• No results found

In het verleden zijn er enkele malen verzoeken tot levensbeëindiging geweest van gedetineerden, waaronder het verzoek van Fahti G. Fahti G. had al enkele jaren een doodswens en op meerdere manieren getracht zijn leven te beëindigen. Uiteindelijk heeft hij bij de rechtbank Den Haag verzocht om zijn leven te mogen beëindigen middels euthanasie. Dit verzoek is afgewezen.116

Gedetineerden zijn in hun vrijheid beperkte personen, maar ze beschikken evenwel over hun grondrechten. Echter, deze rechten kunnen beperkt worden indien de uitoefening van het grondrecht zich niet verdraagt met de vrijheidsontneming.117 In het geval van een verzoek tot levensbeëindiging is er geen sprake van een grondrecht dat zich op basis van uitoefening niet met de vrijheidsontneming verdraagt. Het Europees Verdrag voor de

Rechten van de Mens heeft verder geen bepalingen die zich verder specifiek richten op het inwilligen van een

euthanasieverzoek door een persoon die zich in feitelijke gevangenschap bevindt. Er kan dus verder worden

111 H.J.J. Leenen e.a., Handboek Gezondheidsrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2014, pp. 403-404. 112 G. van der Werf en J. Zaat, Klaar-met- leven of lijden aan het leven, Huisarts en Wetenschap 2005, 48, p. 222 113 HR 24 december 2002, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2003/29.

114 H.J.J. Leenen e.a., Handboek Gezondheidsrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2014, p 416.

115 ‘Zelfbeschikkingsrecht’ KNMG (http://www.knmg.nl/Publicaties/KNMGpublicatie-levenseinde/87766/Standpunt-rol-van-de-arts-bij-het-

zelfgekozen-levenseinde-2011.html)

116 ‘Gedetineerde eist in kort geding recht op euthanasie voor zichzelf’ Volkskrant (http://www.volkskrant.nl/archief/gedetineerde-eist-in

-kort-geding-recht-op-euthanasie-voor-zichzelf~a420605/) 117 Artikel 15 lid 4 Grondwet.

Scriptie Master Gezondheidsrecht – N.L. van Rietschoten – Universiteit van Amsterdam 2016

3

3

gekeken naar de in paragraaf 5.2.1 gestelde voorwaarden waaraan een gedetineerde dient te voldoen om een geslaagd verzoek in te kunnen dienen.

Zoals eerder toegelicht dient een verzoek vrijwillig en weloverwogen te worden ingediend. Vrijwillig heeft hier, in tegenstelling tot orgaandonatie, niet de strekking dat er sprake moet zijn van een in vrijheid genomen beslissing. Vrijwillig slaat op het zonder druk nemen van een verzoek tot euthanasie, de wil is volledig vrij gevormd. Weloverwogen kan in drie delen worden opgesplitst; de patiënt dient geïnformeerd te zijn over alternatieven, dient wilsbekwaam te zijn en het verzoek moet consistent zijn. Ervan uitgaande dat een patiënt door zijn behandelend arts adequaat is ingelicht en dus voldoet aan de informed consent kan ik concluderen dat er doorgaans sprake van zal zijn dat gedetineerden voldoen aan deze vereisten, mits de gedetineerde geen enkel alternatief heeft. In sommige gevallen zijn er nog oplossingen mogelijk, zoals overplaatsing, medische of psychische behandeling en begeleiding. Indien er geen enkel alternatief meer voorhanden is bestaat er de mogelijkheid dat aan dit vereiste voldaan wordt. Indien de gedetineerde weigert om alternatieve behandelingen te ondergaan is er geen geslaagd verzoek tot levensbeëindiging mogelijk.

Het tweede vereiste is het uitzichtloos en ondraaglijk lijden van een persoon, waaronder zowel lichamelijk als psychisch lijden valt. Het is hier van belang dat het niet vereist is dat een persoon in de stervensfase verkeert en het lijden objectief kan worden waargenomen. Ik vermoed dat eenieder zich kan inleven in de uitzichtloosheid en ondraaglijkheid van een gedetineerde die levenslang heeft gekregen, maar is dit ook het geval bij gedetineerden die nog maar enkele maanden en/of jaren dienen te zitten? Is er dan wel sprake van uitzichtloosheid? Uit de jurisprudentie118 valt op te maken dat er door een arts gekeken dient te worden naar de persoonlijke karaktereigenschappen, de biografie, levensgeschiedenis en levensbeschouwing van de persoon die het verzoek indient. Bij dit vereiste spelen de omstandigheden van het geval dus een grote rol en kan niet nu al beoordeeld worden of gedetineerden doorgaans wel of niet aan dit vereiste zullen voldoen.

Derde en vierde vereisten houden in dat de arts voldoet aan de informed consent en de patiënt tot de overtuiging gekomen is dat er geen redelijke andere oplossing of alternatieven zijn. Deze twee vereisten hebben samenloop met de eerste twee gestelde vereisten van artikel 2 Euthanasiewet. Van belang is dat de arts alle beschikbare informatie geeft over de risico’s, de aard en het doel van de ingreep, eventuele alternatieven en zich ervan vergewist dat de gedetineerde deze informatie begrepen heeft en naar aanleiding daarvan toestemming verleent. Eventuele alternatieven komen dan ook aan bod. Het hangt, net als de bovenstaande vereisten af van de omstandigheden van het geval of de gedetineerde daaraan voldoet.

Het vijfde vereiste is dat een onafhankelijk arts dient te worden benaderd om ook zijn oordeel te geven of er voldaan wordt aan de vereisten. Het is aan de behandelend arts om hiervoor zorg te dragen. Indien er sprake is van psychisch lijden, wat in het geval van een gedetineerde een grote waarschijnlijkheid is, dient er ook een psychiater naar de patiënt te kijken en zijn oordeel te geven. Tevens is vereist dat de behandelend arts de euthanasie zorgvuldig heeft uitgevoerd. In tegenstelling tot de eerste vijf vereisten is dit laatste vereiste er één waar pas achteraf aan voldaan kan worden.

Gedetineerden kunnen ook een verzoek indienen omdat ze ‘lijden aan het leven’. Echter is het voor een arts niet mogelijk om hier een objectief waardeoordeel aan te geven, waardoor dit buiten zijn of haar beslissingsruimte valt. Er kan dus alleen een euthanasieverzoek ingediend worden indien er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lichamelijk of psychisch lijden. Kortom, er kan - mits de arts daartoe oordeelt - door gedetineerden voldaan worden aan de vereisten van het verzoek tot levensbeëindiging. Ondanks de eerdere afwijzing van de rechtbank Den Haag van het verzoek tot levensbeëindiging van Fahti G., bestaat er dus wel de mogelijkheid een verzoek in te dienen dat kans heeft op slagen.

Scriptie Master Gezondheidsrecht – N.L. van Rietschoten – Universiteit van Amsterdam 2016

3

4

Wederom geldt voor de wilsbekwame terbeschikkinggestelden hetzelfde als voor de gedetineerden. Door hun wilsbekwaamheid zijn de terbeschikkinggestelden, in tegenstelling tot de wilsonbekwame terbeschikkinggestelden, wel in staat om een verzoek tot euthanasie in te dienen. Net als bij wilsbekwame gedetineerden wordt aan de hand van de vereisten gekeken of de wilsbekwame terbeschikkinggestelde voldoet aan de voorwaarden die gesteld worden aan het verzoek tot euthanasie. Uit de praktijk blijkt echter wel dat er zelden een euthanasieverzoek wordt ingediend in een tbs-kliniek.119

Desalniettemin is er één enkel verschil tussen wilsbekwame terbeschikkinggestelden en gedetineerden. Zo heeft een terbeschikkinggestelde, mits je uitgaat van een gedetineerde met een levenslange straf, eerder kans op invrijheidstelling dan een gedetineerde. Terbeschikkingstelling duurt immers in beginsel maximaal zes jaren, hetgeen eraan bijdraagt dat het bemoeilijkt wordt om aan het criteria van uitzichtloosheid te voldoen. Uit de praktijk blijkt echter dat deze periode meermaals verlengt kan worden en sommige terbeschikkinggestelden alsnog geen uitzicht hebben op terugkeer in de samenleving. Kanttekening hierbij is wel dat dit vaak terbeschikkinggestelden zijn die psychisch ernstig gestoord zijn en daardoor ook vaak wilsonbekwaam zijn. Ook hiervoor geldt dus moet worden naar de omstandigheden van het geval. Er is in de Euthanasiewet of andere relevante (inter)nationale wetgeving geen enkele beperking van het recht op het indienen van een verzoek tot levensbeëindiging door een wilsbekwame gedetineerde of terbeschikkinggestelde voorhanden. De mogelijkheid om een geslaagd verzoek tot levensbeëindiging in te dienen, mits voldaan wordt aan alle gestelde vereisten van artikel 2 lid 1a tot en met f Euthanasiewet, is aanwezig.

5.4 Wilsonbekwame gedetineerden en terbeschikkinggestelden

Wilsonbekwame gedetineerden en terbeschikkinggestelden komen niet in aanmerking voor een verzoek tot levensbeëindiging. In tegenstelling tot wilsbekwame terbeschikkinggestelden en gedetineerden voldoen zij namelijk niet aan het vereiste van een weloverwogen verzoek. Onder het doen van een weloverwogen onderzoek wordt verstaan dat;

 de patiënt geïnformeerd moet zijn over alle gezondheidstoestanden en over al dan niet bestaande alternatieve mogelijkheden om zijn lijden te verlichten of weg te nemen;

 de patiënt wilsbekwaam dient te zijn; een verzoek van een patiënt die aan een psychiatrische stoornis lijdt en niet in staat is zijn wil te bepalen is geen weloverwogen verzoek;

 het verzoek consistent moet zijn en niet moet berusten op een opwelling.120

Uit deze voorwaarden komt duidelijk naar voren dat de patiënt een weloverwogen verzoek tot levensbeëindiging kan indienen indien hij of zij wilsbekwaam is. Bij wilsonbekwame gedetineerden en terbeschikkinggestelden wordt aan dit vereiste dus niet voldaan. Gevolg hiervan is dat er geen weloverwogen verzoek kan worden ingediend en er niet voldaan wordt aan alle vereisten van artikel 2 lid 1 van de Euthanasiewet. Indien een arts wel gehoor zou geven aan het verzoek tot levensbeëindiging welk ingediend is door een wilsonbekwame handelt de desbetreffende arts strafbaar op grond van artikel 293 lid 1 Wetboek van strafrecht. De strafuitsluitingsgrond van artikel 293 lid 2 Wetboek van strafrecht gaat dan niet op. Aangezien niet voldaan wordt aan het eerste vereiste van een verzoek tot euthanasie en de vereisten cumulatief zijn, kan worden geconcludeerd dat een wilsonbekwame gedetineerde of terbeschikkinggestelde op grond van de huidige regelgeving geen geslaagd verzoek tot levensbeëindiging kan indienen. Ondanks het feit dat dit duidelijk af te leiden is uit de wet, is nergens echt specifiek in de wet opgenomen hoe de regeling van toepassing is op wils(on)bekwame terbeschikkinggestelden.

119 Zie bijlage 1, interview met mr. drs. J. Mastenbroek–Oste, vraag 2.

Scriptie Master Gezondheidsrecht – N.L. van Rietschoten – Universiteit van Amsterdam 2016

3

5

5.5 Tussenconclusie

Aan het voltrekken van een verzoek tot levensbeëindiging door een arts worden veel eisen gesteld. Van belang is dat het een vrijwillig en weloverwogen verzoek is, omdat de persoon uitzichtloos en ondraaglijk lijdt. Hieronder wordt, net als bij orgaandonatie bij leven en deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek verstaan, dat het een verzoek is dat zonder druk van anderen of omstandigheden tot stand is gekomen en waarbij de patiënt de wil volledig vrij kon bepalen. Onder een weloverwogen onderzoek wordt vervolgens verstaan dat het een verzoek is waarbij de patiënt geïnformeerd is over alle aspecten van zijn of haar gezondheidstoestand en over alle bestaande alternatieven, de patiënt wilsbekwaam is en het verzoek consistent is en niet berust op een opwelling. Aan het eerste en laatste vereiste kan door de behandelend arts worden getoetst, omdat dit criteria zijn die hij of zij zelf toelicht of waarover informatie te vinden is in het medisch dossier van de patiënt. Echter levert het tweede vereiste, de wilsbekwaamheid een probleem op voor de wilsonbekwame gedetineerde of terbeschikkinggestelde. Door dit vereiste, het doen van een weloverwogen verzoek, komen zij definitief niet in aanmerking voor het doen van een verzoek tot levensbeëindiging door middel van euthanasie. Uiteraard komen de wilsbekwame gedetineerden en terbeschikkinggestelden wel in aanmerking voor het doen van een weloverwogen verzoek, mits ze voldoen aan de overige gestelde vereisten.

Tevens dient de behandelend arts een andere onafhankelijke arts hebben geraadpleegd en de patiënt adequaat te hebben voorgelicht over de situatie en de vooruitzichten. De patiënt moet vervolgens tot de conclusie zijn gekomen dat er geen andere oplossing is. Uiteindelijk dient de arts de euthanasie medisch zorgvuldig uit te voeren. Dit zijn behoorlijk wat vereisten die per geval bekeken dienen te worden. Uit geen enkele relevante wetsbepaling of regelgeving komt een verbod op het doen van een euthanasieverzoek door een wilsbekwame gedetineerde of terbeschikkinggestelde naar voren, waardoor ik concludeer dat dit dus mogelijk moet kunnen zijn voor een wilsbekwame gedetineerde of terbeschikkinggestelde. De vraag is natuurlijk of dit een wenselijke mogelijkheid biedt of hier het een en ander in aangepast of beperkt moet worden.

Scriptie Master Gezondheidsrecht – N.L. van Rietschoten – Universiteit van Amsterdam 2016

3

6