• No results found

91 Wij zijn tot het bouwen van een neutraliteitsvloot van kruisers

Verkiezing der kiesmannen in West-Java

91 Wij zijn tot het bouwen van een neutraliteitsvloot van kruisers

ondersteund door klein materiaal, vliegtuigen en hulpkruisers wei degelijk in staat. Volstaan kan worden met verdedigingsmiddelen die de voornaamste havens en petroleumhavens tegen een coup dé mam vrijwaren en een tijdige en grondige vernieling van het pe-troleumbedrijf waarborgen. Voorts zal het noodig zijn te Soera-baia de noodige inrichtingen te scheppen voor de accomodatie dier neutraliteitsvloot. Breekt een oorlog toch uit, dan zal die vloot den kruiseroorlog hebben te voeren tot het bittere einde en zich volko-men los hebben te maken van Soerabaia.

Nog een enkel woord dient te worden gewijd aan de meenig van sommige pacificisten, dat een vloot voor verdediging of neutraliteits-handhaving van Indië volmaakt overbodig is en dat men met een politievloot kan volstaan.

Het doel, waarnaar die pacificisten streven, de wereldvrede, is het ideaal van ieder weldenkend mensch, die gelooft in een schoone toekomst van de menschheid. Maar nog heel lang zal het duren, eer die toekomstdroom werkelijkheid zal zijn geworden. Hoezeer men het streven van die pacificisten in hun strijd voor de vredesideeën ook moge toejuichen, zoo kan men nu eenmaal bij den opbouw van het volkenrecht niet met het dak beginnen. Dat recht moet rusten op een reëelen grondslag, moet groeien uit de thans bestaande rechts-begrippen. En die groei gaat langzaam, heel langzaam, moet nog de inertie overwinnen van vele geslachten. Dat is wederom geble-ken uit de weigering der Groote Mogendheden om het Protocol van Genève te onderteekenen. De tijd is dan ook nog lang niet geko-men, dat met een politievloot kan worden volstaan. Die pacificisten meenen, dat wij door bezetting van Nederlandsch grondgebied we-liswaar misschien voorgoed een gedeelte van ons territorium zullen

Vervolgnoot.

De bewapening van eventueele hulpkruisers is buiten beschouwing gelaten, daar hiervan in de Vlootwet 1925 evenmin sprake is.

Voor de verdediging van een of meer steunpunten zullen volgens de Me-morie van Toelichting Vlootwet 1925 p. 5 „de daaraan verbonden kosten, verre blijven beneden een bedrag overeenkomende met dat, verkregen door 30 jaren 5,3 millioen te betalen, temeer nu Soerabaia de basis blijft".

Bij bovenstaande berekening is gebruik gemaakt van de kostenberekening van vaartuigen en vliegtuigen, vermeld in bijlage 2 der Vlootwet 1925.

verliezen, maar dat wij toch het grootste gedeelte van ons gebied zullen behouden. Uit het oog wordt daarbij verloren, dat als oor-logvoerenden weten, dat strategisch belangrijke punten in den archipel zonder slag of stoot in handen van de tegenpartij kunnen vallen, hun niets anders rest dan zelve die punten zoo snel mogelijk te bezetten. De belligerenten „sullen dan om ons houden, gelijk

„haeyen om een Krenge". En zij zouden het heusch niet bij schaars bewoonde eilanden zonder hulpbronnen laten, maar zich het eerst wenden tot de rijkste deelen der kolonie, wat natuurlijk het einde van ons koloniaal bestaan zou beteekenen. Heeft nu een land alles gedaan, wat het kan, om zijn neutraliteit te handhaven, heeft het niet geaarzeld bij een schending der neutraliteit een oor-log te aanvaarden, dan vindt het een krachtigen steun bij de pu-blieke opinie in het buitenland. Geen staatsman kan die openbare

meening der wereld negeeren. Ieder mensch voelt tegenwoordig een neutraliteitsschending, waaruit een oorlog voortvloeit, als een aanslag op de veiligheid van personen en goederen, als een violatie van den grondslag van onze samenleving. Dat is de reden, waarom de „Hetze" der Geallieerden tegen Duitschland als aanran-der van België zoo'n succes heeft gehad. Daarentegen heeft de occupatie van Luxemburg maar weinig indruk gemaakt, omdat hier van bloedvergieten geen sprake is geweest. Het is juist het belee-digde rechtsgevoel, de aanranding van den grondslag onzer samen-leving, die de groote neutralen tijdens den wereldbrand in den oor-log dreven en zoo zal het ook in de toekomst zijn. Wie zich dan ook neerlegt bij een occupatie en alleen volstaat met een papieren pro-test, geeft een machtig wapen prijs.

De Vlootwet 1925. Ieder goed Nederlander heeft slechts één vurigen wensch, n. 1. dat Nederlandsch-Indië buiten een Pacific-oorlog zal blijven. Over de wijze, waarop dat doel het best bereikt kan worden binnen de grenzen van onze financieele draagkracht, loopen de meeningen echter uiteen. Die meeningsverschillen spruiten in hoofdzaak voort uit de verschillende appreciatie van het Volkenrecht, een appreciatie, die nauw verband houdt met indivi-dueele aanleg, karakter, wereldbeschouwing en politieke orien-teering van het individu. Het heeft geen zin elkander te bestrijden,

DE VLOOTWET 1925. 93 want overtuigen doet men elkander toch niet en ten aanzien van de vredes-idee behoort men elkanders meeningen te respecteeren.

Zooals de toestand op het oogenblik is, heeft de volksvertegenwoor-diging echter onze zelfstandigheidspolitiek gesanctionneerd en hier-op moet dan ook in de eerste plaats onze vlootpolitiek gebaseerd zijn. Volgens de Vlootwet 1925 meent de regeering die politiek door te kunnen voeren met een onderzeevloot, die in 8 jaren in stede van in 6 jaren, zooals oorspronkelijk in de Vlootwet 1923 werd vastgesteld, zal worden afgebouwd. De regeering is in dit opzicht voor de bezuinigingsoverwegingen gezwicht. Die termijn van 8 jaar is echter rijkelijk lang. Wij hebben gezien, hoe in de jaren, die se-dert den oorlog zijn verloopen, de ideeën omtrent de waarde van de duikboot zich snel hebben gewijzigd, hoe in dien tijd zich nieuwe perspectieven voor het optreden van de luchtmacht hebben geopend.

De techniek staat niet stil en als kleine mogenheid moet men trach-ten althans technisch zoo goed mogelijk uitgerust te zijn.

De ervaring in Frankrijk opgedaan met vlootprogramma's, die over langen termijn liepen, heeft geleerd, dat sedert 1890 geen enkel vlootplan geheel tot uitvoering is gekomen. En in zijn presiden-tieele rede, het vorig jaar door Laubeuf in de Académie de Marine uitgesproken, verwacht hij, dat dit ook met het jongste Fransche vlootprogramma het geval zal zijn. Hoe sneller wij een vloot af-bouwen, hoe minder kans er zal zijn, dat in een vlootprogram door elkander opvolgende regeeringen verandering zal worden gebracht.

Daarom is het betreuren, dat men den termijn van 6 jaar tot 8 jaar heeft verlengd.

Zoolang er geen vlootplan bestaat, zal men natuurlijk aangewezen zijn op jaarlijkschen nieuwbouw van afzonderlijke schepen, die door de volksvertegenwoordiging zullen moeten worden gevoteerd. Dit stelsel is uit den booze. „Mit Parteikoalitione die Schiffe als Kom-pensationsobjecten behandeln, konnte mann kein Flottenkörper auf-bauen der ein Menschenalter geduldigen", *) merkt von Tirpitz zeer terecht op. Dan riskeert men, dat ieder schip „ein Exerzitium der Debatten" wordt en krijgt men nooit een homogene vloot.

Daarom zal de volksvertegenwoordiging zich uit te spreken heb-ben vóór of tegen een militair-organisatorische eenheid in haar

ge-1) Von Tirpilz 1. c.p. 100.

heel. Ons vlootwetsontwerp 1925 gaat van dit juiste beginsel uit.

Uit hoofde van financieele overwegingen wordt in dat wetsont-werp de halve minimumvloot als organisatorische eenheid gekozen.

Voor dit principe is veel te zeggen. Maar als organisatorische een-heid is een halve minimumvloot lang niet ideaal, omdat het niet ge-wenscht is Indië's neutraliteit met een onderzeevloot te handhaven.

Dat neemt niet weg, dat zelfs het vlootplan 1925 verre te verkiezen is boven den tegenwoordigen incidenteelen vlootbouw. Niet alleen komt die vlootbouw duurder uit, omdat men goedkooper bij de scheepsbouwindustrie terecht kan, indien men maar zekerheid kan geven, dat meerdere schepen van het zelfde type zullen worden ge-bouwd, maar bovendien bestaat er groote kans, dat men nooit tot een vloot zal geraken, die een militair-organisatorisch geheel vormt.

Aan den incidenteelen vlootbouw ontkomt men niet, zoolang er geen vlootplan bestaat.

Want voor den toestand, waarin de vloot thans verkeert, kan geen enkel staatsman immers de verantwoordelijkheid dragen, zoodat nieuwbouw onmogelijk achterwege kan blijven. Zij zou onherroepe-lijk moeten voeren tot het verlies van onze koloniën, iets wat een onoverkomelijke ramp voor Nederland zou zijn. Zonder vloot zullen wij ons niet blijvend in Indië kunnen handhaven. Laat ons hopen, dat er een tijd zal komen, dat het volkenrecht een dusdanigen trap van ontwikkeling bereikt, dat wij die verzekeringspremie voor ons ko-loniaal gebied niet meer hoeven te betalen. Maar voorloopig heeft het volkenrecht niet kunnen tornen aan de juistheid van de zins-spreuk van Jan Pietersz. Coen. „Niets geeft beter recht dan de macht en het geweld bij het recht gevoegd."

Moge het devies van den grondvester van ons koloniale rijk tot richtsnoer dienen voor hen, die geroepen zijn over de toekomstige Indische vloot te beslissen.