• No results found

Huisvesting

In huisvestingstermen (zie tabel 3.2) kunnen de SOV-respondenten als probleemgroep worden gekarakteriseerd. Slechts 34% kende het jaar voorafgaande aan de instroom een vaste huisvestingssituatie. Bij 20% was sprake van een problematische woonsituatie (zwervend, slooppanden, nachtopvang), 32% verbleef voornamelijk in detentie. Deze percentages zijn vergelijkbaar met die voor Triple-Ex-respondenten en ongunstiger dan die van de FVK-respondenten. Deze laatste groep onderscheidt zich door een aanzienlijk kleiner deel met een problematische woonsituatie.

56 Volgens het statistisch jaarboek CBS 2004 bestond de bevolking van Amsterdam in 2004 uit 47% allochtonen, waarvan 33% niet-westerse allochtonen, van Rotterdam uit 44% allochtonen, waarvan 34% niet-westerse allochtonen, van Utrecht uit 30% allochtonen, waarvan 20% niet-westerse allochtonen en van Den Haag uit 43% allochtonen, waarvan 30% niet-westerse allochtonen. De totale Nederlandse bevolking bestond in 2004 voor 19% uit allochtonen, waarvan 10% niet-westerse allochtonen. 57 Volgens de definitie van het CBS is iemand allochtoon als ten minste één van de ouders niet in

Nederland geboren is. Iemand is volgens de CBS-definitie een niet-westerse allochtoon als ten minste één van de ouders geboren is in Turkije, Afrika, Latijns-Amerika of Azië, met uitzondering van Japan en Indonesië.

58 Gelderland kende in 2004 14% allochtonen, waarvan 6% niet-westerse allochtonen, Overijssel respectievelijk 14% en 7% (statistisch jaarboek 2004, CBS).

59 De tegenwoordige vmbo theoretische leerweg (TL). 60 Statistisch jaarboek 2004, CBS.

Tabel 3.2 Sociale en woonsituatiea SOV FVK Triple-Ex Pb (n=210/135) (n=101) (n=64) Belangrijkste huisvesting laatste jaar %c 0,101 Vast d 34 42 40 Tijdelijke 10 10 15 Behandel/zorgsettingf 4 8 3 Problematischg 20 5 15 Detentieh 32 35 27

Huisvesting laatste 30 dagen %c

≥ 1 dag vastd 44 59 48 0,095

≥ 1 dag tijdelijke 30 46 32 0,019

≥ 1 dag behandel/zorg settingf 6 9 8 0,620

≥ 1 dag problematischg 54 25 32 < 0,001

≥ 1 dag detentieh 33 30 24 0,429

Huisvesting aantal dagen in laatste 30 c,i Vast d 22,8 (9,4) 23,0 (10,1) 27,3 (5,2) 0,058 Tijdelijke 16,8 (9,6) 18,6 (10,3) 23,8 (8,5) 0,035 Behandel/zorgsettingf 9,5 (9,7) 12,0 (11,7) 7,2 (8,5) 0,699 Problematischg 20,0 (9,6) 16,4 (8,3) 23,8 (8,0) 0,032 Detentieh 10,4 (8,5) 8,9 (9,4) 3,6 (2,8) 0,024

Samenwonend met alcohol- of

drugsgebruiker % 29 35 40 0,290

Brengt grootste deel vrije tijd door met mensen zonder alcohol-

of drugsproblemen % 16 19 16 0,004

Mensen met alcohol- of

drugsproblemen % 40 59 50

Alleen % 44 22 34

Aantal dagen laatste 30 dagen > ½ uur contact met

niet-gebruikersc 15,1 (13,2) 19,1 (12,7) 15,1 (13,7) 0,050

a Voor de indexdatum.

b F-toets ANOVA voor continue variabelen, χ2 toets voor percentages.

c Alleen voor nieuwe instromers SOV.

d Eigen zelfstandige woonruimte met huurcontract of hypotheek of permanent inwonend bij familie of vrienden zonder

huur contract.

e Tijdelijk inwonend bij familie of vrienden zonder uitzicht op langer verblijf of pension, hotel, logement.

f Woonvoorzienig GGZ/verslavingszorg of psychiatrisch ziekenhuis, crisiscentrum of verslavingskliniek.

g Kraakpand, caravan, zomerhuisje, slooppand, op straat, overdekte openbare ruimten, passantenverblijf, slaaphuis of

woon voorziening voor dak- en thuislozen. h Gevangenis, huis van bewaring, politiecel.

In vergelijking met de SOV-respondenten verbleven Triple-Ex-responden-ten vaker in vaste en tijdelijke huisvesting.

In de 30 dagen voor de arrestatie die tot de instroom in de SOV, FVK of Triple-Ex leidde, waren de verschillen nog wat geprononceerder. 54% van de SOV-respondenten verbleef in deze periode ten minste één dag in een problematische huisvestingssituatie. Gemiddeld verbleven deze personen 20 dagen in deze huisvestingssituatie. FVK- en Triple-Ex-respondenten verbleven in deze periode aanzienlijk minder vaak in een problemati-sche woonsituatie. De FVK’ers die ten minste één dag in een dergelijke woonsituatie doorbrachten, deden dit wat minder vaak (16,4 dagen), Triple-Ex-respondenten wat vaker (23,8 dagen) dan de SOV-respondenten. Voor alle drie de populaties geldt dat tussen een kwart en een derde van de respondenten in de 30 dagen voorafgaande aan de arrestatie die tot instroom in de behandeling leidde ten minste één dag eerder gedetineerd was geweest.

Het sociale netwerk van een substantieel deel van de SOV-respondenten is beperkt. Bijna de helft van deze groep brengt het grootste deel van zijn vrije tijd alleen door. 30% van de SOV-respondenten woonde samen met een alcohol- of drugsgebruiker. Als men zijn vrije tijd met anderen door-bracht, deed men dit voornamelijk met personen die ook alcohol- en/of drugsproblemen kenden. Dit laatste geldt ook voor FVK- en Triple-Ex-respondenten die hun vrije tijd relatief minder vaak alleen doorbrachten.

Werk en inkomen

Ook in termen van arbeidsparticipatie (zie tabel 3.3) kan de SOV-populatie als problematisch worden gekarakteriseerd. De drie jaar voorafgaande aan de instroom was de gebruikelijke werksituatie voor slechts 11% van de SOV-respondenten ‘fulltime of parttime werk’. Tweederde deel van de SOV-respondenten had in deze periode voornamelijk een uitkering, de resterende 21% zat in een gecontroleerde omgeving, meestal detentie. De regulier gedetineerde respondenten laten een vergelijkbaar beeld zien, al ligt het aandeel respondenten dat in deze periode voornamelijk een uitkering had wat hoger en het aandeel respondenten dat aangaf in deze periode voornamelijk in een gecontroleerde omgeving te hebben verkeerd wat lager. FVK- en Triple-Ex-respondenten rapporteerden relatief vaker full- en parttime werk als belangrijkste werksituatie. Maar ook hier betrof dit maar een minderheid. Ruim de helft van de Triple-Ex-respondenten had in deze periode voornamelijk een uitkering. Verblijf in een gecontro-leerde omgeving karakteriseert het best de werksituatie in de drie jaar voor instroom voor de meerderheid van de FVK-respondenten.

Tabel 3.3 Werksituatie voor instrooma

SOV FVK Triple-Ex Reg. det. Pb

(n=210/135) (n=101) (n=64) (n=72)

Werksituatie afgelopen 3 jaar % <0,001

Werk full- en parttime 11 23 33 8

Uitkering 67 24 53 82

In gecontroleerde omgeving 21 53 14 10

Belangrijkste bron inkomen laatste 30 dagenc % Werk 7 12 16 3 0,001 Uitkering 16 6 27 39 Illegale activiteiten 77 82 57 58 Langst aaneengesloten gewerkt, jarenc 3,9 (4,4) 3,5 (3,3) 4,3 (3,9) 3,5 (3,6) 0,394 Langst aaneengesloten werkloos, jarenc 10,8 (7,4) 5,5 (5,3) 5,5 (6,7) 9,3 (7,2) <0,001

Ten minste 1 dag van laatste

30 gewerktc% 21 29 24 3 <0,001

a Voor de indexdatum.

b F-toets ANOVA voor continue variabelen, χ2 toets voor percentages.

c Alleen voor nieuwe instromers SOV.

Illegale activiteiten waren de 30 dagen voor de indexdatum de belangrijk-ste bron van inkombelangrijk-sten voor de overgrote meerderheid van de SOV- en de FVK-respondenten (respectievelijk 77% en 82%). In vergelijking hier-mee gaven Triple-Ex-respondenten relatief vaker ‘werk’ of ‘een uitkering’ en reguliere detentierespondenten ‘een uitkering’ op als belangrijkste inkomstenbron in deze periode.

De langst aaneengesloten periode die men ooit in zijn leven gewerkt had, bedroeg voor de SOV-respondenten 3,9 jaar. Dit was aanzienlijk korter dan de langst aaneengesloten periode die SOV-respondenten ooit in hun leven werkloos waren (10,8 jaar). Deze verhouding (werk/werkloos) was verge-lijkbaar met die van reguliere detentierespondenten maar lag aanzienlijk gunstiger voor de FVK- en Triple-Ex-respondenten. Overigens gold voor alle respondentgroepen dat men de 30 dagen voor de indexdatum nauwe-lijks werkte.