• No results found

4. Dakloosheid in Rotterdam: Stad zonder hart?

4.1 De Rotterdamse daklozenproblematiek 1 Omvang van de populatie

4.1.3 Zichtbaarheid in de openbare ruimte

Van de groep dak- en thuislozen die niet zelf om hulp kunnen of willen vragen zijn de mensen met psychiatrische en/of verslavingsproblemen, die een zwervend bestaan leiden of overlast veroorzaken het meest zichtbaar (Gemeente Rotterdam, 2000). Volgens een deskundige komt de zichtbaarheid van dakloze drugsgebruikers in de jaren ’80 op gang in Rotterdam, wat ook kwam omdat het aantal verslaafden in die tijd toenam (persoonlijke communicatie, 7 oktober 2009). Volgens een ander was er in Rotterdam in de jaren ‘80 een schrijnend daklozenprobleem. In die tijd neemt dakloosheid toe en wordt het heel zichtbaar in de openbare ruimte. De dakloosheid bleek gigantisch te zijn en vooral uit drugsgebruikers te bestaan. Er kon ook gemakkelijk drugs gekocht worden. Het grote drugsprobleem wat Rotterdam in de jaren ’80 had heeft tot halverwege de jaren ’90 geduurd. De respondent verteld over de jaren ’80: ‘Mensen sliepen in portieken, parken, etc. (…) Dakloosheid was manifest, je kon het waarnemen. Maar het moet ook niet overdreven worden. (…) Bovendien zochten mensen plekken waar ze ook wat privé hadden’ (persoonlijke communicatie, 17 augustus 2009 a.). Een medewerker van een voorziening schetst de jaren ’80 als een periode waarin het beleid minder strak was:

Mensen konden veel meer hun gang gaan, meer vrijheid blijheid. (…) Mensen liepen in sommige situaties ook te verwaarlozen. (…) Het was niet alleen vrijheid blijheid, het was ook deels onverschilligheid. ‘Zo lang wij er geen last van hebben’. Er is ook wel echt overlast ontstaan in die tijd. (persoonlijke communicatie, 17 september 2009 b.)

De meest zichtbare daklozen waren volgens de hulpverlener de mensen met psychiatrische problemen en die zichzelf verwaarloosden. Volgens een andere hulpverlener nam de zichtbaarheid van daklozen ook in de jaren ’90 toe: ‘Je kon verslaafden zien in de stad, bedelend, alcoholisten, groepjes alcoholisten. (…) Je kon wel steeds meer verloederde mensen op straat zien. (…) Slecht gekleed, vermagerd, psychiatrische patiënten die wat psychotisch door de stad liepen of schreeuwden’. De hulpverlener beschrijft de situatie toen hij in het jaar 2000 als veldwerker in Rotterdam aan de slag ging: ‘Wat ik aantrof waren toch wel behoorlijke aantallen buitenslapers. Zowel individuen als groepen. Alcoholisten zitten vaak in groepen, psychiatrische patiënten kiezen vaak voor de eenzaamheid’ (persoonlijke communicatie, 30 september 2009 a.). De stad had door de aanwezigheid van verslaafden veel last van zwerfspuiten, wat gevaarlijk was

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

44

voor de volksgezondheid. Volgens een betrokkene waren zwerfspuiten in de jaren ’80 en ’90 een probleem (persoonlijke communicatie, 17 augustus 2009 a.). Een veldwerker geeft aan er voor de invoering van het Plan van Aanpak in de openbare ruimte van de stad gebruikersplekken bestonden waar veel zwerfspuiten werden aangetroffen (persoonlijke communicatie, 21 september 2009). ‘Vroeger lag heel Rotterdam vol met naalden’, verteld een andere mannelijke ex-dakloze (persoonlijke communicatie, 17 september 2009 c.).

In 2008 merken Van Bergen en Van Deth op dat het in Rotterdam rustiger wordt met daklozen op straat. In 2007 gaven ook Barendregt en Van de Mheen aan dat het Rotterdamse straatbeeld op dat moment minder werd bepaald door daklozen en verslaafden dan het geval was in de jaren ’90 en in de beginjaren van deze eeuw. Het kan volgens hen ook zijn dat ze tegenwoordig minder opvallend aanwezig zijn. Ook op de bekende overlastlocaties is de zichtbare aanwezigheid van daklozen, verslaafden en dealers afgenomen. Het huidige Rotterdamse straatbeeld is volgens Barendregt en Van de Mheen tot stand gekomen door allerlei ontwikkelingen en maatregelen vanaf midden jaren ’90. Met drang- en dwangachtige maatregelen wordt daarnaast de keuzevrijheid van (verslaafde) daklozen ingeperkt waardoor ze minder zichtbaar worden. Barendregt en Van der Poel (2008) geven aan dat er in 2007 een forse daling is van het aantal verblijfsuren van daklozen op straat ten opzichte van 2003. Ze verwachten dat er een verband is tussen deze daling en de Rotterdamse aanpak van repressie in combinatie met zorg en opvang/wonen. Ook volgens een deskundige is dakloosheid nauwelijks nog zichtbaar in de stad. Vanaf het begin van de 21e eeuw is volgens hem de overlast en zichtbaarheid van dak- en thuislozen op straat enorm afgenomen door de toegenomen capaciteit van de voorzieningen maar ook door de toename van de celcapaciteit. Veel mensen zijn namelijk opgesloten met speciale trajecten (persoonlijke communicatie, 7 oktober 2009). Veel mensen zijn nu gehuisvest en hoeven niet meer op straat te hangen, zegt een medewerker van de gemeente. Volgens hem kan objectief vastgesteld worden dat de zichtbaarheid ten opzichte van ongeveer 10 jaar geleden gigantisch verbeterd is (persoonlijke communicatie, 6 oktober 09). Volgens een andere betrokkene worden de Rotterdamse daklozen succesvol van straat gehaald met het huidige beleid omdat er tegenwoordig veel meer middelen zijn:

Kijk maar naar de straat in Rotterdam. Het valt wel mee vind ik als je op straat kijkt. Op de één of andere manier gaat het beleid, het beetpakken en vasthouden hebben we het ooit genoemd, wel zijn vruchten afwerpen. (persoonlijke communicatie, 29 mei 2009)

Ook een veldwerker geeft aan dat de huidige zichtbaarheid van de daklozenproblematiek een groot verschil is met de situatie van eind 2003 en 2004, toen hij als veldwerker in Rotterdam begon. Het beleid was voornamelijk gebaseerd op gedogen en de gedachte dat elk mens recht heeft op zelfbeschikking. Dat sloeg in het verleden zo ver door dat mensen behoorlijk vervuild over straat liepen, of zo op hun slaapplek werden aangetroffen. Dat zal je nu niet snel meer zien. Behalve het feit dat buiten slapen niet meer is toegestaan, wordt volgens de veldwerker de maatschappelijke teloorgang van destijds ook niet meer door de stad geaccepteerd. Alle daklozen van de straat krijgen is echter zo maar niet haalbaar, maar je moet er wel naar streven vindt hij. De gemeente mag volgens de veldwerker qua aantallen tevreden zijn, en daarnaast is de overlast teruggedrongen. Ook het gebedel kom je bijna niet meer tegen. ‘Alles is er op gericht om mensen binnen te krijgen, dus alle disciplines die in de stad werkzaam zijn proberen er ook aan mee te werken, zoals stadstoezicht en de politie’ (persoonlijke communicatie, 21 september 2009). Met dwang en drang maatregelen is volgens een hulpverlener geprobeerd de mensen met psychiatrische problemen en die zichzelf verwaarloosden van straat te halen. Verschillende daklozen van deze groep zijn bijvoorbeeld in Drenthe of in de gevangenis terecht gekomen. Ook is een deel overleden. Daardoor zijn er nu veel minder buitenslapers, en verblijven in het centrum kan bijna niet meer door het strenge handhavingsbeleid. Bekende verzamelplaatsen zijn er nu dan ook niet meer waardoor het zicht op de groep minder is (persoonlijke communicatie, 17 september 2009 b.). Een andere hulpverlener bevestigd dat er veel minder buitenslapers zijn, dat het probleem minder zichtbaar is en dat het minder een overlastproblematiek is. Dit wil niet zeggen dat de problemen opgelost zijn, want door daklozen van de straat te halen verplaats je het probleem naar binnen. Als maatschappelijk probleem is het in ieder geval geen politiek onderwerp meer in Rotterdam. ‘Ze domineren niet meer dat stadsbeeld als tot een aantal jaar geleden’. Maar ondanks alle hulpverlening en mogelijkheden die er zijn qua onderdak, zijn er mensen

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

45

die niets willen. Er zijn dus nog wel problemen, maar niet meer in die mate als een aantal jaar terug. Volgens de hulpverlener wil vrijwel iedereen geholpen worden en hebben de zogenaamde zorgwekkende zorgmijders nooit bestaan. ‘Zorgwekkend was dat juist de hulpverleningsinstellingen niets deden, die meden de zorg’ (persoonlijke communicatie, 30 september 2009 a.). ‘In openbare ruimtes zie je steeds minder daklozen. (…) dat betekent niet dat ze er niet zijn’, zegt een ander. Perron Nul en de Keileweg waren duidelijke concentraties, maar tegenwoordig verspreiden de problemen zich meer door de hele stad (persoonlijke communicatie, 31 augustus 2009, a.). Een veldwerker bevestigt dat in de loop der jaren de meeste mensen van straat gehaald zijn. De zichtbaarheid in de stad zoals vroeger het geval was, is weg. De hulpverlener is kritisch over de houding van burgemeester Opstelten die volgens hem op een gegeven moment beweerde dat Rotterdam ‘schoon’ was. Volgens de veldwerker zijn namelijk veel daklozen de stad uitgejaagd. Veel mensen die in Rotterdam niet meer in aanmerking kwamen voor hulp zouden vertrokken zijn naar andere plaatsen. Een deel van de problemen is volgens de veldwerker dan ook niet opgelost, maar slechts verplaatst of minder zichtbaar geworden. Een visuele oplossing dus (persoonlijke communicatie, 17 september 2009 a.). Door repressiebeleid kun je de zichtbaarheid van daklozen en verslaafden voor een deel laten afnemen, maar dat wil niet zeggen dat problemen zijn opgelost, geeft een andere betrokkene aan. Volgens hem zijn er nog altijd daklozen, maar die passen zich aan de situatie aan en worden voorzichtiger. De meesten kiezen voor een verblijf in de laagdrempelige voorzieningen, omdat ze dan niet in conflict komen met de politie. Als een dakloze qua uiterlijk opvalt dan zal de politie deze persoon naar de hulpverlening brengen. Voor drugsgebruikers was het in de jaren ’80 en ’90 prettiger om in de openbare ruimte van Rotterdam te verblijven, dan nu het geval is. Tegenwoordig heeft een deel van de daklozen Rotterdam verlaten, omdat de opvang alleen nog maar voor mensen met regiobinding is. Dakloosheid is hierdoor verspreid over heel Nederland (persoonlijke communicatie, 17 augustus 2009 a.). Reijdorp en Ter Horst (2007) zeggen over de buitenslapers van Rotterdam: ‘Sommigen overnachten op zeer openbare plekken, (…) terwijl anderen zich terugtrekken op verborgen, afgelegen plekken’. Een ex- dakloze man geeft aan dat hij in zijn daklozentijd in groepsverband leefde, omdat men elkaar opzocht (persoonlijke communicatie, 30 september 2009 b.). Een betrokkene zegt over deze groepsverbanden: ‘Er was een breed scala van mogelijkheden en dat is natuurlijk steeds verder afgenomen’. Als groep bivakkeerde men volgens hem op het Centraal Station, Zuidplein, Schouwburgplein, de Kruiskade en omgeving en het Binnenwegkwartier. Door de repressie komt deze groepsvorming niet meer voor (persoonlijke communicatie, 17 augustus 2009 a.). In 2008 geven Barendregt en Van der Poel overigens aan dat men in het centrum van de stad op en rond de Kruiskade nog altijd rondhangende verslaafden en dak- en thuislozen aantreft. Dit komt volgens hen door de traditioneel aanwezige straathandel en de nabijheid van opvangvoorzieningen voor verslaafden en dak- en thuislozen. Samenscholing rond (opvang)voorzieningen zou in het centrum dus nog steeds voorkomen. Daklozen en verslaafden trokken vroeger volgens een deskundige in slooppanden in stadsvernieuwingsgebieden in Spangen, het Nieuwe Westen en het Oude Noorden. De overlast was door hun aanwezigheid groot en het zorgde voor een gevoel van onbehagen (persoonlijke communicatie, 7 oktober 2009). Uit het jaarverslag van de Buitendienst Havenzicht uit 2002 blijkt dat buitenslapers destijds op verschillende vaste verblijfslocaties verspreid over de stad werden aangetroffen door veldwerkers. Bekende locaties waren Vroesenpark, Zuidplein, Zuiderpark, Willemsbrug, Museumpark, het gekraakte gerechtsgebouw aan de Henegouwerlaan, het Noorderkanaal waar men verbleef onder bruggen en viaducten en in bootjes, het spoorweggebied bij de Horvathweg in Spangen en het spoorwegemplacement bij de Kop van Zuid waar daklozen bijvoorbeeld in goederenwagons verbleven. De wijk Delfshaven was een buurt waar veel daklozen rondhingen en specifieke rondhangplekken waren het Marconiplein en de Keileweg. Daklozen verbleven volgens de veldwerkers daarnaast in gekraakte sloopwoningen en onder viaducten van snelwegen verspreid over de stad (Buitendienst Havenzicht, z.j.). In gesprekken met de betrokkenen worden ook de volgende locaties geassocieerd met daklozen: Nieuwe Binnenweg, Lijnbaan, Beurs, Middellandstraat, Erasmusbrug, bootjes op rivier de Rotte, centrale bibliotheek, Blaaktoren, Kleinpolderplein en station Blaak. Meer in het algemeen noemt men als gebruikelijke verblijfslocaties portieken, parken, bosjes, plantsoenen, industrieterreinen, bruggen, viaducten, sloop- en kraakpanden, bootjes, metrostations, (parkeer)garages, bushokjes, kelderboxen, bergingen, tuinhuisjes, tentjes, rioolbuizen, caravans en auto’s. Overigens is het aantal sloop- en kraakpanden dat door dak- en thuislozen als tijdelijk onderkomen kan worden gebruikt door grootschalige stadsvernieuwing eind jaren

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

46

’90 steeds verder afgenomen (Gemeente Rotterdam, 2000; ‘Twintig jaar Havenzicht’, 1997). Een veldwerker noemt als huidige slaaplocaties het Kralingse Bos, Boezemzoom, Spoorwegdriehoek en caravans bij het Marconiplein, wat allemaal locaties ver buiten het centrum zijn. Daklozen kiezen tegenwoordig plekken uit waar de politie niet snel zal komen. In de binnenstad zul je niet snel iemand meer vinden, terwijl de veldwerker ongeveer 5 jaar geleden tijdens avondrondjes door de binnenstad structureel nog tussen de 15 en 30 personen aantrof. Tegenwoordig moet de veldwerker bekende slaapplekken opzoeken omdat willekeurig rondes lopen geen zin meer heeft. Dan zal niet snel meer een dakloze worden aangetroffen worden. Veel ‘nieuwe’ daklozen worden daarnaast vaak al door de politie opgevangen (persoonlijke communicatie, 17 september 2009 a.). Een collega-veldwerker geeft aan dat hij tegenwoordig nog zicht heeft op ongeveer 14 slaapplekken die zich allemaal aan de rand van de stad bevinden. In een uitzonderlijk geval slapen daar meerdere mensen. Een aantal jaar geleden werden buitenslapers ook volgens hem nog op bankjes in de binnenstad aangetroffen, maar dat is nu niet meer. Het gebeurt nog maar zelden dat slaapplekken zich in de buurt van het centrum bevinden (persoonlijke communicatie, 21 september 2009). Tegenwoordig komt dakloosheid dus meer in de periferie van de stad voor op verborgen plekken. Ook kraakpanden en slooppanden verspreid over de stad blijven daklozen aantrekken.