• No results found

Zorgstandaard onafhankelijke aspecten

In document Depressieve stoornissen (pagina 87-92)

10. Organisatie van zorg

10.2 Zorgstandaard onafhankelijke aspecten

10.2.1 Echelonering en gepast gebruik

Echelonering

De huidige ggz is ingedeeld in 3 niveaus of echelons: de huisartsenzorg inclusief

praktijkondersteuner huisartsenzorg ggz (POH-GGZ), de generalistische basis ggz (GB GGZ) en de gespecialiseerde ggz (S GGZ). Een klein deel van de patiënten is gebaat bij een verdere

intensivering van de behandeling in een hoogspecialistische setting (TOPGGz-afdeling of Universitaire kliniek/behandelprogramma).

De gemeente is verantwoordelijk voor een samenhangend en dekkend aanbod in de regio van preventie en zorg voor jeugdigen tot 18 jaar en hun verzorgers, inclusief de jeugd ggz.

Bron: Ministerie van VWS, 2014

Bij de jeugd ggz gaat het om zowel de GB GGZ als de S GGZ.

Binnen de GB GGZ en S GGZ voor personen van 18 jaar en ouder wordt de behandeling alleen door de basisverzekering vergoed als er (een vermoeden op) een DSM-classificatie is. Bij stoornissen (bijv. aanpassingsstoornissen) waarvan de behandeling in deze echelons is uitgesloten van het basispakket, kan binnen de huisartsenzorg ondersteuning geboden worden. In de GB GGZ is het behandelaanbod ingedeeld op basis van 4 zorgvraagzwaarten (kort, middel, intensief, chronisch). De indicatiestelling voor de zorgvraagzwaarte gebeurt door de hulpverleners in de GB GGZ.

Gepast gebruik

Naast deze echelonering is ‘gepast gebruik’ van zorg een uitgangspunt binnen de voorliggende zorgstandaard. Gepast gebruik gaat over de juiste inzet van hulp bij aanvang van een behandeling (matched care) maar ook over op het juiste moment van op- en afschalen van behandeling tijdens een reeds lopend traject. Zo kan over- en onderbehandeling worden tegengegaan. Om over- en onderbehandeling te voorkomen moet goede, passende diagnostiek en (door)verwijzing eenvoudig beschikbaar zijn in de hele keten. Daarnaast zijn gezamenlijke besluitvorming door zorgverlener en patiënt, matched care en gepersonaliseerde behandeling nodig. Hierbij worden ook de naasten betrokken.

10.2.2 De regiebehandelaar

Indien meerdere zorgprofessionals als behandelaar betrokken zijn bij de zorgverlening aan een patiënt is het van belang dat een van hen het zorgproces coördineert en eerste aanspreekpunt is voor de patiënt en zijn naasten en/of wettelijk vertegenwoordiger. Dit is de regiebehandelaar. Indien zorg binnen het betreffende echelon door een behandelaar wordt verleend, is deze per definitie ook de regiebehandelaar. In het Model Kwaliteitsinstituut zijn de voorwaarden opgenomen waaraan hulpverleners moeten voldoen om als regiebehandelaar op te kunnen treden. Binnen de

huisartsenzorg (inclusief de praktijkondersteuner huisartsenzorg ggz (POH-GGZ)) wordt in deze zin niet van regiebehandelaarschap gesproken (deze zorg valt buiten de reikwijdte van het

kwaliteitsstatuut). Voor verdere zaken betreffende de regiebehandelaar wordt verwezen naar dit Model kwaliteitsstatuut. Dit statuut is onverkort van toepassing op de voorliggende zorgstandaard.

10.2.3 Overdracht en consultatie

In een aantal generieke modules staan specifieke afspraken ten aanzien van zaken als overdracht &

consultatie. Zo worden in de Landelijke GGZ Samenwerkingafspraken (LGA) aanbevelingen gedaan over de vorm en inhoud van consultatie, verwijzing en terugverwijzing, en over de taakafbakening, verantwoordelijkheidsverdeling, coördinatie en monitoring bij gedeelde zorg. Op basis van deze LGA

kunnen regionale en lokale samenwerkingsafspraken worden gemaakt. De genoemde LGA is onverkort van toepassing op deze zorgstandaard.

Daarnaast kan er ook sprake zijn van een (transmurale) overdracht tussen verschillende

zorgdomeinen c.q. het sociale domein. Verwezen wordt naar de relevante generieke modules. Zeker in crisissituaties worden ook naasten geïnformeerd.

10.2.4 Informatie-uitwisseling

Randvoorwaarden

Bij de organisatie van zorg dienen de randvoorwaarden te worden gecreëerd waarmee de inhoud van zorg kan worden gegarandeerd, zoals deze in de eerdere hoofdstukken is beschreven. Bij de zorgverlening aan en de behandeling van een patiënt met depressie zijn regelmatig verschillende hulpverleners, uit dezelfde en verschillende echelons, betrokken. Een goede samenwerking tussen deze hulpverleners en het aanmerken van een regiebehandelaar is van groot belang. Daarbij moeten de hulpverleners zorgen voor een duidelijke taak- en verantwoordelijkheidsverdeling, en is het noodzakelijk dat zij effectief met elkaar communiceren, afspreken wie de zorg coördineert en hun werkzaamheden en informatie onderling afstemmen.

Daarbij moeten de hulpverleners zorgen voor een duidelijke taak- en

verantwoordelijkheidsverdeling, en is het noodzakelijk dat zij effectief met elkaar communiceren, afspreken wie de zorg coördineert en hun werkzaamheden en informatie onderling afstemmen.: Zie de KNMG Handreiking

Verantwoordelijkheidsverdeling in de zorg, 2010.

Meer informatie

Bij afstemming staat de patiënt en eventueel zijn naaste(n) centraal. Voorwaarde voor informatieverstrekking aan andere, niet zijnde medebehandelaars is dat de patiënt gerichte toestemming geeft, met uitzondering van acute situaties.

Individueel zorgplan en het elektronisch patiëntendossier (EPD)

Het individueel zorgplan (behandelplan) is de dynamische set van afspraken van de patiënt en de hulpverlener(s) over zorg én zelfmanagement. Deze afspraken zijn gebaseerd op de individuele doelen, behoeften en situatie van de patiënt. Zij komen in gezamenlijke besluitvorming tot stand. Dit vormt de kern van het proces van de individuele zorgplanning.

Voor kinderen en jongeren tot 18 jaar, indien sprake is van vroege signalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen biedt de hulpverlener de mogelijkheid om een familiegroepsplan (gezinsplan) op te stellen.

Voor kinderen en jongeren tot 18 jaar, indien sprake is van vroege signalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen biedt de hulpverlener de mogelijkheid om een familiegroepsplan (gezinsplan) op te stellen. : Zie Factsheet Familiegroepsplan van VNG, november 2014.

Meer informatie

Het is voor patiënt en hulpverleners van belang dat er slechts een zorgplan per patiënt is. Het

individuele zorgplan moet daarom niet aandoeningsgericht maar generiek zijn en bruikbaar ongeacht bij welke hulpverlener de patiënt in zorg is. In verband met gebruiksgemak en het voorkómen van fouten door dubbelregistratie is digitale beschikbaarheid van belang; de infrastructurele

mogelijkheden hiervoor dienen verder ontwikkeld te worden. Daardoor wordt toegankelijkheid voor de patiënt én de betrokken hulpverleners haalbaar.

10.2.5 Toegankelijkheid

Voor elke patiënt in Nederland is goede (competente, respectvolle en empathische), betaalbare en toegankelijke zorg beschikbaar (zie Toegankelijkheid van de zorg). Een basisvoorwaarde is dat de patiënt toegang heeft tot een goed en coherent netwerk van zorgvoorzieningen en zorgverleners voor de levering van de benodigde zorg. In acute situaties moet de patiënt kunnen rekenen op 24/7 beschikbaarheid en bereikbaarheid van (dienstdoende) zorgverleners.

Ruimtelijke voorzieningen

De inrichting van de ruimtes en de faciliteiten van zorglocaties/praktijken sluiten aan bij de behoeften en mogelijkheden van de patiënt.

10.2.6 Keuzevrijheid

Informatie aan de patiënt

Informatie aan de patiënt over de mogelijke behandelingen is van belang om de patiënt in staat te stellen zelf weloverwogen keuzes hierin te maken, in overleg met de hulpverlener (zie Inleiding). Dat betekent dat de hulpverlener de patiënt zo volledig mogelijk informeert over de voorgestelde

behandeling op zo’n manier dat de patiënt deze informatie ook begrijpt. Duidelijk moet zijn wat de aard en het doel zijn van de behandeling, welke risico’s aan de behandeling verbonden zijn en welke alternatieven mogelijk zijn. De hulpverlener mag pas met de behandeling starten als de patiënt hiervoor toestemming heeft gegeven. Deze toestemming kan onder omstandigheden ook impliciet plaatsvinden. Daarbij kan gedacht worden aan een behandeling in een acute of noodsituatie.

Daarbij kan gedacht worden aan een behandeling in een acute of noodsituatie.: Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst, artikelen 450 en 466.

Meer informatie

Keuzemogelijkheden

Alle hulpverleners, instellingen en organisaties werken mee aan het verzamelen en ontsluiten van informatie die de patiënt bij het maken van keuzes kunnen helpen. Deze informatie voldoet aan de volgende voorwaarden:

de informatie is helder, volledig, betrouwbaar en op elkaar afgestemd (de schriftelijke en

mondelinge informatie komen overeen of zijn in ieder geval op elkaar afgestemd, onafhankelijk van welke hulpverlener de informatie geeft of waar de patiënt deze informatie leest);

de informatie speelt naast de behandelaspecten ook in op de persoonlijke situatie en voorkeuren van de patiënt;

de informatie wordt tijdig gegeven;

de informatie wordt waar mogelijk ook met naasten besproken.

10.2.7 Onafhankelijke patiëntenondersteuning

Om het begrip ‘keuzevrijheid’ daadwerkelijk inhoud te geven is in de Wet maatschappelijke

ondersteuning (Wmo) expliciet opgenomen dat gemeenten moeten zorgen voor de beschikbaarheid van onafhankelijke patiëntondersteuning. In ieder geval op het moment dat iemand met een

psychische aandoening de gemeente vraagt om ondersteuning vanuit de Wmo, Jeugdwet of Participatiewet of wanneer overwogen wordt een beroep te doen op de Wet langdurige zorg (Wlz).

10.2.8 Privacy

De zorg wordt zodanig georganiseerd dat het recht van patiënten op privacy is gewaarborgd (Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst en Wet bescherming persoonsgegevens). Bij het verzamelen, vastleggen en overdragen van gegevens respecteren zorgaanbieders de privacyregels, wetgeving en beroepsregels. Hulpverleners hebben een beroepsgeheim (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg). De patiënt heeft recht op inzage in en een kopie van het eigen dossier.

Wanneer een patiënt zijn familie en/of naasten niet bij de zorg wil betrekken en geen toestemming geeft voor het delen van informatie, respecteert de professional dit. Als de naasten niettemin vragen hebben kan de professional de volgende informatie geven zonder tegen het beroepsgeheim in te gaan en met inachtneming van de richtlijnen voor goed hulpverlenerschap de familie en/of naasten wel vragen hebben kan de hulpverlener de volgende informatie geven zonder de privacy van de patiënt te schaden:

algemene, niet-patiënt-gebonden informatie over psychische aandoeningen en de impact daarvan op naasten;

informatie over de zorgorganisatie, wet- en regelgeving;

indien aanwezig informatie over de familieraad en familievertrouwenspersoon;

informatie en/of aanbod voor ondersteuning aan naasten (intern en extern bij familie-organisaties of patiëntenorganisaties met aandacht voor naasten).

In document Depressieve stoornissen (pagina 87-92)