• No results found

Hoe zit het nu met de ervaren dwang bij de respondenten die de SOV-maatregel hebben opgelegd gekregen en de ervaren drang bij de res-pondenten die onder justitiële drang zijn ingestroomd in Triple-Ex of de Forensische Verslavingskliniek?

Aan respondenten werd bij het baseline interview de vraag gesteld in hoeverre het verblijf in de instelling (SOV, FVK en Triple-Ex) in overeen-stemming was met hun eigen wens. Men kon kiezen uit zeven antwoord-categorieën lopend van 1 ‘ helemaal niet’ tot 7 ‘ helemaal wel’. In figuur 6.1 tot en met 6.3 vindt u de verdeling van de antwoorden. Deze is veras-send. De ervaren drang van de FVK lijkt minder dan van Triple-Ex, dit terwijl de FVK toch bekend staat als een zwaardere dranginterventie. De meerderheid van de onder justitiële drang op de FVK geplaatste respon-denten (51%) vindt hun verblijf in de FVK zelfs geheel in overeenstemming met hun eigen wens. In vergelijking met de FVK (1%) en Triple-Ex (5%) is er binnen de SOV-populatie een relatief grotere groep (21%) die zijn verblijf in de SOV geheel niet in overeenstemming met hun eigen wens vindt. Maar ook binnen de SOV is dit slechts een minderheid. Een aanzien-lijk groter deel van de personen die in het kader van de SOV-maatregel gedwongen in een SOV-traject zijn geplaatst (36%) ervaart deze plaatsing als geheel in overeenstemming met de eigen wens. Op basis van deze

verdelingen lijkt de ervaren dwang/drang bij instroom in de SOV, FVK en Triple-Ex beperkt.

Voor de SOV is deze vraag op 6, 12 en 18 maanden na start van de inter-ventie herhaald. Het percentage dat volledig tegen zijn wil in de SOV zat bleef constant op 23%. Het percentage respondenten dat tegen zijn wil in de SOV zat96 steeg licht over de tijd (figuur 6.4) maar schommelde rond de 40%97. 0 10 20 30 40 50 60 1 2 3 4 5 6 7

Mate waarin instroom in overeenstemming met eigen wens

Percentage 0 10 20 30 40 50 60 1 2 3 4 5 6 7

Mate waarin instroom in overeenstemming met eigen wens

Percentage 0 10 20 30 40 50 60 1 2 3 4 5 6 7

Mate waarin instroom in overeenstemming met eigen wens

Percentage 0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6

Periode tussen start interventie en vraagstelling

0 mnd 6 mnd 12 mnd 18 mnd

Bij het follow-up interview is retrospectief vastgesteld in welke mate er volgens respondent sprake was van drang bij de instroom in het SOV- programma of de drangbehandeling, en in hoeverre er sprake was van drang bij het in het SOV-programma of de drangbehandeling blijven

96 Een score van 1-3 op de schaal van 1-7 lopend van ‘geheel tegen mijn wil’ tot ‘geheel in overeenstemming met mijn wil’.

97 Schattingen o.b.v. longitudinale logistische regressieanalyse (GEE-analyse). In deze procedure wordt gecorrigeerd voor ‘missende waarden’, dat wil zeggen dat geobserveerde schattingen worden aangepast op basis van de scores op andere meetmomenten om de vertekening als gevolg van selectie-uitval te corrigeren.

Figuur 6.1 Ervaren drang bij Figuur 6.2 Ervaren drang bij instroom SOV instroom FVK

Figuur 6.3 Ervaren drang bij Figuur 6.4 Proportie tegen zijn instroom Triple-Ex zin in SOV

(retentie). Drang werd hierbij niet uitsluitend opgevat als justitiële drang maar kon ook uit andere domeinen komen (medisch, sociaal, financieel etc.). Voor dit onderzoek werd door ons onderscheid gemaakt in de volgen-de vijf bronnen van drang:

1 medisch;

2 familie of vrienden; 3 werkgever;

4 justitie;

5 zelf (dat wil zeggen: er is geen externe bron van drang).

Tabel 6.1 Ervaren drang of dwang bij instroom en retentie

Drangdomeinen SOV FVK Triple-Ex

(n=153) (n=83) (n=50) Instroom % Medisch 9 5 0 Familie vrienden 22 28 30 Werkgever 2 0 2 Justitie 58 37 28 Zelf 46 78 80

Nauwelijks tot geen externe dranga% 35 47 48

Justitie belangrijksteb% 54 29 24 Retentie % Medisch 17 8 2 Familie vrienden 23 27 34 Werkgever 5 0 2 Justitie 57 33 24 Zelf 52 58 62

Nauwelijks tot geen externe dranga% 33 55 50

Justitie belangrijksteb% 52 24 16

a Dat wil zeggen geen ‘aanzienlijke of heel veel’ drang uit de bronnen medisch, familie en vrienden,

werkgever en justitie.

b Aanzienlijk tot veel drang en belangrijkste bron.

Voor elke drangbron is respondent gevraagd in welke mate hij zich door deze bron onder druk gezet voelde om in het SOV-programma of de drangbehandelingen in te stromen en in welke mate hij zich door deze bron onder druk gezet voelde om in het SOV-programma of de drang-behandeling te blijven (retentie). De respondenten konden kiezen uit vijf antwoordcategorieën lopend van helemaal niet (1) tot heel veel (5). De antwoorden zijn gedichotomiseerd tussen sterk en niet sterk waar-bij een cut-off score van 4 werd gehanteerd. In tabel 6.1 wordt per bron aangegeven welk percentage van de respondenten meldde dat men uit die

bron ‘aanzienlijk tot heel veel’ drang ervoer om in het SOV-programma of de dranginterventie in te stromen c.q. te blijven (retentie). Verder wordt per onderzoeksgroep het percentage respondenten aangegeven dat justiti-ele drang als belangrijkste drangbron rapporteerde.

Een jaar na beëindiging van de SOV-maatregel of de dranginterventie lijkt men toch wat anders aan te kijken tegen de mate waarin justitiële drang een rol speelde bij het in behandeling gaan dan kort na de instroom. Van de SOV-respondenten zegt nu 65%98 dat men aanzienlijk tot veel externe drang ervoer om in behandeling te gaan, 58% dat er sprake was van aanzienlijk tot veel justitiële drang en ruim de helft (54%) geeft aan dat justitiële drang de belangrijkste vorm van externe drang was. Van de FVK- en Triple-Ex-respondenten meldt de overgrote meerderheid dat interne drang (zelf) een belangrijke reden was om in behandeling te gaan. Iets meer dan de helft (FVK 53%, Triple-Ex 52%) meldt dat men aanzienlijk tot veel externe drang ervoer om in behandeling te gaan, 37% en 28% dat men aanzienlijk tot veel justitiële drang ervoer en voor 29% (FVK) en 24% (Triple-Ex) was justitiële drang de belangrijkste vorm van externe drang om in behandeling te gaan. Dit terwijl het allemaal personen zijn die de behandeling onder justitiële drang startten of die onder justitiële dwang in het SOV-programma zijn geplaatst.

Ook de rol van ervaren justitiële drang om in behandeling te blijven lijkt minder groot dan in de programmatheorie over dranginterventies wordt verondersteld. Van de respondenten uit de dranginterventies meldt slechts een minderheid aanzienlijk tot veel justitiële drang te hebben ervaren om in behandeling te blijven. De meerderheid geeft ‘zichzelf’ aan als belangrijke drangbron.99 Zelfs van de respondenten die gedwongen in het SOV-traject zijn geplaatst, geeft maar iets meer dan de helft (57%) aan aanzienlijk tot veel justitiële drang te hebben ervaren om in behandeling te blijven. Met behulp van logistische regressieanalyse is voor elk succescriterium onderzocht in hoeverre ervaren justitiële drang samenhangt met de kans op succes. Dit bleek voor geen enkel samengesteld succescriterium het geval te zijn. Ook was er geen sprake van een interactie tussen ervaren justitiële drang en interventie. Ervaren justitiële drang hangt bij onze respondenten dus niet alleen niet samen met feitelijke justitiële drang maar ook niet met de kans op succes. Als er al een suggestie van een verband is, lijkt het erop dat meer ervaren justitiële drang de succeskans verkleint.100

98 100% minus de 35% nauwelijks tot geen externe drang.

99 Dit zou kunnen wijzen op een verschuiving van externe naar interne motivatie, ware het niet dat ook bij instroom de meerderheid al aangaf dat de instroom voor een belangrijk deel in overeenstemming was met de eigen wens.

100 Wat minder contra-intuïtief is dan het lijkt. Ervaren drang hangt waarschijnlijk negatief samen met motivatie tot verandering, wat weer positief samenhangt met succeskans. Na controle voor motivatie zal ervaren drang waarschijnlijk wel samenhangen met succeskans.