• No results found

Hoofdstuk 5: Dataverzameling & Analyse

5.5 Woonwensen

De drie geselecteerde gemeenten liggen binnen een grens van 30 kilometer van Utrecht of Amsterdam. Het is echter niet zozeer van belang om de afstand te bekijken in kilometers. Het is vooral belangrijk om te kijken naar de reistijden vanaf de drie geselecteerde gemeenten richting de belangrijkste locaties op het gebied van werkgelegenheid en diensten in het onderzoeksgebied. Deze locaties zijn respectievelijk Haarlem, Utrecht, Schiphol en Amsterdam. In tabel 2 zijn de reistijden van woon-verkeer vanuit de drie geselecteerde gemeenten richting de vier locaties te zien. Hierbij is ervoor gekozen om de reistijden tijdens de ochtendspits te gebruiken, aangezien deze reistijden het meest reële beeld geven van de bestaande situatie inclusief vertragingen. De reistijden zijn inclusief vijf minuten overstaptijd voor het openbaar vervoer en drie minuten parkeer-/looptijd voor de auto.

Tabel 2: Reistijd woon-werk verkeer tijdens de ochtendspits in 2008, bron: Bereikbaarheidskaart (2008a)

Wat opvalt, is dat de reistijden per gemeente aanzienlijk verschillen. Ook is er tussen de twee modaliteiten in een gemeente vaak een groot verschil in gemeten reistijd. Een belangrijke vraag is wat de invloed is van de woon-werk reistijd op de potentie van het permanente gebruik van

recreatiewoningen. Allereerst moet hierbij worden gekeken naar de onderzochte doelgroep; de lage middenklasse. Uit onderzoek van Harms (2008) is gebleken dat de hoogte van het inkomen een bepalende factor is voor het mobiliteitsgedrag van mensen. Hierbij geldt dat een hoger inkomen meer mogelijkheden biedt, zoals bijvoorbeeld het behalen van een rijbewijs, het aanschaffen van een auto of het bekostigen van een treinkaartje. Een lager inkomen resulteert daarentegen vaak in minder mogelijkheden. Er kan dus verwacht worden dat de mogelijkheden van de lage middenklasse hierin beperkt zijn. De afstand tussen de gemeenten en de centrale locaties heeft invloed op deze beperking. Immers, hoe groter de afstand, hoe meer kosten. Uit gegevens van het CBS blijkt dan ook dat er een relatie is tussen inkomen en de afstand die men per dag aflegt. Hoe meer men verdient, hoe meer kilometer men per dag aflegt (CBS, 2010c). Toch hoeft een langere reistijd tussen de recreatiewoning en een van de kernlocaties niet te betekenen dat men beperkt wordt. Immers, mensen verschillen in hun activiteitenpatroon. Wel valt te stellen dat een langere reistijd de potentie van permanente bewoning van recreatiewoningen beperkt voor de mensen die voor hun activiteiten afhankelijk zijn van een van de verder weg gelegen locaties. In hoofdstuk vier werd per gemeente het aantal voorzieningen binnen een afstand van enkele kilometers weergeven. Daarnaast werd ook het aantal banen per gemeente weergeven. Dit aantal voorziet in geen van de gemeenten in de totale behoefte aan werkgelegenheid gezien de inwonersaantallen. Een deel van de populatie zal dus waarschijnlijk voor hun werk afhankelijk blijven van werkgelegenheid buiten de eigen gemeente. Op afbeelding 6 en afbeelding 7 zijn de ontplooiingsmogelijkheden te zien vanuit de gemeente waar men woont. Dit houdt het aantal arbeidsplaatsen in dat men vanuit hun gemeente kan bereiken binnen redelijke reistijd tijdens de ochtendspits. Hiervoor is zowel een kaartbeeld van de auto als een

Reistijd naar centra van werkgelegenheid Gemeente De Ronde Venen Gemeente Noordwijk

Reistijd auto richting Utrecht Centraal ochtendspits Ca. 35 minuten Ca. 70 minuten

Reistijd OV richting Utrecht Centraal ochtendspits Ca. 65 minuten Ca. 80 minuten

Reistijd auto richting Amsterdam Centraal ochtendspits Ca. 35 minuten Ca. 45 minuten

Reistijd OV richting Amsterdam Centraal ochtendspits Ca. 65 minuten Ca. 60 minuten

Reistijd auto richting Haarlem ochtendspits Ca. 40 minuten Ca. 35 minuten

Reistijd OV richting Haarlem ochtendspits Ca. 75 minuten Ca. 40 minuten

Reistijd auto richting Schiphol ochtendspits Ca. 30 minuten Ca. 30 minuten

kaartbeeld van het OV gemaakt.

Afbeelding 6: Ontplooiingsmogelijkheden per OV in 2008 bron: Bereikbaarheidskaart.nl (2008b)

Opvallend aan beide kaartbeelden is dat de ontplooiingsmogelijkheden nabij Amsterdam en Utrecht toenemen voor zowel het openbaar vervoer als de auto. Binnen het onderzoeksgebied geldt over het algemeen dat hoe verder weg men woont van deze steden, hoe minder ontplooiingsmogelijkheden zij hebben. Aangezien het in dit onderzoek de lage middenklasse betreft en deze groep waarschijnlijk al beperkt is in hun mogelijkheden door een gebrek aan kapitaal, zal het voor op de arbeidsmarkt aanwezige lage middeninkomens waarschijnlijk minder aantrekkelijk zijn om verder weg van de centrale steden te wonen. Als we kijken naar het voorzieningenniveau in de onderzochte gemeenten, is te zien dat de meest noodzakelijke voorzieningen binnen enkele kilometers aanwezig zijn. In de onderzochte gemeenten zal dit waarschijnlijk dus geen belemmering vormen voor de potentie van het bewonen van recreatiewoningen.

Echter, het is ook belangrijk om te kijken naar de woonwensen van mensen op het gebied van andersoortige diensten en voorzieningen. De lage middenklasse kan niet worden beschouwd als eenzijdige entiteit, maar zal bestaan uit een variatie van huishoudens met ieder een eigen wens. Men kan bijvoorbeeld willen wonen in een landelijk leefklimaat of in een stad. In het theoretisch kader werd hierbij een voorbeeld gegeven van recreatiewoningen in Noorwegen, waarbij het gebruik maken van een recreatiewoning vooral een keuze lijkt te zijn die berust op een gekozen levensstijl. In het Nederlandse planning discours wordt de stad gezien als locatie waar stedelijke voorzieningen te vinden zijn, terwijl het platteland vooral een functie van rust en ruimte heeft (Pijnenburg & Reus, 2003). Veel van de recreatiegebieden kenmerken zich door de aanwezigheid van relatief veel natuur en ruimte. Bourdieu (1984) maakt onderscheid tussen drie vormen van menselijk kapitaal die bepalen wat men ervaart als smaakvol en waarmee men zich kan distantiëren. Ten eerste is er economisch kapitaal, wat zich uit in het geld dat men bezit. Ten tweede is er cultureel kapitaal, wat zich uit in bijvoorbeeld opleidingsniveau en richting van de opleiding. Ten derde is er sociaal kapitaal, wat zich vooral uit in de sociale netwerken die mensen hebben. Deze vormen van kapitaal hebben neerslag op de klasse waartoe men zichzelf vindt behoren en waarmee men zich distantieert van andere klassen, maar ook op de woonwensen van mensen. Het gegeven dat de lage middenklasse bestaat uit een variatie van huishoudens met ieder hun eigen smaak en daarmee woonwens is dus van groot belang om mee te nemen in de potentie van recreatiewoningen. Hierbij moet wel rekening

Afbeelding 7: Ontplooiingsmogelijkheden per auto in 2008 bron: Bereikbaarheidskaart.nl (2008c)

worden gehouden met de in vorige twee paragrafen genoemde mogelijkheden van legalisering: permanent of tijdelijk. Vooral bij het toepassen van recreatiewoningen als woonvorm over een permanente tijdschaal zullen woonwensen invloed kunnen hebben. De drie genoemde vormen van menselijk kapitaal zullen hierbij het keuzeproces om in een recreatiewoning te gaan wonen

waarschijnlijk sterk beïnvloeden. De reden hiervoor is dat de woonvorm dan niet zal dienen als ‘tussenfase’ tot dat men een woning vindt in een ander segment, maar als oplossing over een langer tijdsbestek. Bij het gebruik van recreatiewoningen als flexibele oplossing voor het woningtekort zal de recreatiewoning vooral de functie hebben van een tussenfase tot dat men een woning vindt op de reguliere woningmarkt. Echter, dit onderzoek heeft zich niet geleend voor het verder onderzoeken van verschillende woonwensen. Verder onderzoek zou dan ook een grote rol kunnen spelen in het aantonen van woonwensen van de verschillende typen huishoudens binnen de lage middenklasse en hoe deze zich verhouden tot permanente bewoning van recreatiewoningen. In tabel 3 is een

overzicht te zien van de standpunten van de geïnterviewde actoren over permanente bewoning van recreatiewoningen.

Tabel 3: Overzicht van door de geïnterviewde actoren aangekaarte standpunten. Tabel 1

Legalisatie: Standpunt gemeente De

Ronde Venen: Standpunt gemeente Noordwijk: Standpunt BVVW: Economische gevolgen woningmarkt Leidt tot waardevermeerdering recreatiewoningen. Invloed op reguliere woningmarkt onbekend.

Stijging WOZ waarde van recreatiewoningen. Geen invloed op prijsniveau reguliere woningmarkt, want vervult behoefte grijs gebied starterswoningen. Onbekend voor de reguliere woningmarkt. Wel stimulans voor bouwmarkt door gevergde aanpassingen + stijging waarde recreatiewoning. Economische gevolgen gemeente

Hogere OZB belasting door stijging WOZ waarde, minder toeristenbelasting.

Zou kunnen leiden tot meer inschrijvingen in de GBA en dus meer inkomsten uit het gemeentefonds.

Meer inkomsten uit het gemeentefonds + meer OZB door stijging WOZ waarde.

Economische gevolgen lokale bedrijvigheid

Verschil in uitgavepatroon  negatieve consequenties voor bijv. lokale

watersportbedrijven.

De bedrijven zijn afhankelijk van een bredere regionale groep  weinig gevolgen lokale bedrijvigheid.

-

Verstening Permanente bewoning vergt vaak een uitbreiding van het bestaande

voorzieningenniveau en de infrastructuurverstening.

Permanente bewoning leidt vooral tot extra mobiliteit door nieuwe kernen in buitengebiedverstening op groter schaalniveau. Verstening kan worden voorkomen m.b.v. een bestemmingsplan of afspraken met de V.V.E. Flexibiliteit woningmarkt

Kan dienen als noodhuisvesting voor starters of mensen met relatieproblemen.

Voorziet in behoefte voor starterswoningen/tijdelijke huisvesting voor bijv. gescheiden mensen en studenten + vervult een rol voor Oost-Europese arbeidsmigranten.

Recreatiewoningen kunnen worden ingezet voor bijv. senioren of starters.

Gevolgen toegankelijkheid lage middenklasse

Legalisering leidt tot waardevermeerdering  verminderde

toegankelijkheid lage middenklasse

Geen structurele oplossing lage middenklasse  meer functie van starterswoning

-

Bouwtechnisch Woningen moeten worden aangepast aan het

bouwbesluit, maar daar is niet strikt op gehandhaafd. Wel zijn sommige woningen te klein en te beperkt in voorzieningen.

Er wordt momenteel niet actief gereguleerd op gestelde bouwtechnische eisen. Recreatiewoningen zullen op sommige punten moeten worden aangepast, maar dit gebeurt in VINEX wijken soms ook niet

ongelijkheid.

Leefpatronen Recreatieve gebruikers hebben een ander leefpatroon dan permanente bewoners, vooral qua uitgaven.

Permanente bewoning zorgt voor een verschil in

leefpatronen wat leidt tot extra verkeersstromen. Verder leidt het gebruik van rec. woningen door Oost- Europeanen tot afname recreatiefunctie.

Permanente bewoning leidt tot een gecontroleerd gebied + men houdt zich aan leefregels.

T a b e l 2