• No results found

5. Dakloosheid in Antwerpen: Is ’t Stad van iedereen?

5.4 Stadsvernieuwing en overlastbestrijding op het De Coninckplein 1 Stadsvernieuwing in Antwerpen

5.4.2 De problematiek van het De Coninckplein

Het Stadsplan Veilig (Integrale Veiligheid, 2004) beschouwt Antwerpen-Noord als een van de gebieden waar overlast zich concentreert. Concreet wordt het gebied Atheneum-Statiekwartier als ‘hotspotbuurt’ aangemerkt, en verschillende straten in de omgeving van het De Coninckplein zijn tot ‘hotspotstraat’ uitgeroepen. Het veiligheidsbeleid van de stad heeft dus veel aandacht voor het De Coninckplein en omgeving. Het plein bevindt zich nabij het Centraal Station van Antwerpen en is door de jaren heen beroemd en berucht geworden. Het plein was tot en met de jaren ’70 het middelpunt van een volkse uitgangsbuurt, waarna het plein met verschillende problemen te kampen kreeg en in verval raakte (De Meulder, Devisch, Louwette & Van Meerbeek, 2001; Lauwers, 2009). Volgens Barendregt en Rodenburg (2004) kreeg het plein in de jaren '70 en '80 te maken met drugsgebruik en drugshandel. Het zeer negatieve imago dat het plein jarenlang had werd ook veroorzaakt door verwaarloosde panden en tippelprostitutie. Het plein heeft volgens de Antwerpse Drug- en Alcohol Monitor in de geschiedenis altijd al belastende functies gehad. Dat is een probleem waarmee veel stationsbuurten kampen. Vanaf eind jaren ’80 en in de jaren ’90 kreeg het plein volgens de monitor te maken met leegstand en een verslechtering van het imago. Het publiek op het De Coninckplein werd steeds ruiger. De straatscene is er altijd al geweest, maar werd destijds zichtbaarder. Het De Coninckplein wordt tegenwoordig gezien als het centrum van de Antwerpse drugscene. Dit komt mede door de aanwezigheid van de belangrijkste instellingen voor drugsverslavingszorg in de omgeving, namelijk De Sleutel en Free Clinic (Decorte & Tieberghien, 2008). Het De Coninckplein wordt volgens Decorte en anderen (2004) door de media en door buitenstaanders altijd geassocieerd met de aanwezigheid van groepen drugsgebruikers, dealers,

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

93

prostituees, marginalen, kansarmen, illegalen, vluchtelingen en criminelen. Pas de laatste jaren wordt de aanwezigheid van deze groepen en het plein zelf in de media en in de publieke opinie automatisch verbonden met het begrip overlast. Het plein heeft ook volgens hen altijd al afwijkende fenomenen gekend. Het wordt tegenwoordig beschouwd als concentratiepunt van drugsgebruik en dus drugsoverlast, wat onder meer het gevolg zou zijn van de concentratie van drugshulpverlening rond het plein. Het is een plaats met een zichtbare drugsscene en straatprostitutie. In verschillende rapporten wordt dus aandacht besteedt aan de concentratie van drugshulpverlening rond het plein. Specifiek wordt Free Clinic vaak genoemd binnen de overlastproblematiek op en rond het De Coninckplein. Free Clinic is een ambulant medisch-sociaal opvangcentrum wat zich richt op mensen met een zware en langdurige drugsverslavingsproblematiek. Er wordt probeert drugsgebruikers te re-integreren in de samenleving. Een verslaafde kan er onder andere terecht voor schone spuiten en methadonverstrekking. De gemeente besloot Free Clinic richting het De Coninckplein te verhuizen en daarmee werd geprobeerd de doelgroep die zich daar al bevond beter te bereiken. In 1998 heeft deze verhuizing uiteindelijk plaatsgevonden en hierdoor is de straatscene op en rond het plein nog wat meer versterkt. Het leidde tot een zichtbare toename van het aantal overdag rondhangende en slordig uitziende drugsgebruikers. Het is echter niet zo dat Free Clinic kan worden gezien als enige oorzaak van de overlast want verslaafden hingen voor de komst ook al op het plein rond (Decorte e.a., 2004; Peeters, 2009). Ook veel informanten leggen wat betreft de overlast op het De Coninckplein de link met Free Clinic. Een aantal betrokkenen geeft tevens aan dat het plein vanuit de geschiedenis altijd al een plaats is geweest waar ongewenste activiteiten plaatsvonden, en dat Free Clinic dus niet de enige oorzaak van de problemen is.

Overdag zijn de straatbewoners de meest zichtbare gebruikersgroep van het De Coninckplein. Ze gebruiken het plein als ontmoetingsplek. In de avond verandert het plein in een uitgaansplein en ontmoetingspek voor mensen van Afrikaanse afkomst. De stad Antwerpen is van mening dat door de duidelijke aanwezigheid van straatbewoners sprake is van visuele overlast (Peeters, 2009). Volgens een medewerker van de stad is op het De Coninckplein het draagvlak overschreden, omdat daar te veel mensen verblijven die overlast veroorzaken (persoonlijke communicatie, 3 juni 2009). Het plein biedt volgens een betrokkene geen beschutte plaatsen waardoor het voor daklozen geen aantrekkelijke plaats is om ook in de avond en nacht te vertoeven (persoonlijke communicatie, 4 augustus 2009). De vaste groep straatbewoners bestaat tegenwoordig uit maximaal 40 tot 50 personen. Dit zijn voornamelijk mannen van boven de 35 jaar met een drugs- of drankverslaving. Bij mooi weer, een verhoogde druk op andere ontmoetingsplekken (bijvoorbeeld door politieacties op het Koningin Astridplein, Groenplaats of St. Jansplein) of wanneer de openingsuren van de inloopcentra wijzigen, kan het wat drukker worden op het De Coninckplein. Niet iedere pleinbewoner is daadwerkelijk dakloos. Velen wonen in collectieve woonvormen of hebben een instabiele huisvestingssituatie. Thuisloosheid komt dus wel veel voor, maar daadwerkelijk overnachten in de nachtopvang of in de buitenlucht is minder het geval. Daarnaast zijn niet alle vaste pleinbewoners verbonden aan Free Clinic en niet alle Free Clinic cliënten hangen rond op het plein. Een deel van de straatbewoners is cliënt van Free Clinic en een beperkt aantal cliënten van Free Clinic bevolkt het plein. Slechts een klein deel van de cliënten van Free Clinic heeft een instabiele huisvestingssituatie of is dak- of thuisloos. Overdag beperken de problemen zich over het algemeen tot wildplassen en andere lichte overlast. Voorbijgangers worden zelden of nooit lastig gevallen. Op en rond het plein wordt vooral ’s avonds en in mindere mate overdag in medicijnen en drugs gedeald. Er wordt op het plein echter niet zo zeer drugs gebruikt, maar wel alcohol en cannabis. De sociale controle tussen de straatbewoners is namelijk groot waardoor drugsgebruik niet getolereerd wordt. Door interne conflicten komen vechtpartijen en ruzies voor. Ondanks dat hierbij geen voorbijgangers betrokken zijn, zorgen ze wel voor onveiligheidsgevoelens (Peeters). Ook volgens Decorte en anderen (2004) zijn er vaak hevige discussies tussen drugsgebruikers onderling, en tussen gebruikers en dealers. De overlast die buurtbewoners ervaren wordt volgens de Antwerpse Drug- en Alcohol Monitor (Decorte & Tieberghien, 2008) voornamelijk veroorzaakt door de zichtbaarheid van rondhangende drugsgebruikers, en blijkt amper in verband te worden gebracht met het openbare gebruik van illegale producten maar eerder met alcoholgebruik.

De duidelijke aanwezigheid van straatbewoners op het De Coninckplein heeft verschillende oorzaken. De belangrijkste reden waarom ze het plein bezoeken is omdat ze daar een sociaal netwerk van lotgenoten

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

94

vinden. De pleinbewoners zien elkaar namelijk niet zozeer als vrienden maar als lotgenoten. Op het plein zoeken daklozen bijvoorbeeld iemand die zijn woning ter beschikking wil stellen voor drugsgebruik of een overnachting. Ook zoeken de mensen simpelweg naar sociaal contact. Het plein is een toevluchtsoord voor mensen die geen aansluiting hebben bij de hulpverlening. Het blijkt dat autochtonen gemakkelijker aansluiting vinden bij de hulpverlening dan allochtonen. Veel allochtonen en illegalen kunnen of willen niet naar de hulpverlening, en treffen elkaar op het plein als lotgenoten. Men zou moeten proberen de allochtone straatbewoners aansluiting te laten vinden bij de hulpverlening. Daarnaast is het plein voor straatbewoners belangrijk omdat in de buurt verschillende voorzieningen gevestigd zijn gericht op daklozen en verslaafden. Het De Coninckplein vervult daardoor een centrumfunctie voor de pleinbewoners en een klein deel van de cliënten van Free Clinic. Zo zijn in de wijde omgeving onder andere twee inloopcentra, een nachtopvang, een sociaal restaurant, een woonvoorziening en zoals gezegd De Sleutel en Free Clinic gevestigd. Daarnaast is het plein goed bereikbaar per openbaar vervoer. De drukte op het plein is ook deels te wijten aan het feit dat de twee inloopcentra van de stad niet optimaal kunnen functioneren. Door een gebrek aan middelen zijn de openingsuren beperkt en er is een ruimtetekort bij één van de twee. Omdat er te weinig alternatieven zijn, komen veel daklozen in de middag en in het weekend noodgedwongen samen op het De Coninckplein. De inloopcentra zijn gesloten op de momenten dat ze het meest toegankelijk zouden moeten zijn. Vanuit sociaal veiligheidsoogpunt en rekening houdend met het comfort van straatbewoners, zouden de openingsuren van de verschillende actoren binnen het hulpverleningsaanbod op elkaar afgestemd moeten worden. Storend rondhanggedrag kan hiermee voorkomen worden, en vooral in de winter heeft men behoefte aan alternatieven. Ook het veiligheidsbeleid van de stad heeft er voor gezorgd dat het De Coninckplein een trekpleister voor daklozen werd. Wanneer de controles ten aanzien van straatbewoners op bijvoorbeeld het Sint-Jansplein, het Koningin Astridplein en de Groenplaats strenger werden, verschoven de daklozen richting het De Coninckplein waar vervolgens de bestaande problemen verergerden. Het De Coninckplein wordt daarom als laatste toevluchtsoord beschouwd. Het daklozenfenomeen wordt op veel plaatsen dus onzichtbaar gemaakt, maar heeft als gevolg dat de situatie op een specifieke plek uit de hand loopt. Dit heeft het De Coninckplein mede gemaakt tot wat het tegenwoordig is. Door een zekere mate van gedoogbeleid op de verschillende daklozen ‘hotspots’ kan de druk verspreidt worden (Peeters, 2009). Op die manier kan voorkomen worden dat straatbewoners nadrukkelijk aanwezig zijn op een specifieke plaats. Ook volgens Decorte en anderen (2004) is de zichtbare toename van verslaafden op het plein het resultaat van repressief ingrijpen op andere plaatsen. Door het opjaagbeleid en sluitingsbeleid van de politie is het De Coninckplein de enige overgebleven ontmoetingsplaats geworden. Voorheen was de groep drugsgebruikers namelijk ook te vinden op andere openbare plaatsen waaronder de Groenplaats, Stadswaag en Statiekwartier en in bepaalde cafés die nu gesloten zijn.

Vanaf het begin van de 21e eeuw wordt getracht het imago van het plein en de directe omgeving te verbeteren. De stad wil af van het slechte beeld van de buurt en nieuwe functies moeten een ander publiek aantrekken. Antwerpen zou graag zien dat (jonge) middenklassers de buurt intrekken. De stad Antwerpen werkte in 2002 voor het plein een masterplan uit waarmee de buurt op moest kunnen waarderen. In 2003 zijn het plein en de omliggende straten heraangelegd, en aan het plein is in 2005 de nieuwe centrale stadsbibliotheek geopend. Ook werden huiseigenaren gestimuleerd om hun pand op te knappen. Omdat de opwaardering van het plein problematisch blijft is het De Coninckplein en omgeving een belangrijke locatie voor AG Vespa (het autonoom vastgoedbedrijf van de stad Antwerpen). AG Vespa koopt rondom het plein, net als op andere plaatsen in de stad, verwaarloosde en leegstaande panden op en laat deze renoveren, of kiest voor sloop en nieuwbouw. In de onmiddellijke omgeving van het De Coninckplein worden kwaliteitsvolle gebouwen ontwikkeld, wat een positief effect moet hebben op het plein (Bergmans, 2008; Lauwers, 2009; Peeters, 2009). Een deskundige geeft aan dat het De Coninckplein eigenlijk een mislukt stadsontwikkelingsproject is, omdat private partijen het niet zagen zitten hieraan mee te werken. Daarom ging AG Vespa zich op het plein richten (persoonlijke communicatie, 24 juni 2009). Het De Coninckplein moet volgens één van de nieuwe ondernemers van het plein ‘de poort van Antwerpen-Noord’ worden. De ondernemer geeft aan dat veel andere ondernemers zich nog niet durven te vestigen aan het in hun ogen ‘rare pleintje’. Volgens de ondernemer worden daarmee de daklozen en (ex)verslaafden bedoeld die volgens hem het pleintje vreedzaam bevolken. De nieuwe ondernemers

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

95

willen een voorbeeld zijn voor kandidaat-investeerders, en laten zien dat er veel mogelijk is op het plein (Lauwers, 2009).

In een krantenartikel uit 2008 wordt gesteld dat het plein er vanaf de opening van de nieuwe bibliotheek niet veiliger op is geworden. Buurtbewoners klagen en criminaliteitscijfers laten geen verbetering zien (Bergmans, 2008). Ook volgens de stad houdt de overlast en het imagoprobleem door de aanwezigheid van de straatbewoners aan. Ondanks alle inspanningen zijn overdag de straatbewoners die het plein als ontmoetingsplek gebruiken, nog altijd het meest prominent aanwezig. Het plein wordt amper door buurtbewoners gebruikt, en ook bibliotheekbezoekers en nieuwe inwoners van Antwerpen-Noord gebruiken het plein minder dan de stad gehoopt had. De bibliotheekbezoekers hebben een angstgevoel ten opzichte van de straatbewoners, en ondervinden overlast van hen. Ter verbetering van het imago van het plein zou het goed zijn om aandacht te besteden aan het versterken van de aanwezigheid van andere groepen op het plein. De vestiging van de nieuwe centrale stadsbibliotheek is een positieve ontwikkeling maar de bezoekers blijken het plein zoals gezegd amper te gebruiken. De bibliotheek zou haar terras richting het plein kunnen verplaatsen. Hierdoor wordt het pleingebruik minder eenzijdig, en raakt men vertrouwd met de aanwezige straatbewoners. Dit is een manier om angstgevoelens weg te nemen. Daarnaast kan het ongewenste gedrag van de straatbewoners bestreden worden zonder dat daarbij de aanwezigheid van deze groep op zich wordt ontmoedigd. Met andere woorden, de aanwezigheid van de straatbewoners hoeft niet per definitie een probleem te zijn. De stad zou ter verbetering van het imago ook kleine infrastructurele aanpassingen kunnen doen, en net als in de raamprostitutiebuurt een politieantenne op het plein kunnen inplanten (Peeters, 2009). Ook iemand van de gemeente geeft aan dat men op het plein moet proberen een sociale mix te creëren waardoor de daklozen die overdag prominent aanwezig zijn, minder opvallen. Ze hoeven niet te verdwijnen maar het zou goed zijn als ook andere groepen zich op het plein bevinden, en het een ontmoetingsplaats voor iedereen wordt. Er mag volgens deze persoon dan ook geen sprake zijn van sociale verdringing (persoonlijke communicatie, 4 augustus 2009).