• No results found

5. Dakloosheid in Antwerpen: Is ’t Stad van iedereen?

5.1 De Antwerpse daklozenproblematiek 1 De populatie

Dakloosheid is een moeilijk telbaar fenomeen en officiële cijfers over het aantal daklozen in Antwerpen, en de ontwikkeling van dit aantal zijn niet bekend. In 2005 werd geschat dat het aantal lag tussen de 500 en 1.000 dak- en thuislozen (Hermans, 2005). Ongeveer 400 thuislozen, dus mensen zonder eigen woning, ontvangen via het OCMW een uitkering, en maar een klein deel hiervan leeft daadwerkelijk op straat (‘Desnoods helpt’, 2009). Om uiteenlopende redenen krijgt ook niet elke dakloze die in Antwerpen leeft een uitkering, dus Antwerpen telt vrijwel zeker meer dak- en thuislozen dan de 400 die bij het OCMW bekend zijn. Hoeveel mensen daadwerkelijk op straat leven is volstrekt onbekend. Om aan officiële en betrouwbare dak- en thuisloosheidcijfers te komen is een telling gewenst.

Ondanks het ontbreken van kwantitatieve gegevens hebben verschillende mensen die betrokken zijn bij de Antwerpse daklozenproblematiek wel een kwalitatief beeld van de situatie. Dakloosheid blijkt steeds ingewikkelder te zijn geworden. Dit is een ontwikkeling die in de jaren ’80 zou zijn ingezet. Mensen belanden tegenwoordig op straat door verschillende oorzaken zoals huisuitzetting, huiselijk geweld, schulden, echtscheiding en drank- en drugsproblemen. Door betrokkenen wordt vaak verteld dat er in Antwerpen een tekort is aan betaalbare (sociale huur) woningen, wat zorgt voor groeiende dakloosheid. Ook volgens Decorte en Tieberghien (2008) heeft de woonproblematiek van daklozen te maken met de wachtlijsten voor sociale woningen en de hoge huurprijzen, waardoor mensen gedwongen worden om (krotwoningen) te huren van huisjesmelkers. In 2008 is op het Koningin Astridplein in Antwerpen actie gevoerd tegen de huisvestingsproblematiek in de stad. Een ander probleem wat door betrokkenen wordt aangekaard zijn de ex-gedetineerden. Mensen belanden vanuit de gevangenis op straat omdat ze niet in staat zijn onderdak te regelen. Ook kan het zijn dat men een bepaalde tijd in psychiatrie is opgenomen, maar te weinig nazorg heeft gekregen en daardoor dakloos wordt.

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

77

Hulpverleners hebben tegenwoordig te maken met meer categorieën binnen de totale groep dak- en thuislozen. De echte stereotype zwervers zijn er steeds minder. De Biekorf was bijvoorbeeld oorspronkelijk gericht op de klassieke zwervers die na het afschaffen van de wet op de landloperij op straat waren beland, maar tegenwoordig overnachten er volgens een betrokkene veel jonge zware drugsgebruikers (persoonlijke communicatie, 23 juni 2009). Qua leeftijd is er meer differentiatie gekomen. In de jaren ‘80 kwamen volgens een betrokkene bijvoorbeeld steeds meer jongeren op straat, en door deze groep werd veel drank en drugs gebruikt (persoonlijke communicatie, 19 juni 2009). Ook wat betreft herkomst is er verandering gekomen in de populatie. In Antwerpen krijgen hulpverleners tegenwoordig bijvoorbeeld vaak te maken met illegale en Oost-Europese daklozen. Ook een woordvoerder van inloopcentrum De Vaart geeft in een artikel aan de laatste jaren steeds meer illegalen binnen te krijgen (‘Over de grens’, 2009). Daarnaast raken meer vrouwen dakloos, al is het merendeel nog altijd mannelijk. Het niet hebben van onderdak is volgens betrokkenen vaak niet meer het enige probleem. Daklozen krijgen ook volgens Decorte en Tieberghien (2008) te maken met een multiproblematiek, want behalve hun dakloosheid spelen ook criminaliteit, beperkte financiële mogelijkheden en gezondheidsproblemen een rol. Dubbele diagnoses, dus de combinatie van een verslaving en psychiatrische problemen, komen geregeld voor. In veel gevallen gaat dit gepaard met jarenlang gebruik. Decorte en Tieberghien spreken van gemarginaliseerde drugsgebruikers die vaak mannelijk en tussen de 30 en 50 jaar oud zijn. Tevens speelt prostitutie een rol bij dakloosheid. Daklozen kunnen dit gebruiken als overlevingsstrategie. Ook het Drugsbeleidsplan 2009-2012 (Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen [SODA], 2009) ziet een sterk verband tussen verslaving en dakloosheid, en geeft aan dat dakloze verslaafden vaak in een vicieuze cirkel belanden. Ook in Antwerpen leven chronisch verslaafde daklozen die kampen met zware psychische problemen. Met wisselend succes hebben deze mensen zorg verkregen en nu mijden ze vaak de hulpverlening. Door al de genoemde ontwikkelingen heeft Antwerpen nog maar weinig klassieke daklozen.

5.1.2 Zichtbaarheid in de openbare ruimte

Verschillende respondenten zijn van mening dat veel personen in de openbare ruimte van Antwerpen dakloos lijken, maar in de praktijk niet hoeven te overnachten in de buitenlucht. De openbare ruimte wordt door hen vooral gebruikt als ontmoetingsplaats. De zichtbaarheid van buitenslapers is hierdoor gering. Volgens een woordvoerder van een daklozenvoorziening maken veel daklozen gebruik van elkaars woning, of proberen samen in een kraakpand te overleven. Hierdoor leven er maar weinig daklozen echt op straat (Hermans, 2005). Ook een respondent die in 2004 onderzoek heeft gedaan in Antwerpen, geeft aan dat de zichtbaarheid van daklozen destijds mee viel. Één van de redenen voor de relatief beperkte openbare orde problemen is ook volgens hem dat veel daklozen in Antwerpen bij elkaar in huis trekken, en dat er veel onderlinge solidariteit is. Het is dus geen zichtbaar dakloosheidsprobleem maar er is eerder sprake van verborgen dakloosheid. De onderzoeker geeft echter wel aan dat de mensen op straat moeten komen voor het kopen van drugs, en dat het De Coninckplein een ‘verzamelplek van problemen’ is. Helemaal onzichtbaar is de dakloosheidsproblematiek dus niet (persoonlijke communicatie, 7 oktober 2009). Ook Decorte en Tieberghien (2008) geven aan dat er in Antwerpen sprake is van verborgen dakloosheid. Het komt voor dat gebruikers een beroep doen op andere gebruikers om ergens te overnachten. Dit ‘samenhokken’ leidt meestal tot het verliezen van de woning. Door deze verborgen dakloosheid wordt het aantal daklozen onderschat. Behalve verborgen dakloosheid zijn er in Antwerpen volgens de monitor ook duidelijk zichtbare buitenslapers aanwezig. Het lijkt er echter op dat het in Antwerpen vooral gaat om thuislozen. Men beschikt vaak niet over eigen woonruimte maar weet meestal wel te voorkomen dat er letterlijk op straat moet worden geleefd.

Hoewel daklozen niet massaal aanwezig lijken te zijn in de openbare ruimte van Antwerpen, zijn er in de stad vaste plaatsen waar men grote kans loopt om een dakloze tegen het lijf te lopen. Respondenten noemen vaak dezelfde pleinen en gebieden. Uit gesprekken met betrokkenen blijkt dat daklozen vaak aanwezig zijn bij het Sint-Jansplein, Groenplaats, Koningin Astridplein (en in de parkeergarage onder het plein), De Coninckplein, Stuivenbergplein, Stadspark en het Centraal Station. Meer in het algemeen worden parkeergarages, de metro en andere openbaar vervoer voorzieningen genoemd. Paragraaf 5.4 zal dieper in gaan op de daklozenproblematiek op het De Coninckplein. Ook is gebleken dat naast de bekende

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

78

hotspots, parkeergarages en openbaar vervoer voorzieningen, verschillende verborgen locaties zijn aan te wijzen. Volgens het openbaar vervoerbedrijf De Lijn verblijven er bijvoorbeeld personen in ongebruikte metrotunnels. Dat deze tunnels niet gebruikt worden voor personenvervoer, wil niet zeggen dat er nooit metrostellen rijden. Controles door Lijnmedewerkers en politie moeten ongelukken voorkomen. Andere verborgen locaties zijn kraakpanden en leegstaande private gebouwen. Vaak wordt in deze verborgen locaties drugs gebruikt. Een populaire bedellocatie die niet zo zeer gebruikt wordt als verblijfslocatie is de toeristische as (Keyserlei, Meir etc.) tussen het Centraal Station en de Groenplaats, dit ondanks het bedelverbod en het risico om een boete te krijgen.

Bestaande onderzoeken richten zich niet zo zeer op de zichtbaarheid van daklozen, maar hebben aandacht voor drugsverslaafden en drugsgerelateerde overlast. Gemarginaliseerde drugsgebruikers veroorzaken volgens Decorte e.a. (2004) in bepaalde delen van de stad veel overlast, en hierover wordt door verschillende buurtcomités bij de gemeente geklaagd. Drugsoverlast komt volgens hen vooral voor in Antwerpen-Noord, waarbij de harde kern zich afspeelt in de Seefhoek, op het Stuyvenbergplein, het Sint-Jansplein en het De Coninckplein. Op de Groenplaats zou sprake zijn van overmatig alcoholgebruik door rondhangende daklozen, maar ook andere groepen waaronder drugsgebruikers houden zich er op. Volgens Decorte en Tieberghien (2008) zijn gemarginaliseerde drugsgebruikers zichtbaar in het straatbeeld, waarbij het vooral gaat om Antwerpen-Noord en delen van het centrum. Vaak bij gebrek aan alternatieve plaatsen wordt daarnaast in semi-openbare ruimtes in Antwerpen-Noord, en in kraakpanden en gebruikerspanden verspreid over de hele stad harddrugs gebruikt door daklozen. Op deze plaatsen worden grote hoeveelheden zwerfspuiten gevonden. De gebruikerspanden bevinden zich in wijken waar veel leegstand en verkrotting voorkomt. Als de gebruikers uit een pand worden verwijderd zoeken ze een ander pand op. Ook volgens het Drugsbeleidsplan van de stad hangen op een aantal centrale plaatsen chronisch verslaafden rond die geen comfortabel dak boven het hoofd hebben, zware psychische problemen hebben en ‘onaangepast’ gedrag vertonen. In de stad zijn daarnaast verschillende hotspots waar een concentratie van drugsgerelateerde overlast is. Onder drugsgerelateerde overlast wordt in het Drugsbeleidsplan lawaai, sluikstort, zwerfvuil, vechtpartijen, openbare dronkenschap, en aanklampend of storend rondhanggedrag verstaan. De belangrijkste drugsoverlastgebieden zijn volgens het rapport het Centraal Station, Berchem station, winkelstraatslinger Antwerpen-Noord, Schijnpoort en Kiel. Ook is op het De Coninckplein en in het Stadspark sprake van drugsoverlast. Het Drugsbeleidsplan geeft net als de Antwerpse Drug- en Alcohol Monitor aan dat leegstaande en verwaarloosde panden problematische drugsgebruikers aantrekken. Er wordt gespoten in de publieke en de semipublieke ruimte, en spuiten worden op straat of los in de vuilnisbak gegooid. Drugshandel komt volgens het Drugsbeleidsplan voor rond de winkelstraatslinger in Antwerpen-Noord en in de omgeving van de Sint-Bernardse Steenweg op het Kiel (SODA, 2009).

5.1.3 Maatschappelijke houding

Op allerlei manieren ervaren mensen overlast en ook daklozen worden vaak als overlast gezien. De maatschappelijke houding in Antwerpen ten opzichte van (verslaafde) daklozen is overwegend negatief. Zorgmijdende drugsverslaafden, daklozen en straatprostituees zijn volgens het Drugsbeleidsplan van de stad Antwerpen overlastgevers. Bewoners en bezoekers van de stad willen daarnaast niet met drugsgebruik en drugshandel geconfronteerd worden (SODA, 2009). Een woordvoerder van de politie geeft aan dat door de aanwezigheid van junks en daklozen bepaalde buurten in Antwerpen verloederen, en dat daardoor deze plaatsen door mensen worden gemeden. De aanwezigheid van daklozen zorgt volgens hem namelijk voor onveiligheidsgevoelens (persoonlijke communicatie, 10 augustus 2009). Ook een medewerker van de gemeente geeft aan dat bewoners van Antwerpen daklozen als overlast zien. Met zijn werk krijgt hij te maken met allerlei klachten van burgers waaronder klachten met betrekking tot daklozen. Men is volgens hem bang voor daklozen omdat het geen vertrouwd beeld is, en zou het liefste zien dat ze uit het straatbeeld worden verwijderd. Mensen durven hun kinderen niet op bepaalde plaatsen te laten spelen, en reizigers willen geen gebruik maken van wachtruimtes van het openbaar vervoer wanneer die zijn ingenomen door daklozen. Mensen hebben ook last van daklozen die bij ingangen van parkeergarages liggen. Vanuit het oogpunt van de bezoekers van het toeristische gebied zitten daklozen soms op de verkeerde plek, en ook ondernemers willen dat aan de overlast wat gedaan wordt. Volgens hem geven ondernemers bijvoorbeeld aan dat het Astridplein voor het Centraal Station

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

79

verloederd en dat er veel diefstal plaatsvindt. Door hen wordt al snel een verband gelegd met de aanwezigheid van daklozen. (persoonlijke communicatie, 3 juni 2009). Een hulpverlener is van mening dat er ten opzichte van daklozen veel stigmatisering is vanuit de samenleving (persoonlijke communicatie, 14 mei 2009). Wat betreft drugsoverlast in Antwerpen geven respondenten in een eerder onderzoek aan dat door de media, politici, buurtbewoners die Vlaams Belang stemmen en rechtse buurtcomités het probleem overdreven wordt, en dat drugsgebruikers door hen sowieso al als overlast worden gezien (Decorte e.a., 2004).

Een illustratief voorbeeld van de huidige maatschappelijke houding ten opzichte van marginaliteit is misschien wel de gang van zaken rond een Antwerpse voedselbedeling. In 2007 is op particulier initiatief een dagelijkse vrijwillige voedselbedeling opgestart op het Koningin Astridplein pal voor het station Antwerpen Centraal. Deze locatie is uitgekozen omdat het voor de bezoekers van de voedselbedeling, waaronder daklozen, (ex)verslaafden, ‘normale’ armen en migranten, goed bereikbaar zou zijn. Overigens bestaan al lange tijd op verschillende plaatsen in de stad voedselbedelingen en sociale restaurants. Buurtbewoners en winkeliers begonnen regelmatig bij de politie en de stad Antwerpen te klagen over de overlast die de voedselbedeling met zich mee bracht. Klachten gingen over de onvriendelijke benadering van en bedelen bij passanten, drugsgebruik, verkeershinder, afschrikken van personen en vuil. Daarnaast gaf de stad aan dat de groep mensen steeds groter en dus zichtbaarder werd. Een woordvoerder van de voedselbedeling geeft aan dat er in het begin dagelijks ongeveer 30 bezoekers kwamen, en later is dit aantal gegroeid naar 50 en soms zelfs 70 bezoekers per dag. Een klein aantal van deze personen zou zich volgens de stad misdragen. Dit was voor de stad Antwerpen in 2008 reden om met de initiatiefnemers om de tafel te gaan zitten, en op die manier de storende elementen voor de buurt te kunnen beperken. De stad Antwerpen was van mening dat het initiatief goed was en behouden moest blijven, maar gaf aan dat het voor hen en de horeca en winkelketens een ongelukkige locatie was. Overigens is veel van het voedsel afkomstig van de omliggende horeca en winkels. Deze overschotten worden dagelijks door vrijwilligers opgehaald. De stationsbuurt is volgens de stad een dure omgeving voor ondernemers en toeristen waar hoge eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de buurt. Eerst is de voedselbedeling verhuisd naar een minder zichtbare plaats op het plein, maar uiteindelijk is het na aanhoudende klachten verplaatst naar de parkeergarage onder het plein. Tevens is geprobeerd behalve de vormen van visuele overlast, ook de andere overlast zoals vuil te beperken (persoonlijke communicatie, 18 mei 2009).

Vaak wordt de rechtse politieke partij Vlaams Belang in verband gebracht met de intolerantie ten opzichte van de zichtbare aanwezigheid van daklozen, drugsverslaafden, illegalen en andere groepen. Het Vlaams Belang is zowel actief op landelijk niveau als in de plaatselijke Antwerpse politiek, en fractievoorzitter en Antwerps gemeenteraadslid Filip Dewinter is hét gezicht van de partij. In de stad is sprake van een cordon sanitaire, wat inhoudt dat het Vlaams Belang door andere partijen buiten het Antwerpse college wordt gehouden en de partij bij verkiezingen daardoor alleen raadsleden kan leveren. In een onderzoek van Decorte e.a. (2004) is een respondent van mening dat (drugs) overlast mede door het politieke klimaat wordt uitvergroot. Door de invloed van het Vlaams Belang zou de tolerantiegraad dalen, en omdat de intolerantie groter is geworden zou overlast nu een thema zijn. Ook volgens Meert (2008) heeft de opkomst van extreem rechts in België invloed op de solidariteit ten opzichte van daklozen. Door deze maatschappelijke trend is het beleidsdomein veiligheid nadrukkelijk op de politieke agenda komen te staan. Dakloosheid wordt daarbij gezien als een bedreiging voor veiligheidsgevoelens. Een betrokkene geeft aan dat door het Vlaams Belang de nadruk in Antwerpen tegenwoordig sterk op overlast ligt. Ondanks dat de partij een oppositiepartij is, heeft het volgens hem veel invloed gehad op de Antwerpse politiek (persoonlijke communicatie, 23 juni 2009). Verschillende betrokkenen denken dat de regerende Antwerpse partijen rechtser zijn geworden om stemmen te kunnen behouden die anders naar het Vlaams Belang zouden gaan. Op die manier zou het Vlaams Belang indirect invloed uitoefenen. Het Vlaams Belang haalt vaak de publiciteit met uitspraken over de aanpak van overlast. Filip Dewinter pleit in 2004 wat betreft de problematiek rond drugsverslaafde straatprostituees bijvoorbeeld voor een gedwongen ontwenning in gesloten instellingen buiten Antwerpen. In 2008 zegt hij over de problematiek met verslaafden en dealers in Antwerpen-Noord dat hij pleit voor zero tolerance, en hij spreekt daarnaast van ‘sanering van het publiek’. Ook was hij tegen de komst van Free Clinic op de nieuwe locatie, waarover later in dit hoofdstuk meer zal worden verteld, en tegen de komst van een opvangcentrum voor daklozen

Masterscriptie Douwe Schouwenaars

80

(‘Janssens pleit voor’, 2004; ‘Stad gaat drugsproblemen’, 2008). De houding van het Vlaams Belang lijkt op het ‘out of sight, out of mind’ principe. Verslaafden en daklozen mogen niet meer in de stad aanwezig zijn, en men zou ze het liefst gedwongen verplaatsen naar instellingen buiten de bewoonde wereld.

5.2 Dak- en thuislozenbeleid en hulpverleningsaanbod