• No results found

Hoofdstuk 2 Ingediende zienswijzen

2.1 Zienswijze 1

Samenvatting:

1. Diepte graven

Er is een spanningsveld tussen de (gewenste) gemiddeld hoogste grondwaterstand en de ge-wenste diepte van de graven. Met het oog hierop zou alleen dubbeldiep begraven toegestaan mo-gen worden.

2. Aantal graven per hectare

Voor voedselarme gebieden geldt het advies om substantieel minder dan 80 graven per hectare aan te leggen om grote vervuiling van de bodem te voorkomen. In het bestemmingsplan wordt niet in een maximum voorzien. Het inrichtingsplan biedt daarvoor ook onvoldoende rechtszeker-heid. Naar de mening van indiener is voor wat betreft het gedeelte met de bestemming ‘Bos’

sprake van strijd met artikel 3:2 van de Awb en met rechtszekerheid.

3. Bewaken en beloofde ‘eeuwigdurende grafrust’

Wie neemt de verantwoordelijkheid voor de eeuwigdurende grafrechten als verdienmodel niet blijkt te werken? Wie voorziet in een deugdelijk frequent toezicht?

4. Winstgevendheid

De aanname dat er een marktaandeel van 5% mogelijk is, is nergens op gebaseerd. In Nederland en zeker in Brabant is een wildgroei aan ‘natuurbegraafplaatsen’ en een achterblijvende vraag.

5. Gemeentelijk beleid inzake natuurbegraafplaatsen

Is er door de gemeente beleid ontwikkeld op het natuurbegraven? Is er een distributieplanologisch onderzoek gevraagd?

6. Archeologisch onderzoek

Nader archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht gezien de geringe verstoring van de hoog archeologische delen van het plangebied. Begraven in archeologisch kwetsbare delen is in de ogen van indiener op elk moment ongewenst.

7. Effect op natuurwaarden Broedseizoen

Alterra stelt dat het wenselijk is dat bij natuurbegraven de gedragscode voor bos- en natuurbeheer wordt gevolgd. Concreet betekent dit geen begrafenissen tijdens het broedseizoen. In de praktijk is dit niet uitvoerbaar.

Bodem

Tijdens een begrafenis betreden honderden voeten het bosgebied met als gevolg bodemverdich-ting en slijtage. Er wordt gesteld dat zoveel mogelijk met de hand wordt gegraven. Dit sluit het ge-bruik van een graafmachine niet uit.

Afstand tot de boomstam

Er wordt een andere maat aangehouden (6x diameter van de stam) dan door Alterra geadviseerd (buiten boomkruinprojectie) om schade aan boomwortelstelsels te voorkomen. Verder brengt snoeien van boomwortels, hoe ‘vakkundig’ ook, schade aan de boom toe.

8. Effect op milieu Vervuiling van de bodem

Met natuurbegraven wordt gebiedsvreemd materiaal in de bodem gebracht. Een natuurgebied eerst vervuilen om er dan weer een (vervuild) natuurgebied van te maken met als reden een ver-dienmodel is naar de mening van indiener niet juist. Daarbij wordt met een diepte van minimaal 65 cm zeker niet diep genoeg begraven om het risico op het vrijkomen van schadelijke stoffen te minimaliseren. Ook het aantal graven is in dit verband relevant.

9. Effect op water

Hoe groot het risico is dat er lijksappen, chemische stoffen en/of medicijnresten in het oppervlak-tewater terechtkomen is onduidelijk. Hierop is bovendien geen controle zoals die er wel is op een reguliere begraafplaats.

10. Verstoring van de grafrust Gravende dieren

In het bestemmingsplan wordt gesteld dat er geen gevallen bekend zijn waar de voorgeschreven minimale begraafdiepte lijdt tot problemen. Dit lijkt indiener ook logisch omdat natuurbegraaf-plaatsorganisaties er geen belang bij hebben om verstoringen te melden. Er zijn bij indiener wel degelijk verstoringen bekend waarvoor ook vossen zijn afgeschoten. Het is onwaarschijnlijk dat de vos op de natuurbegraafplaats Vlierden niet voorkomt. Hoe wordt dus met vossen omgegaan?

Wordt er zo diep mogelijk begraven? Wie gaat de ‘eeuwigdurende’ controle uitvoeren die nodig is voor de ‘eeuwigdurende’ grafrust? Of komen er hekken?

Een gedegen onderzoek naar de eventuele schadelijke aspecten bij de beoogde aantallen en diepte waarop wordt begraven wordt in combinatie met de grondsoort, grondwaterstand en der-gelijke noodzakelijk geacht.

Herdenkingsboom

Wat gebeurt er als er een ‘herdenkingsboom’ omwaait? Het is denkbaar dat het onderliggende veel te ondiepe graf door de wortels wordt ‘gelicht’.

11. Verdienmodel

Een marktaandeel voor natuurbegraven van 5% is nergens op gebaseerd. Natuurbegraven is een onwenselijk beslag op kostbare natuur en vervuiling van nu nog schone natuur om louter en alleen een verdienmodel. Verder is er wel degelijk een zorgplicht van de overheid als een onderneming failliet gaat en het gebied onverkoopbaar achterblijft.

12. Specifieke punten die de gemeente kan meenemen in haar afweging Onomkeerbaar

Het is een onomkeerbare wijziging van de bestemming van een natuurgebied in een begraafplaats.

Concurrentie voor reguliere begraafplaatsen

Door commerciële begraafplaatsen toe te staan zullen de gemeentelijke exploitatietekorten op al-gemene begraafplaatsen oplopen. De gemeenschap zal hiervoor uiteindelijk opdraaien.

As verstrooien

Op pagina 5 wordt gesteld dat asverstrooiing niet is toegestaan terwijl op pagina 16 dit wel moge-lijk wordt gemaakt.

Overheidscontrole

Op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking zal aangetoond moeten zijn dat er een actu-ele regionale behoefte is en dat in deze behoefte niet kan worden voorzien binnen bestaande voorzieningen.

Parkbegraafplaats

Indien er inderdaad sprake is van een behoefte is het te overwegen om natuurbegraven in te pas-sen op de huidige begraafplaatpas-sen. Het blijft daarmee een zaak van de gemeenschap.

Eeuwigdurende beheer

Wie is verantwoordelijk voor het toezicht en beheer? Wie draait er op voor de kosten als de naar failliet gaat en het terrein onverkoopbaar blijft? Wat gaat de gemeenschap doen als de eige-naar vraagt om uitbreiding om de kosten te blijven dragen?

Beleid ontwikkelen

Geadviseerd wordt om eerst beleid te formuleren en een distributieplanologisch onderzoek te ei-sen van initiatiefnemers.

Voorzorgsbeginsel

Indiener acht het passend dat de gemeente het voorzorgbeginsel toepast.

Reactie:

1. Grafdiepten zijn wettelijk vastgesteld in het Besluit op de lijkbezorging. Een kist of omhulsel bevindt zich ten minste 65 centimeter diep. Bovendien moeten de graven ten minste dertig centimeter boven het niveau van de gemiddelde hoogste grondwaterstand liggen. In het plan-gebied zit het grondwater veelal 2 tot 3 meter onder maaiveld. In het kader van ecologie is dieper graven dan noodzakelijk ongewenst. Uitgangspunt is de bodem zo min mogelijk te be-lasten.

De impact van natuurbegraven op het milieu wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door het graven en sluiten van een graf. Hoe ondieper kan worden gegraven hoe sneller de vegeta-tie ter plekke de kans krijgt om te herstellen. Om de verstoring tot een minimum te beperken worden zoden/plaggen apart gehouden en bij het sluiten van het graf omgekeerd teruggelegd.

Daarnaast wordt een graf zoveel als mogelijk handmatig gedolven omdat de verwachting is

dat dit minder belastend is voor de vegetatie. Derhalve wordt vanuit ecologische overwegin-gen alleen dubbeldiep begraven niet wenselijk geacht1.

2. Een maximum stellen aan het aantal graven per hectare heeft op zich een zeer beperkte bete-kenis als norm voor de effecten op de natuur als de spreiding over ruimte en tijd er niet bij wordt betrokken. Spreiding over de ruimte heeft betrekking op de vraag waar de graven op een begraafplaats worden geconcentreerd (meer of minder kwetsbare plek). Spreiding over tijd heeft betrekking op de toename van het aantal graven per jaar en de duur van de grafrust (in het laatste geval wordt de grond namelijk ooit ‘teruggegeven’ aan de natuur)2.

Aan de planregels wordt het werkplan (Bosplan, deel 1 en deel 2, Ecogroen) toegevoegd. Hier-door gaat het werkplan in juridische zin onderdeel van het bestemmingsplan uitmaken. In het werkplan staat aangegeven welke concrete maatregelen genomen worden voor de omvor-ming van cultuurbos naar dynamisch natuurbos. Als de voorbereidende maatregelen zijn ge-troffen zal het plangebied conform de beheerstrategie, zoals opgenomen in het werkplan, worden beheerd en zal het natuurbos de komende (tientallen) jaren dynamisch worden ge-vormd. Het landschappelijke inpassingsplan, bijlage 1 van de planregels, geeft een concreet gedetailleerd en onderbouwd plan aan. Deze kaart is de ‘samenvatting’ van de uitgevoerde onderzoeken en geeft aan hoe het plangebied ingericht wordt zodat een kwalitatieve meer-waarde/impuls voor het plangebied is gewaarborgd. In het Bosplan is vervolgens het aantal bomen en heesters dat wordt aangeplant opgenomen alsmede welke soort (blz 14). Hiermee is in juridische zin voldoende geborgd dat het plangebied uiteindelijk geen begraafplaats is maar een bosgebied is c.q. wordt met daaraan ondergeschikt een begraaffunctie.

Op basis van jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2016:3015, zaaknummer 201509494/1/R1) dient nog wel een beperking gesteld te worden aan het aantal aan te leggen graven in een plangebied indien op basis van de planregels het vellen en rooien van bomen ten behoeve van natuurbe-graven is vrijgesteld van een omgevingsvergunning. Dit omdat anders grote delen van het bos ten behoeve van de natuurbegraafplaats kunnen worden geveld of gerooid. Om dit te voorko-men wordt in het bestemmingsplan een maximum van 400 gesteld aan het aantal begraaf-plaatsen per hectare. Aan dit maximum ligt een ruimtelijke en exploitatietechnische afweging ten grondslag. Bij een grafdichtheid van 400 is:

- sprake van een ruime situering van de graven (vrijheidsgevoelbeleving) in combinatie met voldoende groeiruimte voor bomen en heesters;

- de natuurontwikkeling financieel uitvoerbaar/kostendekkend (minimaal 400-500 graven per hectare nodig)

Verder komt een grafdichtheid van 400 bij andere natuurbegraafplaatsen (met bosbeplanting) ook het meeste voor.

Zie navolgende tabel

3

:

1 bron: Natuurbegraafplaatsen in Nederland (landelijk inventarisatie 2013, Alterra Wageningen UR, Wim de Haas en Barry de Vries)

2 bron: Natuurbegraafplaatsen in Nederland (landelijk inventarisatie 2013, Alterra Wageningen UR, Wim de Haas en Barry de Vries)

3 Bron: Marktverkenning Natuurbegraven regio Deurne (Een&al natuurbegraven, d.d. 10 januari 2018)

3. De eigenaar is en blijft verantwoordelijk voor het beheer van de gronden, het bos en de be-graafplaats. In eerste plaats zijn de gronden bestemd voor bos en natuur. Ondergeschikt daar-aan wordt natuurbegraven toegestdaar-aan. Het eeuwigdurende grafrecht wordt telkens verankerd in een notariële akte. Het betreft daarmee een zogenaamde kwalitatieve verplichting die na-bestaanden de meeste zekerheid geeft. Voor toekomstig bosbeheer en ook voor calamiteiten worden middelen gereserveerd.

Indien de begraaffunctie eindigt wordt de natuurbeheerder (met bijbehorend reserveringsbe-drag) verantwoordelijk. Dit betreft dezelfde ‘werkwijze’ als bij reguliere bos- en natuurgebie-den.

4. In Nederland was het aandeel natuurbegraven in 2010 0% en in 2016 was dit gegroeid tot 0,41%4. Dit betreft graven die zijn uitgegeven voor directe begraving. Daarnaast is op natuur-begraafplaatsen een groot aantal graven uitgegeven voor toekomstige begravingen (reserve-ringen). Ervaringscijfers geven aan dat dit op dit moment circa 75% is. De verwachting is dat het aantal reserveringen de komende jaren enigszins zal afnemen.

In Engeland, waar natuurbegraven twintig jaar eerder begon, ligt het marktaandeel voor na-tuurbegraven op dit moment op 3% en is nog steeds stijgende. Op basis hiervan wordt aange-nomen dat het marktaandeel rond 2040, dus over ongeveer 20 jaar, in Nederland ook op circa 3% uitkomt. De verwachting is dat ook hier het marktaandeel daarna nog steeds stijgende zal zijn. De aanname dat uiteindelijk een marktaandeel van zo’n 5% gehaald wordt, wordt der-halve reëel geacht.

5. De gemeente heeft geen beleid ontwikkeld ten aanzien van natuurbegraven. De verwachting is niet dat er de komende jaren binnen de gemeente (op grote schaal) aanvragen voor natuur-begraven worden gedaan. De gemeente acht beleid op dit onderdeel derhalve niet noodzake-lijk.

Een distributieplanologisch onderzoek wordt voor de ontwikkeling van natuurbegraven niet noodzakelijk geacht. Een dergelijk onderzoek is in basis bedoeld voor een visie en beleid ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van het detailhandelsaanbod. Om te beoordelen of er behoefte is aan een natuurbegraafplaats in Vlierden is initiatiefnemer gevraagd om aan-vullend een marktverkenning uit te voeren. Uit deze marktverkenning volgt dat er naar de

4 Bron BRANA (Branchevereniging voor natuurbegraafplaatsen)

toekomst gezien ruimte is voor extra natuurbegraafplaatsen in de omgeving (binnen 25 kilo-meter) en de regio (binnen 50 kilokilo-meter). De locatie van natuurbegraafplaats Vlierden is daar-bij redelijk centraal gelegen ten opzichte van de reeds aanwezige natuurbegraafplaatsen. Dit vergroot de keuzevrijheid voor de omgeving en regio. De marktverkenning wordt als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.

6. Voor het planvoornemen zijn archeologische onderzoeken uitgevoerd, zoals toegelicht in pa-ragraaf 3.2.1 van de toelichting van het bestemmingsplan. Aan de hand van deze onderzoeken is door de gemeente een selectieadvies afgegeven. Voor de gebieden met een hoge en mid-delhoge verwachtingswaarde is met een dubbelbestemming voorzien in een passende be-stemmingsplanregeling. Het uitvoeren van een archeologisch vervolgonderzoek wordt niet re-delijk geacht omdat een dergelijk onderzoek destructiever zou zijn dan de toekomstige relatief beperkte bodemingrepen in de vorm van individuele begravingen in een verwacht groot tijds-bestek. De kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen kan als relatief klein worden gezien. Met de dubbelbestemming wordt voor de gebieden met een zeer hoge verwachtingswaarde gewaarborgd dat het begraven van crematie-as en het begra-ven van lichamen zonder nader archeologisch onderzoek niet mogelijk is. Deze gebieden zul-len eventueel dan ook pas worden ‘uitgegeven’ voor begraven als de rest vol is.

Overigens wordt aan het bestemmingsplan toegevoegd dat maximaal 400 graven per hectare worden toegestaan.

7. Broedseizoen

Zoals in het werkplan (bijlage Bosplan, deel 1 en 2, Ecogroen) is vastgelegd, wordt gewerkt conform de ‘Gedragscode Zorgvuldig Bosbeheer’. Hierin wordt niet gesteld dat er geen werk-zaamheden mogen worden uitgevoerd tijdens het broedseizoen. Wel mag er geen verstoring plaatsvinden van broedplaatsen. Hierdoor kan het voorkomen dat in sommige gevallen een begrafenis niet mogelijk is op de gereserveerde plaats. Er zal dan uitgeweken moeten worden naar een andere plek.

Bodem

Uitgegaan wordt van maximaal 150 begrafenissen per jaar. Voor de te vergraven oppervlakte wordt uitgegaan van 2 m2 per graf. Dit betekent dat jaarlijks maximaal 300 m2 van de beschik-bare 25 hectare benut wordt voor begraven. Dit betekent dat maximaal 0,1 % van de bodem-oppervlakte per jaar direct geroerd wordt door begraven.

Binnen het plangebied wordt geen ceremonieel gebouw toegestaan. Veelal is het aantal be-zoekers van een begrafenis bij een ceremonie een stuk hoger dan bij de daadwerkelijke ter-aardebestelling. De stelling dat honderden bezoekers per keer aanwezig zijn wordt dan ook als erg hoog ingeschat. Daarbij vindt de ter aarde stelling gedurende een korte periode per dag plaats. Gelet op het voorgaande is het niet aannemelijk dat daardoor sprake is van een zoda-nige bodemverdichting en slijtage dat dit ten koste zou gaan van de wezenlijke ecologische waarden en kenmerken van het gebied.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat inderdaad zo veel mogelijk met de hand wordt ge-graven. Het gebruik van graafmachines wordt niet uitgesloten. Daarmee is niet gezegd dat in-cidenteel gebruik van een graafmachine leidt tot bodemverdichting en slijtage.

Afstand tot de boomstam

Bij bomen wordt de kluit gerespecteerd, dat wil zeggen dat zes maal de diameter van de stam in acht wordt genomen. Dit is de methode van Claus Matteck. Ten aanzien van de aanwezige bomen in het plangebied geeft Ecogroen het volgende aan.

De hoofdboomsoort in dit plangebied is grove den. De gemiddelde leeftijd is 30 jaar en gemid-delde diameter is 37 cm. De grove den is een penwortelaar, maar in ‘ondiepe bodems’ mani-festeren alle bomen zich met vlakke wortelsystemen. Ondiepe bodems zijn bodems met hoog grondwater en/of dunne gunstige bovenlagen met daaronder ongunstige bodemlagen. In het plangebied is bij de omgewaaide grove dennen, zie onderstaande foto, (windworp, waarbij het volledige wortelstelsel uit de bodem is gehesen) te zien (steekproef van drie omgewaaide grove dennen) dat de verhouding van de stamdiameter en de wortelkluit 1:5 is. Een grove den met een doorsnede van 35 centimeter heeft een wortelkluit van 175 cm diameter. Dit bete-kent dat op circa 70 cm vanaf de stam gegraven kan worden. Dit is een te kleine steekproef om dit cijfer hard te maken. Daarom wordt door Ecogroen voorgesteld om zekerheidshalve een verhouding van 1:7 te kiezen voor deze bomen. Dat komt voor deze bomen uit op circa 1 meter vanaf de stam. Deze afstand wordt door initiatiefnemer royaal in acht genomen door minimaal 2 meter afstand te houden. Dit is een ruimere maat dan door Alterra gehanteerd wordt in ‘Terug naar de natuur’.

Verder wordt nog opgemerkt dat als iets vakkundig gesnoeid wordt, dat betekent dat de wond zo klein mogelijk wordt gemaakt om indringen van schimmels te minimaliseren. Zoals boven-gronds wordt gesnoeid gebeurt dat onderboven-gronds ook. De wortels worden blootgelegd en dan eventueel gesnoeid. In het plangebied wordt alleen door vakkundige mensen gesnoeid (boom-verzorger).

8. Uit het rapport van Alterra uit 2009 ‘Terug naar de natuur’ blijkt dat natuurbegraven niet mili-eubelastend is. De conclusie in dit rapport luidt dat het menselijke lichaam, inclusief eventuele cytostatica en andere toegediende medicijnen, niet als chemisch afval moet worden

beschouwd. Daarbij is ook gekeken naar de metalen die vrijkomen, protheses en naar organi-sche ontbindingsprocessen. Geconcludeerd mag worden dat op en rondom begraafplaatsen de gehalten aan zware metalen, elementen, anionen en specifieke afbraakproducten niet ver-schillen van die van ‘normale’ gronden en oppervlaktewater. De gehalten liggen ruim onder de daarvoor geldende interventiewaarden en ook milieuhygiënische streefwaarden worden meestal niet overschreden. Daar moet aan worden toegevoegd dat de genoemde onder-zoeken hebben plaatsgevonden op reguliere begraafplaatsen, waar geen specifieke voorzor-gen zijn getroffen (zoals het niet mee begraven van voorwerpen of het verwijderen van pro-theses) om het milieu te beschermen. Dat natuurbegraven niet milieubelastend is blijkt ook uit het ‘Onderzoek milieueffecten begraafplaatsen Noord-Brabant’(AGEL adviseurs, 20 juni 2013), waarin wordt geconcludeerd dat een begraafplaats waarschijnlijk beperkte tot geen ge-volgen heeft voor de bodemkwaliteit.

Op 19 december 2017 is door onderzoeksbureau Wageningen Environmental Research (voor-heen Alterra), gepubliceerd dat de effecten van natuurgraven op de vegetatie en bodemwaar-den niet schadelijk zijn voor het milieu. Uit bodemmonsters die zijn genomen op natuurbe-graafplaats Heidepol blijkt dat er geen wezenlijk effect is op de waarden in de grond. De in li-chamen aanwezige onnatuurlijke stoffen hebben een te verwaarlozen effect op de vegetatie en bodemwaarden.

Het rapport van RIVM waar indiener naar verwijst gaat over geneesmiddelen die via rioolwa-terzuiveringsinstallaties in het oppervlaktewater terecht komen. Het gaat niet in op de moge-lijke vervuiling van de bodem en grondwater door begraven.

9. Voor de beantwoording van deze zienswijze wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 8 van deze indiener.

10. Gravende dieren

Bij initiatiefnemer en de gemeente zijn tot op heden geen gegevens bekend van dieren die graven zouden blootleggen. In de brief, waarna wordt verwezen, staat inderdaad te lezen dat er een vergunning is verleend om vossen af te schieten omdat deze schade aan de begraaf-plaats toebrengen. Niet valt op te maken dat het bij die schade gaat om het blootleggen van graven. Met de afgegeven vergunning worden, zoals in de brief vermeld, ook niet alle vossen afgeschoten. De aanwezigheid van de vos voorkomt op natuurlijke wijze dat er een konijnen-probleem ontstaat. Daarbij zijn uitzonderingen nooit te voorkomen.

Ook Natural Death Centre in Groot-Brittannië heeft aangegeven dat in de afgelopen 25 jaar geen gevallen bekend zijn van opgravingen door dieren. In Groot-Brittannië zijn meer dan 300 natuurbegraafplaatsen.

Herdenkingsboom

Het is verplicht om in gebieden die openbaar toegankelijk zijn een zogenaamde Visual Tree Assessment (kortweg VTA) uit te voeren. Bomen die ongezond zijn worden dan gesignaleerd en indien nodig gekapt of gesnoeid. Dit om schades en omwaaien van bomen te voorkomen.

Van ‘gelichte’ graven zijn bij initiatiefnemer geen gevallen bekend. Dit dus omdat veelal tijdig wordt ingegrepen door de VTA controle.

11. Voor de beantwoording van deze zienswijze wordt voor een deel verwezen naar het antwoord op zienswijze 3 van deze indiener.

Ten behoeve van de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats is een marktverkenning

Ten behoeve van de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats is een marktverkenning