• No results found

Hoofdstuk 2 Ingediende zienswijzen

2.2 Zienswijze 2

Samenvatting:

1. Behoefteonderzoek

Het plan mist een deugdelijke motivering over de omvang en het aantal graven. Er ontbreekt een behoefteonderzoek welke het nut, noodzaak en de omvang van de natuurbegraafplaats onder-schrijft.

2. Woon- en leefklimaat

Het woon- en leefklimaat van indiener wordt negatief beïnvloed:

a. de geluidsbelasting van het motorcrossterrein zal door het kappen van bomen toenemen;

b. de ontsluiting leidt tot extra verkeer. Voorgesteld wordt om de natuurbegraafplaats te ontslui-ten via het bos en de wegen Lariksweg/Meester De Jonghlaan;

c. Er is 24 uur per dag, 7 dagen in de week zicht op ceremonies en rouwende mensen.

3. Agrarische belangen

De agrarische belangen van indiener worden aangetast omdat onvoldoende gemotiveerd wordt dat het grondwater niet negatief wordt beïnvloed door de vertering van lijken.

4. Effect op milieu Waterwingebied

Het waterwingebied ‘Vlierden’ wordt verontreinigd.

Zonering

Verzocht wordt om een 30 meter zone op te nemen in verband met de agrarische belangen van de gronden direct aansluitend aan het plangebied.

5. Archeologische waarden

De archeologische waarden zijn niet goed gewaarborgd en gereserveerde groei wordt mogelijk ge-maakt zonder deugdelijke motivering. Tevens is deze mogelijkheid praktisch niet uitvoerbaar en dus onnodig in het plan opgenomen door aanwezigheid van de dassenburcht.

6. Ecologie

Het onderzoek van Ecogroen is verouderd en de gebruikte methodiek onvolledig. Het is niet uit te sluiten dat ecologische en natuurwaarden worden aangetast.

Reactie:

1. Door initiatiefnemer is een marktverkenning uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er in de regio (straal van 50 kilometer) vanaf circa 2040 en voor de omgeving (straal van 25 kilometer) vanaf circa 2030 onvoldoende aanbod is. De ‘Marktverkenning natuurbegraven regio Deurne’ (d.d. 10 ja-nuari 2018) wordt als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.

De grafdichtheid wordt in het bestemmingsplan gesteld op maximum 400 begraafplaatsen per hectare. Aan dit maximum ligt een ruimtelijke en exploitatietechnische afweging ten grond-slag. Bij een grafdichtheid van 400 is:

- sprake van een ruime situering van de graven (vrijheidsgevoelbeleving) in combinatie met voldoende groeiruimte voor bomen en heesters;

- de natuurontwikkeling financieel uitvoerbaar/kostendekkend (minimaal 400-500 graven per hectare nodig).

Verder komt een grafdichtheid van 400 bij andere natuurbegraafplaatsen (met bosbeplanting) ook het meeste voor. Zie navolgende tabel:

Naast grafdichtheid is de oppervlakte van belang. Een te kleine natuurbegraafplaats is te snel vol en kan op die manier niet veel natuurdoelen verwezenlijken. Daarnaast zijn er hoge be-heerkosten (toegankelijk houden begraafplaats voor grafbezoek) waar geen grafinkomsten meer tegenover staan.

2.

a. De afstand van het crossterrein tot de meest nabijgelegen woning van indiener, Ha-zeldonkseweg 22, bedraagt ruim 500 meter. In het kader van de milieuvergunning voor het crossterrein is in 2009 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit de bereke-ning volgt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van deze wo-ning voldoet aan de richtwaarden. Bij uitvoering van de berekewo-ning is uitgegaan van de richtwaarden voor woonomgevingen conform de ‘Handreiking industrielawaai en vergunningverlening’. De omgeving van het crossterrein is daarbij aangemerkt als lan-delijke omgeving. In de berekening wordt niet gerekend met een absorbeerde wer-king van een eventueel aanwezig bos. Op basis van dit onderzoek is aangetoond dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Door eventuele kap van bomen zal de absorberende werking van het bos mogelijk afnemen. Echter wordt ter plaatse van de woning dan nog steeds voldaan worden aan de richtlijnen die gelden voor een woonomgeving zoals in 2009 berekend. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een juridische verankering in de regels, met bijvoorbeeld een kapverbod, derhalve niet aan de orde.

b. Een ontsluiting van de natuurbegraafplaats via de wegen Lariksweg/Meester de Jonghlaan is geen optie. Met een dergelijke ontsluiting wordt het ter plaatse aanwe-zige bosgebied veel meer belast. De Lariksweg/Meester de Jonghlaan zijn daarbij on-verharde wegen die veel lastiger bereikbaar en toegankelijk zijn dan de Hazeldonkse-weg/Molenhuisweg. De Lariksweg/Meester de Jonghlaan zijn niet bedoeld en inge-richt om ‘grotere’ verkeersstromen op te vangen. Tevens is voor de noodzakelijke aanleg van een parkeervoorziening ter plaatse van deze wegen, door de ligging

midden in het bosgebied, minder ruimte beschikbaar dan ter hoogte van de Ha-zeldonkseweg.

c. Om verstoring van het bosgebied te minimaliseren, wordt voorafgaand aan de open-stelling een openopen-stellingsbord en informatiebord geplaatst bij de invalswegen van de natuurbegraafplaats. Hierop worden de volgende bepalingen geplaatst:

- vrij wandelen op wegen en paden;

- toegang van zonsopgang tot zonsondergang.

Hiermee wordt de toegang tot het bos beperkt. Overdag zijn mensen in het bos toe-gestaan maar ’s nachts is het bos voor de dieren. Op de openstelling is artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.

Initiatiefnemer is privaatrechtelijk met (andere) partijen overeengekomen dat op zon- en feestdagen geen begrafenissen plaatsvinden. In het bestemmingsplan wordt hiervan geen bepaling opgenomen. Een dergelijke voorwaarde heeft geen ruimtelijke relevantie omdat dit niet leidt tot een ernstige aantasting van hun woon- en leefkli-maat en niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

3. Voor de natuurbegraafplaats wordt de Inspectierichtlijn Lijkbezorging, 3e herziene druk in acht genomen. Deze inspectierichtlijn kan worden gezien als een advies van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de milieuhygiënische aspecten van de lijkbezorging. In de inspectie-richtlijn worden adviezen gegeven over het tegengaan van bodem- en grondwaterverontreini-ging, onvolledige lijkvertering en hinderaspecten.

Het onderzoeksbureau Alterra heeft in 2009 in opdracht van het toenmalige ministerie van Landbouw de effecten van natuurbegraven op de natuur en het milieu in kaart gebracht (Al-terra-rapport 1789). De conclusie in dit rapport luidt dat het menselijke lichaam, inclusief eventuele cytostatica en andere toegediende medicijnen, niet als chemisch afval moet worden beschouwd. Daarbij is ook gekeken naar de metalen die vrijkomen, protheses en naar organi-sche ontbindingsprocessen. Geconcludeerd mag worden dat op en rondom begraafplaatsen de gehalten aan zware metalen, elementen, anionen en specifieke afbraakproducten niet ver-schillen van die van ‘normale’ gronden en oppervlaktewater. De gehalten liggen ruim onder de daarvoor geldende interventiewaarden en ook milieuhygiënische streefwaarden worden meestal niet overschreden. Bij begraven in de natuur worden geen (significante) effecten op de kwaliteit van de bodem en het grondwater verwacht, zelfs niet bij 1.500 begravingen per ha.

Deze conclusie geldt voor situaties waarin de aantallen begravingen op de reguliere begraaf-plaatsen varieerden van 50 tot 750 per jaar en waar op één van de begraafbegraaf-plaatsen het aantal begravingen per ha geschat werd op 1.000 á 2.000. Dit is veel meer dan op de natuurbegraaf-plaats Vlierden wordt beoogd. Ook het begraaftempo op traditionele begraafnatuurbegraaf-plaatsen ligt veel hoger dan op natuurbegraafplaatsen.

Dat natuurbegraven niet milieubelastend is blijkt ook uit het ‘Onderzoek milieueffecten be-graafplaatsen Noord-Brabant’ (AGEL adviseurs, 20 juni 2013), waarin wordt geconcludeerd dat een begraafplaats waarschijnlijk beperkte tot geen gevolgen heeft voor de bodemkwaliteit (grond en/of grondwater).

Op 19 december 2017 is, door onderzoeksbureau Wageningen Environmental Research (voor-heen Alterra), gepubliceerd dat de effecten van natuurgraven op de vegetatie en

bodemwaarden niet schadelijk zijn voor het milieu. Uit bodemmonsters die zijn genomen op natuurbegraafplaats Heidepol blijkt dat er geen wezenlijk effect is op de waarden in de grond.

De in lichamen aanwezige onnatuurlijke stoffen hebben een te verwaarlozen effect op de ve-getatie en bodemwaarden.

4. Waterwingebied

Het waterwingebied is circa 1,5 kilometer ten noorden van de natuurbegraafplaats gelegen.

De bijbehorende boringsvrije zone is gelegen op circa 475 meter. Grondwaterwinning voor drinkwater vindt in grondwaterlagen op grote diepte plaats. Het begraven in de natuur vindt slechts op beperkte diepte in de bodem plaats. Natuurbegraven kan derhalve geen invloed hebben op voor de kwaliteit van het grondwater dat gewonnen wordt voor drinkwater.

Figuur: ligging waterwingebied Vlierden met boringsvrije zone Zonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient hinder en gevaar voorkomen te wor-den. Dit kan door voldoende afstand te houden tussen functies, met name van belang in het kader van milieubelastende activiteiten en gevoelige functies. In de ‘Handreiking Bedrijven en milieuzonering’ staan hiervoor richtafstanden opgenomen.

In de richtlijn is voor begraafplaatsen een richtafstand van 10 meter opgenomen tot een ge-voelige functie. Maatgevend hierin is het aspect geluid. Met de 10 meter-zone wordt gezien vanuit de agrarische functie aan deze richtafstand voldaan. In die zin wordt, indien de agrari-sche functie gelijk gesteld wordt met een gevoelige functie (wat formeel niet aan de orde is), voldoende afstand aangehouden.

Op basis van jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2012:BV7286, zaaknummer 201002029/T1/R2) volgt dat in principe ‘elke situatie waarin met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd

personen zullen verblijven’ als geluidgevoelig kan worden beschouwd. Een voorbeeld hiervan is een begraafplaats. Dit betekent overigens niet dat deze situaties meteen grondig be-schouwd dienen te worden of een hoog beschermingsniveau tegen geluid verdienen. Op basis van de Handreiking geldt voor akkerbouw een richtafstand in het kader van geluid van 30 me-ter. Het betreft een richtafstand die geldt voor bedrijfsgebouwen (gemiddeld bedrijf). In der-gelijke gebouwen is sprake van intensievere activiteiten dan in de openlucht. Gezien het feit dat rondom de natuurbegraafplaats sprake is van landbouwgronden waar slechts op gezette tijden werkzaamheden plaatsvinden, is het verlagen van de afstand van 30 meter naar 10 me-ter (verlaging met één afstandstrap op basis van handreiking) reëel. Met de in het plangebied voorgestelde landschappelijke buffer wordt de afstand van 10 meter tot agrarisch gronden in acht genomen. Daarnaast wordt een natuurbegraafplaats met een oppervlakte van 25 hectare minder intensief bezocht dan een reguliere begraafplaats.

Daarbij zal, zoals in de beantwoording van de inspraakreactie reeds is aangegeven, de kans op eventueel overlast vanuit de agrariërs nagenoeg nihil zijn. Dan dient zich namelijk de situatie voor te doen dat een bezoek aan de begraafplaats plaatsvindt op dezelfde plaats en op het-zelfde moment als de agrariër zijn activiteiten uitvoert.

5. Voor het planvoornemen zijn archeologische onderzoeken uitgevoerd, zoals toegelicht in pa-ragraaf 3.2.1 van de toelichting. Aan de hand van deze onderzoeken is door de gemeente een selectieadvies afgegeven. Voor de gebieden met een hoge en middelhoge verwachtings-waarde is met een dubbelbestemming voorzien in een passende bestemmingsplanregeling.

Het uitvoeren van een archeologisch vervolgonderzoek wordt niet redelijk geacht omdat een dergelijk onderzoek destructiever zou zijn dan de toekomstige relatief beperkte bodemingre-pen in de vorm van individuele begravingen in een verwacht groot tijdsbestek. De kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen kan als relatief klein worden gezien. Met de dubbelbestemming wordt voor de gebieden met een zeer hoge verwachtings-waarde gewaarborgd dat het begraven van crematie-as en het begraven van lichamen zonder nader archeologisch onderzoek niet mogelijk is. Deze gebieden zullen eventueel dan ook pas worden ‘uitgegeven’ voor begraven als de rest vol is.

Overigens wordt, zoals in het antwoord op zienswijze 1 van deze indiener aangegeven, aan het bestemmingsplan toegevoegd dat maximaal 400 graven per hectare worden toegestaan.

Zoals in het werkplan (bijlage Bosplan, deel 1 en 2, Ecogroen) is vastgelegd wordt gewerkt conform de ‘Gedragscode Zorgvuldig Bosbeheer’. Periodiek wordt de aanwezigheid van be-schermde elementen en soorten, waaronder dassenburchten, geregisterd. Het werkplan wordt op basis van deze monitoring periodiek bijgestuurd. Het werkplan wordt aan de planre-gels (Bosplan, deel 1 en 2, Ecogroen) toegevoegd. Hierdoor gaat het werkplan in juridische zin onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan en is de aanwezige dassenburcht beschermd.

6. Zoals bij de beantwoording van voorgaande zienswijze 5 is aangegeven, wordt aan de planre-gels het werkplan (Bosplan, deel 2, Ecogroen) toegevoegd. Hierdoor maakt het werkplan in juridische zin onderdeel uit van het bestemmingsplan. In het werkplan staat aangegeven welke concrete maatregelen genomen worden voor de omvorming van cultuurbos naar dyna-misch natuurbos. Als de voorbereidende maatregelen zijn getroffen zal het plangebied, con-form de beheerstrategie zoals opgenomen in het werkplan, worden beheerd en zal het na-tuurbos de komende (tientallen) jaren dynamisch worden gevormd.

In dit werkplan is ook vastgelegd dat wordt gewerkt conform de ‘Gedragscode Zorgvuldig Bos-beheer’. Een negatief effect op beschermde soorten wordt daarmee voorkomen of geminima-liseerd. Periodieke monitoring van beschermde elementen en soorten maakt onderdeel uit van de gedragscode. Aangetroffen beschermde ecologische waarden wordt geregistreerd en gekarteerd. Het werkplan wordt hiermee periodiek bijgestuurd.

Actualisering van het verkennend onderzoek van Ecogroen wordt om deze redenen niet nood-zakelijk geacht.

Conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan, omdat:

- een maximum wordt gesteld van 400 begraafplaatsen per hectare;

- de behoefte nader wordt onderbouwd met een marktverkenning;

- ter bescherming van de ecologische en natuurwaarden wordt het werkplan (Bosplan, deel 1 en 2, Ecogroen) aan de planregels gekoppeld (voorwaardelijke verplichting).