• No results found

Zamenspraak van een Meisje en een Jongeling. J

Ach, Betje lief! mijn Engelin, Ei luistert na mijn klagt, Ik wordt gedreven door de min,

Gestadig dag en nacht;

Aanziet met vlijt mijn trouwigheid, Welk ik u hier betoon,

Want in de heele wereld wijd, Spant gij alleen de kroon.

M.

Houd op Minnaar! en klaag niet meer, Ik wil u niet wezen getrouw, Ik ben een dochter jong en teêr,

Pas zestien jaren oud;

Of gij hier staat op straat en praat, En houd mij van mijn post,

Maak u naar huis en slapen gaat, Mijn dourtje meet op slot.

J.

Ach, Betje! blijft een weinig staan, O pronk van meisjes veel, Zweer ik bij zon, star en maan,

En kies u tot mijn deel; Als gij mij nu laat in de lij,

Dan wensch ik om de dood; Daarom zoet lief gelooft mij vrij,

De liefde is zoo groot.

M.

Jongman zeg mij toch eens waarom, Dat gij mij zoo bemind,

Daar is zoo menig een frissche blom, Want ik ben nog maar een kind; Neemt uwe lust, laat mij met rust,

Gaat naar een ligte trant, Waar gij uw minnevonkjes blust,

Steek maar uw schuitje van kant.

J.

Ach, Betje lief! uw krullend haar, Staat in mijn hart geprent, Uw oogjes staan zoo wonder raar,

Precies een zon die schijnt, Uw fiere gang en zoet gezang,

Is voor mij een medicijn, Daarom zoet lief gelooft mij ras,

En geneest mij van die pijn.

M.

Een jongman praat veel woorden zoet, Maar het is somtijds daarom, Dat hij dan eerst zijn list voldoet,

En plukt de Maagdenblom, Want dat de Maagd er na beklaagd,

Men vindt er hier al zoo veel, Een kneutje daar zijn roem op draagt,

57

J.

Het is waar, mijn uitverkoren lam! Maar ik en ben zoo niet,

Ach maakt u toch op mijn niet bang, Ik wensch u geen verdriet, Ontvangt van mijn in trouwigheid,

De zuiverheid van mijn gemoed, Dat schenk ik u uit liefde meid,

Als gij mijn wensch voldoet.

M.

Jongman uw droefheid is geen end, Ik min uw trouwigheid,

Nu ik eerst hebt de grond gekend, Al van uw standvastigheid, Voor al uw smart hebt gij mijn hart,

Van liefde zoo doorwond, En mijn bewogen dat ik wordt,

Uw vrouw door 't echt verbond.

Niets is beter dan Geld.

1. Geld is alles hier op aarde,

De wereld wordt door geld geregeerd, Zondeo geld is niets van waarde,

Door het geld word men geëerd, Zijt gif geleerd in alle boeken,

zonder pecunium zijt gij mal,

Weg met de boeken, tracht slechts naar koeken, Want geld is beter, geld ia 't al. bis.

2. 't Geld de ziel van de negotie, Maakt de grootste gekken wijs, Ja, menigeen krijgt zijn promotie,

Voor een duur betaalde prijs, Hoe menig adel en hoog geboren,

Verkrijgt dien rang door het getal, Van Louis d'oren van Fredriks d'oren,

Is geld dan niet beter, is geld dan niet al. bis.

3. Voor geld kan men zeer lekker smullen, Hoenders, Capoenders en zoet gebak, De buik met visch en vleesch zich vullen,

Madera, punch, rum en arak, Wat vraagt men dan na duure tijden,

Schouwburg, Opera's, Dans en Bal, Knechten en meiden, rossen en rijden,

Is geld dan niet beter, is geld dan niet al. 4. Om kleederen na de smaak te dragen,

Komt mammom ook zeer goed te pas, Plakets, spensers, mantels, kragen,

Pluimen, shawls, merinosse jas, Krijgt men hiedoor wis veel benijders,

Wordt hun fenijnig bloed als gal, Wijs uw benijders, braaf gouden rijders,

Geld! ja geld blijft beter, geld is 't al. bis. 5. Is men gekweld door ongemokken,

Verzwakking of een andere plaag, Voor piekemannen uit volle zakken,

Geneest elk doctor, ja zeer graag, Kina's met wijn en pillen slokken,

Dra den patient verkrachten zal, want hij kan dokken, braaf dikke brokken,

't Geld maakt hem ras beter, 't geld is 't al. bis. 6. Wijze meisjes zien in 't paren,

Noch naar jeugd of schoon gezigt, Een Peperboer zeer hoog van jaren,

Liefst met podegra en jicht, Kan haar de oude niet gerijven,

Een jong galant haar troosten zal, Jicht, beenen wrijven, zoete schijven,

want geld is beter, geld is 't al. bis. 7. Zoodra het ventje heen gaat stappen,

59

Van hun die naar uw specie happen, Vreijers, verleijers, bij 't gros, Losbollen, slechte s5plianten,

Weeuwtje! pas op een tweede geval; Pas op die klanten en op uw kontanten, Want geld is beter, geld is 't al. bis. 8. Kale Jonkers, zonder duiten,

'k Weet een raad voor deze straf, Een wijf vol rimpels en braaf kluiten,

Hoe ouder hoe eerder in het graf; Moet gij uw vreugd bij 't besje derven,

Een kameniertje verzoet het al, Maar bij haar sterven, pas op het erven,

want geld is beter, geld is 't al. bis. 9. Als d'oude heks van u gaat scheiden,

Jongmans! dan begint de pret, Knappe, dikke, vette meiden,

Blank, rood, zwart, wit of bruinet, Doch don Juan pas op de platen,

Een vrouwenslaaf komt ligt ten val, Pas op u platen, gerande dukaten,

want geld is beter, geid is 't al. bis. 10. Mannen, vrouwen, hebt gij oordeel,

Volgt den raad van Bartlomeus, Zoekt bij alles steeds uw voordeel,

Geld is beter: zij uw leus;

Komt gij braaf poen eens te bezitten, Denkt het fortuin staat op een bal, Pas op de pitten, geeltjes en witten,

Want geld is beter, geld is 't al. bis.