer voorop loopt bij de landen die de apartheid onder druk willen zetten.' Om die woorden in hun oren te knopen hoeven de Kamerleden Zuid-Afrika niet te bezoeken.

Colofon

Vanaf 1977 geeft het Komitee Zuidelijk Afrika een overzicht uit van de Standpunten van politieke partijen in verkiezingsprogramma's over Zuidelijk Afrika. De eerste uitgaven daarover verschenen onder de titel 'Partij Kiezen'. In 1986 zag een boek het licht over het Zuidelijk Afrikabeleid van de verschillende Nederlandse regeringen vanaf 1945, onder de titel 'De bloedband Den Haag - Pretoria'.

Deze uitgave is het vervolg daarop: het Nederlandse Zuidelijk Afrikabeleid 1986-1989.

De basistekst is verzorgd door Conny van Heemskerk en Elly Reinierse. Teksten werden verder verzorgd door Sietse Bosgra, Hans Buis, Frank Hendriks, Mark van Kollenburg en Rob

Rozenburg.

Eindredactie: Hans Buis. Layout: Erik Brouwer.

Zetwerk en druk: Meboprint, Amsterdam.

Dit is een uitgave van het Komitee Zuidelijk Afrika, Oudezijds Achterburgwal 173, 1012 DJ Amsterdam, tel. 020-270801.

Inhoud

1.

Het drie sporenbeleid van de Neder

landse regering 1

2.

Toenemende bemoeienis van ge

meenten met het Zuid-Afrikabeleid 3 3.

De geringe consensus in de Euro pese Gemeenschap over Zuid

Afrika 6

4.

Economische Sancties 9

4.1 investeringen en de gedrags

code 9

4.2 kredietverlening 11

4.3 vuile handen van de steenkool 12 4.4 ijzer en staalimport uit Zuid

Afrika niet aan banden 13

4.5 olieboycot 13

4.6 de slepende Urenco-zaak 14 4. 7 wapenembargo en nucleaire

sancties 15

5.

Niet-economische sancties 16 5.1 Nederlanders in Zuidafrikaanse

krijgsdienst ie

5.2 KLM profiteert van boycot i;

5.3 sport, cultuur, wetenschap en toerisme

6.

Financiële steun aan de strijd tegen de apartheid

7.

Standpunten van politieke partijen

en teksten verkiezingsprogramma's 2

(3)

1

Het drie sporenbeleid van de Nederlandse regering

In 1986 treedt voor de tweede keer een kabinet Lub bers aan. De post van Buitenlandse Zaken blijft, net als de vier jaar daarvoor, in handen van CDA-er Van den Broek. Het tweede kabinet Lubbers stelt in het regeringsakkoord -met gebruikmaking van ferme bewoordingen- te ijveren voor de afschaffing van de apartheid in Zuid-Afrika. Op de letter van dit stre ven valt niets af te dingen, maar het kabinet trekt te gelijk scherpe grenzen bij de uitvoering ervan. De re gering wil alleen maatregelen nemen als de westelijke partners meedoen, als de maatregel ef fectief is en als fiët-Biíraat tot beëindiging van de apartheid langs vreedzame wegq.

Als erA.geen ove.re.en stemm[ binnen de Europese Gemeenschap(EG) bereikt wordt, zegt de regering maatregelen te wille_nnemen met 'een relevante groep van andere landen'. Deze belofte is nooit nage komen. Als niet alle landen van de EG meedoen, is de maatregel voor het kabinet per definitie niet effec-

Het verzet in Zuid-Afrika dringt steeds aan op een to tale economische isolering van Zuid-Afrika. Zij ziet

dit als een adequaat drukmiddel om de machtheb bers tot inkeer te brengen en aan de onderhande lingstafel te krijgen. De Nederlandse overheid wil zo'n totale boycot niet. Dat zou volgens Van den Broek leiden tot chaos en ontwrichting van de eco nomie en niet leiden tot een vreedzame overgang van het apartheidsbestel in een vrije democratische multi-raciale samenleving.2

Het eerste spoor

Het zogenaamde 'eerste spoor' in de Nederlandse

tief. Dat ook een grote mogendheid als de Verenigde Staten diverse maatregelen tegen Zuid-Afrika geno men heeft, kon niets veranderen aan dit standpunt.

De 'relevante groep van andere landen' blijkt zo in de praktijk erg groot en erg relevant te moeten zijn. In 1986 blokkeren West-Duitsland en Portugal een voorstel tot een boycot van de Gemeenschap van steenkolen uit Zuid-Afrika. De grote meerderheid van de lidstaten is voor een boycot en Frankrijk en Denemarken besluiten zelfstandig maatregelen te nemen. In het parlement zegt de Nederlandse minis ter van Buitenlandse Zaken echter: 'Op een gegeven

moment moet je de balans opmaken en dan moet je constateren dat het er op dit moment niet in zit. Maar de situatie kan veranderen.'

Hiermee blijkt echter de kous voor de minister af te zijn. Hij weigert, ook na herhaaldelijke oproepen van de oppositie, Zuid-Afrika op de agenda van de EG

overleggen te zetten.

Zuidelijk Afrikapolitiek bestaat uit het opvoeren van de internationale economische en politieke druk op de Zuidafrikaanse regering. Enige maatregelen die zoden aan de dijk zetten zijn er de afgelopen regeer periode wat dit betreft niet genomen. Nederland doet alleen mee met de uiterst zwakke maatregelen die in EG-verband zijn genomen. Naar aanleiding van twee moties van de PvdA en D66 die aandringen op verregaande economische sancties, stelt Van den Broek in december 1987: 'Ik ga niet opnieuw als een soort Don Quichot langs de hoofdsteden om te vra gen of men misschien bereid is een economisch sanctiepakket tegen Zuid-Afrika voor te bereiden.'"

Het omzetten van de magere Europese besluiten in Nederlandse wetgeving blijkt ook nog eens zeer veel

De Zuid-Afrikaparagraaf uit het regeerakkoord van het tweede kabinet Lubbers (1986 1989)

'Elke vorm van rassendiscriminatie en onderdrukking wordt ten scherpste veroordeeld als zijnde in fla grante strijd met de universele mensenrechten. Nederland blijft samen met de overige westelijke partners ijveren voor de beëindiging van het apartheidsbeleid in Zuid-Afrika langs vreedzame weg.

Versterking en uitbreiding van de EG-gedragscode wordt nagestreefd met name op het punt van de in breng van de zwarte werknemers en vakbonden. Op het niet naleven van de code zullen nader te bepalen strafmaatregelen worden gesteld.

In het verband van de VN en de EG/EPS wordt een actief beleid gevoerd, mede gericht op het treffen van effectieve sancties. Indien dit niet tot resultaat leidt, zal Nederland zich inzetten om tezamen met een re levántê groep andere landen effectieve maatregelen te treffen.

BHeteleid ten aanzien van het tweede spoor en de steun aan de Frontlijn-staten wordt voortgezet.'

(4)

tijd te vergen. Nadat het EG-besluit een verbod uit te vaardigen op nieuwe investeringen in Zuid-Afrika in 1986 tot stand komt, is deze maatregel in dezomer van 1989 nog steeds niet in Nederlandse wetgeving vastgeleg d

door Nederland genomen economische maatre gelen vallen in het niet als ze vergeleken worden met die van de Scandinavische landen en van de Ver enigde Staten. Ook binnen de EG zijn er lidstaten die verder gaan: Frankrijk, Ierland en vooral Denemar ken.

De sancties van andere landen worden zelfs door Nederland ondermijnd: de KLM is met enthousiasme in het gat van_ de Amerikaanse luchtvaartboycot gesprongen. Ook de maatregelen tegen de aanvoer van Zuidafrikaanse kolen van de Franse en Deense regeringen worden ondergraven door de sterk toene ffiè-é overslag van Zuidafrikaanse kolen in Rotter dam.

Aan het eind van zijn tweede regeerperiode brengt Van den Broek zelfs het gezamenlijke sanctiebeleid van de EG aan het wankelen. De minister van Buiten landse Zaken spreekt zich openlijk uit voor de Zuid afrikaanse toetreding tot het Non-proliferingsver drag (NPV). Als tegenprestatie zouden de sancties op nucleair gebied opgeheven moeten worden. Van den Broek acht 'de toetreding van Zuid-Afrika tot het NPV niet alleen wenselijk uit het oogpunt van voor koming van verspreiding van nucleaire wapens, maar (acht het) ook terwille van de stabiliteit van de regio voor groot belang.'4 Van den Broek vangt snel bot:

andere EG-landen voelen niets voor een versoepe ling van deze sancties.

Het tweede spoor

Het 'tweede spoor' behelst voor de Nederlandse re gering financiële hulp aan slachtoffers van de apart heid, ônderstënën van-veranìderingeninïde rbeids

-êrffo-u-ingenverbeteren van het onderwijs en het onilérsèunen van culturele proiecten in Nederland.

De gedachte achter het 'tweede spoor' is een totale isolatie van Zuid-Afrika te voorkomen. De regering wil richting geven aan de verandering in de Zuidafri kaanse samenleving. Slechtsrorecten digericht zijn op verandering langs vreedzame weg en die bin

"nen de bestaande legaliteit uitvoerbaar zijn, wil het k-abin-tteune. Bij de oppositiegroepen in Zuid Afrika heerst de vrees dat dit deel van het beleid het nemen van economische maatregelen vervangt. En de woorden van de regering geven hiertoe alle reden.

De regering beoogt met het tweede spoor naar eigen zeggen, 'de emancipatoire processen in Zuid-Afrika zoveel mogelijk te steunen en te bevorderen.'5 Bij het eerste spoor plaatst het kabinet heel wat meer mitsen en maren. Sanctiemaatregelen 'zijn be doeld als politiek signaal aan de Zuidafrikaanse rege ring dat apartheid onaanvaardbaar is. Daarmede wordt niet beoogd het veroorzaken van chaos, daar dit de ook door Nederland nagestreefde democrati sche maatschappij niet naderbij zou brengen.'6

Een derde spoor

Het tweede kabinet Lubbers voegt aan het Zuidelijk Afrikabeleid nog een beleidslijn toe: het 'derde

spoor'. Dat bestaat uit de bevorderin. van een natio nale dialoogwyaaan alle authentieke vertegen woordigers_ van het Zuidafrikaanse volk kunnen deel nemen. De nationale dialoog acht de regering noodzakelijk voor de vervanging van het apartheids bestel door een democratisch bestel langs vreed zame weg. 'Het derde spoor richt zich op het stimu leren van de onontbeerlijke dialoog, door het formuleren en uitdragen van algemeen erkende be ginselen die de basis voor een oplossing zouden kun nen vormen', zo formuleert Van den Broek het.7 De Nederlandse minister denkt daarbij aan __lgemeen kiesrecht, een geografisch verenigd Zuid-Afrika, een -emo t sach.purastisch ïcrha politiek systeem met passende deelneming van minderhede, eerbie digngvan de rechten van de mens. bescherming van de minderheden alsmede een rechtsorde gewaar borgd door een onafhankelijke rechterlijke macht.

In tegenstelling tot het eerste spoor wil Van den Broek zijn 'derde' spoor wel aan de EG-partners slij ten: 'Het Nederlandse initiatief is niet als blauwdruk bedoeld maar als een bijdrage aan de nationale dia loog die in Zuid-Afrika tussen de partijen op gang dient te komen', zo parafraseert NRC-Handelsblad de minister.8

Het Nederlands beleid kan bij het verzet in Zuid Afrika op steeds minder goedkeuring rekenen. In september 1988 raken de gemoederen flink verhit als ds. AIlan Boesak zijn onverbloemde oordeel geeft over de Nederlandse politiek. Hij noemt dat beleid 'schandalig' en 'in strijd met het evangelie'. In het NOS-journaal zegt hij: 'De Nederlandse regering ligt voor mij op het zelfde vlak als de regering van That cher, namelijk een bondgenoot van de apartheid.'

(5)

2e

Toenemende bemoeienis van gemeenten met het Zuid

Afrikabeleid

'Ook plaatselijke overheden hebben hun eigen ver antwoordelijkheid. Het gaat niet aan de apartheid af te doen als 'een maatschappelijke misstand in een ver land'. Apartheid is een misdaad tegen de gehele mensheid. Het is dan ook de verantwoordelijkheid van de gehele mensheid, dus ook van de plaatselijke overheden, dat het kwaad van de apartheid wordt uitgeroeid.' Aldus staat te lezen in de nota 'Een Delfts Anti-Apartheidsbeleid', die in mei 1988 ver scheen en brede steun vond in de gemeenteraad.

Soortgelijke uitspraken zijn ook te vinden in nota's en notities in andere gemeenten van Groningen tot Amsterdam en van Den Haag tot Nijmegen.

De afgelopen jaren heeft een steeds toenemend aantal gemeenten zich bezig gehouden met een anti apartheidsbeleid. De voorlichting aan de eigen be volking is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Daar naast besluiten gemeenten ook tot maatregelen die op economisch gebied liggen, zoals een beroep op instellingen en bedrijven geen apartheidsprodukten meer te kopen en de contacten met Zuid-Afrika af te breken.

Deze toename van activiteiten bij gemeenten volgt de Nederlandse regering met argusogen en met toe nemend ongeduld. In september 1987 sturen de mi nisteries van Binnen- en Buitenlandse Zaken een cir culaire over dit onderwerp naar alle gemeenten. 'De regering is van oordeel dat gemeentelijke maatrege len tegen in Nederland gevestigde bedrijven -en in stellingen die betrekkingen onderhouden met Zuid Afrika, een averechtse uitwerking kunnen hebben op het met zorg geformuleerde en in internationaal verband gevoerde Zuid-Afrika beleid.' Verder kondigt de regering erin aan dat gemeentelijke besluiten om geen zaken meer te doen met bedrijven die banden hebben met Zuid-Afrika zullen worden voorgedragen voor vernietiging bij de Kroon.9

Wat dat betekent ondervindt niet lang daarna de ge meente Hilversum. De Gooise gemeente weigert in november 1987 een offerte van Shell te aanvaarden voor levering van olieprodukten voor het gemeente lijk wagenpark. Het college van Burgemeester en Wethouders verwijst hiervoor naar een standpunt uit september 1986: 'Wij zijn bereid produkten te wei geren van bedrijven die blijk hebben gegeven handel te drijven met en/of sympathie te hebben voor het Zuidafrikaanse regime.'10 Shell komt tegen de uitslui ting krachtig in het verweer en doet daarbij een be roep op de circulaire van september 1987. De Kroon stelt Shell in het gelijk en vernietigt het Hilversumse

besluit. De weg van een directe boycot lijkt hiermee afgesneden.

Al direct na het uitkomen van de circulaire ontstaan er bij gemeenten ideeën om een vernietiging van boycot-besluiten te voorkomen. In Amsterdam be denken enkele raadsleden de term 'voorkeursbeleid'.

De gemeente zal bedrijven met wie zij overweegt in zee te gaan, meedelen dat hun eventuele belangen in Zuid-Afrika zullen meewegen in de keuze tussen de verschillende bedrijven. Deze handelswijze is juri disch minder makkelijk aan te pakken en het idee vindt snel navolging in andere gemeenten. Niettemin blijkt de uitvoering op zich te laten wachten. Bij een evaluatie van het beleid in de Amsterdamse raad in juni 1989 blijkt dat aan dit onderdeel van het beleid geen enkele uitvoering is gegeven.

De circulaire verstuurt de regering op een cruciaal moment: vlak voor het eerste gemeentelijk anti apartheidscongres dat in oktober 1987 in Den Haag gehouden wordt. De initiatiefnemers van dit congres zijn de gemeenten Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Groningen en Waddinxveen. Vertegenwoordigers van zestig gemeenten bezoeken de bijeenkomst en het resultaat is het voornemen tot oprichting van een netwerk van 'lagere overheden tegen apartheid'.

In de zomer van 1988 wordt het netwerk in de vorm van de vereniging Lagere Overheden Tegen Apart heid (LOTA) officieel opgericht. Het ledenaantal groeit snel: in juli 1989 zijn er 66 gemeenten, drie provincies en één-deéelgemeente lid.

De doelstelling van L OTA i.s het afstemmen en coör dineren van gemeentelijk anti-apartheidsactiviteiten èn het informeren en stimuleren van gemeenten die tot een soortelijk beleid willen komen. De eerste le denvergadering van LOTA, gehouden op 26 novem ber 1988 in Wageningen, neemt een resolutie aan waarin het 'voorkeursbeleid' wordt gepropageerd.

De uitwerking van de resolutie vergt vooral door de noodzaak de juridische haken en ogen te omzeilen enige maanden tijd. Afgesproken wordt dat zoveel mogelijk leden tegelijkertijd in de verschillende ge meenteraden een 'voorkeursmotie' aannemen. Hier door zal niet alleen de dreiging van een vernietiging zoveel mogelijk worden afgewend, maar zal ook dui delijk worden dat een groot aantal gemeenten een andere Zuid-Afrikapolitiek voorstaat dan de rege ring. De politieke verschillen van mening liggen dan op tafel en de juridische haarkloverij over het recht van gemeenten een 'voorkeursbeleid' te voeren

(6)

In februari 1989 werd in Amsterdam officieel het ANC-kantoor geopend. Links ANC'erFrancis Meli, rechts burgemeester Van Thijn en in het midden ANC-vertegenwoordiger in Nederland Kumar Sanjay.

ordt naar de achtergrond gedrongen. LOTA beveelt iar leden aan de 'voorkeursmotiein december 189 op dJe aenda van e raadvering e n, nadat het eerder voorgestelde tijdstip van sep mber 1 89 niet haalbaar bleek.

menige gemeente behoort het CDA tot de initia fnemers van anti-apartheidsbeleid. Voorzitter elema van de CDA-fractie van Waddinxveen stelt

!t als volgt: 'Een bevolking die zich druk kan maken ook maaktoyer het schrijnende probleem van de ýartheid in Zuid-Afrika en manieren zoekt om daar ýsten goede aan te doen, mag van mij als gemeen bestuurder terecht verwachten datikmedaar ók uk om maak en er ook mee bezig b-ïen."' ---...

n werkgroep van CDA-ers afkomstig uit verschil ide bestuurslagen binnen de partij brengt in de

!mer 1988 een rapp-or uit over gemeentelijk Zúid fikabelid. Dit rapport stelt: '... het apartheids ,steem in Zuid-Afrika kan een zekere weerslag heb m op de huishouding van een gemeente en in zo irir is de gemeente tot handelen terzake

woeg-d.ä_ Daarnaasriopen de CDA-ers op tot te ghoudendheid; ze zien het als een gevaar dat een

~entbestuur waarin het CDA zit, besluiten iwmt

die ingaan tegen de regeringspolitiek, waar

! CDA Ôook bij betrokken is. De commissie waar :huwt tegen de mogelijkheid dat een gemeente ,stuur besluiten neemt louter en alleen om daar-

mee te demonstreren dat men het kabinetsbeleid op dat punt afkeurt.

Bij de PvdA ligt het anders. In november 1986 zegt Kamerlid Wallage te streven naar een gemeentelijk Zuid-Afrikabeleid. 'Ik hoop dat de PvdA-ers in de ge meenten niet te lang aarzelen om eens echt door te zetten. Die aarzeling tast onze geloofwaardigheid aan. Het kan niet zo zijn dat terwijl ik hier dag-in-dag uit de scherpe sanctielijn verdedig, de gemeenten op het moment dat ze zelf iets moeten doen allemaal CDA-achtige uitvluchten bedenken.' 1 3

Wallage lijkt een vooruitziende blik te hebben, want twee jaar later blijkt de Rotterdamse PvdA van die scherpe sanctielijn af te wijken. De Rotterdamse ge meenteraad, absoluut gedomineerd door de PvdA, verleent in augustus 1988 het overslagbedrijf Swart touw een aanzienlijk krediet voor de aanleg van een nieuwe steenkoolterminal. Anti-apartheids organi saties vragen de socialisten dringend aan het krediet de voorwaarde te verbinden' bij de nieuwe terminal geen Zuidafrikaanse kolen over te slaan. In het ver kiezingsprogramma van de PvdA in Rotterdam staat immers: 'De Rotterdamse haven mag niet worden misbruikt voor de invoer van produkten uit Zuid Afrika (met name kolen en fruit). De gemeente wendt al haar middelen aan zulks ook buiten haar di recte zeggenschap te bevorderen.' De gemeente raad besluit niettemin Swarttouw geen belemmerin gen op te leggen.

(7)

Eenzelfde soort debat voert de gemeenteraad van Amsterdam waar in de haven ook Zuidafrikaanse ko len worden overgeslagen, zij het veel minder dan in Rotterdam. De hoofdstad verkeert in een bijzondere positie omdat ze een aantal preferente aandelen be zit in het overslagbedrijf OBA dat ook kolen uit Zuid Afrika verwerkt. Ook de Amsterdamse raad wil niet direct maatregelen treffen.

Na de steenkolen-kwesties in Rotterdam en Amster dam is het standpunt van Wallge minder voor uitstrevend: 'Vier jaar geleensprak ik mezelf uit voor een actief beleid van de gemeente. Als klant kan een gemeente invloed uitoefenen op bedrijven in Zuid-Afrika. Als leverancier van diensten, zoals in de havens, is zij de economisch kwetsbare partij. (...) Wij staan een kolenboycot voor met zoveel mogelijk

Door de overslag van Zudafrikase PvdA in diskrediet. Daarom gelasten 'Ä_mterdamn een onderzoek naar d voor een boycot van Zuidafrikaanse s de Westr e h steden. De een zogeheten stuurgroep aan het wei de buitenland secretaris en Kamerlid ý Deze stuurgroep moet een conferen europese havensteden bij e«' en kan besluiten de Zuidafrikaanse kolen hierover ook 4.3)

De vakbond van mijnwerkers in Zuid-Afrika, de NUM, vraagt om het ir een einde aan de apartheid te maken.

(8)

3.

De geringe consensus in de Euro pese Gemeenschap over Zuid

Afrika

Minister van de Broek heeft er een gewoonte van ge maakt om telkens als hij wordt aangesproken op sanctie-maatregelen tegen Zuid-Afrika linea recta te verwijzen naar de EG. De stelling dat sancties tegen Zuid-Afrika in EG-verband moeten worden afgekon digd, omdat ze dan het meest effectief zijn, is uiter aard correct en tegelijkertijd nietszeggend. De vraag waar het werkelijk om draait is hoe die EG-sancties van de grond kunnen worden gebracht. Een land dat oprecht probeert daarin een stimulerende rol te spe

len staat twee dingen te doen: het onderwer keer op keer en in zoveel mogelijk fora aan de orde bren gen, en: zelf het goede voorbeeld geven.

Nederland heeft het eerste snel opgegeven en is aan het tweede nooit begonnen. Van den Broek heeft meermalen verklaart dat hij het zat is om 'als een Don Quichot' door Europa te trekken. En CDA Kamerlid Aarts legt in een interview in juni 1988 nog

eens uit waarom volgens hem sancties niet kunnen worden ingesteld: 'Als wij een EG-besluit zouden kunnen genereren door zelf het goede voorbeeld te geven, dan zouden we dat doen. Maar je moet he laas constateren dat sommige landen van zoiets ge bruik zouden maken om hun eigen economische po sitie te verbeteren'. is

Er zijn weinig landen die op dit moment zo sluw we ten te profiteren van de gevolgen van -met name de Amerikaanse, Franse en Scandinavische sanctie maatregelen als Nederland. Te denken valt aan de enorme groei in de overslag van Zuidafrikaanse kolen in Rotterdam (zie 4.3) en de groei in de p-ássagiers aantallen bij de KLM-vluchten van en naar Johannes burg (zie 5.2). Niets overhaast doen, wachten op de anderen, heeft niet alleen de schiin van de redeliik heid en de weloverwogenheid, het levert ook het meeste geld op.

De Europese besluitvorming

De EG-politiek ten opzichte van Zuid-Afrika komt goeddeels tot stand binnen het informele kader van de EPS, de Europese Politieke Samenwerking. De ministers van Buitenlandse Zaken van de EG-lidstaten heb ben twee EPS-ontmoetingen per jaar. Anders dan de EG-Raad van ministers -waar in 1985 voor de meeste agenda-onderwerpen het meerderheidsbeginsel werd ingevoerd- beslist d EPS nog altijd op ba sis van consensus. Dat houdt in dat iedere lidstaat recht van veto heeft.

In 1985 en in986 was de EPS verantwoordelijk voor de afkondiging van een tweetal Europese sanctie en steunpakketten. Sindsdien heeft de EPS niets meer laten zien.

Een andere vergadering waar Zuid-Afrika vroeger nog wel eens op de agenda wilde staan is de zesmaan delijkse Eurotop. De Haagse top van 1986 vormde de bakermat van een Europese sanctie- en steunpak ket. NederliàWen Denemarken hebben bij die gelegenheid nog hun nek uitgestoken om een Europese groente- en fruitboycot van de grond te krijgen.

De Europese Commissie heeft uitvoerende bevoegdheden op het gebied van -onder andere- de han delspolitiek tussen de Europese Gemeenschap en derde landen. Begin 1989 creëerde het een nuttig pre cedent door op eigen initiatief en zonder overleg met de Raad van Ministers de handelsbesprekingen met Roemenië stop te zetten naar aanleiding van Ceausescu's politiek ten aanzien van de Roemeense platte land en de Hongaarse minderheid. De mogelijkheid om tegen Zuid-Afrika ook zo'n zelfstandige en initië rende rol te vervullen heeft de Commissie echter niet aangegrepen om bijvoorbeeld een groente- en fruit boycot in te voeren.

Het Europees Parlement tenslotte heeft geen directe invloed op het EG-beleid ten aanzien van Zuid Afrika. In oktober 1987 aanvaardde het parlement een motie waarin de Raad wordt gevraagd om ernst te maken met de uitvoering van de sanctiepakketten van 1985 en 1986, en een en ander te laten controleren door de Europese Commissie. Bovendien vraagt het de bestaande sancties uit te breiden met het tegen gaan van nieuwe IMF-leningen aan Zuid-Afrika, een boycot van Zuidafrikaanse steenkool, goud, land bouwprodukten, mineralen en uranium en een stopzetting van alle luchtvaartverbindingen tussen de EG en Zuid-Afrika.

(9)

De eerste gemeenschappelijke EG-maatregel met betrekking tot Zuid-Afrika betrof de afkondiging van de EG-gedragscode, in juli 197. De gedragscode propageert een zakelijke omgang met vakbonden, pleit voor hogere lonen en betere scholing voor zwar ten en streeft naar opheffing van allerlei gescheiden faciliteiten.

De Zuidafrikaanse oppositiegroepen hebben de ge dragscode altijd af ewezen omdat hij een verhul lende functie vervult. In een van zijn bekendere uit spraken brengt Tutu dit -in 1986- als volgt onder woorden: 'Ik voel niets voor een gedragscode als die van de EG, omdat ze alleen maar gebruikt wordt om de apartheid comfortabeler te doen voorkomen, om de apartheid gemakkelijker te laten aanvaarden.

Maar wij willen geen betere apartheid, wii willen af schaffing van de apartheid'.

D-gedragscode bleek een effectief middel om de druk van de Europese ketel te halen. In Zuid-Afrika had het geen aantoonbaar positief effect. De EG gedragscode bleef een belangrijke rol spelen in de discussies over het Europese 'anti-apartheidsbe leid'.

In november 1985 'verscherpten' de EG-lidstaten de L -scoe,áals onderdeelvan hun eerste sanctie pakket. De landen kwamen overeen dat ze in eigen land bij bedrijven met Zuidafrikaanse investeringen sterker zou gaan aandringen op jaarlijkse rapportage over de toepassing van de code. Denemarken rea geerde hierop door de rapportage wettelijk verplicht te stellen. De andere landen -waaronder

Nederland- vonden dit evenwel te ver gaan. (zie ook 4.1 investeringsstop)

In 1986 werd -op initiatief van Nederland- beslo ten tot een uniform rapportage formulier, 'zodat men

de resultaten beter zou kunnen vergelijken'. De prak tijk wijst echter uit dat de dit soort verf ijningen voor bijgaan aan de kern van de zaak: de code werkt ver hullend, is niet-bindend, oncontroleerbaar en heeft démutinationals na tien jaar nog altijd niet tot een structureel andere opstelling Kunnen bewegen.

Na-dëâfkondiging van de noodtoestand Zuid-Afrika in juli 1985 stuurt de EG een 'troika', bestaande uit drie ministers van Buitenlandse Zaken waaronder Van den Broek, naar Zuid-Afrika om de bezorgdheid van de Europese Gemeenschap onder woorden te brengen.

Hun reis heeft niet het gehoopte effect. De EPS is gedwongen om een daad te stellen, en lanceert een pakket 'beperkende' en 'positieve' maatregelen.

Westduits en Brits verzet leidt ertoe datw-erkelijk ef fectieve sancties-buitehiTit-pa--ketBlijv-B-EieUe perkend-emaatregelen gaat net om: een verbod op de uitvoer naar Zuid-Afrika van in Europa gewonnen dan wel ingevoerde ruwe olie (olieprodukten -inclusief benzine- en transithandel blijven buiten de regeling); het beëindigen van het van overheids wege stimuleren van 'apartheids-bevestigende' cul turele en wetenschappelijke contacten; een verbod op de handel in wapens en para-militaire uitrusting;

een verbod op militaire samenwerking; het beëindi gen van de uitwisseling van militaire attaché's; het staken van de uitvoer van computer-apparatuur naar leger en politie van Zuid-Afrika, en een verbod op nieuwe samenwerking op nucleair gebied. Zo alles op een rij lijkt het nog heel wat, maar in de praktijk blijken er voor elke regeling uitzonderingen te gelden en ontsnappingsmogelijkheden te bestaan.

De 'positieve' maatregelen behelzen de financiële

3

£

kJdia~.

steun aan de frontlijnstaten, steun aan Zuidafri kaanse organisaties die zich op niet-geweldadige wijze tegen de apartheid verzetten, een voorlich tingsprogramma over Zuid-Afrika voor Europese bur gers, en de eerder genoemde 'aanscherping' van de EG-gedragscode.

Negen maanden later formuleert de EPS een voor stel om ook over te gaan tot een boycot van steen kool, van Kru errands en van Zua s ren staal. Een besluit neemt de EPS niet. n plaats daar.

van zendt de EG wederom een diplomatieke troika uit naar Zuid-Afrika, dit maal onder leiding van de Britse minister van Buitenlandse Zaken Howe. In september kondigt De EG haar tweede pakket sanc ties af, bestaande uit eenbindendýivoerverbod voor een aantal categorieën ijzeren staal, een bindend in voerverbod voor Krgerrands, en een verbod op

îJjwjnve st e ringen dr ie-dere lidsâtaat a-Zôn-der lijk te regelen). Potentieel verreweg de belangrijkste sanctie -de boycot van Zuidafrikaanse kolen wort -oor de Bondsrepubliek en Portugal op vaar dige wijze uit het pakket gehouden.

D5aarna is Zuid-Afrika kennelijk uit de belangstelling van de EG verdwenen. Ook Nederland wil -zo ver klaart Van den Broek al in december 1987 in de Kamer- het onderwerp niet langer op de agenda zetten. Toen de Deense minister van Buitenlandse Zaken begin 1989 tijdens de Europese Raad in Ma drid probeerdemZuid-A el erug opde poli tieke agenda te krijgen werd hij door niemand gsteü Vé Vaän den Broek verkondigde na afloop dat ftJ het niet nodig vond om het onderwerp zelf aan de orde te stellen 'omdat de Deense minister dat im mers al deed'.

(10)

In~ vegelijkng met andere Europese regering komt Nederland hinkend achteraan als het gaat om maatre gelentegZuid-Afrika. Niet alle EG-landen verschuilen zich achterde langzame Brussels besluitvorming.

Zeven van de twaalf landen hebben tot nu toe zelfstandige sancties ingesteld.

Pëeemarken is deEG-lidstaat met het meest omvattende pakket. Het kent een totale handelsboycot, een vergaande investeringsstop, een verbod op nieuwe leningen, een verbod op olietransport en een totale verbrèning van deluchtvaartverbindingen.

Fran"kr ffmaaktéen ein-daan het verstoken van Zuidafrikaanse kolen door de electriciteitsbedrijven, Bel en talië kennen een verbod op de levering van olieproduktéTeriekenland een verbod op de tankv-aart naar Zuid-Afrika, Ierland een invoerverbod op gröen iTiiiit en Sp-anje eeft het vliegen van Iberia op Zuid-Afrika sto pg'ê.

Buiten de EG toont een aantal andere westerse landen een voortvarendheid waar Nederland al helemaal nie Zan tippen. -Noorwegen, Zweden, Finland en IJsland hebben alomvattende sancties afgekon digd, vergelijkbaar met het Deense pakket. Daarnaast verzet Scandinavie zich actief tegen IMF-leningen aan Zuid-Afrika, en creëert het ruimte voor plaatselijk acties. Zo is het de Zweedse lagere overheden toe gestaan om Zuidafriaanse goederen te boycotten.

Nog belangrijker zijn de maatregelen die in de Verenigde Staten tot stand zijn gekomen. De Amerikaanse handelsboycot omvat een handelsverbod ten aanzien van steenkool, ijzer en staal, ruwe olieen oliepro duktengouden munten, landbouwprodukten en textiel. Zuidafrikaanse (semi)overheidsinstellingen mo gen geen gebruik maken van Amerikaanse banken en het verdrag ter voorkomina van dubbele belasting is opgezegd.

Ook de landen van de Commenwealth -met uitzondering van Groot-Brittannië- hebben dergelijke verre gaande sancties ingesteld, waaraan dus ook westerse landen meedoen als Canada, Australië en Nieuw Zeeland.

fat de EG-landen Zuid-Afrika meer onder druk moeten zetten.

(11)

4s

Economische sancties

4.1 Investeringen en de gedragscode

De publieke druk in het westen voor de terugtrekking van westerse ondernemingen uit Zuid-Afrika neemt voor het eerst duidelijke vormen aan na het bloedige neerslaan van de opstand in Soweto in 1976. De westerse regeringen en het bedrijfsleven wilden echter niets weten van economische maatregelen.

Om de druk van de ketel te halen komt de Europese_

Gemeenschap in 1976 met eengedragcode voor Westeuropese ondernemingen in Zuid-Afrika. De ge dachte daarachter: Als zij zich maar aan de code houden zullen de bedrijven door hun voorbeeld bij dragen aan het uithollen van de apartheid.

Gedragscode of geen gedragscode, de onderdruk king in Zuid-Afrika is daarna alleen maar toegeno men. Er moet meer gebeuren. In 1981 neemt het CDA de eis voor de bevriezinc van de Nederlandse in vesteýringen op in het verkiezingsprogramma en om dat de PvdA daar al sinds 1975 voor pleit, is er een Kamermeerderheid voor dit plan. De regering stelt een interdepartementale studiegroep in die na jaren zwoegen tot de conclusie komt dat een dergelijke stap ongewenst is. Van den Broek neemt dit stand punt over. Een van de argumenten is dat het be drijfsleven 'een van de kanalen om verbeteringen te stimuleren' vormt, en dat dit kanaal in tact moet worden gelaten. In 1985 kondigt de minister aan dat de rgering niet vrder wil gaan dan de EG-code aan te scherpen oor e Nederlandse bedrijven in Zuid Afrika te verplichten te rapporteren over naleving van de cde.- en verplichte rapportage betekent échter nog niet dat de naleving van de code zelf ver plicht is. Daarover en over effectieve controle op de rapportage, of bestraffing van de bedrijven die niet rapporteren, valt met de minister niet te praten.

Wrang genoeg is er een nieuw bloedbad in Zuid Afrika en een reeks nieuwe onderdrukkende maatre gelen van het apartheidsregime voor nodig, om de EG in oktober 1986 te brengen tot het besluit staten te verplichten nieuwe rechtstreekse investeringen in Zuid-Afrika te verbieden.6 Het Nederlandse wets voorstel om de maatregel uit te voern béereiVt áin aecemBêr vi----jtj13âsplaats 1913/ de l.amer in juni 1988. en de eerste behandeling De regering b ijt het verbod op nieuwe investerin gen enäëeëTplic1itê-rôppotâge over de gedrags code inéên wet te willen regelen. De P-vdA-ra-ctie wijst op het onlogische van deze koppelverkoop, omdat de gedragscode er vanuit gaat dat de aanwe zigheid van Westerse investeringen een goede uit werking op het systeem van apartheid kan hebben, terwijl met het verbod op nieuwe investeringen ten minste impliciet wordt uitgesproken dat het voor het verdwijnen van de apartheid nodig is economische druk uit te oefenen. 'Dat het beleid op twee gedach ten hinkt, achtten deze leden één ding, maar dat

zulks zelfs in vorm en opbouw van de wetgeving tot uitdrukking komt, riep bij hen vragen op.' 7

De betekenis van de gedragscode is verder zeer_ge rin?-9---~chts drie tot vier procent van de zwarte werknemers werken in Europese bedrijven en door dat de Zuidafrikaanse wetgeving, met daarbovenop de noodtoestand, het de regering mogelijk maken 'bijna elke gewenste ingreep binnen bedrijven te ple gen, die zij vanuit haar opvatting over veiligheid en het belang van de staat nodig oordeelt', zoals de PvdA het stelt. 18

Verder heeft de wet een zeer geringe reikwiidte.

Nieuw investeringen. in Namibië worden niet verbo.

den hoewel Zuid-Afrika dat land bezet. En op het Ne derlandse bedrijfsleven heeft de wet nauwelijks in vloed. De regering stelt zelf in haar memorie van toelichting: 'Waar de maatschappelijke praktijk reeds in belangrijke mate conform is aan de thans voorgestelde regels, zijn de lasten die de -e ling voor burgers en bedrijfsleven meebrengt, minimaaL.

DeE G-gedrâgscdd wôdwdd~ m òi rees,"zo~ ver valt na te gaan, door het bedrijfsleven nageleefd.

Voor wat de investeringen betreft s er op-dit mo ra e van een ontwikkeling ýaar desinveste -ren, zodat e b i va de wet geen weze nl-ike verandering eisen'.-"

br werkgeversbonden VNO en NCW wijzen de in vesteringsstop af. Als minister Van den Broek op 8 mei 1987 het bedrijfsleven oproept om vooruitlo pend op de wetgeving af te zien van nieuwe investe ringen in Zuid-Afrika, wordt dit verzoek wegge hoond. Bij een verplichte rapportage over de gedragscode kunnen de werkgevers zich neerleg gen, maar ze keren zich fel tegen een mogelijke 'toetsing' van de bedrijfsverslagen, vooral als die neer zou komen op controle door de Nederlandse vakbonden. Opmerkelijk is dat de VVD in de Tweede Kamer de inV e-ringsstop wel steunt, hoewel zij in principe economischê--ânctiës afwijst. Als argu ment voert de VVD aan dat het hier om een EG maatregel gaat waarbij Nederland niet kan achterblij ven.

De behandeling van de wet verloopt uiterst traag. Bij de val van het kabinet Lubbers in mei 1989, bijna drie jaar na het besluit van de EG, heeft Nederland nog steeds geen wet die nieuwe investeringen verbiedt.

Het volgende kabinet mag het opnieuw proberen.

Terwijl maatregelen van de zijde van de regering uit blijven, komt de uittocht van Nederlandse bedrijven uit Zuid-ATrika toch op gang. De toenemende span ningen en de economische malaise in Zuid-Afrika, druk van het verzet in Afrika en druk in Nederland doen twaalf bedrijven besluiten zich geheel of gro-

(12)

rika terug te trekken. Twaalf an in het land van de apartheid-aan Daarnaast blijken er in 1987 61 rijven in Nederland gevestigd te twaalf moedermaatschappijen end is dat 4- vah dezebedrijven eringsmaatschappijen zijn, ofwel nbusmaatschappijn. Deze be-

drijven hebben geen werknemers in dienst en heb ben hier slechts een officiële vestiging om belasting te ontduiken. Dat Néderla-ndvoor hen een belasting paradijs is komt mede door het belastinaverdrag tus sen Nederland en Zuid-Afrika. In tegenstelling tot bij voorbeeld- de Verenigde Staten weigert de

regering dit belastingverdrag met het apartheidsregime op te zeggen.

Tabel 1:

Nederlandse bedrijven (inclusief eventuele dochterondernemingen) met vestigingen in Zuid-Afrika. juli 1989.

Van Berkel (Leidschendam Hunter Douglas (Rotterdam) Internatio Muller (Rotterdam) Isdale Holdings (Amsterdam)*

KLM (Amstelveen) Van Leer (Amstelveen) NedLloyd (Rotterdam)

Philips (Eindhoven) Quest International (Naarden/Amsterdam)**

Van Renkum VRG (Diemen) Shell (Den Haag)

Unilever (Rotterdam)

* beheerders van vermogens, financierders van ondernemingen. Nederlandse holdingmij wordt niet meer als aandeelhouder vermeld van G&D Sable Holding (Zuid-Afrika)

** voorheen: Naarden International

(13)

Tabel 2:

Zuidafrikaanse bedrijven met vestigingen in Nederland (1987)

Naam bedrijf en aantal

activiteiten in Nederland dochters

Anglo American Corporation 29, waarvan

5 met en 2 en 22

Brian N. Mutch 1

(weegschalen)

Old Mutual 6, waarvan

(repareert lekken in (petro-) 1 met chemische installaties en

electriciteitscentrales)

Rembrandt-groep 6

(dranken en tabaksconcern)

SATOUR 1

Fralex 1

Hosken Cons. lnvestments 1

Micor Holdings 1

Sanlam 5

Standard Bank Investment

Corporation en Donald Gordon 5

Trade & Industry Group Waicor

aantal werknemers

352 onbekend geen ong. 200

13

1785

onbekend geen geen geen geen

geen geen geen

* Opm: In 1986 werden door veranderingen in ons belastingstelsel veel investeringen overgeheveld naar Luxemburg en de Nederlandse Antillen.

**De naam van deze firma schijnt te zijn veranderd.

4.2 Kredietverlening

Zuid-Afrika staat bij de grote internationale banken niet goed aangeschreven. De kans dat het land lenin gen kan terugbetalen achten de banken gering. In 1985 waren de westerse banken niet bereid nieuwe leningen aan Zuid-Afrika te verstrekken. Daardoor kon Zuid-Afrika het terugbetalen van de schulden van vorige leningen niet meer voldoen. In maart 1986 en in maart 1987 werd wel met de 'westerse banken een terugbetalingsregeling overeengekomen voorh- voTdôên-vän-dê-kôrtlopende schulden. Om dat deze regeling in juni 1990 afloopt, zal Zuid-Afrika voor die datum opnieuw een overeenkomst met de banken moeten treffen voor de terugbetaling van een schuld van ongeveer 7,5 miljard dollar.

Voor zover bekend hebben de Nederlandse banken u do&wTc1'Sind s19ì84 geennieuwe e-iiig-n

meer verstrekt aan de Zuidafrikaanse overheidf aä o verhe i-nst-elinen. Ook hebben de Neder I-dsèanengeen kantoren in Zuid-Afrikae"vrko pen zij geen vakantiereizen naar dat land meer en hebben zij sinds februari 1985 de verkoop van de Zuidafrikaanse gouden munt, Krugerrand stopge zet. Het is overigens nu ook wettelijk verboden om Krugerrands te verkopen sinds de EG daartoe in ok tober 1986 besloot.

De Nederlandse handelsbanken AMRO, ABN, en

~ î .-- . reken wel nog steeds handelskedietên aan bedrijven. Handelskrediet is de enige vorm van financiering die Zuid-Afrika nog kan krijgen en han delskredieten worden steeds meer door de Zuidafri kaanse regering aangewend om de enorme schul denlast van het land te verlichten._Beperking ervan

(14)

zou daarom een effectief drukmidddel op het regime zijn.

Een onderzoeksinstelling in de VS berekende dat Ne derlandse banken 190 á 250 miljoen dollar aan han delskredieten zouden hebben uitstaan in Zuid Afrika.20 Toen de Nederlandse Bank om commen taar werd gevraagd reageerde deze met de medede ling dat de Nederlandse wet publicatie van deze ge gevens verbiedt, o.a. om vertrouwelijke informatie over individuele banken te beschermen. .Als de Ne derlandse wet waarin de investeringsstop moet wor den geregeld van kracht wordt, zal het verboden zijn leningen aan bedrijven in Zuid-Afrika te verstrekken

die een looptijd hebben van meer dan vijf jaar.

De Nederlandse handelsbanken verzekeren hun ex portkredieten bij de Nederlandse Credietverzeke rings Maatschappij (NCM). Kredietverzekeringen kunnen -voor het politieke risico- door de NCM herverzekerd worden bij de Nederlandse staat. De NCM verzekert, wanneer het om Zuid-Afrika gaat, slechts handelskredieten van korter dan een jaar en dan nog alleen voor bedrijven die al voor eind 1985 een verzekering bij de NCM hadden lopen. Het totaal van alle verzekerde kredieten mag daarbij niet boven het nivo van 1985 uitkomen: 191 miljoen gulden.

4.3 Vuile handen van de steenkool

27 procent van alle in Nederland in 1986 per schip aangevoerde steenkolen blijkt uit-Zuid-Afrikáaom 5ïigie-Un. Een schrikbarende stijging ten opzichte

van 1982. Toen bedroeg de aanvoer van Zuidafri kaanse steenkolen nog 2,4 miljoen ton; in 1986 is dat opgelopen tot bijna,_5,.8 miljoen ton. Het grootste deel hiervan neemt de haven van Rotterdam voor zijn rekening: 4,8 miljoen ton; dat is een derde van de to tale kolenaanvoer in de haven. Daarmee is Rotter dam steeds belangrijker voor de export van het 'zwarte goud' uit Zuid-Afrika.

Deze cijfers worden pas bekend in de loop van 1988.

De werkgroep Kairos publiceert dan het onderzoek 'Zuidafrikaanse kojn stromen naar Nederland'. Niet voor niets worden de cijfers gepresenteerd in Rotter dam, waar op dat moment al een heftige discussie aan de gang is over de kolenaanvoer uit Zuid-Afrika.

(zie ook 2.)

Het rapport van Kairos toont eens te meer aan dat de export van steenkool van groot belang is voor de economie van Zuid-Afrika. Na goud is het onbetwist de belangste bron van inkomsten als het om de ex port van grondstoffen gaat. In 1987 verdiende Zuid Afrika aan de export van de steenkool 2,3 miljard Rand, die toentertijd nog ongeveer evenveel waard was als een gulden.

1986 was voor de Zuidafrikanen nog een beter jaar.

Toen werd er 3,1 miljard Rand verdiend aan de export van steenkool. Het verlies is vooral te danken aan de boycot van Zuidafrikaanse kolen van de Verenigde Staten en Denemarken en de importbeperking van Frankrijk. Een gevoelig verlies voor Zuid-Afrika dat nog veel groter geweest zou zijn als de haven van Rotterdam niet als alternatief voor de afzet van Zuid afrikaanse kolen had gediend. Hierdoor kwam het socialistische gemeentebestuur in een kwade reuk te staan.

Over deze kolenstroom ontstaan in het Rotterdamse gewest van de PvdA langdurige debatten die de grens van de gemeente Rotterdam al snel overstij gen. De PvdA formeert een zogenoemde stuurgroep van socialistische prominenten om de slechte naam van de partij te zuiveren. Behalve enkele bestuurders van de Rotterdamse PvdA zit ook Tweede Kamerlid Wallage en de buitenland secretaris van het landelijk 'j partijbestuur in de stuurgroep. Het belangrijkste doel dat zij zich stelt is een conferentie bij elkaar te bren gen van havensteden uit Frankrijk, België, Neder land en de Bondsrepubliek.:-Daar zouden dan afspra ken-gemaakt kunnen worden over een boycot van Zuidafrikaanse steenkolen. Eind 1988 reist ook

PvdA-leider Wim Kok voor dit doel naar Hamburg en Bremen. In augustus 1989 neemt de raad van Rot terdam ófficiëel het-besluit dat een havensteden cnfer ntie er in november 1989 moet komen.

Wim Kok onderstreept het belang van een kolenboy cot ook tijdens een bijeenkomst van de Socialisti sche Internationale in februari 1989 in Harare. Kok is overigens voorzitter van de werkgroep Zuidelijk Afrika van de SI. In de Tweede Kamer kunnen deze initiatieven bij met name de VVD op weinig sympa thie rekenen. Op 28 februari refereert woordvoerder Weisglas aan de reis naar Zimbabwe van Wim Kok.

Weisglas oordeelt dat Kok 'als een reizende oude grammofoonplaat om sancties vroeg.'22

Kolen uit Zuid-Afrika worden niet alleen meer door gvoerd, maar ook meer geïmporteerd in Nederland.

Via Europoort komt in 1986 1,25 miljoen ton Zuid afrikaanse steenkool het land binnen. In 1982 was dat vijf keer zo weinig: 0,22 miljoen ton. Het versto ken in Nederland van steenkool uit Zuid-Afrika is ech ter niet noemenswaardia - voorzover dat exact te achterhalen valt. Het 'gentlemen-agreement' tus sen minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek en de grootste verstokers, de electriciteitscentrales bestaat nog steeds. Afspraak is dat de centrales vrij willig geen kolen uit Zuid-Afrika gebruiken. Het in koopbureau voor alle centrales in Nederland, GKE, verklaart zich daar stipt aan te houden.

Het grootste deel van de import vindt zijn weg ook weer via de binnenwateren de grens over. Eenmaal geïmporteerd worden de Zuidafrikaanse kolen ver mengd met andere soorten, afkomstig uit andere landen. Op deze manier ontstaat wat in de handel 'Dutch-blend' heet, dat weer wordt geëxporteerd.

Een ander deel van de import uit Zuid-Afrika krijgt ge woon een andere naam; technisch gezien gebeurt er niets, bij export heten de kolen alleen afkomstig te zijn uit Nederland, hoewel de steenkolenmijnen in Zuid-Limburg al meer dan tien jaar gesloten zijn.2 3 In mei 1989 verschijnt er weer een raLport over de Zuidafrikaanse kolenaanvoer. In opdracht van de ge meenten Rotterdam en Amsterdam voert de Stich ting Onderzoek Multinationale Ondernemingen

(SOM ) een onderzoek uit naar de gevolgen van een boycot van Zuidafrikaanse steenkolen in de Noord West Europese havensteden.

'De kete lebroken"' luidt de titel van het SOMO onderzoek en hLrapport stelt onomstotelijk vast dat er geen noemenswaardig verlies aan ar-

(15)

beidsplaatsen zal ziin, zelfs als alleen de Nederlandse havens Rotterdam en Amsterdam die boycot zouden itellen. Ook zal er door een boycot geen verhoging om-van de energieprijs en er zijn gëroeg alterna tieve vindplatsen om het gemis aan kolen uit Luid Afrika op te vangen; schaarste zal er dus ook niet ontstaan.

Het rapport schetst dat een boycot van alle EG landen het meeste effect zal hebben op de economie van Zuid-Afrika en absoluut geen negatief gevolg

voor de havens in West-Europa. De onderzoekers hebben ook gekeken met welke combinaties van lan den in Noord West Europa een boycot het gewenste negatieve gevolg heeft voor de blanke economie van Zuid-Afrika. De oppermachte PvdA-fractie trekt in juni in de Rotterdamse raad de conclusie dat een boycot door de havensteden in België, Wi 'Duitsland en Nederland kwalijke gevolgen voor de

apartheid zal hebben en dus moet worden na gestreefd.

4.4 IJzer- en staalimport uit Zuid-Afrika niet aan banden

Op 16 september 1986 besluit de EG de import van bepaalde Zuidafrikaanse ijzer- en staaprodukten te verbieden. Het besluit is bindend, dus iedere lidstaat is verplicht zich er aan te houden. De boycot is ech ter niet waterdicht. Van het begin af is er sterke kri tiek omdat slechts veertig procent van Zuid-Afrika's ijzer- en staalexporten in e boycot opgenomen is.

een voor twaalf egorieënijzer- en staalprod ten geldt de maatregel, waaronder gietijzer, ijzeren staven en schroot. IJzerlegeringen zijn niet opno men in de boycot.

In september 1987 maken de socialistische Europar lementariërs Alman Metten en ]en van de Heuvel be kend dat de landen van de EG gewoon op dezelfde voet doorgaan met hun ijzer- en staalimporten uit Zuid-Afrika. Hun beschuldigende vinger wijst met name naar West-Duitsland en het Verenigd Konink rijk, maar ook Nederland wordt als boosdoener ge-

noemd. 24

Volgens de Westduitse sociaaldemocrate Barbara Simons, die eind oktober 1987 een onderzoeksrap l port in het Europese parlement presenteert, zijn de

Zuidafrikaanse ijzer- en staalimporten in de EG sinds de invoering van de boycot wel met dertig procent gedaald. Dat zij niet volledig zijn stopgezet schrijft Simons toe aan t-aeeactorën, ue bestaande con tracten, afgesloten voor de-ingangsdatum van de EG-maatregel, mochten nog worden uitgevoerd en tussen de afkondiging en de inwerkingtreding van de EG-maatregel zijn enige weken verstreken zodat nog snel nieuwe contracten konden worden afgesloten.

Nederlandse handelscijfers illustreren treffend waar de zwakte van de EG-boycot ligt. Néederlandse im porten van Zuidafrikaanse ijzerlegeringen ziin tussen

1985 en 1988 vijftien keer zo groot geworden.

4.5 Olieboycot

De campagne tegen de olievoorziening van Zuid Afrika heeft een speciale betekenis voor Nederland:

Den Haag is (naast Londen) de hoofdzetel van de olie-multinational Shell, en Rotterdam als oliehaven was tijdens de eë-ste-ren van de olieboycot een van de belangrijkste toevoerhavens van olie voor Zuid Afrika.

Eens liep Nederland voorop bij de campagne voor een olieboycot: in 1980 sprak de Tweede Kamer zich met een tweederde meerderheid uit voor een zelf standige Nederlandse olieboycot van Zuid-Afrika.

éêregering wilde niet verder gaan dan een 'herenak koord' met de olie-producenten, waarbij werd af gesproken dat geen in Nederland gewonnen olie naar Zuid-Afrika zou gaan. Onder dreiging van een kabi

netscrisis kreeg het kabinet haar zin.

Een volgende stap wordt pas gezet als iniuari 1986 de EG besluit een verbod in te stellen ;p de uit voer van ruwe olie die zich binnen de douanegrenzen van de EG bevindt. Uitvoer van olieprodukten en van ruwe olie in transito blijft toegestaan. Evenmin wordt transport van olie naar Zuid-Afrika verboden, of betrokkenheid bij de oliewinning in Zuid-Afrika.

Het Shipping Research Bureau (SRB) in Amsterdam, dat wereldwijd de oliestromen naar Zuid-Afrika in kaart brengt, concludeert dat sinds augustus 1985 uit Rotterdam geen ruwe olie meer naar Zuid-Afrika

wordt uitgevoerd. Opvallend is echter dat de leveran ties van olieprodukten (geraffineerd) in 1986 -dus kort na de beperkende boycotmaatregelen- in vo

lume met bijna driehonderd procent is toegenomen tot ruim achtduizend ton. In 1988 zakt het volume weer tot duizend ton.

PvdA-woordvoerder Wallage dient in september 1987 een motie in om ook de transitohandel en het transporfvian ruwe olie naar luid-Afrika te verbie den. Het Kamerlid neemt echter genoegen met een toezegging van de minister dat die zich zou inzetten voor uitbreiding van de EG-boycot en trekt daarom zijn motie in.

De belofte van de minister betreft echter slechts een oproep tot een betere controle op de naleving van de

bestaande boycot.

Terwijl het stil wordt op het Binnenhof rond de olie boycot, staat de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven bij de olievoorziening van Zuid-Afrika nog steeds centraal in de allerlei acties van het pu bliek. In bijna alle Westeuropese en Noordameri kaanse landen wordt op de een of andere wijze actie gevoerd tegen Shell's aanwezigheid in Zuid-Afrika.

Een andere Nederndse olieleverancier aan Zuid Afrika, John Deuss kondigde in oktober 1987 aan, dat hij een eind aan deze activiteit had gemaakt. Van

(16)

;t zijn Nederlandse bedrijven betrokken bij geritvan Zuid-Afrika, om olie binnen zijn te produceren. Daartoe worden olie-uit )rieken gebouwd in Sasolburg, en zijn er in ontwikkeling voor een olie-üit-gas' in t de gasvelden voor de kust bij Mosselbaai frika en Kudu in Namibië. Bij bo-ingenin net

;veld vertolkt Asterie een belangrijke rol, fhter van het Franse offshore-bedrijf

Foramer-Forasol, dat voor een derde eidendom is van de Nederlandse Industriële Handels Combinatie (IHC) 2 Ook boormaatschappijen in de Mosselbaai hebben banden met deze onderneming.

In 1989 komt aan het licht dat het Nederlandse be drijf Allseas Engeneering BV van E. Heerema een mil joenencontract met Zuid-Afrika heeft gesloten voor de aanleg van gaspijpleidingen in Mosselbaai.26 Phi lips wordt in februari 1989 betrapt op betrokkenheid bij het Mosselbaaiproject via haar dochteronderne ming Aberdare Cables, die contracten in de wacht heeft gesleept voor de levering van stroom-, telecommunicatie- en instrumentenbekabeling .27

Vakbondsvoorman uit Zuid-Afrika, James Motlasi, vraagt tijdens de aandeelhoudersvergadering van Shell in 1988 om de terugtrekking van dat bedrijf uit Zuid-Afrika.

4.6 De slepende Urenco-zaak

Urenco, het uraniumverwerkende consortium van ken. In het licht van het totale Nederlandse Zuid een Brits, een Westduits en een Nederlands bedrijf Afrikabeleid is het echter evenmin verbazingwek geeft al elf jaar naam aan een heuse affaire. In 1978 kend dat de regering haar verantwoordelijkheden in publiceerde Ruurd Huisman het boek 'Uraniumroof in deze steeds weer opnieuw, en met steeds geslepe Namibië, hoe Nederland daarbij betrokken is'. De be- ner argumenten van de hand heeft gewezen. (Het langrijkste conclusie: Urenco-Almelo verriikt Nami- zou te ver voeren om op deze plaats uitgebreid het bisch uranium zonder toestemming van de VN-Raad hele verhaal uit de doeken te doen. Het is terug te le vaimi, de officie door de VN erkende rege- zen in: De Bloedband Den Haag - Pretoria, deel 1.) ring van het oor Zuid-Afrika bezette Namibië.

Het feit dat op ederlands grondgebied uranium Inij 1987 brak een nieuwe episode aan in de sle

wotterrîit

t is aangeschaftbijdeillegalebezet- pende Urenco-affaire. De Raad voor Namibië daaade

t de Staat der Nederlanden en de firma Urenco voor de

deNederlandse participant (UCN) in het-helende be- Nederlandse rechter. De zaak werd gezien als test drijf Urenco een staatsbedrijf is maakt het allemaal case. Nederland heef't immers als een van de weinige

n Het wekt dan ook geen verwondering dat westerse landen het door de Raad uitgevaardigde vanuit d Tweede Kamer sinds 1978 meermalen is Decreet nummer 1 erkend. Als de Raad van Namibië verzocht om matregelen tegen de Urenco-praktij- in Nederland geen poot aan de grond krijgt, dan lukt

(17)

het in Groot-Brittannië en West-Duitsland al hele maal niet.

De tekst van Decreet nummer 1 is duidelijk: het is verboden te 'zoeken naar en wegnemen, delven, ex porteren, verkopen en distribueren van natuurlijke grondstoffen gelegen of ontdekt op het grondgebied van Namibië zonder toestemming van de VN-Raad voor Namibië'. De Raad heeft die toestemming in dit geval niet gegeven. De Nederlandse overheid noch Urenco ontkennen dat in de praktijk uranium met Na mibische oorsprong is/wordt verwerkt.

Politiek en moreel ligt de zaak derhalve vrij eenvou dig. Juridisch moet er echter nog een lange weg

worden bewandeld. Op 3 mei 1988, 10 maanden na het begin van het proces, presenteren de advocaten van de Staat hun verdedigingsargumenten. Ten eer ste, zo stellen ze, is er 'formeel geen sprake van Na mibisch uranium omdat voor de wet de oorsprong van het uranium verandert, wanneer dit eerst wordt verwerkt in buitenlandse bedrijven'. Het Namibische uranium oxide wordt In Groot-Brittannië en Frankrijk in uranium hexafluoride. Urenco verwerkt derhalve

Britse en Franse grondstoffen.

Ten tweede meent de Staat der Nederlanden dat de VN-Raad voor Namibië aan Decreet nr 1 geen recht kan ontlenen een staat aan te klagen, en dat het zich behoort te beperken tot bedrijven.

Ook de VN-Raad neemt uitgebreid de tijd voor het formuleren van een antwoord. Op 6 juni 1989 is het zo ver. Met betrekking tot het eerste argument stelt de Raad dat het land van herkomst wellicht voor dou anedoeleinden zal veranderen, maar dat het contrac tueel aantoonbaar blijft dat de uranium uit Namibië stamt. De Raad vergelijkt dit met een bank die gesto len geld ontvangt. Die kan ook niet claimen dat een bundel briefpapier niet gestolen is als er van enkele briefjes de herkomst onbekend is. De VN-Raad ver werpt ook het tweede argument. UCN-Urenco is een Nederlands staatsbedrijf.

Nu de onafhankelijk van Namibië voor de deur staat en de Raad voor Namibië zal worden opgeheven is het de vraag hoe lang het proces nog door zal kunnen,ì gaan. Urenco mag zich gered weten door de gong van de onafhankelijkheid.

4.7 Wapenembargo en nucleaire sancties

Het wettelijk verbod op het leveren van wapens aan Zuid-Afrika is samen met alle Nederlandse handels sancties met ingang van .1,.januari 1987 onderge bracht in de In- en Uitvoerregeling Zuid-Afrika. Deze regeling is ondermeer de uitvoering van de in 1985 door de EG afgekondigde 'beperkende boycotmaat regelen'. Hierin worden verboden of beperkt:

- Export van militair of paramilitair materieel naar Zuid-Afrika.

-Importen van militaire of paramilitaire middelen uit Zuid-Afrika.

-Export van data-verwerkende machinerie, bestemd voor de Zuidafrikaanse politie of het leger.

-Export van nucleaire goederen naar Zuid-Afrika.

Daarnaast is het wapienembargo in 1981 in een tweetalsanctiebeluitenvastgelegd:

- Het Sanctiebesluit Wapenvervoer Zuid-Afrika, welke Nederlanders verbiedt wapens naar Zuid Afrika te transporteren.

- Het Sanctiebesluit Licenties Zuid-Afrika, welke Ne derlanders verbiedt militaire kennis aan Zuid-Afrika te verkopen.

Deze twee besluiten ziin op 23 december 1987 ver lengd tot 31december 1990.

Ondanks deze wetgeving zijn nog steeds verschil lende Nederlandse bedrijven op de een of ander ma nier betrokken geweest bij de wapenhandel met Zuid-Afrika. Twee Rotterdamse scheepvaartbedrij ven, Unity Chartering & Shipping en Capelle Charte ring'& Trading zijn in respectievelijk 86en 1988 be trapt en bestraft op transporten van houwitser- en mortiergranaten die een verschillende eindbestem ming hadden maar uiteindelijk in het Zuidafrikaanse Durban gelost werden.

In 1987 maken zowel het Congres van de VS als de VN bekend dat Nederlandse bedrijven het embargo geweld aan doen. De namen van Philips. Eurometaal, Van-Ommeren en Soace Capital worden genoemd.

De Nederlandse regering ontkent iedere verant woordelijkheid wanneer zij de beschuldiging op haar bord geschoven krijgt en meent dat het haar niet past tegen de bedrijven op te treden.28Tevens komt

boven water dat Muiden Chemie Zuidafrikaanse wa pens heeft doorgevoerd naar Oostenrijk. In de Rot terdamse haven wordt in juni 1989 een partij van tachtig geweren uit Zuid-Afrika, bestemd voor door voer, onderschept en in beslag genomen.

In maart 1989 signaleert Abdul Minty, directeur van de 'World Campaign AgMalstiMltary and Nuclear Collaboration with South Africa' dat de Nederlandse regering onderzoek doet naar de aanschaf van een luchtverdedigingssysteem van Crotale-raketten.29 Voor de ontwikkeling van dit systeem door de Franse bedrijven Engine Matra en Thomson CSF zou Zuid Afrika de kosten grotendeels op zich hebben geno men. Thomson is in de zestiger jaren ook betrokken geweest bij de opbouw van het Zuidafrikaanse leger en zou in december 1988 in onderhandeling zijn ge weest met Fokker voor de levering van een capsule voor de nieuwe Crotale raket.

Het non-proliferatie-verdrag

In maart 1989 weet minister Van den Broek vriend en vijand te verrassen. In ruil voor de Zuidafrikaanse handtekening onder het Non Proliferatieverdrag (NPV) -tegen verspreiding van atoomwapens- wil hij de nucleaire sancties tegen Zuid-Afrika verzachten.

'Precies waar Zuid-Afrika om vraagt', zo reageren de anti-apartheidsorganisaties in Nederland, 'terwijl toch bekend is dat Zuid-Afrika zich lang niet altijd aan internationale verdragen houdt.'3

Van den Broek gaat ervan uit dat Zuid-Afrika over kernwapens zou kunnen beschikken en dat het land daarom het verdrag tegen verspreiding van kernwa pens zou moeten ondertekenen. Zuid-Afrika had zelf al te kennen gegeven dat verdrag te willen onderte kenen als dan ten minste de nucleaire sancties zou den worden opgeheven. Precies de voorwaarde waaraan Van den Broek de hele EG wil laten voldoen.

Erg serieus nemen de overige landen zijn voorstel echter niet: Van den Broeks plan sterft een snelle, zachte dood.

(18)

51

Niet-economische sancties

5.1 Nederlanders in Zuidafrikaanse krijgsdienst

Op 6 december 1984 neemt de Tweede Kamer een wijziging aan op de Wet op het Nederlanderschap, waarbij het 'treden in vreemde krijgsdienst' niet lan ger wordt bestraft met het verlies van de nationali teit. De wijziging wordt unaniem en zonder stem ming aangenomen. De Kamerleden hebben daarmee wel het laatste drukmiddel uit handen gegeven om te voorkomen dat Nederlandse staatsburgers in het Zuidafrikaanse leger dienen.

Na twee jaar komt deze laatste kwestie weer aan de orde in het parlement. Naar aanleiding van vragen uit de Tweede Kamer antwoordt minister Van den Broek dat 'de regering voornemens is activiteiten te enta meren die er op gericht zijn het bewustzijn van de Nederlanders in Zuid-Afrika van het apartheidsstel sel en de daaruit voorvloeiende misstanden te ver groten.'3 Dit zou gebeuren door het verspreiden van een speciale brochure, gericht op de circa tweedui zend jongeren in de dienstplichtige leeftijd. Hierin zouden zij kunnen -iezni]ftzê, als soldaat in Zuid Afrika, meewerken aan de uitvoering van een beleid dat de internationale gemeenschap scherp veroor deelt. 32

Weer twee jaar later blijkt echter de brochure nog niet te zijn uitgegeven. De regering heeft haar voor nemen daartoe teruggetrokken, 'aangezien haar is gebleken dat haar standpunt met betrekking tot het apartheidsbeleid alom bekend is.'3 3

Vier jaar na de wetswijziging komt de kwestie van de Nederlanders in het Zuidafrikaanse leger opnieuw in de belangstelling. Uit het rapport 'Fighting for apart heid, a job for life' van Metten en Goodison (1988) blijkt dat eenderde van hètZ-us a rikaanse leger 1estaat uit mensen met een paspoort van een-EG UIcdstaat i'Hirvarnzouwtachtig procenfô-è db-bbéle nationaiteit hebben en twintig procent alleen een buitenlands paspoort dragen. In totaal zouden vier duizend Nederlandse paspoorthouders in het ZuidI~

afrikaanse leger dienen en zevenduizend als reser vist oproepbaar zijn. Bovendien blijken Nederland en België een premie te stellen op dienstplicht in het Zuidafrikaanse leger. Wie daarna terugkomt hoeft in België en Nederland niet meer in dienst.

Het bovengenoemde rapport van Metten en Goodi son doet nogal wat stof opwaaien. PvdA-Kamerlid Wallage bepleit nu met kracht een uitzondering op d- wet van 1984, die zijn partij toen unaniem heeft gesteun. waarom? Wallage: 'Omdat nu pas de om vang van fiet probleem duidelijk wordt. Minister van den Broek heeft steeds volgehouden dat het om een paar honderd man ging. Dat maakt nogal wat ver schil. Bovendien is gebleken dat de minister niets

doet om dienstneming te voorkomen of te ontmoedi gen.'34

De Kamerleden Wallaeen Van Traa vragen op,juinj 19Q8 de regnii-ii-n een motie een wetsvoorstel in te dienen die het dienstnemen van Nederlandse staats burgers in het Zuidafrikaanse leger strafbaar steft.

De regering wijst de motie af met het argument dat dit gelegenheidswetgeving zou zijn. De afwijzing van Van den Broek is niet het laatste woord dat er over de dubbele paspoorthouders gezegd wordt. Op 4juni 1988 spreekt de Partijraad van het CDA er zich voor uitc-at deze Néderlanders een keuze zullen moeten maken tussen de Nederlandse en Zuidafri kaanse nationaliteit. Dit punt komt ook terug in het rapport van het wetenschappelijk bureau van het CDA dat in mei 1989 verschijnt. In juni 1989 bieden drie Nederlandse juristen namens---ý- Anti Apartheidsbeweging Nederland (AABN) een initia tief wetsontwerp met die strekking aan de Tweede Kamer aan.

Tijdens het mondelinge overleg in de Tweede Kamer van 28 juni 1989wrfTinfiri Van den Broek niet in gaán op Sèi-Wé9êôntwerp van de drie juristen. Hij be roept zich daarbij op zijn demissionaire status. Hij stelt wel geen aanmoedigingsbeleid te willen voeren tot dienstweigering in Zuid-Afrika. Nederlanders die in Zuid-Afrika wonen en een dubbele nationaliteit be zitten zullen op de Nederlandse ambassade en con sulaten informatie kunnen inwinnen over vertrek naar Nederland. Nederlandse diplomaten zullen hen niet overhalen om dienstplicht te weigeren.3 Hopelijk verandert daardoor de praktijk tot dan toe.

De Nederlander Jan Gewald, die naar Nederland wilde om aan de Zuidafrikaanse dienstplicht te ont komen, kreeg in 1986 op de Nederlandse ambas sade slechts een kopie aangereikt van een artikel in het Zuidafrikaanse legerblad Paratus met daarin de officiële richtlijnen van de Zuidafrikaanse overheid.

Ook van het Nederlands consulaat in Kaapstad kreeg hij geen enkele medewerking.36

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Dat het gebied dat vroeger Mandatory Palestine was al vijftig jaar de facto, uiteindelijk onder Israëlische staats- macht valt, en dat er inmiddels meer dan 600 000 kolonis- ten

Joost van den Vondel, Voor de Leydsche weezen, bij den aanvang van het jaar MDCCLXXXVIII.. Z.p.,

Minder risico bij voldoende kwaliteitsborging y Omdat de instellingen nauwelijks in staat zijn om een adequate vertaalslag te maken, lopen ze het risico dat de opleidingen

Met andere woorden: je verpleegkundi- ge kan gedeeltelijk zelf bepalen welke zorgen zij nodig acht en dus ook hoe- veel het RIZIV aan het Wit-Gele Kruis (of aan een andere dienst

werkgever moet zijn belang bij ontslag afwegen tegen het belang van de werknemer bij baanbehoud, bijvoorbeeld door de werknemer compensatie aan te bieden voor de nadelige gevolgen

Kunnen degenen die zich hebben verzet tegen een (economische) boycot van Zuid-Afrika zich gerechtvaardigd weten door de schade die deze heeft aangericht, of moeten

Naast een besparing op de provisie aan de reisbureaus, zijn er aan de verkoop van tickets via de eigen internetsite andere voordelen verbonden. 2p 2 † Noem naast de besparing op