Het kerkelijke gezag had in de zestiende eeuw in Spanje de touwtjes sterk in handen. Afwijkende religieuze geluiden werden niet getolereerd. De zogeheten Spaanse Inquisitie, die in 1483 was opgericht om bekeerde moslims en joden op het rechte pad te houden, richtte na 1520 in toenemende mate de pijlen op protestantse stromingen of andere bewegingen die als dwalingen werden bestempeld. Zo werden Ignatius van Loyola (1491-‐1559), de latere oprichter van de Sociëteit van Jezus, en de mystici Juan de la Cruz (1542-‐1591) en Teresa de Ávila (1515-‐1582) in eerste instantie allemaal verdacht van ketterij. Hun zoektocht naar een meer persoonlijke beleving van het geloof week af van de officiële lijn van de kerk. Daarop werden ze gedurende lange of korte tijd vastgezet. Opvallend genoeg zijn zij later ook alle drie heilig verklaard. Het laat zien met welke gedrevenheid de kerkelijke autoriteiten de orthodoxie van de katholieke kerk wilden beschermen. Capitán Alonso Vázquez was natuurlijk bekend met deze gang van zaken uit eigen land. Voor hem moet het ontbreken van een inquisitie iets afwijkends geweest zijn. Op verschillende plaatsen in zijn kroniek laat hij zijn afkeuring hierover blijken. Op welke manier hij hierover schrijft, in welke context hij dit doet en welke problemen in zijn ogen hieraan te wijten zijn staat centraal in dit hoofdstuk.
De eerste keer dat Vázquez rept over de inquisitie en het gebrek aan kerkelijk gezag is nog bij de algemene beschrijvingen van het gebied in het begin van zijn boek. Hij vertelt over de vrouwen en hoe ze thuis de broek aan hebben. De mannen zijn toch maar aan het drinken. Over het gedrag van de vrouwen schrijft hij dan:
‘De su naturaleza son libres y (...) no hay ninguna que no dispute cosas de la fe como si fuera teólogos, porque en su vulgar tienen muchos libres impresos, particularmente la Biblia, y de muy tierna edad la aprenden y tienen en la memoria. Como no hay Inquisision ni quien les vaya á la mano, déjanse llevar del sabroso entretenimiento de la lectura, y con facilidad caen en grandes errores por los muchos escritos que hay heréticos y depravados de que los reinos y provincias circunvecinas se llevan impresos y se admiten sin ninguno escrúpulo.’ 91
[Ze [de vrouwen] zijn vrij van aard en er is niemand die zo over geloofszaken kan discussiëren als zij, behalve theologen. Er zijn namelijk vele werken in de streektaal gedrukt, vooral de Bijbel en
vanaf jonge leeftijd leren ze die begrijpen en onthouden. Omdat er geen Inquisitie is of iemand anders die ze bij de hand neemt, geven zij zich over aan het smakelijke vermaak van het lezen. Zo vallen zij met gemak in grote fouten, want in de vele geschriften zitten allerlei ketterijen en dwalingen die vanuit omliggende landen worden meegenomen en zonder problemen worden toegelaten. ]
Duidelijk is dus dat de gelovigen in zijn ogen zonder correctie van bovenaf maar vervallen in dwalingen en dat de kwalijke invloeden kunnen worden verspreid onder de bevolking. Hij verbaast zich erover dat deze geschriften maar straffeloos worden gelezen. Hierover maakt hij verderop ook enkele opmerkingen, nog steeds in de algemene beschrijving van de gebieden. Dieven, die zijn er nauwelijks in de Nederlanden, maar als er ooit een gepakt wordt, is de straf zeer streng. Er zijn allerlei buitensporige en ongewone straffen die op grotere en kleinere misdrijven zijn gesteld, schrijft hij, maar ‘jamás se ha visto castigar á nadie por hereje’ (maar nooit is er iemand gestraft voor ketterij).92 Dat zou wel moeten, zo is de onuitgesproken suggestie die de kroniekschrijver doet. Hij gaat hier voorbij aan het stevige optreden van Alva en zijn Raad van Beroerten, die tussen 1567 en 1576 meer dan 12.000 verdachten aanklaagden en 1105 ‘ketters’ ter dood veroordeelde.93
Het wekt dan ook geen verbazing dat Vázquez positief is in zijn oordeel als hij hoort over initiatieven die dienen om protestantse invloed in te perken. Zo nam in 1579 een aantal Waalse gewesten, onder de naam Unie van Atrecht, afstand van de Pacificatie van Gent uit 1576. Henegouwen en Artesië gingen hun eigen weg en kozen voor het gezag van de Spaanse koning en het katholicisme. Deze Franstalige gebieden vreesden de overheersing door calvinisten en scheidden zich daarom af van de noordelijke provincies van de Nederlanden. Vázquez prijst de Unie van Atrecht omdat hij begrepen heeft dat andere religies dan het katholicisme er verboden zijn.94 Overigens verenigden de noordelijke gebieden Holland, Zeeland, Utrecht, de Ommelanden en Gelre zich enkele weken later in de Unie van Utrecht. Friesland en een aantal belangrijke steden als Brugge, Antwerpen, Arnhem, Nijmegen en Gent sloten zich hier vervolgens ook bij aan.
92 Vázquez, Guerras de Flandes y Francia I. Sancho Rayón ed., 47.
93 Het lijvige werk Le conseil de troubles. Liste de condamnés. 1567-1573. van M.Verheyden bevat de namen van 12.302 personen op alfabetische volgorde die voor de Raad van Beroerten moesten verschijnen, inclusief de aanklacht en hun woonplaats. Zie ook Robert M. Kindgon, (geen titel), Bibliothèque
d'humanisme et renaissance 25 (1963) 255-‐257, aldaar 256.
Voor de katholieken in deze gebieden betekende dit een verslechtering van hun situatie. Hun religie werd verboden en het calvinisme werd de officiële godsdienst. 95
De Nederlanders uit de tijd van Vázquez zullen over het algemeen niet hebben geklaagd over een te zwakke aanpak van het protestantisme. Sterker: het harde optreden van de hertog van Alva en zijn Raad van Beroerten stonden bij vele tijdsgenoten in het geheugen gegrift. Dat mag althans verondersteld worden, aangezien Willem van Oranje op deze kennis inhaakte toen hij in december 1580 zijn Apologie publiceerde, als verweer op zijn vogelvrijverklaring door Filips II. Op zeer felle toon beschuldigde hij de Spanjaarden van ‘oneindige wreedheden’ en ‘tirannie’. De Spaanse Raad, waarmee Oranje verwees naar de Spaanse inquisitie, dwong de bevolking tot slavernij. Om de weerstand tegen de Spanjaarden te vergroten bracht hij de situatie onder Alva voor zijn publiek in herinnering: ‘je hoefde maar misprijzend naar een heiligenbeeld te kijken om op te brandstapel terecht te komen’.96 Ook nam Oranje de nieuwe bisschoppelijke hiërarchie onder vuur, die in 1559 door Filips II was ingevoerd: ‘De bedoeling ervan was dat deze bisschoppen, net als zo vele beulen, de arme christenen op de brandstapel zouden brengen.’97
Vázquez nam kennis van de Apologie en behandelt het werk van Oranje in het hoofdstuk dat gaat over 1581. Hij gaat in op de kritiek die Oranje had op onder meer het harde beleid van de Spaanse koning, maar laat ook meteen blijken dat het onbetrouwbare berichten zijn van de leider van de opstandelingen. Dat is ten overvloede, want de lezer is dan al via verschillende passages te weten gekomen waarin de prins als grootste ketter wordt neergezet en als hoofdverantwoordelijke voor de Opstand wordt beschouwd. Oranje bekritiseerde de invoering van de nieuwe bisschoppelijke indeling uit 1559 alsof het een verkapte manier was om de inquisitie in te voeren. De ‘waardige bisschoppen’ werden voorgesteld alsof het inquisiteurs waren die tegen de regels en wetten van het land (de Nederlanden) in zou opereren.98 Dit was bekokstoofd op het Concilie van Trente in samenwerking met de Inquisitie ‘para estirpar su santa y nueva religion’ (om zijn eigen heilige en nieuwe religie uit te roeien).99 Zonder
95 M. Constance, ‘Spanish rule in the Netherlands under Philips II’, The catholic historical review 14 (1928) 415.
96 Geciteerd in: J.E. Verlaan, Apologie van Willem van Oranje. Hertaling en evaluatie na vierhonderd jaar.
1580-1980 (Amsterdam 1980) 70.
97 Ibidem, 72.
98 Vázquez, Guerras de Flandes y Francia I. Sancho Rayón ed., 293. 99 Ibidem, 293.
wroeging waren hierdoor in 1568 de graven van Egmont (Agamont) en Hoorn (Hornos) omgebracht. Vervolgens bespreekt Vázquez ook de opmerkingen van Oranje over de hertog van Alva. Die zou de Nederlanden als een tiran hebben bestuurd. Daarom had de prins de hulp van de hertog van Anjou ingeroepen, om de gebieden te beschermen tegen de tirannieën van Spanje.
De opmerkingen van Oranje brengen Vázquez niet aan het twijfelen. Er is geen spoor te vinden van begrip voor de klachten van de prins over het harde optreden van de Spanjaarden dat er wel degelijk is geweest tijdens het gezag van Alva. Integendeel: Vázquez maakt van de gelegenheid gebruik om Oranje nog maar eens in een verdachte hoek te plaatsen. De woorden waarmee hij dat doet zijn niet mals. Het zijn tiranías (tirannieën) en pérfidas maldades (valse verdorvenheden) waar Oranje zich aan schuldig maakt. Het ophitsen van het volk tegen de katholieke koning Filips II is het enige waar hij zich mee bezighoudt. Hij is bezig met sembrar cizaña (tweedracht zaaien). In de gedachtegang van Vázquez is er duidelijk geen ruimte voor heldere analyse van de voors en tegens van de mening van Oranje.100
Op een paar plekken in de kroniek laat Vázquez terloops zijn afkeuring blijken van (teveel) religieuze vrijheid. Dat doet hij vooral door er op te wijzen tot welke excessen deze vrijheid onvermijdelijk zal leiden. Een aantal voorbeelden is al in het vorige hoofdstuk aan bod gekomen. Zo schreef hij in het deel over 1579 over de soldaten van verschillende nationaliteiten en ‘verschillende sektes’ die Oranje Holland en Zeeland binnenliet. Die plunderden kerken, kloosters en hospices, beroofden nonnen en mishandelden de priesters en andere geestelijken.101 In 1580 is er een strijd tussen protestanten en katholieken in Zutphen en Kampen waar Vázquez over schrijft. De vraag die in de steden gesteld wordt, is welke van de twee religieuze stromingen, dus het katholicisme of het protestantisme, de officiële godsdienst van de stad moet worden. Er heerst angst over welke groep de wapens zal oppakken om de andere aan te vallen. De sluimerende conclusie van Vázquez is dat het kennelijk niet mogelijk is om (in vrijheid) samen te leven.102 Hij laat zich opnieuw negatief uit over teveel vrijheid in een passage uit 1582. In Antwerpen, dat op dat moment in handen was van de protestanten, vroegen lutheranen toestemming aan de magistraat om een kerkgebouw te mogen gebruiken voor hun diensten. De calvinisten hadden in die tijd als enigen hun eigen diensten,
100 Vázquez, Guerras de Flandes y Francia I. Sancho Rayón ed., 293.
101 Ibidem, 164. 102 Ibidem, 259.
schrijft Vázquez. Vervolgens werden de poorten van de stad open gezet voor allerlei ‘ketterijen’ en maakten de mensen op schaamteloze wijze gebruik van hun vrijheid. Zo zijn er de libertinos over wie hij de volgende anekdote vertelt om te illustreren waar die vrijheid toe leidt: Twee mannen lopen op straat en dan wijst een van hen naar een raam waar een man met zijn vrouw te zien zijn. Volgens de wijzende man had hij de vrijheid om naar de vrouw te gaan en haar te vragen of ze seks wilde hebben, zonder dat ze zou weigeren of haar eigen man daar problemen mee had. Vázquez zegt vervolgens dat er niemand was die deze mensen probeerde op het rechte pad te krijgen en de normen van de katholieke kerk bijbracht.103
5. Interne hervormingen in de rooms-katholieke kerk
Volgens de theorie van de imagologie wordt bij het creëren van een beeld van een ander automatisch een zelfbeeld geschapen. Door bepaalde eigenschappen, die meestal negatief zijn, van een ander te benadrukken, worden de positieve kanten op hetzelfde moment toegeëigend.104 In een voorgaand hoofdstuk is duidelijk geworden welke negatieve aspecten van de protestanten Vázquez benoemd heeft. Nu zal de focus liggen op de positieve zaken die hij voor zichzelf en zijn land Spanje op religieus terrein claimt. Overigens doet hij dit niet slechts impliciet via het beeld van de Nederlandse protestanten. Ook geeft hij soms informatie aan zijn publiek om het direct te demonstreren dat hij een goed katholiek is die de juiste opvoeding heeft genoten.
5.1 Het Concilie van Trente als norm
Belangrijk voor de bepaling wat goed katholiek was en wat als afkeurenswaardig beschouwd diende te worden waren de bepalingen van het Concilie van Trente (1545-‐ 1563). Deze kerkvergadering werd in drie losse etappen gehouden (tussen 1545-‐1547, 1551-‐1552 en 1562-‐1563) in de Noord-‐Italiaanse plaats Trente. Deze locatie was gekozen om lutherse en calvinistische vertegenwoordigers de mogelijkheid te bieden aanwezig te zijn. De verzoening tussen de verschillende stromingen was in eerste instantie nog een van de doelstellingen van het concilie. Gaandeweg bleken de standpunten zover van elkaar verwijderd te zijn dat deze hereniging onmogelijk werd. Hubert Jedin draait het in zijn standaardwerk A history of the Council of Trent uit 1961 om en stelt dat het ook kan worden gezien dat er vóór Trente geen sprake was van een schisma. Juist door de afspraken die werden gemaakt was er pas sprake van een echte scheuring.105
De meningsverschillen richtten zich op tal van punten, zoals de positie van de paus. Luther had bijvoorbeeld in het eerste kwart van de zestiende eeuw gesteld dat het gezag van de paus niet het allerhoogst moest zijn.106 In Trente werd juist vastgelegd dat de paus meer macht zou krijgen, ten koste zelfs van de bisschoppen. Andere besluiten
104 Joep Leerssen, ‘Culturele identiteit en nationale beeldvorming’, in: J.C.H. Blom, J.Th. Leerssen en P. de Rooy, De onmacht van het grote. Cultuur in Europa (Amsterdam 1993) 7-‐19, aldaar 12, 13.
105 Hubert Jedin, A history of the Council of Trent Pt II (Londen 1961) 7.
106 Erwin Iserloh, ‘Luther and the Council of Trent’, The Catholic Historical Review 69 (1983) 563-‐576, aldaar 563.