• No results found

Hoe ziet de praktijk het belang van

De boeren zijn de gebruikers en vaak ook eigenaren van de landbouwgrond. Zij ondervinden zelf hoe het beheer de bodemvruchtbaarheid beïnvloedt. De kwaliteit van de bodem meten zij vooral af aan het organische stofgehalte, de ontwatering, het vocht- leverend vermogen, bewortelbaarheid, de draag- kracht, de levering van voedingsstoffen en de onkruiddruk.

Organische stofgehalte, ontwatering en vochtleverend vermogen zijn ook de meest gesignaleerde knelpunten in de praktijk. In de melkveehouderij zijn ontwatering, draagkracht en bewortelbaarheid relatief belangrijke knelpunten. Typische knelpunten in de akkerbouw zijn slempgevoeligheid en verkruimelbaarheid. Ondernemers op kleigrond zien vaker problemen met de bodem-

structuur. Op zandgrond draait het vaker om ontwatering, vochtleverend vermogen en levering van voedingsstoffen. Bovenaan de lijst van middelen die ze voor ogen hebben om de kwaliteit in stand te houden staat de bemesting, en in het bijzonder de organische bemesting. Ook bekal- king hoort daarbij. Ten tweede vinden boeren het belang- rijk om het land niet onder slechte, vooral natte, omstan- digheden te berijden en te bewerken. Zij realiseren zich echter dat tijdens de oogstperiode hier niet altijd aan voldaan kan worden. Verder zien ze dat een ruime vrucht- wisseling de bodemkwaliteit ten goede komt. Maar ook daar is de praktijk vaak weerbarstig omdat een krappe vruchtwisseling met specialisatie richting hoog-salderende gewassen financieel aantrekkelijker is. Ook acht men een goede ontwatering belangrijk, in combinatie met een geschikt waterpeil.

Op bouwland leveren gewasresten, van het hoofdgewas en de eventuele groenbemester, vaak onvoldoende effectieve organische stof om het organische stofgehalte in de bodem op peil te houden. De meeste boeren gebruiken dunne varkens- of rundermest als aanvullende bron voor

organische stof. Het is goedkoop en bevat bovendien stikstof, fosfaat en kali. De aanvoer is echter beperkt door de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat. Uit het oogpunt van aanvoer van organische stof is compost een beter alternatief. Het bevat meer organische stof per kilogram stikstof of fosfaat. Compost is echter duurder, en wordt daarom meer gebruikt in intensievere groenten- en bloembollenteelt dan in de akkerbouw. Vooral de vraag naar groencompost is nu zo ver gestegen dat er tijdelijke tekorten zijn gesignaleerd. In de akkerbouw bieden groenbemesters en stro onderwerken goede mogelijk- heden om de aanvoer van organische stof te verhogen. Ondernemers ervaren dat het ingestelde waterpeil steeds meer wordt afgestemd op andere belangen zoals

natuurbeheer en waterberging. Een ondiepe grond- waterstand kan de teelt van gewassen hinderen door een lagere draagkracht, een verminderde beworteling en een hogere ziektedruk. Drainage is in het verleden op grote schaal toegepast, maar is een dure ingreep. Andere mogelijkheden die men zoekt om met de lagere draag- kracht om te gaan zijn de ontwikkeling van bodem- vriendelijke machines, en een meer flexibele planning van de werkzaamheden.

Ondernemers beseffen dat ze verantwoordelijk zijn voor het handhaven van de bodemvruchtbaarheid. Dat is immers in hun eigen belang. Regels acht men daarvoor niet nodig. Van de overheid verwacht men ondersteuning bij waterbeheersing, ruimte in de regelgeving zodat de hoeveelheid en het tijdstip van organische bemesting niet in de knel komt. Daarnaast zien zij een rol voor de overheid bij het stimuleren van duurzame praktijken, deels door innovaties. Daarbij hoort ook een goede kennisontwikkeling en -verspreiding.

94 |

Hoe ziet de praktijk het belang van bodemvruchtbaarheid? Mesttoediening op kleigrond

Op bouwland op kleigrond was het gebruikelijk drijfmest in de nazomer en herfst toe te dienen in plaats van in het voorjaar door de risico’s van structuurschade bij voorjaars- toediening. In het mestbeleid is toediening van drijfmest na 1 september echter niet meer toegestaan.

In wintertarwe treedt bij emissiearme mesttoediening in het voorjaar geen opbrengstderving op door rijsporen mits de bodemdruk lager is dan 1 bar. Bij hogere bodemdruk- ken is de opbrengstderving 1,5 procent of meer.

Snijschade door de elementen van de bemester treedt niet op als de mest aan het begin van de

uitstoelingsfase wordt toegediend. Bij toepassing vanaf de strekkingsfase treedt wel opbrengstverlies op:

tot 3 procent als de eerste knoop zichtbaar is, en tot 5 procent als er twee knopen zichtbaar zijn.

In snijmaïs zijn redelijke ervaringen opgedaan met drijfmest in het voorjaar via een sleepslangensysteem. Voor emissiearme voorjaarstoediening in aardappelen is nog geen uitsluitsel te geven over mogelijk structuurscha- de. Momenteel ontbreken voor aardappelen goede breed geaccepteerde toedieningsmethoden voor de mest in het voorjaar op kleibouwland.

Topsoil+

In Lisse staan bodemgezondheid en -structuur centraal in een sierteelt-bedrijfssysteem op zand in een stedelijke omgeving. In de Duin- en Bollenstreek worden veel bloembollen en vaste planten geteeld in een krappe vruchtwisseling. In Topsoil+ is gezocht naar nieuwe gewassen die de vruchtwisseling kunnen verruimen en die passen in het exportpakket. Een ruimere vruchtwisseling vermindert bodemproblemen of zorgt dat ziekten zelfs verdwijnen. In totaal zijn 25 verschillende soorten heesters getest. De opbrengsten van de sierheesters waren wisselend. Sommige soorten zoals pruikenboom deden het uitstekend. Blauwe

regen groeide totaal echter helemaal niet op duinzand. De algemene trend in de regio is echter dat bedrijven zich verder specialiseren waardoor verruiming van de vruchtwisseling op hetzelfde bedrijf niet voor de hand ligt. Uitruil van land met collega-telers biedt meer perspectief. Een derge- lijke uitruil vindt al plaats en kan worden opge- schaald. Het op grote schaal opnemen van sier heesters in de vruchtwisseling lijkt geen optie. Er is slechts een beperkt assortiment dat op duinzand een goede kwaliteitsproductie geeft. Het risico op verzadiging van de markt is hierdoor te groot.

Gehalte organische stof

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90

Ontwatering Vochtleverend vermogen Bewortelbaarheid Levering van nutriënten Draagkracht Afwezigheid van onkruiden Samenstelling organische stof Afwezigheid van ziekteverwekkers Slibgehalte/lutumgehalte Ziektewering door bodemorganismen Afwezigheid schadelijke stoffen Vroegheid Slemp(on)gevoeligheid Verkruimelbaarheid Uitspoelings (on)gevoeligheid Stuif (on)gevoeligheid Anders

Overzicht van de belangrijkste bodemeigenschappen (groen) en knelpunten (rood) volgens 188 ondernemers werkzaam in onder andere de veehouderij, akkerbouw, vollegrondsgroenten, bloembollen en boomkwekerijen

22

Wat is het Nederlandse