• No results found

6. Zwermonderzoek

6.2. Zwermvangsten (2010)

6.2.1. Uitvoering

Op verschillende locaties in Europa werd zwermactiviteit onderzocht met behulp van vangsttechnieken (mistnetten, harptraps). Meestal werden deze netten geplaatst aan de ingang(en) van winterverblijfplaatsen. Uit de ervaringen van 2009 hadden we geleerd dat bijkomende wandelingen op het fortdomein niet de meest geschikte methode was voor het opsporen van zwermlocaties voor de Myotis-soorten.

In 2010 dienden zich twee opportuniteiten aan om het zwermen via vangsten te onderzoeken. We kregen hierbij hulp uit zowel Groot-Brittannië als Nederland. Onderzoek gebeurde door het vangen van vleermuizen binnenin het fort. De grootste vraag die zich hierbij stelde is waar er gevangen diende te worden. In tegenstelling tot de meeste grotten zijn er in een fort nl. honderden ingangen. Op basis van de structuur van het fort werden enkele locaties uitgekozen waar de mistnetten en harptrap geplaatst konden worden.

Tussen 29 augustus en 2 september konden we gebruik maken van mistnetten, alsook de harptraps en de expertise van Britse collega’s, om vleermuizen te vangen. Zij voerden op diverse locaties in Europa vangsten uit om haarstalen te verzamelen. Hierop werd vervolgens isotopenonderzoek gedaan om migratie in kaart te brengen. Een dergelijk vangstmoment was echter ook een ideale opportuniteit om zicht te krijgen op de zwermactiviteit. Op 1 september 2010 werd op vier plekken in Fort 3 een net opgesteld van 20:00 tot 02:00. In de caponnière werden twee mistnetten geplaatst voor de raamopeningen en in het reduit werden twee harptraps opgesteld (1 in droge gracht en 1 in gang).

De doelstelling was hier om vooral de grotere toegangen van het fortgebouw af te sluiten.

Figuur 69: Locatie van harptraps (HT) en mistnetten (MN) tijdens zwermvangsten op 1/09/2010

Mistnetten zijn zeer fijne netten, gelijkaardig aan die gebruikt door vogelringers, die dusdanig worden opgesteld dat vleermuizen er plots mee geconfronteerd worden en niet de tijd meer hebben om bij te sturen, volledig onzichtbaar zijn zij immers niet voor vleermuizen.

Een harptrap is een val die specifiek door vleermuisonderzoekers wordt gebruikt. Ze bestaat uit een dubbele of driedubbele rij, vertikaal gespannen visdraden (zoals bij een harp). De vleermuizen kunnen deze visdraden moeilijk detecteren, vliegen ertegen en vallen zo naar beneden in een opvangzak.

Harptraps hebben heel wat voordelen ten opzichte van mistnetten:

o ze zijn moeilijker te ‘zien’ door vleermuizen

o ze veroorzaken minder stress (vleermuizen geraken niet verstrikt zoals bij mistnetten) o ze vragen minder training / ervaring van de gebruikers

Figuur 70: Vleermuis in mistnet (foto Marc Verhaert); Overzicht en detail van harptrap

Twee weken later werd nogmaals gevangen, ditmaal in het kader van een opleiding vleermuizen vangen, in samenwerking met Nederlandse collega’s met ruime ervaring. Op 17 september 2010 werden 5 mistnetten opgesteld in de caponnière, waarvan 4 om de uitvliegopeningen af te sluiten en 1 binnen in de caponnière. Ook toen werd van zonsondergang tot 02:00 gevangen.

Bij elke vangst werden de vleermuizen zo snel mogelijk uit de netten verwijderd. Diverse kenmerken werden genoteerd: uur van vangst, net, soort, geslacht, lengte en gewicht, kenmerken van leeftijd en seksuele activiteit. Eenmaal volledig geregistreerd werden ze, gemerkt met een geknipte haarpluk om reeds gevangen exemplaren te herkennen, weer losgelaten.

Figuur 71: In wijzerzin: vleermuizen in wachtrij voor onderzoek, onderzoek en determinatie, notatie per exemplaar, leeftijdsbepaling a.h.v. transparantie vingers (foto’s Marc Verhaert)

De resultaten van dit zwermonderzoek in 10 Antwerpse forten werd reeds door Dekeukeleire et al.

(2011) uitvoerig gerapporteerd.

6.2.2. Resultaten

Tijdens de beide vangstavonden werden telkens 45 dieren van 5 verschillende soorten gevangen.

Tabel 12 geeft een overzicht van de resultaten.

Watervleermuis is duidelijk de meest abundante soort, vooral de eerste vangst toen ze 75% van de dieren uitmaakten (Figuur 66). Die absolute dominantie is half september reeds verdwenen. Dan wordt de franjestaart veel talrijker. Tijdens de tweede vangstnacht nam in het algemeen de soortendiversiteit in de caponnière sterk toe, met zeer veel franjestaarten en ook drie ingekorven vleermuizen (waarvan 2 vrouwtjes).

Tabel 12: Detail van de zwermvangsten van 2010 in Fort 3

Datum Locatie Watervleermuis Franjestaart Baard/Brandts vleermuis Ingekorven vleermuis Gewone grootoor- vleermuis Totaal

HT1 3 1 1 5

HT2 13 1 14

MN1 19 2 21

1/09/2011

MN2 3 2 5

38 1 1 1 4 45

net 1 6 2 1 9

net 2 5 6 1 12

net 3 11 9 2 22

net 4 0 0

17/09/2010

net 5 1 0 1 2

22 16 3 3 1 45

Figuur 72: Cartodiagram van de resultaten van de zwermvangsten op 2/09/2010 in het reduit en de caponnière

Tijdens de tweede vangstavond (Figuur 73) werden in de centrale gang geen franjestaarten gevangen; deze soort werd enkel in de netten aan de rand gevangen. Opmerkelijk was ook dat het overgrote deel van de vleermuizen die in netten 2 t.e.m. 5 belandden, afkomstig waren van buiten.

Blijkbaar komen dieren dus van buitenaf naar binnen om in de caponnière te zwermen.

Figuur 73: Cartodiagram van de resultaten van de zwermvangsten op 17/09/2010 in de caponnière

Bovendien bleek bij het vangen dat het merendeel van de dieren mannetjes zijn (80%). Tegen het einde van de avond neemt het aantal vrouwtjes wel toe. Meer dan de helft van de gevangen dieren was bovendien seksueel actief, wat samen met de hoge aantallen bevestigt dat hier wel degelijk zwermgedrag werd geobserveerd.

Ook de aanwezigheid van de ingekorven vleermuis op deze zwermplekken is belangrijk. Zowel in de caponnière (3exx. dit is meer dan er die winter zouden overwinteren) als in het reduit (1 exx.) werden ze aangetroffen. Bovendien was bij deze 4 exemplaren één seksueel actief mannetje en één postlacterend vrouwtje (dit betekent dat die zomer een jong gezoogd werd). Blijkbaar is Fort 3, ondanks de dalende overwinterende aantallen, nog steeds relevant voor deze soort.

Deze vangsten waren/zijn van zeer groot belang. Ze toonden immers aan dat er veel dieren van minstens 5 soorten van buitenaf naar het fort komen om in de gebouwen te zwermen. Het is duidelijk dat het zwermonderzoek in Fort 3 moest geheroriënteerd worden naar onderzoek in de gangen zelf.

Bovendien toonden deze vangsten aan dat op twee weken tijd de soortensamenstelling van de zwermende dieren erg kan wijzigen.

De verdere situering van de zwermplekken is essentieel in het kader van het beheer van het fort. Die zwermplekken moeten immers prioritair behoed worden voor verstoring door licht en lawaai aangezien ze een cruciale functie hebben als uitwisselingsplaats van genetisch materiaal, noodzakelijk voor het voortbestaan van de soorten.