• No results found

5. Dakloosheid in Antwerpen: Is ’t Stad van iedereen?

5.2 Dak en thuislozenbeleid en hulpverleningsaanbod 1 De wet op de landloperij

5.2.4 Visies op het huidige beleid en hulpverleningsaanbod

De mensen met wie gesproken is, zijn kritisch over de Antwerpse aanpak van de dak- en thuisloosheidproblematiek. Het blijkt dat de stad in principe geen algemeen dak- en thuislozenbeleid heeft. Er wordt wel overheidsgeld gestoken in hulpverlening aan daklozen en in de stad zijn verschillende voorzieningen aanwezig, maar er bestaat geen visie waarmee men alle partijen betrekt om de problematiek aan te pakken. Slechts beperkt worden instellingen door de stad Antwerpen aangestuurd. Dit wordt door mensen van de stad zelf, de politie en hulpverleners als een probleem beschouwd. Zowel informatie over de problematiek als de hulpverlening in de stad is erg versnipperd. Officiële cijfers zijn niet beschikbaar dus er kan alleen geschat worden hoeveel mensen dak- of thuisloos zijn in de stad. Door het ontbreken van een algemeen beleidsplan is de hulpverlening te weinig op elkaar afgestemd. Onderling is er tussen de verschillende sectoren geen goede samenwerking. Zo zijn er geen uniforme lijsten beschikbaar met daarop de gegevens van de Antwerpse daklozen. Er is ook behoefte aan meer zorg op maat. Men zou individuele trajecten voor cliënten op moeten kunnen stellen, waarbij iemand het overzicht behoudt. In verschillende onthaalcentra in de stad worden daklozen overigens al verplicht om in een hulpverleningstraject te gaan. Volgens een betrokkene is de hulpverlening aan daklozen in bijvoorbeeld Nederland beter omdat daar de overheid meer financiële middelen beschikbaar stelt aan instellingen, en daarmee samenwerking en het volgen van een beleid kan afdwingen. In Antwerpen moet steeds goodwill worden gekweekt bij privépartners om zaken voor elkaar te krijgen (persoonlijke communicatie, 10 juni 2009).

De betrokkenen geven aan dat het hulpverleningsaanbod voor dak- en thuislozen op allerlei vlakken ontoereikend is in Antwerpen. Er wordt volgens hen relatief weinig overheidsgeld aan daklozenzorg besteed, wat ook komt door het ontbreken van een integrale beleidsvisie. Men is van mening dat er meer aan preventie moet worden gedaan, zodat nog voor iemand dakloos raakt al ingegrepen wordt. Ook zou er meer intensieve woonbegeleiding nodig zijn. Net als in de tijd van de afschaffing van de wet op de landloperij blijkt het daarnaast voor veel daklozen moeilijk te zijn om in de huidige residentiële opvangcentra terecht te komen. Veel instellingen kampen met lange wachtlijsten of stellen voorwaarden waaraan mensen niet kunnen of willen voldoen. De drempels van veel instellingen zijn voor een grote groep te hoog, waardoor alleen de basishulpverlening (zoals inloopcentra en nachtopvang) vaak toegankelijk is. Een ander probleem is dat er te weinig door- en uitstroom is in de Antwerpse dak- en thuislozenopvang. Volgens een woordvoerder van de politie verblijven er bijvoorbeeld in nachtopvang De Biekorf haast continue dezelfde personen, wat aangeeft dat er een gebrekkige doorstroming is (persoonlijke communicatie, 10 augustus 2009). Mede daardoor is er een tekort aan bedden in de enige nachtopvang van de stad. Een betrokkene beschouwt De Biekorf als de laatste mogelijkheid om als dakloze opvang te krijgen. De overige voorzieningen kunnen volgens hem bijna gezien worden als begeleid wonen, en daar kom je moeilijk binnen (persoonlijke communicatie, 18 mei 2009). Behalve het tekort aan nachtopvang kunnen de twee inloopcentra de toestroom van dak- en thuislozen nauwelijks aan, wat ook te maken heeft met het beperkt aantal uur dat ze per dag open (kunnen) zijn. Vooral in De Vaart is het vaak te druk. De drukte leidt nog al eens tot agressie onder de bezoekers. De inloopcentra worden ook vaak gebruikt om bij te slapen, wat het tekort aan nachtopvang nog maar eens duidelijk maakt. Ook een rapport van de stad Antwerpen geeft aan dat de dag- en nachtopvang kampt met capaciteitsproblemen, waarbij het vooral om De Vaart en De Biekorf gaat. De openingsuren van de inloopcentra zijn beperkt en onvoldoende op elkaar afgestemd (Peeters, 2009). Een woordvoerder van inloopcentrum De Vaart geeft aan graag een nieuwe locatie te krijgen voor het inloopcentrum dat uit zijn voegen barst. Steeds meer daklozen zijn in de loop der jaren De Vaart gaan bezoeken. In het nieuwe inloopcentrum zou volgens de woordvoerder een dokter, psychiatrische hulp en een activiteitenruimte voor dagbesteding en leertrajecten aanwezig moeten zijn (‘Over de grens’, 2009). Door de gebrekkige capaciteit in de dag- en nachtopvang blijft er behoefte aan meer echt laagdrempelige voorzieningen. Betrokkenen geven aan dat men in Antwerpen meer aandacht zou moeten besteden aan activering, zodat

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

84

daklozen een dagbezigheid krijgen. Door het gebrek aan alternatieven brengen veel daklozen een groot deel van de dag op straat door, waar ze vervolgens voor overlast zorgen. Men verkiest een verblijf op straat boven een verblijf in een vol inloopcentrum. Een Antwerpenaar die jarenlang dakloos en drugsverslaafd was bevestigd de verhalen van anderen door aan te geven dat er voor daklozen te weinig voorzieningen in Antwerpen zijn, en dat de openingstijden beperkt zijn waardoor mensen veel tijd op straat moeten doorbrengen. Zelf werd en wordt hij hier ook mee geconfronteerd (persoonlijke communicatie, 6 juli 2009).

Een woordvoerder van de politie betreurt wat betreft de aanpak van dak- en thuisloosheid in Antwerpen de rol van de lokale politiek:

Veel van de beslissingen die genomen worden hangen af van; kan ik daar veel kiezers mee tevreden stellen of niet mee tevreden stellen. (…) En dat is volgens mij ook de reden waarom er zo weinig hulpverlening is specifiek rond die zaken. (persoonlijke communicatie, 10 augustus 2009)

Al jaren trekt de politie aan de alarmbel. De politie hoopt dan ook dat de stad dakloosheid als een groot probleem gaat zien, en probeert daarom aan de hand van cijfers en vaststellingen aan te tonen hoe groot de dakloosheidproblematiek in Antwerpen is. De stad zou zelf moeten analyseren hoe groot dit probleem is, wat exact de problemen zijn en wat nodig is om het probleem aan te kunnen pakken. Op vraag van de politie wordt bekeken of het aantal opvangplaatsen en de openingstijden van de opvang verruimd kunnen worden. Veel daklozen zijn namelijk zowel overdag als ’s nachts gedoemd om op straat rond te hangen. Wanneer de politie in de huidige situatie een dakloze aantreft kunnen ze met deze persoon vrijwel nergens terecht. Bij klachten over de aanwezigheid van een dakloze kan de politie de persoon in kwestie daarom vaak alleen aanmanen om te vertrekken, en wanneer het bevel niet wordt nageleefd kan de persoon voor maximaal 12 uur worden opgesloten (persoonlijke communicatie, 10 augustus 2009). Een groot probleem vormen de mensen die een verslavingsproblematiek of een psychiatrische aandoening hebben, of met beide problemen kampen (dubbele diagnose). Voor hen zijn er nog altijd weinig voorzieningen in Antwerpen, en de voorzieningen die er zijn kampen met lange wachtlijsten. Mensen met een dubbele diagnose komen volgens een woordvoerder van een inloopcentrum moeilijk in de reguliere hulpverlening terecht. Die mensen zijn ‘te goed’ voor de psychiatrie maar te slecht om zelfstandig te leven, en vallen dus tussen wal en schip. Daklozen met zware psychiatrische problemen worden vaak bij de opvang geweigerd. De woordvoerder van inloopcentrum De Vaart zou graag een mobiele psychiater in Antwerpen zien (‘Over de grens’, 2009). Ook veel respondenten geven aan dat er grote behoefte is aan een mobiele psychiater voor de groep die kampt met psychiatrische problemen en op straat leeft. Eerder is al vermeld dat dit initiatief er in de toekomst zal komen. Wat betreft de ‘moeilijke’ doelgroep, zoals dakloze drugsgebruikers, zou in Antwerpen volgens sommige betrokkenen meer aan bemoeizorg gedaan moeten worden. Men zou graag een persoonsgerichte en aanklampende aanpak zien voor deze ‘zware’ gevallen. Daklozen moeten uitgenodigd worden tot verandering, en op die manier in de hulpverlening terecht komen. De hulpverlening in Antwerpen heeft volgens betrokkenen momenteel vooral een afwachtende houding. Daklozen moeten namelijk in veel gevallen zichzelf ergens aanmelden, en worden dus in principe niet actief opgezocht. Er zijn wel straathoekwerkers maar die richten zich op een breder publiek dan alleen daklozen, en hun werkgebied bestrijkt lang niet de hele stad. Ook is hun manier van werken anders dan dat bijvoorbeeld de stad graag zou zien. Er wordt namelijk weinig inspanning verricht om mensen daadwerkelijk te verleiden tot zorg. Men zou dus graag een drangaanpak zien. Daarnaast is het nog altijd lastig om mensen gedwongen op te nemen. Een woordvoerder van de politie zou in sommige gevallen liever gedwongen hulpverlening zien. Een verplichte opname van drugsgebruikers kan nu pas als iemand daadwerkelijk een gevaar is voor zichzelf. Nu komen daklozen soms wegens een misdrijf een bepaalde tijd in de gevangenis terecht, maar alleen daarmee lost hun problematiek niet op (persoonlijke communicatie, 10 augustus 2009). Ook in het Zonaal Veiligheidsplan 2009-2012 van de lokale politie Antwerpen wordt gepleit voor gedwongen opname van zware verslaafden (Lokale Politie Antwerpen, 2009). Een woordvoerder van inloopcentrum De Vaart geeft in een artikel aan geen voorstander te zijn van gedwongen hulpverlening. Hulpverlening kan je volgens

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

85

hem niet opdringen omdat men er niet altijd klaar voor is. Zijn mening is dat mensen pas geholpen zouden mogen worden als ze dat zelf willen, en realiseren dat hun leven moet veranderen (‘Over de grens’, 2009).

Veel personen waar mee gesproken is, steunen het idee van een gebruikersruimte omdat ze inzien dat de drugsproblematiek niet zo maar zal verdwijnen. Één van de betrokkenen zou graag een gebruikersruimte in Antwerpen-Noord zien, maar hiervoor is geen maatschappelijk draagvlak. De lokale overheid zou negatief zijn over de plannen, en vanuit de politiek durft niemand het idee te steunen (persoonlijke communicatie, 23 juni 2009). Eind 2007 wordt ook in een krantenartikel vermeld dat in Antwerpen steeds meer stemmen op gaan voor het creëren van een gebruikersruimte (‘'Gebruikersruimte' moet drugsoverlast’, 2007). Vanuit humanitair- en volksgezondheidsperspectief is een gebruikersruimte in Antwerpen gewenst. (Drugs)overlast wordt namelijk verminderd (zoals visuele overlast en de gevaren van zwerfspuiten), er kan contact gelegd worden met moeilijk bereikbare groepen en drugsgebruikers krijgen een veilige en hygiënische plaats voor drugsgebruik. Op dit moment hebben de dakloze gebruikers geen plaats om te gebruiken, en zijn ze aangewezen op de straat of semi-openbare plekken. Uit onderzoek is echter gebleken dat een gebruikersruimte in Antwerpen op juridisch vlak niet haalbaar is omdat het bij wet verboden is. Alleen wanneer de wet aangepast wordt en er politieke wil is, zal er ooit een gebruikersruimte komen (Decorte & Tieberghien, 2008). Één van de betrokkenen oppert daarbij het idee dat er meer een gedoogbeleid moet komen ten aanzien van drugsgebruik, waarbij de overheid drugs gaat verstrekken (persoonlijke communicatie, 10 juni 2009 ). Als de komst van een gebruikersruimte al ver weg lijkt, dan zal het verstrekken van drugs door de overheid waarschijnlijk op nog veel meer verzet stuiten. Volgens een woordvoerder van een voorziening zijn naast drugsverslaafden ook illegalen een grote risicogroep onder de daklozen. Ze verkeren vaak in erbarmelijke omstandigheden en vallen soms buiten de hulpverlening (Hermans, 2005). Het is volgens betrokkenen onduidelijk hoe men met deze problematische groep om moet gaan. Deze mensen hebben vaak geen geld voor opvang, en komen niet in aanmerking voor financiële hulpverlening. Daarnaast zijn vrijwel alle daklozenvoorzieningen in de praktijk voor hen ontoegankelijk. Illegalen komen dus moeilijk bij de reguliere opvang terecht (‘Over de grens’, 2009). In de meeste gevallen mogen enkel mensen uit Antwerpen volgens de betrokkenen gebruik maken van de voorzieningen. Illegalen komen in principe alleen in aanmerking voor dringende medische hulpverlening. Niet alleen mensen zonder papieren hebben met deze drempels te maken. Ook daklozen uit Oost-Europa en andere landen buiten België die niet illegaal zijn, ondervinden deze problemen. ’s Nachts zijn zij dus veelal aangewezen op de buitenlucht en semi-openbare ruimtes, en overdag wordt gebruik gemaakt van bijvoorbeeld het laagdrempelige inloopcentrum De Vaart.

De Antwerpse Drug- en Alcohol Monitor (2008) richt zich op drugsverslaafden, maar omdat zich onder hen ook daklozen bevinden zijn er raakvlakken met dit onderzoek. Het rapport is net als betrokkenen kritisch over de huidige hulpverlening aan Antwerpse (dakloze) drugsgebruikers, die volgens de monitor ontoereikend is. Er wordt in Antwerpen te weinig gedaan om in de behoeften van drugsgebruikers te voorzien. Men moet zich realiseren dat deze groep niet vanzelf uit het straatbeeld zal verdwijnen. Vooral in de weekenden kan men bijna nergens terecht, omdat verschillende laagdrempelige voorzieningen alleen doordeweeks open zijn. Veel hulpverleningscentra kampen volgens het rapport met wachtlijsten, en de hulpverlening is vaak te hoogdrempelig. Aan de daklozensteun vanuit het OCMW hangen bijvoorbeeld voorwaarden waaraan daklozen moeilijk kunnen voldoen. Het is niet eenvoudig om als drugsverslaafde via het OCMW aan een bestaansminimum te komen, omdat wordt gesteld dat iemand clean dient te zijn. Ook is zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de nachtopvang onvoldoende. Nachtopvang De Biekorf is één van de weinige mogelijkheden die een dakloze heeft om te overnachten, en wordt als allerlaatste toevluchtsoord beschouwd. Mensen worden door het tekort aan plaatsen geregeld uitgeloot en moeten daardoor alsnog op straat slapen. De monitor is daarnaast kritisch over de prijs en de openingsuren van De Biekorf, en over het feit dat men er als onbekende dakloze niet makkelijk binnen zou kunnen komen. Ook illegalen en mensen die niet leven op Antwerps grondgebied zouden niet binnen mogen. Overigens geeft een woordvoerder van De Biekorf aan dat het voor illegalen altijd 2 bedden reserveert (persoonlijke communicatie, 14 mei 2009). De monitor is echter wel positief over het feit dat drugsgebruik in De Biekorf gedoogd wordt, al is het niet goed dat dit soms in de nabijheid van

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

86

niet-gebruikers gebeurd. Andere opvangcentra zitten vol of stellen bepaalde eisen, waardoor daklozen die drugsgebruiker of illegaal zijn moeilijk ergens terecht kunnen. De monitor stelt een uitbreiding van de huidige (nacht)opvangcapaciteit voor. Ook is er behoefte aan een bed-bad-broodvoorziening voor de dakloze drugsgebruikers. Dit is een plaats waar gemarginaliseerde drugsgebruikers steeds voor een korte periode terecht kunnen. Net als betrokkenen eerder aangaven, is in Antwerpen volgens de monitor veel behoefte aan meer begeleid wonen, een derde inloopcentrum en mobiele psychiatrie. Zoals eerder aangegeven zal een extra inloopcentrum en mobiele psychiatrie er in de toekomst gaan komen. Daarnaast is decentralisatie van de bestaande (drugs)hulpverlening een aanbeveling. Een ander belangrijk punt waarover de monitor spreekt is dat het goed zou zijn als er in Antwerpen een telling komt van de dakloosheidsproblematiek in de stad, omdat officiële cijfers nu nog ontbreken (Decorte & Tieberghien, 2008).

In een recent intern document van de stad Antwerpen staan aanbevelingen vanuit de hulpverlening ten aanzien van het huidige voorzieningenaanbod. Die komen gedeeltelijk overeen met wat hiervoor is besproken. De hulpverlening geeft aan dat er behoefte is aan een gedifferentieerd woonaanbod, straatpsychiatrie, een mobiele verpleegkundige, openbare toiletten, een extra inloopruimte en een gebruikersruimte. Een algemene aanbeveling is dat er behoefte is aan laagdrempelige voorzieningen. Extra aandacht dient er te zijn voor de doelgroepen 18 tot 25 jarigen, de ‘moeilijke’ doelgroep en EU- burgers zonder geldige papieren. Daarnaast wordt getwijfeld aan de rol van de politie bij het aantreffen van daklozen. Het is namelijk de vraag of de politie voldoende op de hoogte is van de bestaande hulpverlening (persoonlijke communicatie, 16 juni 2009).

5.3 Veiligheidsbeleid en de omgang met dakloosheid

5.3.1 Ontwikkeling van het veiligheidsbeleid

Uit verschillende beleidsdocumenten valt op te maken dat vanaf het begin van de 21e eeuw het thema veiligheid hoog op de politieke agenda staat in de Stad Antwerpen. Hiervoor werd al duidelijk dat betrokkenen van mening zijn dat het Vlaams Belang invloed heeft op de grote aandacht die er tegenwoordig is voor overlast. Volgens een medewerker van de gemeente is begin jaren ’90 door de partij het thema veiligheid op de agenda geplaatst. De oprichting van de stadsdienst Integrale Veiligheid zou hier een rechtstreeks gevolg van zijn (persoonlijke communicatie, 23 juni 2009). Later is Integrale Veiligheid met de dienst Sociale Zaken samengevoegd tot de nieuwe dienst Samen Leven. In 2004 is het veiligheidsbeleid van Antwerpen concreet op papier gezet met het Stadsplan Veilig. Dit geeft aan hoe belangrijk het thema tegenwoordig is. Het plan geeft aan dat Antwerpen voor inwoners, bezoekers en werknemers veiliger moet worden. Een veilige en leefbare stad is volgens het rapport een vitale plaats die mensen en activiteiten aantrekt. Volgens het beleidsdocument is er onder de inwoners van de stad grote ontevredenheid en onbehagen. De feitelijke onveiligheid mag dan wel gedaald zijn, maar de ervaren onveiligheid blijft groot, zo wordt aangegeven. Angstgevoelens, onzekerheid en onbehagen zorgen volgens het rapport voor onveiligheidsgevoelens. Het ervaren van overlast heeft invloed op de onveiligheidsgevoelens van mensen. De weerbaarheid van mensen bepaald voor een deel in hoeverre een persoon onveiligheidsgevoelens ervaart. Ook verschilt de tolerantiegraad ten opzichte van fenomenen zoals de geconcentreerde aanwezigheid van sociaal kwetsbaren waaronder bedelaars en daklozen van persoon tot persoon. Het beleidsdocument heeft tot doel een daling van de criminaliteit te bewerkstelligen, en moet ervaren overlast en onveiligheid aanpakken. Er wordt concreet ingegaan op drugsgerelateerde overlast, wat zich in een aantal wijken concentreert. Er wordt gesteld dat er een verband bestaat tussen problematisch drugsgebruik, criminele veelplegerij en criminele overlast. Een groot deel van de veelplegers (80%) zou volgens het rapport verslaafd zijn aan drugs, alcohol of gokken. Deze verslaving zorgt voor diefstal en overlastgevend gedrag. Onder overlastgevend gedrag worden psychische verwardheid, zwerven en een ongezond voorkomen verstaan (Integrale Veiligheid, 2004). Het huidige bestuursakkoord stelt dat Antwerpen de meest aantrekkelijke leefomgeving moet zijn voor wie er woont, werkt of op bezoek komt (Stad Antwerpen, 2006). Het bestuursakkoord geeft aan dat steden steeds belangrijker worden, en dat Antwerpen het kloppende hart van de Vlaamse economie en

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

87

een tot ver buiten de landsgrenzen aantrekkelijke stad moet blijven. Het stadsbestuur wil jonge gezinnen met kinderen en babyboomers vanuit de randgemeenten naar de stad trekken. In Antwerpen moet zowel het wonen als het openbare domein kwaliteitsvol zijn. Een comfortabel, mooi en veilig openbaar domein is voor zowel bewoners als bezoekers gewenst. Het bestuursakkoord geeft aan dat de stad met bestuurlijke maatregelen en gemeentelijke administratieve sancties (GAS-boetes) controle houdt op het openbare domein zodat overlast vermeden kan worden. De GAS-boetes zijn een instrument waarmee politieambtenaren en gemachtigde ambtenaren overlast kunnen aanpakken. De stad streeft hiermee naar een ‘lik-op-stukbeleid’. Verderop in dit hoofdstuk is meer te lezen over deze boetes. Het bestuursakkoord geeft daarnaast concreet aan dat prostituees en verslaafde veelplegers in samenspraak met de gerechtelijke overheid een individuele aanpak moeten krijgen. Er moet daarnaast een passend zorgaanbod en een betere afstemming tussen de verschillende diensten zijn.

Sinds de vaststelling van het Zonaal Veiligheidsplan 2005-2008 van de lokale politie Antwerpen is overlastbestrijding ook vanuit de politie een prioriteit (Integrale Veiligheid, 2004). In het Zonaal Veiligheidsplan 2009-2012 is overlastbestrijding nog altijd een belangrijk onderdeel. Er wordt aandacht besteed aan het beheersen van drugshandel en drugsgerelateerde criminaliteit. Met betrekking tot zware verslaafden en de overlast hiervan op het openbaar domein, wordt gesteld dat de politie een doorverwijzende taak heeft voor de aanpak van de problemen. Vanuit de politie wordt gepleit voor gedwongen behandeling in plaats van sanctioneren. Buurtgerichte politieacties richten zich dan ook niet op de vraagzijde maar op de aanbodzijde van de drugsmarkt, namelijk de dealers (Lokale Politie