• No results found

Zeggenschap eigen levensplannen – In staat zijn om zich kritisch te bezinnen op eigen levensplannen, om controle uit te oefenen over het eigen leven Het,

2.3.1. Toelichting bij de uiteindelijke lijst

Omdat niet kan worden volstaan met de lijst alleen, zal een toelichting worden gegeven bij de gemaakte keuzes. De eerste twee punten op de lijst, leven en lichamelijke gezondheid, komen overeen met de punten die Nussbaum eveneens bovenaan haar lijst had staan. Zoals al verschillende keren aangegeven, moet gezondheid worden gezien als een intrinsiek waardevolle capability die bovendien cruciaal is bij het vermogen om over allerlei andere belangrijke capabilities te beschikken. Dit beeld wordt bevestigd door ouderen zelf in de onderzoeken (SCP, 2011; Puts en Deeg, 2006; Grewal et al., 2006) die hen aan het woord laten. Zo laten verschillende ouderen in een SCP-onderzoek weten dat zij toenemende aandacht voor een goede gezondheid inherent vinden aan het stijgen in leeftijd, maar dat zij het ook ervaren als voorwaarde voor tal van dingen die ze zouden willen doen (SCP, 2011: 26). De capability om een menselijk leven van normale duur te leven blijkt hier sterk mee samen te hangen; één van de ouderen merkt in dit verband op dat ze, ondanks de wil gezond te blijven, bang is dat het allemaal ineens over kan zijn en dat ze daar liever niet over nadenkt (SCP, 2011: 26). De mogelijkheid om vrij te zijn van zorgen over (voortijdig) sterven lijkt in Nederland vanzelfsprekend, maar deze wens is slechts één voorbeeld waarom het toch goed is om die mogelijkheid expliciet op de uiteindelijke capability-lijst te vermelden.

(Lichamelijke) integriteit is een item dat deels overeenkomt met ‘lichamelijke onschendbaarheid’ op Nussbaums lijst en ‘veiligheid’ op de lijst van ICECAP-O. Bewust wordt hier gezegd ‘deels’, want het richt zich specifek op het gevrijwaard zijn van situaties die (te) regelmatig voorkomen in de (langdurige) ouderenzorg. Van de niet- dementerende thuiswonende ouderen krijgt ongeveer 1,2% te maken met lichamelijk geweld, 3,2% met psychisch of verbaal geweld, 1,4% met uitbuiting en 0,2% met verwaarlozing (Bardelmeijer en Schols, 2008: 68). Cijfers met betrekking tot niet- dementerende ouderen in een instelling ontbreken voor de Nederlandse casus, maar uit vergelijkbare buitenlandse onderzoeken blijkt dat deze waarschijnlijk (fors) hoger liggen. Schending van de (lichamelijke) integriteit leidt tot schaamte, angst en gezondheidsproblemen en betekent dus een verslechtering van het welzijn van ouderen (Bardelmeijer en Schols, 2008: 69-70). Om die reden verdient dit punt een plaats op de capability-lijst.

De volgende drie punten op de lijst – geestelijk welzijn, sociale contacten en een zinvolle, waardevolle dagbesteding – vertonen enige samenhang. Geestelijk welzijn gaat over het vermogen om er een zo goed mogelijke geestelijke gezondheid op na te houden.

Niet minder dan lichamelijke gezondheid is geestelijke gezondheid een voorwaarde om het leven te kunnen leiden zoals je dat wilt en bovendien om controle te kunnen uitoefenen over het eigen leven. Geestelijk welzijn gaat echter ook over het vermogen om je goed te voelen, om ‘lekker in je vel te zitten’ (Puts en Deeg, 2006: 380). Positief blijven en acceptatie van het ouder worden spelen hierbij een belangrijke rol. Respondenten uit de verschillende onderzoeken geven aan dat sociale contacten en een zinvolle en waardevolle dagbesteding in dit verband van belang worden geacht (Puts en Deeg, 2006: 380-381). Een voorbeeld hiervan is het idee dat het iets voor iemand kunnen betekenen bijdraagt aan een gevoel van eigenwaarde, hetgeen op zijn beurt bijdraagt aan geestelijk welzijn (Grewal et al., 2006: 1894). Het hebben van een hobby of het in staat zijn om interesses te blijven volgen worden misschien nog wel van groter belang geacht; zo merkt een man in het SCP-onderzoek op dat het leven voor hem een stuk minder zin heeft wanneer hij zijn hobby en interesses niet langer zou kunnen beoefenen. Ook uit het onderzoek naar de toekomst van de ouderenzorg, waarbij vier ouderenprofielen zijn samengesteld12, komt in ieder profiel de noodzaak tot het kunnen beoefenen van hobbies en interesses naar voren; dit overigens opnieuw in combinatie met een behoefte aan goed contact met familie, vrienden of voor ouderen belangrijke anderen (SCP, 2011: 28-30; Castelijns et al., 2013: 20-21).

Noch bij ICECAP-O, noch bij Nussbaum werd het vermogen om zich prettig en veilig te voelen in de eigen woonomgeving genoemd. Toch wordt in deze scriptie deze capability van onmisbaar belang geacht. Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van de buurt en de sociale cohesie binnen deze buurt bijdragen aan het welzijn van ouderen (Van Dijk et al., 2013: 23). Voorts geven ouderen aan dat veiligheid in hun woonomgeving en de aanwezigheid van voorzieningen (zoals supermarkt, maar ook aangepaste douches en zorgvoorzieningen) bijdragen aan het vervullen van basale behoeften. De grootste bron van onzekerheid op dit gebied is de onduidelijkheid die er soms heerst over of men kan blijven wonen waar men nu woont. Over dergelijke onduidelijkheid en de eventuele gevolgen daarvan op andere capabilities kunnen ouderen zich mateloos druk maken, hetgeen hun welzijn niet ten goede komt. Zij zouden dan ook (zoveel mogelijk) gevrijwaard moeten zijn van onzekerheden met betrekking tot hun woning en de voorzieningen waarover zij kunnen beschikken (Van Dijk et al., 2013: 23- 25; Puts en Deeg, 2006: 382).

                                                                                                               

12  Deze ouderenprofielen (‘rustige denker’, ‘sociale avonturier’, ‘vrije geest’ en rationele professional’) zijn

opgesteld om te kijken wat de toekomstige ouderen beweegt, waardoor ze worden gemotiveerd en wat hun wensen zijn (Castelijns et al., 2013: 20-21).  

‘Zeggenschap over eigen levensplannen’ sluit de lijst af, hetgeen niet wil zeggen dat dit de minst belangrijke capability is. Deze capability wordt door Nussbaum ‘praktische rede’ en ‘vormgeving eigen omgeving’ genoemd, bij ICECAP-O onder ‘controle’ geschaard en wordt door veel ouderen genoemd als iets van intrinsieke waarde voor hun welzijn (SCP, 2011: 30). Wat het ‘in staat zijn om controle uit te oefenen’ precies inhoudt verschilt echter per persoon en varieert van ‘zo lang mogelijk alles zelf willen doen’ tot ‘het zelf kunnen maken van beslissingen’ (SCP, 2011: 30-31; Grewal et al., 2006: 1897). Door deze flexibele interpretatiemogelijkheden moeten zowel ouderen in verzorgings- of verpleeghuizen als zelfstandig wonende ouderen zich in dit punt kunnen vinden; een eis die, zoals gezien, cruciaal is om noch de ene noch de andere groep uit te sluiten van toepasbaarheid van de uiteindelijke lijst.

Onvermijdelijk bij verdere specificering voor een bepaalde doelgroep is het wegvallen van enkele capabilities. Wie Nussbaums lijst naast de uiteindelijke lijst legt, moet echter concluderen dat veel van Nussbaums capabilities (gewijzigd of samengevoegd) terug zijn te vinden. Voorbeelden hiervan zijn de capabilities ‘spel’ (welke is omgevormd tot de nieuwe capability ‘dagbesteding’) en ‘praktische rede’ en ‘vormgeving eigen omgeving’ (welke nu beide vallen onder ‘zeggenschap over eigen levensplannen’). De enige capability die achterwege is gelaten is ‘andere biologische soorten’; deze draagt weliswaar bij aan kwaliteit van leven, maar is niet onmisbaar. Voorts is de invulling van de capabilities aangepast, om de eerder aangestipte reden dat Nussbaums invulling niet specifiek relevant was voor ouderen of de Nederlandse context. Hiervan zijn reeds eerder voorbeelden genoemd.

Tijden veranderen en daarmee ook de levensomstandigheden en behoeften van ouderen. De uiteindelijke capability-lijst zal zonder aanpassingen dan ook niet onbeperkt geldig blijven. Toekomstig onderzoek en theorievorming zal, met andere woorden, vereist zijn. Voor nu geeft de lijst echter een stevig houvast bij de beoordeling van de kabinetsplannen.

       

III. Capabilities in de kabinetsplannen versus