3. De ‘fouten’ van de protestanten in de ogen van Vázquez
3.2 Zware ‘fouten’
3.2 Zware ‘fouten’
Voor het overgrote deel van het gedrag van de protestanten had Vázquez absoluut geen begrip. Hij schrijft op veel plekken over zaken die hij als katholiek verschrikkelijk moeten hebben gevonden. Zo werden in zijn ogen bij het veroveren van een stad door de opstandelingen standaard de kerken vernield en monniken aangevallen. Ook werden relieken verbrand en vrouwen bedreigd. In het algemeen werd geen respect getoond voor sacrale plekken als hospices en kloosters. In de kroniek worden deze aanvallen op het katholicisme zo vaak genoemd dat het eerder overkomt als een ‘vaste riedel’ van de
80 Vázquez, Guerras de Flandes y Francia I. Sancho Rayón ed., 35.
81 Ibidem, 260.
82 Dit is althans de tafelschikking op het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci.
83 Mart Bax, ‘St. Gerard’s wrath. Religious power politics in a Dutch community’, Anthropological quarterly 65 (1992) 177-‐186, aldaar 177.
auteur dan een nauwkeurige beschrijving van de gebeurtenissen. Hieronder zal een aantal voorbeelden volgen.
In 1578, schrijft Vázquez, was er een garnizoen van opstandelingen uit Gent die de stad Ieper innamen. Dit gebeurde met veel geweld en ging gepaard met vele misdragingen. Kerken en kloosters werden vernield en ontheiligd. Iets soortgelijks gebeurde niet veel later in 1578 ook in Tienen (Tirlemont genoemd). Deze plaats was samen met Hoegaarden (Ugarda) in handen van de opstandelingen gekomen. Spaanse militairen heroverden onder leiding van luitenant García de Olivera echter beide plaatsen weer. Hierbij bevrijdden ze tevens katholieke geestelijken die kennelijk door de opstandelingen waren vastgezet.84
Vázquez is minder concreet met zijn beschrijvingen als hij in 1579 spreekt over het handhaven van de Pacificatie van Gent uit 1576. Dit was een anti-‐Spaans verbond van verschillende gewesten dat was gesloten onder leiding van Willem van Oranje. Oranje had weten te profiteren van een sterk anti-‐Spaanse stemming die was ontstaan naar aanleiding van de Spaanse Furie, de plundering en gedeeltelijke verwoesting van Antwerpen op 4 november 1576 door muitende Spaanse soldaten die al een tijd geen soldij hadden ontvangen. In de Pacificatie werd onder meer gepleit voor een amnestieregeling voor de opstandelingen en ook zouden de Spaanse troepen de Nederlanden moeten verlaten. Vázquez zag dit allerminst zitten en was bovendien van mening dat Oranje zelf zich ook niet aan de Pacificatie hield. Hij liet immers voortdurend buitenlandse soldaten van ‘verschillende sekten’ Holland en Zeeland binnen. Volgens Vázquez vielen deze de lokale bevolking lastig, plunderden ze kerken, kloosters, hospices en andere religieuze plekken. Daar bleef het niet bij: ze randden zelfs nonnen aan, martelden geestelijken en priesters. Details over waar dit precies gebeurde en wanneer vermeldt hij hier niet.
Dat neemt niet weg dat de gebeurtenissen die Vázquez vaag beschrijft op waarheid kunnen berusten. Mogelijk verwees Vázquez bijvoorbeeld naar de moord door de opstandelingen op negentien katholieken in Den Briel in 1572, beter bekend als de Martelaren van Gorkum. Vázquez was toen echter nog niet in de Nederlanden aangekomen, want hij arriveerde pas in 1577. Wel kan hij van dichtbij hebben meegemaakt wat onder leiding van de radicale calvinist Jan van Hembyze (1513-‐1584) tegen katholieken werd gedaan. Vanaf 1577 werd door een calvinistisch leger grote
delen van Graafschap Vlaanderen veroverd, dat in deze tijd een groter gebied was dan de huidige Belgische provincies Oost-‐ en West-‐Vlaanderen. Het calvinistische radicalisme centreerde zich rond de Vlaamse stad Gent, waar zich in deze periode een eigen bestuur had gevestigd, de Gentse Republiek. Deze zou tot 1584 blijven bestaan. Van Hembyze richtte zijn pijlen op de katholieken en trad zeer fors tegen hen op. Hij vernielde katholieke kerken en heiligenbeelden. Ook wordt hij verantwoordelijk gehouden voor het verbranden van zes geestelijken. Dit geweld was overigens tegen de zin van Oranje, die pleitte voor meer tolerantie tussen protestanten en katholieken.85 Echter, de aanvallen vanuit Vlaanderen door de calvinisten waren succesvol. Vázquez rapporteert in zijn hoofdstuk over 1580 over een aanval op Mechelen (Malinas). Hierbij was weer fors geweld gebruikt en was de katholieke kerk wederom het mikpunt geweest. Hij schrijft: ‘[los rebeldes] haciendo grandes estragos, robos, fuerzas, incendios y maldades, profanando templos, derribándolos, echando en tierra y hollando al Santísimo Sacramento, sin dejar con vida ningun fraile, clérigo ni religioso (de rebellen maken hierbij grote schade, stelen, vernielen, verbranden en doen kwaad, ontheiligen kerken, werpen ze omver, vertrappen het Heilig Sacrament, zonder ook maar een monnik of priester of andere geestelijke in leven te laten).86 Getuige de bestaande literatuur over dit onderwerp heeft hij dit dus waarschijnlijk niet sterk overdreven.
De aanvallen op de katholieke kerk die Vázquez beschrijft blijven niet beperkt tot het Graafschap Vlaanderen. Ook in de noordelijke gebieden kwamen dergelijke zaken voor. Zo vond in 1578 het Beleg van Kampen plaats, waarbij de graaf van Rennenberg (Conde de Renemburg), George van Lalaing, de stad heroverde op de Spanjaarden die deze in november 1572 in handen hadden gekregen. Deze Rennenberg zou later de katholieken in Groningen gaan steunen, lang bekend als ‘het verraad’ van Rennenberg. In de beoordeling van Vázquez komt Rennenberg in eerste instantie er toch ongunstig van af. Hij schrijft over de situatie in Kampen in het hoofdstuk over 1580. Op weg naar Kampen (Carpen) beging Rennenberg vele wreedheden, zoals het mishandelen van katholieken en ‘het verwoesten van het land’.87 Opmerkelijk genoeg vermeldt Vázquez slechts één pagina verder Rennenbergs terugkeer naar ‘de ware religie’. Tijdens het beleg van Groningen in 1580 had Lalaing de kant van de katholieke stadsbewoners gekozen. Dit tot grote tevredenheid van Vázquez. Oranje kon echter het verlies van
85 K.W. Swart, William of Orange and the revolt of the Netherlands. 1572-84 (Ashgate 2003) 151. 86 Vázquez, Guerras de Flandes y Francia I. Sancho Rayón ed., 244.
Groningen niet hebben en zon op wraak op de katholieken, schrijft hij. Met name in Deventer, Kampen en Zwolle moesten ze het ontgelden. Kerken en kloosters werden aangevallen en afgebrand, de monniken gemolesteerd en heiligenbeelden vernield. Zelfs in het bisdom Utrecht gebeurde dit en moesten ‘de arme katholieken’ (los pobres católicos) het gebied ontvluchten. De beschrijving gaat nog verder: ‘[Los] rebeldes (...) quemaban los cuerpos de los santos y todas las reliquias; y porque sus padres, abuelos y antepasados habian sido católicos, iban á sus sepulturas y desenterraban sus huesos y los
quemaban con estraña y nunca oida impiedad’88 (De rebellen verbrandden de lichamen
van de heiligen en alle relieken en omdat hun ouders, grootouders en voorouders katholiek waren geweest gingen ze naar hun graven om de botten op te graven en die te verbranden met vreemde en ongehoorde goddeloosheid).
Soortgelijke aanvallen op katholieken beschrijft Vázquez verder nog in Gent (1579), Namen (1580), opnieuw Utrecht (1580), Aalst (1582), Steenwijk (1582), Kleef in Duitsland (1583) en Zutphen (1584).89 Bewijzen voor dergelijke aanvallen zijn in de literatuur zeker terug te vinden. Zo heeft Joost de Soete, heer van Villiers (monieur De Villers) flink huisgehouden in Zutphen en delen van Twente. In deze streek werd op initiatief van de Staten-‐Generaal de tactiek van de verschroeide aarde toegepast, zodat de Spaanse troepen niet langer konden profiteren van het eten dat er in de streek te vinden was. Dit leidde tot zulke excessen dat de opdracht aan Villiers weer werd ingetrokken.90 De vraag is dus niet direct of in de opmerkingen van Vázquez een kern van waarheid zit. Er zullen zeker katholieken zijn aangevallen door radicale opstandelingen. Betwijfeld kan wel worden of Vázquez exact wist wat er op deze plekken gebeurd was. Telkens als hij over dergelijke gevallen schrijft gebruikt hij vrijwel dezelfde woordvolgorde. Hij begint door te zeggen dat kerken zijn aangevallen en vult dat vervolgens aan met kloosters en hospices die het mikpunt zijn geworden. Steeds opnieuw gebruikt hij hierbij de woorden plunderen (saquear), ontheiligd (profanado) en omverwerpen (derribar). Daarna gaat hij over naar de geestelijken die aangevallen worden. Wederom lijkt het dan wat op een vast patroon dat hij aan zijn publiek voorlegt. Ook de woorden wreedheden (crueldades), goddeloosheid (impiedad) en onbeschaamdheden (insolencias) komen steeds terug. Vázquez sluit meestal af door nog
88 Vázquez, Guerras de Flandes y I. Sancho Rayón ed., 260-‐261.
89 Respectievelijk paginanummers uit Vázquez: 229, 244, 275, 341, 398, 453 en 534. 90 Klaas Jansma e.a., Tweeduizend jaar geschiedenis van Overijssel (Leeuwarden 1990) 157.
wat opmerkingen te maken over de ruwe omgang met relieken of heiligenbeelden. Wegslaan (arrastrar) en verbranden (quemar) zijn de termen die hier worden gebruikt.
Vázquez was weliswaar van vele grote gebeurtenissen op de hoogte, maar ze vonden op veel plekken ver van elkaar plaats. Hij kon dus niet met eigen ogen alles aanschouwen. Naar mijn mening vulde hij op dit terrein zijn eigen waarnemingen en verhalen die hij gehoord had aan met kennis die hij al bezat. Hierbij koos hij er eerder voor bestaande beelden over het gedrag van de protestanten aan te vullen en te bevestigen dan tot in detail de waarheid te achterhalen en gaten in zijn kennis te erkennen.
4. Een gebrek aan kerkelijke autoriteit
Het kerkelijke gezag had in de zestiende eeuw in Spanje de touwtjes sterk in handen. Afwijkende religieuze geluiden werden niet getolereerd. De zogeheten Spaanse Inquisitie, die in 1483 was opgericht om bekeerde moslims en joden op het rechte pad te houden, richtte na 1520 in toenemende mate de pijlen op protestantse stromingen of andere bewegingen die als dwalingen werden bestempeld. Zo werden Ignatius van Loyola (1491-‐1559), de latere oprichter van de Sociëteit van Jezus, en de mystici Juan de la Cruz (1542-‐1591) en Teresa de Ávila (1515-‐1582) in eerste instantie allemaal verdacht van ketterij. Hun zoektocht naar een meer persoonlijke beleving van het geloof week af van de officiële lijn van de kerk. Daarop werden ze gedurende lange of korte tijd vastgezet. Opvallend genoeg zijn zij later ook alle drie heilig verklaard. Het laat zien met welke gedrevenheid de kerkelijke autoriteiten de orthodoxie van de katholieke kerk wilden beschermen. Capitán Alonso Vázquez was natuurlijk bekend met deze gang van zaken uit eigen land. Voor hem moet het ontbreken van een inquisitie iets afwijkends geweest zijn. Op verschillende plaatsen in zijn kroniek laat hij zijn afkeuring hierover blijken. Op welke manier hij hierover schrijft, in welke context hij dit doet en welke problemen in zijn ogen hieraan te wijten zijn staat centraal in dit hoofdstuk.
De eerste keer dat Vázquez rept over de inquisitie en het gebrek aan kerkelijk gezag is nog bij de algemene beschrijvingen van het gebied in het begin van zijn boek. Hij vertelt over de vrouwen en hoe ze thuis de broek aan hebben. De mannen zijn toch maar aan het drinken. Over het gedrag van de vrouwen schrijft hij dan:
‘De su naturaleza son libres y (...) no hay ninguna que no dispute cosas de la fe como si fuera teólogos, porque en su vulgar tienen muchos libres impresos, particularmente la Biblia, y de muy tierna edad la aprenden y tienen en la memoria. Como no hay Inquisision ni quien les vaya á la mano, déjanse llevar del sabroso entretenimiento de la lectura, y con facilidad caen en grandes errores por los muchos escritos que hay heréticos y depravados de que los reinos y provincias circunvecinas se llevan impresos y se admiten sin ninguno escrúpulo.’ 91
[Ze [de vrouwen] zijn vrij van aard en er is niemand die zo over geloofszaken kan discussiëren als zij, behalve theologen. Er zijn namelijk vele werken in de streektaal gedrukt, vooral de Bijbel en