• No results found

Nota van zienswijzen en wijzigingen Bestemmingsplan Natuurbegraafplaats Vlierden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nota van zienswijzen en wijzigingen Bestemmingsplan Natuurbegraafplaats Vlierden"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nota van zienswijze Bestemmingsplan

“<naam>”

gemeente Deurne

Nota van zienswijzen en wijzigingen

Bestemmingsplan ‘Natuurbegraafplaats Vlierden’

status: concept datum: 28-3-2018

(2)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Procedure ... 3

1.2 Zienswijzen ... 3

1.3 Leeswijzer ... 3

Hoofdstuk 2 Ingediende zienswijzen ... 4

2.1 Zienswijze 1 ... 4

Samenvatting: ... 4

2.2 Zienswijze 2 ... 15

2.3 Zienswijze 3 ... 21

Hoofdstuk 3 Wijzigingen ... 24

3.1 Inleiding ... 24

3.2 Wijzingen naar aanleiding van zienswijzen ... 24

3.3 Ambtshalve wijzingen ... 25

Bron plaatje kaft: uitsnede www.ruimtelijkeplannen.nl

(3)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Procedure

Vanaf 15 september 2017 tot 27 oktober 2017 heeft het ontwerpbestemmingsplan ‘Natuurbegraaf- plaats Vlierden' (NL.IMRO.0762.BP201613-B001), met de bijbehorende stukken, ter inzage gelegen.

Tijdens de termijn van terinzagelegging kon iedereen een zienswijze indienen over het ontwerpbe- stemmingsplan.

1.2

Zienswijzen

Er zijn 3 zienswijzen ontvangen:

Adres: Datum van binnenkomst:

1 Stichting Natuurbegraafplaatswaaromniet.nl, postbus 23130, 3001 KC Rotterdam

26 oktober 2017

2 Van Dun Advies BV namens familie xxx , Postel 8, 5711 ET So- meren

26 oktober 2017, pro forma 15 november 2017, aanvulling 3 Het Groene Hart, Bosscheweg 24b, 5275 HB Den Dungen 25 oktober 2017, pro forma

14 november 2017, aanvulling

Ontvankelijkheid

De zienswijzen zijn ontvangen binnen de daarvoor gestelde termijn en daarom ontvankelijk. Ziens- wijze 2 en 3 zijn als pro forma zienswijze ingediend. Indieners zijn in de gelegenheid gesteld om deze pro forma zienswijzen tot en met 14 november 2017 aan te vullen. De aangevulde zienswijzen zijn ontvangen binnen deze termijn en daarom ontvankelijk.

Hoorcommissie Ruimtelijke Plannen

Op basis van de Verordening Hoorcommissie Ruimtelijke Plannen zijn indieners in de gelegenheid gesteld een mondelinge toelichting te geven (opgenomen in publicatie). Indieners van zienswijze 2 hebben hierom gevraagd. Op 27 maart 2018 is een hoorzitting gehouden. Van deze hoorzitting is een afzonderlijk verslag gemaakt. Dit is als losse bijlage beschikbaar.

1.3

Leeswijzer

In deze ‘Nota van zienswijzen en wijzigingen’ (verder: Nota) zijn in hoofdstuk 2 de zienswijzen sa- mengevat weergegeven. De samenvatting van de zienswijze heeft overigens slechts tot doel om de leesbaarheid van deze Nota te vergroten. Bij de beoordeling van de zienswijze is de volledige brief met eventuele bijlagen, zoals deze bij de gemeente is ingediend, betrokken.

Tevens is een reactie gegeven op de ingebrachte zienswijzen en is aangegeven of de zienswijze aanleiding geeft tot een wijziging in het bestemmingsplan, zijnde de verbeelding en/of de regels, en/of de bij het bestemmingsplan behorende toelichting.

Tenslotte is een overzicht van de wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen en zijn de ambts- halve wijzigingen opgenomen in hoofdstuk 3.

(4)

Hoofdstuk 2 Ingediende zienswijzen

2.1 Zienswijze 1

Samenvatting:

1. Diepte graven

Er is een spanningsveld tussen de (gewenste) gemiddeld hoogste grondwaterstand en de ge- wenste diepte van de graven. Met het oog hierop zou alleen dubbeldiep begraven toegestaan mo- gen worden.

2. Aantal graven per hectare

Voor voedselarme gebieden geldt het advies om substantieel minder dan 80 graven per hectare aan te leggen om grote vervuiling van de bodem te voorkomen. In het bestemmingsplan wordt niet in een maximum voorzien. Het inrichtingsplan biedt daarvoor ook onvoldoende rechtszeker- heid. Naar de mening van indiener is voor wat betreft het gedeelte met de bestemming ‘Bos’

sprake van strijd met artikel 3:2 van de Awb en met rechtszekerheid.

3. Bewaken en beloofde ‘eeuwigdurende grafrust’

Wie neemt de verantwoordelijkheid voor de eeuwigdurende grafrechten als verdienmodel niet blijkt te werken? Wie voorziet in een deugdelijk frequent toezicht?

4. Winstgevendheid

De aanname dat er een marktaandeel van 5% mogelijk is, is nergens op gebaseerd. In Nederland en zeker in Brabant is een wildgroei aan ‘natuurbegraafplaatsen’ en een achterblijvende vraag.

5. Gemeentelijk beleid inzake natuurbegraafplaatsen

Is er door de gemeente beleid ontwikkeld op het natuurbegraven? Is er een distributieplanologisch onderzoek gevraagd?

6. Archeologisch onderzoek

Nader archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht gezien de geringe verstoring van de hoog archeologische delen van het plangebied. Begraven in archeologisch kwetsbare delen is in de ogen van indiener op elk moment ongewenst.

7. Effect op natuurwaarden Broedseizoen

Alterra stelt dat het wenselijk is dat bij natuurbegraven de gedragscode voor bos- en natuurbeheer wordt gevolgd. Concreet betekent dit geen begrafenissen tijdens het broedseizoen. In de praktijk is dit niet uitvoerbaar.

Bodem

Tijdens een begrafenis betreden honderden voeten het bosgebied met als gevolg bodemverdich- ting en slijtage. Er wordt gesteld dat zoveel mogelijk met de hand wordt gegraven. Dit sluit het ge- bruik van een graafmachine niet uit.

(5)

Afstand tot de boomstam

Er wordt een andere maat aangehouden (6x diameter van de stam) dan door Alterra geadviseerd (buiten boomkruinprojectie) om schade aan boomwortelstelsels te voorkomen. Verder brengt snoeien van boomwortels, hoe ‘vakkundig’ ook, schade aan de boom toe.

8. Effect op milieu Vervuiling van de bodem

Met natuurbegraven wordt gebiedsvreemd materiaal in de bodem gebracht. Een natuurgebied eerst vervuilen om er dan weer een (vervuild) natuurgebied van te maken met als reden een ver- dienmodel is naar de mening van indiener niet juist. Daarbij wordt met een diepte van minimaal 65 cm zeker niet diep genoeg begraven om het risico op het vrijkomen van schadelijke stoffen te minimaliseren. Ook het aantal graven is in dit verband relevant.

9. Effect op water

Hoe groot het risico is dat er lijksappen, chemische stoffen en/of medicijnresten in het oppervlak- tewater terechtkomen is onduidelijk. Hierop is bovendien geen controle zoals die er wel is op een reguliere begraafplaats.

10. Verstoring van de grafrust Gravende dieren

In het bestemmingsplan wordt gesteld dat er geen gevallen bekend zijn waar de voorgeschreven minimale begraafdiepte lijdt tot problemen. Dit lijkt indiener ook logisch omdat natuurbegraaf- plaatsorganisaties er geen belang bij hebben om verstoringen te melden. Er zijn bij indiener wel degelijk verstoringen bekend waarvoor ook vossen zijn afgeschoten. Het is onwaarschijnlijk dat de vos op de natuurbegraafplaats Vlierden niet voorkomt. Hoe wordt dus met vossen omgegaan?

Wordt er zo diep mogelijk begraven? Wie gaat de ‘eeuwigdurende’ controle uitvoeren die nodig is voor de ‘eeuwigdurende’ grafrust? Of komen er hekken?

Een gedegen onderzoek naar de eventuele schadelijke aspecten bij de beoogde aantallen en diepte waarop wordt begraven wordt in combinatie met de grondsoort, grondwaterstand en der- gelijke noodzakelijk geacht.

Herdenkingsboom

Wat gebeurt er als er een ‘herdenkingsboom’ omwaait? Het is denkbaar dat het onderliggende veel te ondiepe graf door de wortels wordt ‘gelicht’.

11. Verdienmodel

Een marktaandeel voor natuurbegraven van 5% is nergens op gebaseerd. Natuurbegraven is een onwenselijk beslag op kostbare natuur en vervuiling van nu nog schone natuur om louter en alleen een verdienmodel. Verder is er wel degelijk een zorgplicht van de overheid als een onderneming failliet gaat en het gebied onverkoopbaar achterblijft.

12. Specifieke punten die de gemeente kan meenemen in haar afweging Onomkeerbaar

Het is een onomkeerbare wijziging van de bestemming van een natuurgebied in een begraafplaats.

(6)

Concurrentie voor reguliere begraafplaatsen

Door commerciële begraafplaatsen toe te staan zullen de gemeentelijke exploitatietekorten op al- gemene begraafplaatsen oplopen. De gemeenschap zal hiervoor uiteindelijk opdraaien.

As verstrooien

Op pagina 5 wordt gesteld dat asverstrooiing niet is toegestaan terwijl op pagina 16 dit wel moge- lijk wordt gemaakt.

Overheidscontrole

Op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking zal aangetoond moeten zijn dat er een actu- ele regionale behoefte is en dat in deze behoefte niet kan worden voorzien binnen bestaande voorzieningen.

Parkbegraafplaats

Indien er inderdaad sprake is van een behoefte is het te overwegen om natuurbegraven in te pas- sen op de huidige begraafplaatsen. Het blijft daarmee een zaak van de gemeenschap.

Eeuwigdurende beheer

Wie is verantwoordelijk voor het toezicht en beheer? Wie draait er op voor de kosten als de eige- naar failliet gaat en het terrein onverkoopbaar blijft? Wat gaat de gemeenschap doen als de eige- naar vraagt om uitbreiding om de kosten te blijven dragen?

Beleid ontwikkelen

Geadviseerd wordt om eerst beleid te formuleren en een distributieplanologisch onderzoek te ei- sen van initiatiefnemers.

Voorzorgsbeginsel

Indiener acht het passend dat de gemeente het voorzorgbeginsel toepast.

Reactie:

1. Grafdiepten zijn wettelijk vastgesteld in het Besluit op de lijkbezorging. Een kist of omhulsel bevindt zich ten minste 65 centimeter diep. Bovendien moeten de graven ten minste dertig centimeter boven het niveau van de gemiddelde hoogste grondwaterstand liggen. In het plan- gebied zit het grondwater veelal 2 tot 3 meter onder maaiveld. In het kader van ecologie is dieper graven dan noodzakelijk ongewenst. Uitgangspunt is de bodem zo min mogelijk te be- lasten.

De impact van natuurbegraven op het milieu wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door het graven en sluiten van een graf. Hoe ondieper kan worden gegraven hoe sneller de vegeta- tie ter plekke de kans krijgt om te herstellen. Om de verstoring tot een minimum te beperken worden zoden/plaggen apart gehouden en bij het sluiten van het graf omgekeerd teruggelegd.

Daarnaast wordt een graf zoveel als mogelijk handmatig gedolven omdat de verwachting is

(7)

dat dit minder belastend is voor de vegetatie. Derhalve wordt vanuit ecologische overwegin- gen alleen dubbeldiep begraven niet wenselijk geacht1.

2. Een maximum stellen aan het aantal graven per hectare heeft op zich een zeer beperkte bete- kenis als norm voor de effecten op de natuur als de spreiding over ruimte en tijd er niet bij wordt betrokken. Spreiding over de ruimte heeft betrekking op de vraag waar de graven op een begraafplaats worden geconcentreerd (meer of minder kwetsbare plek). Spreiding over tijd heeft betrekking op de toename van het aantal graven per jaar en de duur van de grafrust (in het laatste geval wordt de grond namelijk ooit ‘teruggegeven’ aan de natuur)2.

Aan de planregels wordt het werkplan (Bosplan, deel 1 en deel 2, Ecogroen) toegevoegd. Hier- door gaat het werkplan in juridische zin onderdeel van het bestemmingsplan uitmaken. In het werkplan staat aangegeven welke concrete maatregelen genomen worden voor de omvor- ming van cultuurbos naar dynamisch natuurbos. Als de voorbereidende maatregelen zijn ge- troffen zal het plangebied conform de beheerstrategie, zoals opgenomen in het werkplan, worden beheerd en zal het natuurbos de komende (tientallen) jaren dynamisch worden ge- vormd. Het landschappelijke inpassingsplan, bijlage 1 van de planregels, geeft een concreet gedetailleerd en onderbouwd plan aan. Deze kaart is de ‘samenvatting’ van de uitgevoerde onderzoeken en geeft aan hoe het plangebied ingericht wordt zodat een kwalitatieve meer- waarde/impuls voor het plangebied is gewaarborgd. In het Bosplan is vervolgens het aantal bomen en heesters dat wordt aangeplant opgenomen alsmede welke soort (blz 14). Hiermee is in juridische zin voldoende geborgd dat het plangebied uiteindelijk geen begraafplaats is maar een bosgebied is c.q. wordt met daaraan ondergeschikt een begraaffunctie.

Op basis van jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2016:3015, zaaknummer 201509494/1/R1) dient nog wel een beperking gesteld te worden aan het aantal aan te leggen graven in een plangebied indien op basis van de planregels het vellen en rooien van bomen ten behoeve van natuurbe- graven is vrijgesteld van een omgevingsvergunning. Dit omdat anders grote delen van het bos ten behoeve van de natuurbegraafplaats kunnen worden geveld of gerooid. Om dit te voorko- men wordt in het bestemmingsplan een maximum van 400 gesteld aan het aantal begraaf- plaatsen per hectare. Aan dit maximum ligt een ruimtelijke en exploitatietechnische afweging ten grondslag. Bij een grafdichtheid van 400 is:

- sprake van een ruime situering van de graven (vrijheidsgevoelbeleving) in combinatie met voldoende groeiruimte voor bomen en heesters;

- de natuurontwikkeling financieel uitvoerbaar/kostendekkend (minimaal 400-500 graven per hectare nodig)

Verder komt een grafdichtheid van 400 bij andere natuurbegraafplaatsen (met bosbeplanting) ook het meeste voor.

Zie navolgende tabel

3

:

1 bron: Natuurbegraafplaatsen in Nederland (landelijk inventarisatie 2013, Alterra Wageningen UR, Wim de Haas en Barry de Vries)

2 bron: Natuurbegraafplaatsen in Nederland (landelijk inventarisatie 2013, Alterra Wageningen UR, Wim de Haas en Barry de Vries)

3 Bron: Marktverkenning Natuurbegraven regio Deurne (Een&al natuurbegraven, d.d. 10 januari 2018)

(8)

3. De eigenaar is en blijft verantwoordelijk voor het beheer van de gronden, het bos en de be- graafplaats. In eerste plaats zijn de gronden bestemd voor bos en natuur. Ondergeschikt daar- aan wordt natuurbegraven toegestaan. Het eeuwigdurende grafrecht wordt telkens verankerd in een notariële akte. Het betreft daarmee een zogenaamde kwalitatieve verplichting die na- bestaanden de meeste zekerheid geeft. Voor toekomstig bosbeheer en ook voor calamiteiten worden middelen gereserveerd.

Indien de begraaffunctie eindigt wordt de natuurbeheerder (met bijbehorend reserveringsbe- drag) verantwoordelijk. Dit betreft dezelfde ‘werkwijze’ als bij reguliere bos- en natuurgebie- den.

4. In Nederland was het aandeel natuurbegraven in 2010 0% en in 2016 was dit gegroeid tot 0,41%4. Dit betreft graven die zijn uitgegeven voor directe begraving. Daarnaast is op natuur- begraafplaatsen een groot aantal graven uitgegeven voor toekomstige begravingen (reserve- ringen). Ervaringscijfers geven aan dat dit op dit moment circa 75% is. De verwachting is dat het aantal reserveringen de komende jaren enigszins zal afnemen.

In Engeland, waar natuurbegraven twintig jaar eerder begon, ligt het marktaandeel voor na- tuurbegraven op dit moment op 3% en is nog steeds stijgende. Op basis hiervan wordt aange- nomen dat het marktaandeel rond 2040, dus over ongeveer 20 jaar, in Nederland ook op circa 3% uitkomt. De verwachting is dat ook hier het marktaandeel daarna nog steeds stijgende zal zijn. De aanname dat uiteindelijk een marktaandeel van zo’n 5% gehaald wordt, wordt der- halve reëel geacht.

5. De gemeente heeft geen beleid ontwikkeld ten aanzien van natuurbegraven. De verwachting is niet dat er de komende jaren binnen de gemeente (op grote schaal) aanvragen voor natuur- begraven worden gedaan. De gemeente acht beleid op dit onderdeel derhalve niet noodzake- lijk.

Een distributieplanologisch onderzoek wordt voor de ontwikkeling van natuurbegraven niet noodzakelijk geacht. Een dergelijk onderzoek is in basis bedoeld voor een visie en beleid ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van het detailhandelsaanbod. Om te beoordelen of er behoefte is aan een natuurbegraafplaats in Vlierden is initiatiefnemer gevraagd om aan- vullend een marktverkenning uit te voeren. Uit deze marktverkenning volgt dat er naar de

4 Bron BRANA (Branchevereniging voor natuurbegraafplaatsen)

(9)

toekomst gezien ruimte is voor extra natuurbegraafplaatsen in de omgeving (binnen 25 kilo- meter) en de regio (binnen 50 kilometer). De locatie van natuurbegraafplaats Vlierden is daar- bij redelijk centraal gelegen ten opzichte van de reeds aanwezige natuurbegraafplaatsen. Dit vergroot de keuzevrijheid voor de omgeving en regio. De marktverkenning wordt als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.

6. Voor het planvoornemen zijn archeologische onderzoeken uitgevoerd, zoals toegelicht in pa- ragraaf 3.2.1 van de toelichting van het bestemmingsplan. Aan de hand van deze onderzoeken is door de gemeente een selectieadvies afgegeven. Voor de gebieden met een hoge en mid- delhoge verwachtingswaarde is met een dubbelbestemming voorzien in een passende be- stemmingsplanregeling. Het uitvoeren van een archeologisch vervolgonderzoek wordt niet re- delijk geacht omdat een dergelijk onderzoek destructiever zou zijn dan de toekomstige relatief beperkte bodemingrepen in de vorm van individuele begravingen in een verwacht groot tijds- bestek. De kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen kan als relatief klein worden gezien. Met de dubbelbestemming wordt voor de gebieden met een zeer hoge verwachtingswaarde gewaarborgd dat het begraven van crematie-as en het begra- ven van lichamen zonder nader archeologisch onderzoek niet mogelijk is. Deze gebieden zul- len eventueel dan ook pas worden ‘uitgegeven’ voor begraven als de rest vol is.

Overigens wordt aan het bestemmingsplan toegevoegd dat maximaal 400 graven per hectare worden toegestaan.

7. Broedseizoen

Zoals in het werkplan (bijlage Bosplan, deel 1 en 2, Ecogroen) is vastgelegd, wordt gewerkt conform de ‘Gedragscode Zorgvuldig Bosbeheer’. Hierin wordt niet gesteld dat er geen werk- zaamheden mogen worden uitgevoerd tijdens het broedseizoen. Wel mag er geen verstoring plaatsvinden van broedplaatsen. Hierdoor kan het voorkomen dat in sommige gevallen een begrafenis niet mogelijk is op de gereserveerde plaats. Er zal dan uitgeweken moeten worden naar een andere plek.

Bodem

Uitgegaan wordt van maximaal 150 begrafenissen per jaar. Voor de te vergraven oppervlakte wordt uitgegaan van 2 m2 per graf. Dit betekent dat jaarlijks maximaal 300 m2 van de beschik- bare 25 hectare benut wordt voor begraven. Dit betekent dat maximaal 0,1 % van de bodem- oppervlakte per jaar direct geroerd wordt door begraven.

Binnen het plangebied wordt geen ceremonieel gebouw toegestaan. Veelal is het aantal be- zoekers van een begrafenis bij een ceremonie een stuk hoger dan bij de daadwerkelijke ter- aardebestelling. De stelling dat honderden bezoekers per keer aanwezig zijn wordt dan ook als erg hoog ingeschat. Daarbij vindt de ter aarde stelling gedurende een korte periode per dag plaats. Gelet op het voorgaande is het niet aannemelijk dat daardoor sprake is van een zoda- nige bodemverdichting en slijtage dat dit ten koste zou gaan van de wezenlijke ecologische waarden en kenmerken van het gebied.

(10)

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat inderdaad zo veel mogelijk met de hand wordt ge- graven. Het gebruik van graafmachines wordt niet uitgesloten. Daarmee is niet gezegd dat in- cidenteel gebruik van een graafmachine leidt tot bodemverdichting en slijtage.

Afstand tot de boomstam

Bij bomen wordt de kluit gerespecteerd, dat wil zeggen dat zes maal de diameter van de stam in acht wordt genomen. Dit is de methode van Claus Matteck. Ten aanzien van de aanwezige bomen in het plangebied geeft Ecogroen het volgende aan.

De hoofdboomsoort in dit plangebied is grove den. De gemiddelde leeftijd is 30 jaar en gemid- delde diameter is 37 cm. De grove den is een penwortelaar, maar in ‘ondiepe bodems’ mani- festeren alle bomen zich met vlakke wortelsystemen. Ondiepe bodems zijn bodems met hoog grondwater en/of dunne gunstige bovenlagen met daaronder ongunstige bodemlagen. In het plangebied is bij de omgewaaide grove dennen, zie onderstaande foto, (windworp, waarbij het volledige wortelstelsel uit de bodem is gehesen) te zien (steekproef van drie omgewaaide grove dennen) dat de verhouding van de stamdiameter en de wortelkluit 1:5 is. Een grove den met een doorsnede van 35 centimeter heeft een wortelkluit van 175 cm diameter. Dit bete- kent dat op circa 70 cm vanaf de stam gegraven kan worden. Dit is een te kleine steekproef om dit cijfer hard te maken. Daarom wordt door Ecogroen voorgesteld om zekerheidshalve een verhouding van 1:7 te kiezen voor deze bomen. Dat komt voor deze bomen uit op circa 1 meter vanaf de stam. Deze afstand wordt door initiatiefnemer royaal in acht genomen door minimaal 2 meter afstand te houden. Dit is een ruimere maat dan door Alterra gehanteerd wordt in ‘Terug naar de natuur’.

Verder wordt nog opgemerkt dat als iets vakkundig gesnoeid wordt, dat betekent dat de wond zo klein mogelijk wordt gemaakt om indringen van schimmels te minimaliseren. Zoals boven- gronds wordt gesnoeid gebeurt dat ondergronds ook. De wortels worden blootgelegd en dan eventueel gesnoeid. In het plangebied wordt alleen door vakkundige mensen gesnoeid (boom- verzorger).

8. Uit het rapport van Alterra uit 2009 ‘Terug naar de natuur’ blijkt dat natuurbegraven niet mili- eubelastend is. De conclusie in dit rapport luidt dat het menselijke lichaam, inclusief eventuele cytostatica en andere toegediende medicijnen, niet als chemisch afval moet worden

(11)

beschouwd. Daarbij is ook gekeken naar de metalen die vrijkomen, protheses en naar organi- sche ontbindingsprocessen. Geconcludeerd mag worden dat op en rondom begraafplaatsen de gehalten aan zware metalen, elementen, anionen en specifieke afbraakproducten niet ver- schillen van die van ‘normale’ gronden en oppervlaktewater. De gehalten liggen ruim onder de daarvoor geldende interventiewaarden en ook milieuhygiënische streefwaarden worden meestal niet overschreden. Daar moet aan worden toegevoegd dat de genoemde onder- zoeken hebben plaatsgevonden op reguliere begraafplaatsen, waar geen specifieke voorzor- gen zijn getroffen (zoals het niet mee begraven van voorwerpen of het verwijderen van pro- theses) om het milieu te beschermen. Dat natuurbegraven niet milieubelastend is blijkt ook uit het ‘Onderzoek milieueffecten begraafplaatsen Noord-Brabant’(AGEL adviseurs, 20 juni 2013), waarin wordt geconcludeerd dat een begraafplaats waarschijnlijk beperkte tot geen ge- volgen heeft voor de bodemkwaliteit.

Op 19 december 2017 is door onderzoeksbureau Wageningen Environmental Research (voor- heen Alterra), gepubliceerd dat de effecten van natuurgraven op de vegetatie en bodemwaar- den niet schadelijk zijn voor het milieu. Uit bodemmonsters die zijn genomen op natuurbe- graafplaats Heidepol blijkt dat er geen wezenlijk effect is op de waarden in de grond. De in li- chamen aanwezige onnatuurlijke stoffen hebben een te verwaarlozen effect op de vegetatie en bodemwaarden.

Het rapport van RIVM waar indiener naar verwijst gaat over geneesmiddelen die via rioolwa- terzuiveringsinstallaties in het oppervlaktewater terecht komen. Het gaat niet in op de moge- lijke vervuiling van de bodem en grondwater door begraven.

9. Voor de beantwoording van deze zienswijze wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 8 van deze indiener.

10. Gravende dieren

Bij initiatiefnemer en de gemeente zijn tot op heden geen gegevens bekend van dieren die graven zouden blootleggen. In de brief, waarna wordt verwezen, staat inderdaad te lezen dat er een vergunning is verleend om vossen af te schieten omdat deze schade aan de begraaf- plaats toebrengen. Niet valt op te maken dat het bij die schade gaat om het blootleggen van graven. Met de afgegeven vergunning worden, zoals in de brief vermeld, ook niet alle vossen afgeschoten. De aanwezigheid van de vos voorkomt op natuurlijke wijze dat er een konijnen- probleem ontstaat. Daarbij zijn uitzonderingen nooit te voorkomen.

Ook Natural Death Centre in Groot-Brittannië heeft aangegeven dat in de afgelopen 25 jaar geen gevallen bekend zijn van opgravingen door dieren. In Groot-Brittannië zijn meer dan 300 natuurbegraafplaatsen.

Herdenkingsboom

Het is verplicht om in gebieden die openbaar toegankelijk zijn een zogenaamde Visual Tree Assessment (kortweg VTA) uit te voeren. Bomen die ongezond zijn worden dan gesignaleerd en indien nodig gekapt of gesnoeid. Dit om schades en omwaaien van bomen te voorkomen.

Van ‘gelichte’ graven zijn bij initiatiefnemer geen gevallen bekend. Dit dus omdat veelal tijdig wordt ingegrepen door de VTA controle.

(12)

11. Voor de beantwoording van deze zienswijze wordt voor een deel verwezen naar het antwoord op zienswijze 3 van deze indiener.

Ten behoeve van de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats is een marktverkenning uitge- voerd. Hieruit blijkt dat er in de regio (straal van 50 kilometer) vanaf circa 2040 en voor de omgeving (straal van 25 kilometer) vanaf circa 2030 onvoldoende aanbod is. De ‘Marktverken- ning natuurbegraven regio Deurne’ (d.d. 10 januari 2018) wordt als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.

Paragraaf 6.1 (pagina 53 van de toelichting) gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Bij de economische uitvoerbaarheid gaat er om of het plan in de planpe- riode gerealiseerd kan worden. Uit jurisprudentie blijkt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroepen tegen de uitvoerbaarheid van een plan terughoudend toetst.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de gemeenteraad de beleidsvrijheid om be- stemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruim- telijke ordening nodig acht.In eerste plaats zijn de gronden bestemd voor bos en natuur. On- dergeschikt daaraan wordt natuurbegraven toegestaan. Het eeuwigdurende grafrecht wordt telkens verankerd in een notariële akte. Het betreft daarmee een zogenaamde kwalitatieve verplichting die nabestaanden de meeste zekerheid geeft. Voor toekomstig bosbeheer en ook voor calamiteiten worden middelen gereserveerd.

Indien de begraaffunctie eindigt wordt de natuurbeheerder (met bijbehorend reserveringsbe- drag) verantwoordelijk. Dit betreft dezelfde ‘werkwijze’ als bij reguliere bos- en natuurgebie- den.

De gemeenteraad acht het planvoornemen van natuurontwikkeling in combinatie met een na- tuurbegraafplaats uitvoerbaar.

12. Onomkeerbaar

De hoofd(enkel)bestemming van het plangebied blijft ‘Bos’ en ‘Agrarisch met waarden’. Met het bestemmingsplan wordt juist de kwaliteit van het gebied ontwikkeld en versterkt. De om- vorming van cultuurbos naar dynamisch natuurbos draagt bij aan de natuur- en landschappe- lijke waarden. Uitgangspunt van het planvoornemen is niet de ontwikkeling van een natuurbe- graafplaats. De natuurbegraafplaats is het middel om tot de kwaliteitsverbetering van het ge- bied te komen.

Concurrentie voor reguliere begraafplaatsen

In 2017 heeft in de gemeente Deurne 22% van de overledenen gekozen voor het begraven op één van de begraafplaatsen in de gemeente Deurne5. Dit betekent dat 78% heeft gekozen voor een alternatief zoals het begraven op een (natuur)begraafplaats buiten de gemeente, het thuis bewaren van een asbus of het uitstrooien van as op een dierbare plek buiten de begraaf- plaatsen.

In de praktijk blijkt dat er een grote groep mensen is die in eerste instantie koos voor creme- ren, nu kiest voor begraven op een natuurbegraafplaats. Enerzijds omdat ze daardoor niet

5 Bronnen: Beheerder gemeentelijke begraafplaatsen Deurne, medewerker parochiecentrum Heilige Wil- librord, bestuursleden protestantse begraafplaatsen Deurne en Helenaveen.

(13)

worden belast met het onderhoud van de grafbedekkingen. Anderzijds omwille van de kosten.

Op een natuurbegraafplaats zijn de kosten voor een gedenkteken minimaal en zijn er geen kosten voor toekomstige verlengingen. Naar verwachting zal de komst van een natuurbegraaf- plaats nagenoeg geen invloed hebben op het aantal begrafenissen dat plaatsvindt op een re- guliere begraafplaats.

As verstrooien

De zienswijze van indiener wordt niet gevolgd. Op pagina 5 van de toelichting is aangegeven dat natuurbegraven bestaat uit het begraven van lichamen, het begraven van crematie-as en het verstrooien van crematie-as onder de leeflaag. Een en ander vergelijkbaar met hetgeen hiervan is opgenomen op pagina 16 van de toelichting.

Overheidscontrole

Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is zorgvuldig en duurzaam ruimtege- bruik met oog voor toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten gemotiveerd worden volgens de Ladder. Onder een stede- lijke ontwikkeling moet worden verstaan een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventer- rein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stede- lijke voorzieningen. Ontwikkelingen die geen extra verstedelijking mogelijk maken hoeven niet gezien te worden als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder. De Ladder is derhalve niet van toepassing op het planvoornemen. Wel is een motivering nodig waaruit blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening en dient aandacht besteed te worden aan de uit- voerbaarheid van het plan. In de toelichting van het bestemmingsplan en met het markton- derzoek is dit aangetoond.

Parkbegraafplaats

Het verzoek betreft een particulier initiatief waarop de gemeente een positief principebesluit heeft afgegeven. Doel van het planvoornemen is om te komen tot versterking van de ecolo- gische structuur door de omvorming van cultuurbos naar dynamisch natuurbos. Met het toe- staan van natuurbegraven worden hiervoor de financiële middelen gegenereerd. Het uit- gangspunt bij natuurbegraven is dat het lichaam op een organische manier wordt teruggeven aan de aarde c.q. de natuur.

De omvang en ligging van de bestaande begraafplaatsen in het stedelijk gebied lenen zich niet natuurbegraven.

Eeuwigdurende beheer

De gemeenteraad is van mening dat eeuwigdurende grafrust samengaat met het beheer van het plangebied als natuurgebied. Voor een verdere beantwoording wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 3 van deze indiener.

Beleid ontwikkelen

Voor de beantwoording van deze zienswijze wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 5 van deze indiener.

Voorzorgsbeginsel

(14)

Het voorzorgsbeginsel speelt met name een rol in situaties waarbij onzekerheid is over het be- staan en de omvang van risico’s van bepaalde activiteiten voor mens of milieu en de preven- tieve en/of beschermende maatregelen. Met het planvoornemen is dit niet aan de orde.

Conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan, omdat:

- een maximum wordt gesteld van 400 begraafplaatsen per hectare;

- de behoefte nader wordt onderbouwd met een marktverkenning;

- ter bescherming van de ecologische en natuurwaarden wordt het werkplan (Bosplan, deel 1 en 2, Ecogroen) aan de planregels gekoppeld (voorwaardelijke verplichting).

(15)

2.2 Zienswijze 2

Samenvatting:

1. Behoefteonderzoek

Het plan mist een deugdelijke motivering over de omvang en het aantal graven. Er ontbreekt een behoefteonderzoek welke het nut, noodzaak en de omvang van de natuurbegraafplaats onder- schrijft.

2. Woon- en leefklimaat

Het woon- en leefklimaat van indiener wordt negatief beïnvloed:

a. de geluidsbelasting van het motorcrossterrein zal door het kappen van bomen toenemen;

b. de ontsluiting leidt tot extra verkeer. Voorgesteld wordt om de natuurbegraafplaats te ontslui- ten via het bos en de wegen Lariksweg/Meester De Jonghlaan;

c. Er is 24 uur per dag, 7 dagen in de week zicht op ceremonies en rouwende mensen.

3. Agrarische belangen

De agrarische belangen van indiener worden aangetast omdat onvoldoende gemotiveerd wordt dat het grondwater niet negatief wordt beïnvloed door de vertering van lijken.

4. Effect op milieu Waterwingebied

Het waterwingebied ‘Vlierden’ wordt verontreinigd.

Zonering

Verzocht wordt om een 30 meter zone op te nemen in verband met de agrarische belangen van de gronden direct aansluitend aan het plangebied.

5. Archeologische waarden

De archeologische waarden zijn niet goed gewaarborgd en gereserveerde groei wordt mogelijk ge- maakt zonder deugdelijke motivering. Tevens is deze mogelijkheid praktisch niet uitvoerbaar en dus onnodig in het plan opgenomen door aanwezigheid van de dassenburcht.

6. Ecologie

Het onderzoek van Ecogroen is verouderd en de gebruikte methodiek onvolledig. Het is niet uit te sluiten dat ecologische en natuurwaarden worden aangetast.

Reactie:

1. Door initiatiefnemer is een marktverkenning uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er in de regio (straal van 50 kilometer) vanaf circa 2040 en voor de omgeving (straal van 25 kilometer) vanaf circa 2030 onvoldoende aanbod is. De ‘Marktverkenning natuurbegraven regio Deurne’ (d.d. 10 ja- nuari 2018) wordt als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.

De grafdichtheid wordt in het bestemmingsplan gesteld op maximum 400 begraafplaatsen per hectare. Aan dit maximum ligt een ruimtelijke en exploitatietechnische afweging ten grond- slag. Bij een grafdichtheid van 400 is:

- sprake van een ruime situering van de graven (vrijheidsgevoelbeleving) in combinatie met voldoende groeiruimte voor bomen en heesters;

- de natuurontwikkeling financieel uitvoerbaar/kostendekkend (minimaal 400-500 graven per hectare nodig).

(16)

Verder komt een grafdichtheid van 400 bij andere natuurbegraafplaatsen (met bosbeplanting) ook het meeste voor. Zie navolgende tabel:

Naast grafdichtheid is de oppervlakte van belang. Een te kleine natuurbegraafplaats is te snel vol en kan op die manier niet veel natuurdoelen verwezenlijken. Daarnaast zijn er hoge be- heerkosten (toegankelijk houden begraafplaats voor grafbezoek) waar geen grafinkomsten meer tegenover staan.

2.

a. De afstand van het crossterrein tot de meest nabijgelegen woning van indiener, Ha- zeldonkseweg 22, bedraagt ruim 500 meter. In het kader van de milieuvergunning voor het crossterrein is in 2009 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit de bereke- ning volgt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van deze wo- ning voldoet aan de richtwaarden. Bij uitvoering van de berekening is uitgegaan van de richtwaarden voor woonomgevingen conform de ‘Handreiking industrielawaai en vergunningverlening’. De omgeving van het crossterrein is daarbij aangemerkt als lan- delijke omgeving. In de berekening wordt niet gerekend met een absorbeerde wer- king van een eventueel aanwezig bos. Op basis van dit onderzoek is aangetoond dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Door eventuele kap van bomen zal de absorberende werking van het bos mogelijk afnemen. Echter wordt ter plaatse van de woning dan nog steeds voldaan worden aan de richtlijnen die gelden voor een woonomgeving zoals in 2009 berekend. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een juridische verankering in de regels, met bijvoorbeeld een kapverbod, derhalve niet aan de orde.

b. Een ontsluiting van de natuurbegraafplaats via de wegen Lariksweg/Meester de Jonghlaan is geen optie. Met een dergelijke ontsluiting wordt het ter plaatse aanwe- zige bosgebied veel meer belast. De Lariksweg/Meester de Jonghlaan zijn daarbij on- verharde wegen die veel lastiger bereikbaar en toegankelijk zijn dan de Hazeldonkse- weg/Molenhuisweg. De Lariksweg/Meester de Jonghlaan zijn niet bedoeld en inge- richt om ‘grotere’ verkeersstromen op te vangen. Tevens is voor de noodzakelijke aanleg van een parkeervoorziening ter plaatse van deze wegen, door de ligging

(17)

midden in het bosgebied, minder ruimte beschikbaar dan ter hoogte van de Ha- zeldonkseweg.

c. Om verstoring van het bosgebied te minimaliseren, wordt voorafgaand aan de open- stelling een openstellingsbord en informatiebord geplaatst bij de invalswegen van de natuurbegraafplaats. Hierop worden de volgende bepalingen geplaatst:

- vrij wandelen op wegen en paden;

- toegang van zonsopgang tot zonsondergang.

Hiermee wordt de toegang tot het bos beperkt. Overdag zijn mensen in het bos toe- gestaan maar ’s nachts is het bos voor de dieren. Op de openstelling is artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.

Initiatiefnemer is privaatrechtelijk met (andere) partijen overeengekomen dat op zon- en feestdagen geen begrafenissen plaatsvinden. In het bestemmingsplan wordt hiervan geen bepaling opgenomen. Een dergelijke voorwaarde heeft geen ruimtelijke relevantie omdat dit niet leidt tot een ernstige aantasting van hun woon- en leefkli- maat en niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

3. Voor de natuurbegraafplaats wordt de Inspectierichtlijn Lijkbezorging, 3e herziene druk in acht genomen. Deze inspectierichtlijn kan worden gezien als een advies van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de milieuhygiënische aspecten van de lijkbezorging. In de inspectie- richtlijn worden adviezen gegeven over het tegengaan van bodem- en grondwaterverontreini- ging, onvolledige lijkvertering en hinderaspecten.

Het onderzoeksbureau Alterra heeft in 2009 in opdracht van het toenmalige ministerie van Landbouw de effecten van natuurbegraven op de natuur en het milieu in kaart gebracht (Al- terra-rapport 1789). De conclusie in dit rapport luidt dat het menselijke lichaam, inclusief eventuele cytostatica en andere toegediende medicijnen, niet als chemisch afval moet worden beschouwd. Daarbij is ook gekeken naar de metalen die vrijkomen, protheses en naar organi- sche ontbindingsprocessen. Geconcludeerd mag worden dat op en rondom begraafplaatsen de gehalten aan zware metalen, elementen, anionen en specifieke afbraakproducten niet ver- schillen van die van ‘normale’ gronden en oppervlaktewater. De gehalten liggen ruim onder de daarvoor geldende interventiewaarden en ook milieuhygiënische streefwaarden worden meestal niet overschreden. Bij begraven in de natuur worden geen (significante) effecten op de kwaliteit van de bodem en het grondwater verwacht, zelfs niet bij 1.500 begravingen per ha.

Deze conclusie geldt voor situaties waarin de aantallen begravingen op de reguliere begraaf- plaatsen varieerden van 50 tot 750 per jaar en waar op één van de begraafplaatsen het aantal begravingen per ha geschat werd op 1.000 á 2.000. Dit is veel meer dan op de natuurbegraaf- plaats Vlierden wordt beoogd. Ook het begraaftempo op traditionele begraafplaatsen ligt veel hoger dan op natuurbegraafplaatsen.

Dat natuurbegraven niet milieubelastend is blijkt ook uit het ‘Onderzoek milieueffecten be- graafplaatsen Noord-Brabant’ (AGEL adviseurs, 20 juni 2013), waarin wordt geconcludeerd dat een begraafplaats waarschijnlijk beperkte tot geen gevolgen heeft voor de bodemkwaliteit (grond en/of grondwater).

Op 19 december 2017 is, door onderzoeksbureau Wageningen Environmental Research (voor- heen Alterra), gepubliceerd dat de effecten van natuurgraven op de vegetatie en

(18)

bodemwaarden niet schadelijk zijn voor het milieu. Uit bodemmonsters die zijn genomen op natuurbegraafplaats Heidepol blijkt dat er geen wezenlijk effect is op de waarden in de grond.

De in lichamen aanwezige onnatuurlijke stoffen hebben een te verwaarlozen effect op de ve- getatie en bodemwaarden.

4. Waterwingebied

Het waterwingebied is circa 1,5 kilometer ten noorden van de natuurbegraafplaats gelegen.

De bijbehorende boringsvrije zone is gelegen op circa 475 meter. Grondwaterwinning voor drinkwater vindt in grondwaterlagen op grote diepte plaats. Het begraven in de natuur vindt slechts op beperkte diepte in de bodem plaats. Natuurbegraven kan derhalve geen invloed hebben op voor de kwaliteit van het grondwater dat gewonnen wordt voor drinkwater.

Figuur: ligging waterwingebied Vlierden met boringsvrije zone Zonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient hinder en gevaar voorkomen te wor- den. Dit kan door voldoende afstand te houden tussen functies, met name van belang in het kader van milieubelastende activiteiten en gevoelige functies. In de ‘Handreiking Bedrijven en milieuzonering’ staan hiervoor richtafstanden opgenomen.

In de richtlijn is voor begraafplaatsen een richtafstand van 10 meter opgenomen tot een ge- voelige functie. Maatgevend hierin is het aspect geluid. Met de 10 meter-zone wordt gezien vanuit de agrarische functie aan deze richtafstand voldaan. In die zin wordt, indien de agrari- sche functie gelijk gesteld wordt met een gevoelige functie (wat formeel niet aan de orde is), voldoende afstand aangehouden.

Op basis van jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2012:BV7286, zaaknummer 201002029/T1/R2) volgt dat in principe ‘elke situatie waarin met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd

(19)

personen zullen verblijven’ als geluidgevoelig kan worden beschouwd. Een voorbeeld hiervan is een begraafplaats. Dit betekent overigens niet dat deze situaties meteen grondig be- schouwd dienen te worden of een hoog beschermingsniveau tegen geluid verdienen. Op basis van de Handreiking geldt voor akkerbouw een richtafstand in het kader van geluid van 30 me- ter. Het betreft een richtafstand die geldt voor bedrijfsgebouwen (gemiddeld bedrijf). In der- gelijke gebouwen is sprake van intensievere activiteiten dan in de openlucht. Gezien het feit dat rondom de natuurbegraafplaats sprake is van landbouwgronden waar slechts op gezette tijden werkzaamheden plaatsvinden, is het verlagen van de afstand van 30 meter naar 10 me- ter (verlaging met één afstandstrap op basis van handreiking) reëel. Met de in het plangebied voorgestelde landschappelijke buffer wordt de afstand van 10 meter tot agrarisch gronden in acht genomen. Daarnaast wordt een natuurbegraafplaats met een oppervlakte van 25 hectare minder intensief bezocht dan een reguliere begraafplaats.

Daarbij zal, zoals in de beantwoording van de inspraakreactie reeds is aangegeven, de kans op eventueel overlast vanuit de agrariërs nagenoeg nihil zijn. Dan dient zich namelijk de situatie voor te doen dat een bezoek aan de begraafplaats plaatsvindt op dezelfde plaats en op het- zelfde moment als de agrariër zijn activiteiten uitvoert.

5. Voor het planvoornemen zijn archeologische onderzoeken uitgevoerd, zoals toegelicht in pa- ragraaf 3.2.1 van de toelichting. Aan de hand van deze onderzoeken is door de gemeente een selectieadvies afgegeven. Voor de gebieden met een hoge en middelhoge verwachtings- waarde is met een dubbelbestemming voorzien in een passende bestemmingsplanregeling.

Het uitvoeren van een archeologisch vervolgonderzoek wordt niet redelijk geacht omdat een dergelijk onderzoek destructiever zou zijn dan de toekomstige relatief beperkte bodemingre- pen in de vorm van individuele begravingen in een verwacht groot tijdsbestek. De kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen kan als relatief klein worden gezien. Met de dubbelbestemming wordt voor de gebieden met een zeer hoge verwachtings- waarde gewaarborgd dat het begraven van crematie-as en het begraven van lichamen zonder nader archeologisch onderzoek niet mogelijk is. Deze gebieden zullen eventueel dan ook pas worden ‘uitgegeven’ voor begraven als de rest vol is.

Overigens wordt, zoals in het antwoord op zienswijze 1 van deze indiener aangegeven, aan het bestemmingsplan toegevoegd dat maximaal 400 graven per hectare worden toegestaan.

Zoals in het werkplan (bijlage Bosplan, deel 1 en 2, Ecogroen) is vastgelegd wordt gewerkt conform de ‘Gedragscode Zorgvuldig Bosbeheer’. Periodiek wordt de aanwezigheid van be- schermde elementen en soorten, waaronder dassenburchten, geregisterd. Het werkplan wordt op basis van deze monitoring periodiek bijgestuurd. Het werkplan wordt aan de planre- gels (Bosplan, deel 1 en 2, Ecogroen) toegevoegd. Hierdoor gaat het werkplan in juridische zin onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan en is de aanwezige dassenburcht beschermd.

6. Zoals bij de beantwoording van voorgaande zienswijze 5 is aangegeven, wordt aan de planre- gels het werkplan (Bosplan, deel 2, Ecogroen) toegevoegd. Hierdoor maakt het werkplan in juridische zin onderdeel uit van het bestemmingsplan. In het werkplan staat aangegeven welke concrete maatregelen genomen worden voor de omvorming van cultuurbos naar dyna- misch natuurbos. Als de voorbereidende maatregelen zijn getroffen zal het plangebied, con- form de beheerstrategie zoals opgenomen in het werkplan, worden beheerd en zal het na- tuurbos de komende (tientallen) jaren dynamisch worden gevormd.

(20)

In dit werkplan is ook vastgelegd dat wordt gewerkt conform de ‘Gedragscode Zorgvuldig Bos- beheer’. Een negatief effect op beschermde soorten wordt daarmee voorkomen of geminima- liseerd. Periodieke monitoring van beschermde elementen en soorten maakt onderdeel uit van de gedragscode. Aangetroffen beschermde ecologische waarden wordt geregistreerd en gekarteerd. Het werkplan wordt hiermee periodiek bijgestuurd.

Actualisering van het verkennend onderzoek van Ecogroen wordt om deze redenen niet nood- zakelijk geacht.

Conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan, omdat:

- een maximum wordt gesteld van 400 begraafplaatsen per hectare;

- de behoefte nader wordt onderbouwd met een marktverkenning;

- ter bescherming van de ecologische en natuurwaarden wordt het werkplan (Bosplan, deel 1 en 2, Ecogroen) aan de planregels gekoppeld (voorwaardelijke verplichting).

(21)

2.3 Zienswijze 3

Samenvatting:

1. Negatieve gevolgen bos

Daar waar primair de bestemming ‘Bos’ van toepassing is, dient aangetoond te worden dat de uit- voering van de begraafplaats geen negatieve gevolgen voor de bosopstand heeft.

2. Begraafplan

Verzocht wordt een begraafplan te maken waarin plaats en intensiteit van begraven wordt aange- geven.

3. Begraafintensiteit

Er is geen limiet aan de begraafintensiteit gesteld waardoor het gehele bos in beginsel kan worden gekapt voor begraven. De dubbelbestemming ‘natuurbegraven’ geldt nu voor het gehele areaal van de bosbestemming.

4. Omgevingsinvloeden

Het plan en de beïnvloeding op de omgeving moet in ruimer verband bezien worden vanwege de strategische ligging in de dekzandrug/bosgordel en ligging nabij het beekdal van de Astense Aa.

Het aangrenzende motorcrossterrein zorgt voor bodemerosie en aanzienlijke rustverstoring/stof- belasting. Dit is strijdig met het plandoel van natuurbegraven. Wijziging van het bestemmingplan is niet langer gerechtvaardigd.

5. Gebiedsherstel recyclingbedrijf

Het recyclingbedrijf vormt een hinderlijke barrière en besluit een groot deel van het dalgebied. Dat dit bedrijf verplaatst wordt naar het bedrijventerrein is een goede zaak. Gebiedsherstel dient ech- ter meer concreet te worden vastgelegd onder andere door het terugbrengen van de cultuurhisto- rische waardevolle oude zandweg.

Reactie:

1. In de gemeentelijke structuurvisie is bepaald dat ter plaatse van het plangebied alleen aan nieuwe ontwikkelingen wordt meegewerkt indien de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van het karakter c.q. de kwaliteiten en aanwezige landschappelijke waarden van natuur- en bosgebieden. Voor het plangebied is een ‘Natuurtoets Natuurbegraafplaats Hoeve Ruth, Vlier- den’ uitgevoerd die als bijlage 1 bij de plantoelichting is gevoegd. Hieruit blijkt dat de omvor- ming van cultuurbos naar een dynamisch natuurbos leidt tot versterking van de natuur- en landschappelijke waarden. Zoals uit dit onderzoek blijkt is dit het doel van het planvoornemen en niet de functie natuurbegraafplaats. De natuurbegraafplaats is het middel om het doel te bereiken.

Aan de hand van de uitkomsten van de natuurtoets is door Ecogroen een werkplan opgesteld (Bosplan, deel 1 en 2, Ecogroen). Het werkplan wordt aan de planregels toegevoegd. Hierdoor maakt het werkplan in juridische zin onderdeel uit van het bestemmingsplan. In het werkplan staat aangegeven welke concrete maatregelen genomen worden voor de omvorming van

(22)

cultuurbos naar dynamisch natuurbos. Als de voorbereidende maatregelen zijn getroffen zal het plangebied conform de beheerstrategie, zoals opgenomen in het werkplan, worden be- heerd en zal het natuurbos de komende (tientallen) jaren dynamisch worden gevormd. Het landschappelijke inpassingsplan, bijlage 1 van de planregels, geeft een concreet gedetailleerd en onderbouwd plan aan. Deze kaart is de ‘samenvatting’ van de uitgevoerde onderzoeken en geeft aan hoe het plangebied ingericht wordt zodat een kwalitatieve meerwaarde/impuls voor het plangebied is gewaarborgd.

2. Voorgesteld wordt een maximum van 400 graven per hectare vast te leggen. Voor de te verg- raven oppervlakte wordt uitgegaan van 2 m2 per graf. Dit betekent dat maximaal 8% van de bodemoppervlakte per hectare wordt geroerd. Uitgangspunt bij natuurbegraven is dat iemand zelf zijn pek uitzoekt. Met een begraafplan wordt de keuzevrijheid ingeperkt. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de toevoeging van een begraafplan niet ruimtelijk rele- vant geacht.

3. Op basis van jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2016:3015, zaaknummer 201509494/1/R1) dient een beperking gesteld te worden aan het aantal aan te leggen graven in een plangebied indien op basis van de planregels het vellen en rooien van bomen ten behoeve van natuurbegraven is vrijgesteld van een omgevingsvergunning. Dit omdat anders grote delen van het bos ten be- hoeve van de natuurbegraafplaats kunnen worden geveld of gerooid. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast. De grafdichtheid wordt gesteld op maximum 400 begraafplaatsen per hectare. Aan dit maximum ligt een ruimtelijke en exploitatietechnische afweging ten grondslag. Bij een grafdichtheid van 400 is:

- sprake van een ruime situering van de graven (vrijheidsgevoelbeleving) in combinatie met voldoende groeiruimte voor bomen en heesters;

- de natuurontwikkeling financieel uitvoerbaar/kostendekkend (minimaal 400-500 graven per hectare nodig).

Verder komt een grafdichtheid van 400 bij andere natuurbegraafplaatsen (met bosbeplanting) ook het meeste voor. Zie navolgende tabel:

4. In het kader van de ontwikkeling van het planvoornemen is de ‘Verkenning Hoeve Ruth, Na- tuurbegraven op een tijdloze locatie’ opgesteld. In deze verkenning is de ontwikkeling van een dynamisch natuurbos met daaraan ondergeschikt de functie natuurbegraven in een breder

(23)

verband onderzocht. Deze verkenning maakt als bijlage 9 onderdeel uit van de toelichting van het bestemmingsplan.

In een vroeg stadium van de planontwikkeling is contact gezocht met de motorcrossvereni- ging. Initiatiefnemer heeft met deze vereniging afgesproken dat er geen begravingen plaats- vinden tijdens crossuren. Hiermee wordt voorkomen dat tijdens een begrafenisritueel er eventueel sprake zou kunnen zijn van overlast vanuit het crossterrein. Gezien de ruimtelijke relevantie wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening in de planregels geborgd dat er geen begravingen plaatsvinden tijdens openingstijden van het crossterrein.

Op dit moment beschikt het crossterrein over een vergunning voor maximaal 8 uur per week.

Bezoekers van het gebied zullen incidenteel gedurende de dag kort verblijven in het gebied.

De kans dat bezoekers tegelijk met de openingsuren van het crossterrein aanwezig zijn, is rela- tief klein. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt deze mogelijkheid aanvaard- baar geacht.

5. Verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein maakt geen onderdeel uit van het plan- voornemen. Slechts de recycletak van het bedrijf dient op deze locatie binnen de planperiode beëindigd te zijn. De huidige activiteiten van het loonwerkbedrijf worden op deze locatie voortgezet. Derhalve is gebiedsherstel ter plaatse op dit moment niet aan de orde.

Conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan, omdat:

- een maximum wordt gesteld van 400 begraafplaatsen per hectare;

- er geen begravingen worden toegestaan tijdens crossuren en dit juridisch geborgd zal worden.

(24)

Hoofdstuk 3 Wijzigingen

3.1 Inleiding

Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan is het bestemmingsplan bij de vaststelling op een aantal punten aangepast. Het betreft wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen en/of ambts- halve wijzigingen, zoals bijvoorbeeld wijzigingen van stedenbouwkundige aard en redactionele aan- passingen in de planregels en toelichting. Zowel de wijzigingen als gevolg van zienswijzen als de ambtshalve wijzigingen worden hieronder weergegeven per onderdeel van het bestemmingsplan:

verbeelding, planregels en de daarbij behorende toelichting.

3.2 Wijzingen naar aanleiding van zienswijzen

De volgende wijzigingen worden doorgevoerd naar aanleiding van de zienswijzen.

Wijzigingen in toelichting

In het kader van de haalbaarheid c.q. uitvoerbaarheid van het plaanvoornemen is een marktverken- ning uitgevoerd. De resultaten van deze marktverkenning worden verwerkt in hoofdstuk 4 van de toelichting. De ‘Marktverkenning Natuurbegraven regio Deurne’, d.d. 10 januari 2018, zelf wordt als bijlage bijgevoegd.

Wijzigingen in regels

1 Aan artikel 3.4 wordt de volgende gebruiksregel toegevoegd:

3.4.1 Maximum aantal begraafplaatsen

Er zijn dat maximaal 400 begraafplaatsen per hectare toegestaan.

2 Artikel 3.4.1 wordt als volgt gewijzigd in:

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting inzake landschap

Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de gronden ten behoeve van een natuurbegraaf- plaats, als bedoeld in artikel 3.1 sub c, is alleen toegestaan indien de natuurontwikkeling en land- schappelijke inpassing wordt uitgevoerd en in stand gehouden, conform:

a. het werkplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels inclusief latere aanvullingen of een opvolgend werkplan, en;

b. het inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.

3 Aan artikel 5.3 wordt de volgende gebruiksregel toegevoegd:

5.3.1 Maximum aantal begraafplaatsen

Er zijn dat maximaal 400 begraafplaatsen per hectare toegestaan.

4 Artikel 5.3.1 wordt als volgt gewijzigd in:

5.3.2 Voorwaardelijke verplichting inzake landschap

Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de gronden ten behoeve van een natuurbegraaf- plaats, als bedoeld in artikel 5.1 sub b, is alleen toegestaan indien de natuurontwikkeling en land- schappelijke inpassing wordt uitgevoerd en in stand gehouden, conform:

a. het werkplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels inclusief latere aanvullingen of een opvolgend werkplan, en;

b. het inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.

5 Aan artikel 5.3.2 wordt het volgende lid toegevoegd:

(25)

d. voor begravingen tijdens cross-uren.

6 Aan artikel 1 de volgende begripsomschrijving toegevoegd:

1.21 cross-uren:

de tijd dat een motorcrosser gebruik mag maken van de crossbaan zoals vastgelegd in een be- staande vergunning dan wel later verleende vergunning.

3.3 Ambtshalve wijzingen

De volgende ambtshalve wijzigingen worden doorgevoerd:

Wijzigingen in toelichting

1. Aan paragraaf 1.1, 3e zin wordt toegevoegd:

De gemeente heeft positief …10 jaar wordt afgebouwd en beëindigd.

2. In paragraaf 3.3.4 wordt 10.31 uur gewijzigd in 10.30 uur.

3. Bij de afbeelding in paragraaf 4.1 wordt aangegeven dat het ceremonieel paviljoen niet meer aan de orde is.

Wijzigingen in regels

1. Artikel 3.4.2 sub c wordt gewijzigd in:

‘het begraven van lichamen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarische waar- den – natuurbegraafplaats crematie as’.

2. Aan artikel 3 wordt de volgende een afwijking van de gebruiksregels toegevoegd:

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.2 onder c teneinde het begraven van lichamen ter plaatse van de aandui- ding ‘specifieke vorm van agrarische waarden – natuurbegraafplaats crematie as’ toe te staan, mits kan worden gegarandeerd dat de minimale ontwateringsdiepte tussen maaiveld en de ge- middeld hoogste grondwaterstand (GHG) meer dan 1,45 m bedraagt.

3. Aan artikel 5.4.2 wordt als sub g toegevoegd:

‘die noodzakelijk zijn in het kader van de uitvoering van het werkplan, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.’

4. Artikel 5.3.2 sub c wordt gewijzigd in:

‘het begraven van lichamen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – natuur- begraafplaats crematie as’’.

5. Aan artikel 3 wordt de volgende een afwijking van de gebruiksregels toegevoegd:

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.2 onder c teneinde het begraven van lichamen ter plaatse van de aandui- ding ‘specifieke vorm van bos – natuurbegraafplaats crematie as’ toe te staan, mits kan worden gegarandeerd dat de minimale ontwateringsdiepte tussen maaiveld en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) meer dan 1,45 m bedraagt.

(26)

Wijzigingen in verbeelding

1. De begrenzing van de 10 meter zone bij noordelijke overgang van de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ naar ‘Bos’ wordt doorgetrokken tot aan de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. De begrenzing van aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurbegraafplaats’

wordt hierop aangepast.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met deze waterberging, die door middel van een voorwaardelijke verplichting is geborgd in de regels van het bestemmingsplan, wordt juist geborgd dat hemelwater op een juiste

om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - De Mient zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan

De termijn van zes weken (7 augustus 2019, met een uitloop naar 15 augustus 2019) is verstreken en er is geen sprake van verschoonbare termijnoverschrijding en derhalve wordt

Ook het gebruik van de gronden ten behoeve van de aangewezen bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’ en de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf

Daar komt nog bij dat in een dergelijk geval het gebouw oorspronkelijk is opgericht met (deels) een woonfunctie. Het toelaten van de woonfunctie valt dan goed te combineren met

Verzocht wordt om in het kader van een goede ruimtelijke ordening op te nemen dat binnen de aanduiding “verenigingsleven” in de regels wordt opgenomen dat deze locatie bestemd is

 Naar aanleiding van zienswijze 1 is artikel 4.2.3 b de mogelijkheid opgenomen om tussen het parkeerterrein en de achtertuinen van het Brouwerspad een erfafscheiding te

De hoogte van het peil is niet terug te vinden in het bestemmingsplan. Zonder te- genbericht gaat reclamant er vanuit dat het peil de huidige maaiveld hoogte van het voetbalveld