• No results found

We zullen thans behandelen, welke maatregelen door een crediteur tegen een onwilligen debiteur kunnen worden genomen, waarbij we ons

alleen zullen bezighouden met het burgerlijk proces voor de Raad van Justitie en dat voor den Residentierechter.

A. Raad van Justitie.

Adams te Soerabaia heeft aan Bergman te Batavia goederen geleverd ter waarde van f 3.000,—. Bergman blijft ondanks herhaalde aanmaning in gebreke om te betalen en Adams zal nu langs gerechtelijke weg den nalatigen debiteur tot beta-ling trachten te dwingen. Alvorens hiertoe over te gaan, zal Adams nog éénmaal een poging tot invordering wagen en wel bij deurwaardersexploit (de sommatie;

zie hoofdstuk 6). Blijft ook deze poging zonder resultaat, dan wordt Bergman in rechten aangesproken.

Nu dient eerst te worden uitgemaakt voor welke rechtbank en in welke plaats het proces zal moeten worden gevoerd (de zaak zal dienen). Waar het hier een zaak tussen Europeanen geldt, zal een Europese rechtbank, en aangezien het daarenboven een schuldvordering boven ƒ 500,— betreft, zal een Raad van Justitie de bevoegde rechtbank zijn (absolute competentie), en wel die te Batavia (woon-plaats van den gedaagde; relatieve competentie).

Aangezien voor de raden van justitie de partijen (Adams en Bergman) niet zelf een proces aanhangig mogen maken en niet zelf mogen optreden, zal Adams zich een procureur moeten kiezen. Een procureur is een meester in de rechten 1) , die de formaliteiten, welke een rechtsgeding voorafgaan, vervult. Adams draagt bijv. Mr. Dirksen zijn belangen op en deze laat de zaak op de rol van de Raad van Justitie te Batavia inschrijven; d.w.z. Mr. Dirksen geeft kennis aan den griffier, dat hij tegen een bepaalde datum, bijv. 10 Augustus, Bergman wil dagvaarden (oproepen om voor den rechter te verschijnen); hierdoor is de Raad van Justitie van het proces op de hoogte gebracht.

!) Er zijn ook procureurs, die geen meester in de rechten zijn, doch het zgn.

procureursexamen, dat thans niet meer wordt afgenomen, hebben afgelegd.

157

In het algemeen moet elk burgerlijk proces aanvangen met een dagvaarding, dat is een geschrift, waarbij een partij wordt opgeroepen om op een bepaalde dag voor de Raad van Justitie te verschijnen naar aanleiding van de in de dagvaarding ver-melde eis.

Mr. Dirksen dagvaardt bij deurwaar dir sexptoit Bergman om bij procureur (vertegenwoordigd door een procureur) de 10e Augustus te verschijnen voor de Raad van Justitie te Batavia.

Ook gedurende de verdere loop van het proces moeten beide partijen zich laten vertegenwoordigen door een juridisch raadsman, den advocaat, d.i. een meester^ in de rechten, die is toegelaten om voor het Hooggerechtshof of een Raad van Justitie mondelinge vertogen (pleidooien) te houden. De meeste advocaten zijn tevens procureur, zoals we in dit geval ook zullen aannemen 1).

Op de 10e Augustus (de dienende dag) verschijnt Mr. Dirksen met den advo-caat en procureur van Bergman, bijv. Mr. Elias, op de openbare zitting van de Raad van Justitie te Batavia.

Zodra hun zaak door den deurwaarder wordt afgeroepen, overhandigt Mr.

Dirksen aan Mr. Elias een geschrift, waarin (evenals in de dagvaarding) staat omschreven, wat de eiser (Adams) van den gedaagde (Bergman) eist, nl. betaling van de koopprijs vermeerderd met rente en kosten. Dit geschrift heet de conclusie van eis.

Mr. Elias vraagt uitstel en op de daarvoor vastgestelde dag (indien hij althans niet nog eens uitstel vraagt) dient hij een schriftelijke conclusie van antwoord in, waarin uiteengezet wordt, wat de gedaagde tegen de eis heeft in te brengen.

Daarop dient Mr. Dirksen een conclusie van repliek en Mr. Elias weder een conclusie van dupliek in.

Van al deze stukken worden afschriften ter griffie gedeponeerd.

Tijdens het proces kunnen getuigen van beide partijen gehoord worden en kunnen de advocaten namens hun partijen een en ander mondeling toelichten in hun pleidooi.

De Raad van Justitie is gedurende het gehele proces lijdelijk, d.w.z. de raad geeft geen adviezen, wenken of aanwijzingen ten voordele of ten nadele van de partijen.

Nadat het getuigenverhoor en de pleidooien zijn geëindigd en de Raad van Justitie voldoende omtrent de zaak is ingelicht, doet de raad uitspraak, wordt het vonnis geveld, waarbij de eis wordt toegewezen (de eiser, Adams, heeft het proces gewonnen) of de eis wordt ontzegd (de eiser heeft het proces verloren).

Leggen de partijen zich niet bij de uitspraak neer, dan kunnen zij in hoger beroep gaan bij het Hooggerechtshof, waar het proces op vrijwel dezelfde wijze wordt gevoerd, behalve dat de conclusies van repliek en dupliek vervallen.

i) Alvorens een meester in de rechten als advocaat en procureur mag optreden, dient hij zich als zodanig te laten inschrijven bij de Raad van Justitie (de balie), onder wiens rechtsgebied hij zijn kantoor gevestigd heeft. Hij zal als advocaat en procureur zijn beroep slechts mogen uitoefenen voor die Raad van Justitie, waarbij hij is ingeschreven. Is hij evenwel ingeschreven als advocaat en procureur bij het Hooggerechtshof, dan mag hij in civiele zaken ook optreden als advocaat en procureur bij de Raad van Justitie te Batavia, ook al is hij gevestigd in het rechtsgebied van een andere Raad van Justitie.

Verschijnt de gedaagde niet op de terechtzitting, dan zegt men, dat hij verstek heeft laten gaan; hij wordt dan, zonderdat hij zich kan verweren (verdedigen), bij verstek veroordeeld. Tegen zo'n vonnis kan de gedaagde in verzet komen, tengevolge waarvan de zaak opnieuw door de Raad van Justitie zal worden behandeld.

B. Residentierechter.

Was de koopprijs in het vorige geval minder dan f 500,—, dan zou het daaruit voortvloeiende proces voor den Residentierechter moeten worden gevoerd.

Nadat is uitgemaakt welke Residentierechter bevoegd is, ni. die te Batavia, zal de eiser (Adams) zelf (dus niet door tussenkomst van een procureur) bij dien rechter een verzoekschrift indienen, waarin namen en'woonplaatsen der partijen worden vermeld en de zaak wordt uiteengezet.

De Residentierechter bepaalt de dienende dag en laat de partijen bij deurwaar-dersexploit tegen die datum oproepen (dagvaarden).

De behandeling is openbaar; de partijen verschijnen in persoon, hoewel zij zich door een gemachtigde (zaakwaarnemer, die geen meester in de rechten behoeft te zijn) kunnen laten vertegenwoordigen. Getuigenbewijs is toegestaan; de behan-deling der zaak geschiedt monbehan-deling, maar het indienen van schriftelijke conclu-sies, welke tijdens de behandeling door partijen (of hun gemachtigden) eerst worden voorgelezen, is toegestaan. De Residentierechter moet, zo mogelijk, dade-lijk vonnis vellen; bij ingewikkelde zaken zal dit echter niet altijd kunnen plaats vinden.

De Residentierechter is, in tegenstelling met de Raad van Justitie, niet lijdelijk;

hij mag tijdens de behandeling de partijen voorlichting geven, hen ondervragen en wijzen op mogelijke bewijsmiddelen.

C. Executie van vonnissen.

Is bij rechterlijke uitspraak Bergman veroordeeld tot betaling, dan moet Bergman aan Adams het bij het vonnis vastgestelde bedrag voldoen. Doet hij dit niet vrij-willig, dan moet het vonnis worden tenuitvoergelegd (geëxecuteerd), waaronder men te verstaan heeft het leggen van beslag op het vermogen van den debiteur, gevolgd door verkoop krachtens een vonnis of ander geschrift, waaraan men het recht tot executie kan ontlenen.

Zo'n geschrift noemt men de executoriale titel.

Een vonnis kan eerst worden geëxecuteerd, wanneer het in kracht van gewijsde is gegaan; dat is, wanneer geen verzet, hoger beroep of cassatie meer mogelijk is; daarna wordt het vonnis aan de veroordeelde partij door een deurwaarder betekend, waarbij meestal nog (voor de laatste maal) bevolen wordt om binnen een bepaalde tijd aan het vonnis te voldoen.

Het originele vonnis, dat in het archief van de rechtbank blijft berusten, heet de minute.

Voor het betekenen wordt gebruik gemaakt van de grosse, dat is een zodanig opgemaakt afschrift van de minute, dat executie mogelijk is (in executoriale vorm opgemaakt), hetgeen blijkt uit de aanhef: „In Naam der Koningin".

159

De executie van vonnissen van het Hooggerechtshof en de Raad van Justitie moet door de belanghebbenden zelf worden verzorgd.

De executie van vonnissen van den Residentierechter (en ook van den Land-raad) geschiedt door dezen rechter (dit gerechtelijk college). Onder leiding van den Residentierechter (Landraadvoorzitter), onder toezicht van een deurwaarder en bijgestaan door een griffier heeft de executie plaats.

V o M geen betaling dan wordt executoriaal beslag gelegd, d.i. de opmaking van een proces-verbaal, waarin de te verkopen roerende en onroerende goederen van den geëxecuteerde (veroordeelde) worden vermeld.

Nadat beslag is gelegd, kunnen de goederen niet meer door den geëxecuteerde worden vervreemd.

Indien daarna nog geen betaling volgt, dan heeft door tussenkomst van het vendukantoor de executoriale verkoop in het openbaar plaats, en uit de opbrengst wordt de crediteur (Adams) voldaan en worden de kosten der executie gekweten.

Beslag kan niet alleen worden gelegd op goederen, welke zich onder den eige-naar (geëxecuteerde) zelf bevinden, doch ook op die, welke door derden voor den eigenaar worden bewaard, ook al liggen die goederen in een gesloten bewaar-plaats,0 waartoe de executant (degene, die beslag legt) slechts met medewerking van die derden toegang kan verkrijgen.

Beslag op goederen of geldswaarden opgeslagen of bewaard in een veem of safeloket is dus eveneens mogelijk.

Weigert de eigenaar van de opslagplaats of het safeloket de toegang daartoe, dan is de deurwaarder bevoegd die bewaarplaatsen open te breken. De schade komt ten laste van den geëxecuteerde.

Parate executie.

Onze wet kent enige gevallen, waarbij iemand zonder rechterlijk vonnis op de bezittingen van zijn debiteur beslag kan leggen en deze kan verkopen.

De executoriale titel is dan een schriftelijke overeenkomst (bijv. terzake van een geldlening), welke tussen partijen bestaat.

Is men dus in het bezit van een zodanig stuk, dan is men ogenblikkelijk gereed (paraat) om tot executie over te gaan.

Daarom noemt men het recht, dat de crediteur in zo'n geval heeft, het recht van parate executie. De grossen der akten, waaruit dit recht blijkt, beginnen, met uitzondering van de pandovereenkomst, met de woorden: „In Naam der Koningin1'.

Parate executie kan o.a. worden uitgeoefend door den eersten hypotheekhouder (zie aldaar), den houder van oogstverband, den pandhouder, den commissionair, de belastingdienst.

Lijfsdwang.

Lijfsdwang of gijzeling is het beslag op den persoon van den debiteur, d.i. het in verzekerde bewaring stellen van den debiteur in een huis van bewaring, het-geen alleen mogelijk is, indien in het vonnis uitdrukkelijk staat vermeld, dat zij is toegelaten.

De bedoeling is om onwillige debiteuren te dwingen hun schuld te voldoen.

De wet bepaalt uitdrukkelijk, dat gijzeling alleen kan worden toegepast, indien er voldoende zekerheid bestaat, dat de debiteur wel in staat is om te betalen,

doch daartoe niet genegen is (bijv. de schuldenaar houdt zich arm, maar de schuldeiser weet, dat hij een grote waarde aan effecten bij een bank in bewaring heeft gegeven). Executie op het (officieel bekende) vermogen van den debiteur zal dan niet voldoende opbrengen om de schuld te voldoen, aangezien de (niet-bekende) effecten buiten het beslag zullen blijven. Het dreigement van gijzeling is dikwijls reeds voldoende om den debiteur tot betaling te doen overgaan.

Lijfsdwang kan volgens het Reglement op de Rechtsvordering en het Rechts-reglement Buitengewesten slechts in bepaalde gevallen plaats vinden, o.a.:

a. tegen alle personen, die een wissel of chèque hebben getekend als trekkers, acceptanten of endossanten of door aval gewaarborgd hebben;

b. tegen personen, die voor hun bedrijf promessen (accepten) of andere handels-papieren hebben getekend.

Zolang het tegendeel niet is bewezen, neemt de wet aan, dat, wanneer iemand, die een bedrijf uitoefent, een promesse heeft getekend, hij dit voor zijn bedrijf heeft gedaan. Hierop duiden de in een promesse dikwijls voorkomende woorden

„als koopman", welke woorden, nu de wet geen onderscheid meer maakt tussen kooplieden en niet-kooplieden, echter geen bijzondere waarde meer hebben en in feite overbodig zijn.

Lijfsdwang mag niet worden toegepast op personen van 65 jaren of ouder en kan hoogstens voor 1 jaar plaats vinden.

Dwangsom.

Indien iemand bij rechterlijk vonnis veroordeeld wordt, bijv. om een artikel niet onder een bepaalde naam te mogen verkopen, dan kan bij het vonnis bepaald worden, dat bij iedere overtreding van deze eis door den veroordeelde deze een geldsom, dwangsom (astreinte) genaamd, zal moeten betalen aan de tegen-partij.

De grootte van de dwangsom zal aan het beleid van den rechter worden over-gelaten; de som zal echter meestal zo groot zijn, dat het voor den veroordeelde voordeliger zal zijn het vonnis na te komen, dan toch dat artikel onder de ver-boden naam te verkopen.

Is bij vonnis reeds de betaling van een boete of vergoeding opgelegd, dan kan daarnaast niet nogeens een dwangsom worden opgelegd.