• No results found

5  Sporen en structuren

5.5  Zone 3

5.5 Zone 3  

In  deze  zone  werden  13  proefsleuven  aangelegd,  grosso  modo  noord‐zuid  georiënteerd  (WP  10  t.e.m.  22),  alsook  een  kijkvenster  rond  spoor  147  (zie  verder).  Zone  3  omvat  het  grootste  deel  van  een lokale hoogte, die vanaf de meest westelijke grens van perceel 562a in oostelijke richting stijgt,  om  in  de  noordoostelijke  hoek  van  perceel  577  sterk  te  zakken.  De  zone  wordt  dus  centraal  gekenmerkt door droge, lemige gronden met een harde ijzerconcretie, waarin de sporen zich scherp  en  duidelijk  aftekenen.  De  hoogste  punten  van  deze  zone  zijn  door  recente  landbouwactiviteiten  afgetopt,  waarbij  de  menglaag  tussen  de  antropogene  humus‐horizont  en  de  gebioturbeerde 

menglaag  verdwenen  is.  Op  de  rand  van  de  zone  zakt  het  terrein  licht,  voornamelijk  in  de  noordoostelijke, zuidoostelijke en zuidwestelijke hoeken.  

De  hele  zone  wordt  gekenmerkt  door  een  vrij  hoge  sporendensiteit  en  verschillende  duidelijke  sporenclusters. Deze worden afgewisseld door een complex systeem van greppels uit verschillende  periodes. De sporenclusters en de greppelsystemen worden afzonderlijk besproken.     5.5.1 Greppelsystemen  Verspreid over de hele zone werd een groot aantal greppels aangetroffen, waarin enkele systemen  duidelijk kunnen afgelijnd worden. In het uitsplitsen van greppelsystemen is meestal, bij gebrek aan  dateerbaar materiaal, de axialiteit van groot belang. In deze zijn er met enige voorzichtigheid twee  systemen te onderscheiden.         Figuur 12: uitgelichte greppelsystemen op basis van de sporen. Donkerblauw: greppelsysteem dat zich tot buiten   het huidige onderzoeksgebied uitstrekt. Lichtblauw: mogelijk laat‐middeleeuwse erfgreppels.  

Een  eerste  systeem  (donkerblauw)  zit  vervat  in  een  axialiteit  die  aanleunt  bij  deze  van  de  huidige  perceelsindeling.  Deze  axialiteit  richt  de  greppels  van  noord  naar  zuid  en  van  oost  naar  west.  Dit  systeem ligt parallel met de greppelsystemen in zone 1 en kan doorgetrokken worden tot in zone 2.  Een deel van dit systeem  lijkt zich te verleggen naar bredere greppels (spoornummers 80, 87, 138,  115, 65 en 136) die in relatie lijken te staan met sporencluster 4. Deze bredere greppels kunnen in de  context  van  de  sporenclusters  (zie  verder)  geïnterpreteerd  worden  als  “erfgreppels”,  die  een  essentieel deel uitmaken van een nederzetting uit de (volle en late) middeleeuwen.  

Aangezien  op  basis  van  de  kleur  en  textuur  van  de  sporen  geen  duidelijk  onderscheid  kon  worden  gemaakt tussen verschillende systemen moet voorlopig dan ook uitgegaan worden van het feit dat  de twee greppelsystemen met hun eigen axialiteit deel uitmaken van een complex greppelsysteem  dat  ontstaan  is  bij  de  uitbouw  van  een  nederzetting  en  gedurende  de  bestaansduur  van  de  nederzetting  verlegd  en  verschoven  is.  Dergelijke  greppels  zijn  zelfs  nog  lang  na  de  opgave  van  de  nederzetting  zichtbaar  in  het  landschap  als  natte  laagtes  waarin  organisch  materiaal  en  detritus  in  terecht kan komen, alsook afval en archeologisch materiaal. De onderlinge samenhang, datering en  eventueel  functie  van  de  greppels  kan  enkel  bij  een  vlakdekkend  onderzoek  opgehelderd  worden.  Een lange bestaansduur van een nederzetting impliceert dan ook een meerfasige nederzetting met  meerdere gebouwen.  

 

5.5.2 Sporencluster 1 

Deze  sporencluster  bevindt  zich  in  proefsleuven  11  en  12  en  omvat  verschillende  kuilen  en  paalkuilen.  Aangezien  de  dichtheid  van  de  sporencluster  niet  erg  groot  is  en  er  geen  duidelijke  gestructureerde paalkuilen voorkomen, kan geconcludeerd worden dat het niet om hoofdgebouwen  maar eerder om bijgebouwen gaat. Wandfragmenten grijs aardewerk zijn teruggevonden in sporen  56  (V.005),  58  (V.023,  041),  65  (V.001)  en  162‐163  (V.012,  046).  Een  wandfragment  Siegburgsteengoed uit spoor 64 (V.035), afkomstig van een kan (Jacobakan, 14e – 15e eeuw), kan in  de  late  middeleeuwen  gedateerd  worden.  Een  deel  van  een  maalsteen  in  tefriet  of  basaltlava  uit  spoor 52 (V.056) wijst mogelijk op huishoudelijke/artisanale activiteiten. 

 

 

5.5.3 Sporencluster 2 

In  het  noordelijke  gedeelte  van  proefsleuf  17  bevindt  zich  een  weinig  compacte  sporencluster  van  kleine paalkuilen (spoor 140‐145). De sporen sloten typologisch volledig aan bij de andere paalkuilen  in de centrale zone van het onderzoeksgebied (kleur, vulling, aflijning in het vlak). Er werden echter  geen vondsten in deze sporen aangetroffen. Ook hier is de kans groot dat het om bijgebouwen gaat.    

 

 

5.5.4 Sporencluster 3 

Deze sporencluster spreidt zich uit over het centrale gedeelte van proefsleuven 15 en 16 en omvat  een 15‐tal grote paalkuilen. Paalkuilen 91, 94, 95, 96, 97 en 98 bevinden zich duidelijk in een noord‐ zuid  georiënteerde  palenrij  en  vormen  vermoedelijk  een  wand  van  een  hoofdgebouw  met  een  oriëntatie  van  noord  naar  zuid.  Gezien  de  hoge  densiteit  van  sporen  in  deze  zone  kan  ook  verondersteld worden dat het om verschillende (hoofd)gebouwen gaat, wat de meerfasigheid van de  site  benadrukt.  Een  wandfragment  grijs  aardewerk  (V.010)  met  bruingrijs  baksel,  licht  beroet,  uit  spoor 97 dateert hoogstwaarschijnlijk in de volle middeleeuwen.  

 

 

 

5.5.5 Sporencluster 4  

In  het  zuidelijke  gedeelte  van  proefsleuven  16  en  17  bevindt  zich  een  vierde  sporencluster  waarin  duidelijk aflijnbare paalkuilen aangetroffen werden. Ook hier zijn twee duidelijke palenrijen zichtbaar  (sporen  111,  110,  108  en  107  in  proefsleuf  16  en  sporen  135  t.e.m.  131  in  proefsleuf  17)  en  vermoedelijk  gaat  het  om  minstens  twee  (hoofd)gebouwen.  Dit  benadrukt  opnieuw  de  mogelijke  meerfasigheid van de nederzetting. Er werden bij het opschaven geen vondsten uit deze paalkuilen  gerecupereerd. Enkel spoor 115 leverde enkele fragmenten grijs aardewerk op, waaronder een hals‐  en randfragment van een kogelpot (V.007).  In proefsleuf 17 werd spoor 133 ter evaluatie van de bewaring gecoupeerd. In de coupe bleek het te  gaan om een paalkuil van 24 cm diep met een tweeledige gelaagdheid: een brokkelige zandige vulling  op de bodem, afgedekt door een donkergrijze tot zwarte humeuze vulling. Vermoedelijk gaat het om  een  paal  die  gerecupereerd  is,  waardoor  een  open  kuil  ontstond  die  vervolgens  langzaam  is  dichtgeslibd en een humeus spoor heeft achtergelaten.  

      De densiteit aan sporen in deze sporencluster doet vermoeden dat ook hier verschillende gebouwen  elkaar opgevolgd hebben, waarbij enkel een vlakdekkend onderzoek duidelijkheid kan scheppen.     Figuur 16: coupe van spoor 133 met bodemprofiel op de achtergrond.  

 

 

5.5.6 Afbakening 

Ten  oosten,  noorden  en  zuiden  van  de  vier  vermelde  sporenclusters  daalt  de  sporendensiteit  drastisch. In proefsleuf 19 werd alsnog een kuil (spoor 147) aangetroffen die op basis van de vorm in  het  vlak  als  waterput  of  waterkuil  is  geïnterpreteerd.  Bij  het  opschaven  werden  drie  weinig  diagnostische fragmenten roodbakkend geglazuurd aardewerk aangetroffen.  

 

 

 

Dit gegeven in acht genomen lijkt ten oosten, ten noorden en ten zuiden van de vier sporenclusters  in  zone  3  een  activiteitenzone  aanwezig  te  zijn,  waarin  verschillende  sporen  van  artisanale  activiteiten  aanwezig  zijn.  Dit  omvat  de  batterij  greppels  in  het  zuiden  van  zone  1,  het  mogelijke  bijgebouw in het noorden van zone 4 en de zone waarbinnen spoor 147 valt. De sporenclusters met  vermoedelijke  hoofdgebouwen  geven  blijk  van  een  “woonzone”  of  nederzettingskern,  waarbij  de  nederzetting bestaat uit het volledige complex tussen “woonzone” en “activiteitenzone”.  

Een  dergelijke  interpretatie  en  opdeling  tussen  “woonzone”  met  hoofdgebouwen  en  “activiteitenzone”  met  sporen  van  artisanale  activiteiten  kan  enkel  door  vlakdekkend  onderzoek  gestaafd –of ontkracht‐ worden (zie bijlage voor A4 met de opdeling woonzone/activiteitenzone).