• No results found

XII De clachte van Nicole, op de ongetrouheydt van haren lief

In document G.A. Bredero, Vertaalde gedichten · dbnl (pagina 150-161)

XII De clachte van Nicole, op de ongetrouheydt van haren lief

Mach ter werelt eenige pijn1 Hier des menschen herten quellen? Macher eenighe droefheydt sijn Die ons altyt gaet versellen?4 5 Om onse groote ongheluck5

Te doen kennen door de druck.6 So de smarten ons nemen af7 En de menschen vast aencleven8

Tot int verrotte stinckend' graf, 10 Soo aenschouwt mijn droeve leven10

En hoe dat die Fortuyne snoot11 Mijn Ionckheyt spijsset metter doot.12

* In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 313-317. Dit lied komt ook voor in het Groot Lied-boeck, 1622 (ed. Stuiveling, Culemborg 1975, Lied CXLI, blz. 465-469). In de ed. 1646 werd tussen de strofen geen scheiding aangebracht, in de ed. 1650 en in het Lied-boeck wel; in dit laatste werden de strofen bovendien genummerd.

1 Mach: kan (zie Inleiding, blz. 69).

4 gaet versellen: vergezelt, bijblijft. In plaats van het vraagteken leze men een komma.

5 onse groote ongheluck: ons zeer ongelukkig lot.

6 druck: zorg, verdriet. Hierna leze men een vraagteken in plaats van de punt.

7 So: indien, indien het waar is dat (en het is waar; dat blijkt uit de retorische vragen in de

eerste strofe); nemen af: verzwakken, de krachten ontnemen. 8 vast aencleven: onlosmakelijk bijblijven.

10 Soo: dan, in dat (onbetwijfelbaar) geval.

11 die Fortuyne snoot: de boosaardige Fortuna; het ellendige lot; Fortuna was in de Romeinse

mythologie de godin van geluk en ongeluk. 12 spijsset: spijst, voedt.

Les saisons de l'an renaissent, Et derriere elles ne laissent 15 Qu'vn bien simple souuenir:

Le printemps l'Esté nous donne Cestuy suyui de l'Autonne A l'hiuer nous fait venir. Les glaçons de peu de ioye 20 Que ce malplaisant enuoye,

Perdent leur froide vigueur, Lors que le Soleil honore Le mouton, & le redore De sa naifue splendeur 25 Mais las! las! moy miserable,

Vn est demeuré trop stable Au malheur de mon tourment. Et la fortune saccage

L'aise de ce mien tendre aage 30 D'vn cruel bourrellement.

Het Iaar verjaert sich alle Iaars13 Steedts vernieuwen haer de dinghen,14

15 Latende hier gheheuchnis schaars15

Door de beurts veranderinghen16

Sleept soete Lent de Soomer heet17 En gure Herfst de winter wreet. De ys-keeghels van cleyne vreucht19 20 Die de kouwde vorst mach senden:20

Die werden vervormt en verjeucht21 Haar wrange kild' slist int ende,22 Als de goude sons blond ghesicht23

De Ram vergult met glantsche licht.24 25 Maer eylacy mijn banghe last25

Is geplaatst soo gants stantvastich, En mijn ongheluck blijft oock vast27

Mits 'tghevalle overlastich28

My flucx ontrooft de soetste vreucht 30 Van mijn tedere groene jeucht.30

13 verjaert sich: vernieuwt zich, wordt herboren.

14 haer: zich.

15 gheheuchnis schaars: weinig herinnering; na dit vs. leze men een punt.

16 beurts veranderinghen: beurtwisselingen.

17 Sleept: brengt mee, heeft in haar gevolg.

19 van cleyne vreucht: vreugdeloze, droevige.

20 mach senden: kan teweegbrengen, kan doen verschijnen; in plaats van de dubbelepunt leze

men een komma.

21 werden enz.: veranderen en worden zoals vroeger, nl. ze worden weer water en maken een

prettiger indruk; hierna leze men een komma of een kommapunt.

22 Haar wrange kild': hun onaangename kilte, hun bittere koude; slist: houdt op, eindigt.

23 Als de goude enz.: wanneer het blonde gelaat van de gouden zon.

24 De Ram: een van de twaalf tekens van de dierenriem; naarmate de lente vordert komt de zon

in het teken van de Ram; voor de dichters van de Renaissance begon de lente wanneer de zon in het teken van de Ram kwam; vergult: met gouden schijn doet schitteren; glantsche

licht: lichte glansen.

25 banghe last: benauwende verdriet.

27 vast: bestendig.

28 Mits: omdat, aangezien; 'tghevalle overlastich: het al te zeer kwellende lot.

Les vents hideux ni l'orage Ne nuisent au nauigage, Tant que ce malheur me nuit, Et la tempeste bruyante 35 Tant le Nocher n'espouuente

Durant l'horreur de la nuit: Comme l'ombre qui est l'ame Me peint vne esteinte flame Et obscurcist ma clarté, 40 Comme l'esperance morte

Me rauit, & me transporte Aux lieux pleins d'obscurité. Si la suitte de ma peine Auoit quelque heure certaine, 45 Pour y fonder mon espoir,

Ie la souffriroy contente Et la suyuroy blandissante Auec seruice & deuoir.

'Tonweer noch de gillende wind Becrijcht soo niet die Zeebaaren.32 Niemant hem soo beangst en vindt33

Om gevaerlijck snachts te varen,34 35 De Zee niemant so seer en schent35

Als my dit ongeluck vol ellent. Soo de schaduw' Ziel verbeeldt37 Een ontgloorde doove koole.

Mijn claarheyt ghy oock soo ontsteelt39 40 Dies moet ick int duyster doolen:40

Wech doode hoop vol valsch bedroch Wat pluymstrijckt ghy mijn harte noch?42 Indien het vervolch van mijn smart43 Waer gebouwt op hoop of reden44

45 Ick leed' gherust, ghetroost van hart45

Seer wel vernoeght, ja te vreden46 Ghy soudt mijn seer schuldige vlijt,47

En trouwe plicht, mercken altyt.48

32 Becrijcht: bestrijdt, teistert; die: de; in plaats van de punt leze men aan het einde van dit vs.

een komma.

33 hem ... vindt: bevindt zich, voelt zich; en: deel van de ontkenning, bij Niemant.

34 Om ... varen: wanneer hij moet gaan varen; gevaerlijck: met levensgevaar.

35 schent: doet kwaad, berokkent schade.

37 Soo de schaduw' Ziel enz.: zoals de ziele-schim gelijkt op een uitgedoofd, glansloos kolenvuur;

de lengte van de versregel maakt de toevoeging van de (zoals in 1622) niet noodzakelijk: zie nog de vzn. 97 en 109; de punt na vs. 38 denke men weg.

39 ontsteelt: rooft; na dit woord denke men een komma of een kommapunt.

40 Dies: daarom.

42 pluymstrijckt: vleit.

43 vervolch: uitkomst, dat wat erop volgt.

44 Waer: ware, zou zijn; reden: redelijkheid; na dit woord denke men een komma.

45 leed': zou lijden.

46 vernoeght: voldaan; aan het einde van dit vs. leze men een punt of een kommapunt.

47 schuldige vlijt: verschuldigde ijver, toewijding.

Mais l'espoir a perdu force, 50 Souffrant la cruelle estorse

Qu'on a fait à mon amour Et plus ne marche cogneuë Ma loyauté à la veuë Transparante d'vn cler iour. 55 Las! si les herbes cueillies

Et cent monts, cent Thessalies, Sous vn moite & froid croissant De la Lune vagabonde,

De cest autre oeil beau du monde 60 Qui tous les mois va naissant.

Ie penseroy voir encore Ce mien rauy, que i'honore. Le tenir i'espereroy, Et si les sorts de Medee 65 Auoyent vigueur bien fondee,

Encor' vn coup ie l'auroy. Mais cruel, ie n'ay ni armes, Ni herbes, ni sorts, ni charmes Pour te vaincre à mon souhait: 70 Le seul desir me conforte

Le seul amour me transporte, Me rauit, & me deffait.

Maar Hope is zijn sterckheyt quijt49 50 Dies moet ick het onrecht lijen,

Want voor mijn liefde crijgh ick spijt51

Voor mijn trouwheyt een vermyen:52 Ach! ick ontschuyl het claar ghesicht53

Van't doorluchtich heldere licht.54 55 Eylacy! recht als 'truyghe cruyd'55

Op 'tghebercht, en diepe dalen Niet sonder vocht, voort en spruyt:57

So loop ick lusteloos dwalen Als haer dat werelts ooge rept59 60 Dat alle maenden sich verschept.60

Had ick Medeas Rieme kracht61

'K souw' die Tover-kunst gaan leeren Ick sou haast krijghen in mijn macht63 Mijn ontroofde lief en Heere

65 Ick soude hopen dat ick dan

Hem sou ghenieten voor mijn Man.66 Maer ick heb wapen cruyt, noch kunst67

Noch verboden gogel-weten68 Om u te trecken tot mijn gunst69 70 Ach hoe meuchdy my soo vergheten?70

In dees mijn troosteloose noot V liefde voert my inde doot.72

49 sterckheyt: kracht.

51 voor: als vergelding voor; spijt: afkerigheid.

52 een vermyen: een vermijden, een ontwijken.

53 ontschuyl: ontduik, verberg mij voor.

54 doorluchtich: schitterend; licht: zonlicht.

55 recht als: net als; ‘truyghe cruyd’: het wilde struikgewas.

57 Niet ... voort en spruyt: niet langer groeit.

59 haer ... rept: zich voortspoedt; dat werelts ooge: het oog van de wereld, nl. de maan.

60 sich verschept: herschapen te voorschijn komt.

61 Medeas: van Medea, een tovenares uit de Griekse mythologie; Rieme kracht: het vermogen

van de tovergordel. 63 haast: spoedig.

66 Hem sou enz.: hem als man zou krijgen, het geluk zou ervaren hem als man te hebben.

67 cruyt: toverkruid; na wapen en kunst denke men een komma; kunst: toverkunsten.

68 gogel-weten: toverkennis.

69 mijn gunst: genegenheid, liefde voor mij.

70 meuchdy: kunt gij; het vraagteken hoort na het volgende vs.

Las! où est ceste promesse, Où est ce nom de maistresse, 75 Et ce mariage saint?

La foy tienne est infidelle. Et ta maistresse fidelle, Et sans nul fard, & toy faint. Fut-il que de toy me plaigne, 80 Et que la terre ie baigne

Comme vn arrousoir de pleurs? Et que cruel tu te ries

De mes grands melancolies, De mes ennuis & douleurs? 85 Seray-ie ainsi mesprisee?

Seray-ie ainsi delaissee Sans auoir rien offencé? Las! amy voy ma constance, Et celle perseuerance 90 Qui ne voit de temps passé.

Ie ne suis point inconstante, Ny follement languissante Apres diuers amoureux: Mon coeur ne reçoit figure 95 Que de celle pourtraiture,

Laas waar is die beloofde trouw73 Waar is de naem van u vrouwe:74

75 Siet hoe heylich dat ickse houw75

En u trouw, is onghetrouwe Gants meyn-eedich heel gheveynst En mijn eed' is noch op het reynst.78

Ach moet ick klagen dus om u?79 80 Moet ick met mijn laauwe tranen

De rulle aarde sprenghen nu?81 Ach ick smelt door het vermanen,82

Maar ghy wreede, scharst en lacht83 Met mijn droefheyt, en mijn klacht. 85 Sal ick soo heel schots sijn versmaat85

Sal ick soo verlaten werden? Sonder schult van eenigh misdaat?87

Ach lief siet mijn trouw volherden, Verleden jonst, of deucht en eer89 90 Ghedenckt ghy liefste die niet meer?

Ick ben niet slingerliefd', noch licht91 Noch van weyffelbare sinnen.92

Noyt en becoorde mijn gesicht93 Een ander lief, als u te minnen,94 95 Als u: Door wien mijn jonge Ziel

Hem wel eer gheluckich hiel.96

73 Laas: helaas; aan het einde van dit vs. en van het volgende denke men een vraagteken.

74 de naam van u vrouwe: de tijd toen gij mij uw vrouw, uw gebiedster en aangebedene noemde.

75 se: nl. de trouw (vs. 73); houw: onderhoud.

78 op het reynst: geheel ongeschonden.

79 dus: zo, op deze wijze.

81 rulle: mulle, losse; sprenghen: besprenkelen.

82 smelt: kwijn weg; door het vermanen: door het spreken erover, terwijl ik het zeg.

83 scharst: schertst, spot.

85 schots: schamper, uit de hoogte.

87 Sonder schult: zonder schuldig te zijn; misdaat: vergrijp.

89 Verleden jonst: vroegere liefde.

91 slingerliefd': veranderlijk in de liefde; licht: lichtzinnig, onstandvastig.

92 van weyffelbare sinnen: wispelturig van aard.

93 becoorde: bekoorde het; gesicht: ogen

94 een ander lief, als u: een andere geliefde dan u, of: een andere dan u, geliefde.

*

Ie ne suis en rien semblable A la Grecque detestable, Femme de plusieurs espoux, 100 Ny à l'espouse insensee

Du fort & vaillant Thesee: Mon naturel est plus doux. Ie ne suis pas si cruelle En mes desirs comme celle 105 Qui enflamma le palais

De Creon, & fut meurtriere De sa proye la plus chere: Car ie n'aime que la paix. Rien, doux amy, ne desire, 110 A autre cas ie n'aspire

Qu'à te voir le seul support De ma vie desploree, Ou d'aller (desesperee De t'auoir) souffrir la mort. 115 Car viure ainsi delaissee,

Et me voir la mesprisee Pour vne moindre que moy, Ie ne puis, & y resiste, Mon destin, & le sort triste, 120 Qui fait constante ma foy.

Vien amy & plein de grace Nostre amour encor' embrasse Faisant reuiure mon coeur, Te voyant ie prens enuie, 125 De garder forte ma vie,

Et de reprendre vigueur.

'Tquaatste lief, dat ick begheer,97 Is dat ick u mijn trouw wil gheven Mijn eenighe troost, naast God den Heer99

100 Hier in mijn beschreylijck leven100

Och kan u mijn commerlijck leyd101

Niet brengen tot medoogentheyd? Dat ghy my om een minder laat103 Dat en can ick niet verdraghen104 105 Waar sy noch van een hooger staat105

Soo soud' ick soo seer niet klagen! Of my toe-schick, of nood-lod raeckt107 Mijn trouheyt blijft even volmaackt. Comt mijn Lief, mijn hart, mijn vreucht 110 Comt omhelst ons oude minnen110

Als ick u sie, mijn ziel verheucht111

Dan vernieuwen haer mijn sinnen112 Mijn hart sijn kracht by een vergaart113 Mijn leven wert voort u bewaart.114

97 'Tquaatste: het allerergste; lief: geliefde; aangesproken persoon.

99 troost: bijstelling bij u (vs. 98).

100 beschreylijck: beschreienswaardig, rampzalig; aan het einde van dit vs. denke men een punt

of een kommapunt.

101 commerlijck leyd: zorgwekkend, zwaar leed.

103 een minder: iemand van lagere afkomst.

104 en: deel van de ontkenning, bij niet; aan het einde van dit vs. denke men een punt of een

kommapunt.

105 Waar sy: indien zij zou zijn; staat: stand.

107 toe-schick: lotsbeschikking, hetzelfde als noodlod; raeckt: treft.

110 omhelst ons oude minnen: keer terug tot onze vroegere liefde; hierna denke men een punt

of een uitroepteken.

111 mijn ziel verheucht: verheugt zich mijn ziel; hierna leze men een komma, evenals na de vzn.

112 en 113.

112 vernieuwen haer: verjongen zich, worden als nieuw.

113 Mijn hart enz.: dan verzamelt mijn hart al zijn krachten, of: mijn hart maakt zich sterk.

114 wert voort u bewaert: wordt ook voortaan voor u bewaard, is ook in de toekomst aan u

In document G.A. Bredero, Vertaalde gedichten · dbnl (pagina 150-161)