• No results found

Wiener, ‘The Victorian criminalization of men’, 209-210.

In document 2013-SG1 (pagina 77-80)

Een review van het historisch onderzoek naar criminaliteit en gender in Europese steden, 1600-1900 *

98 Wiener, ‘The Victorian criminalization of men’, 209-210.

Andere historici uitten kritiek op het idee van een lineaire ontwikkeling en bena- drukten korte-termijnfluctuaties en ruimtelijke variaties (zoals die ook al ter sprake kwamen in de verschillen tussen stad en platteland). Belangrijk hierin is vooral het werk van Peter King, die met een frisse blik nog eens de criminaliteit van vrouwen in Enge- land en Wales tussen 1750 en 1850 bekeek en opmerkelijk weinig bewijs vond voor een afname van vrouwencriminaliteit op de lange termijn. De betrokkenheid van vrouwen bij criminaliteit kenmerkte zich veeleer door stabiliteit op de lange termijn met belang- rijke ruimtelijke variaties. Verder onderzoek in de vroegmoderne tijd, zo concludeerde King, zou moeten uitwijzen hoe tijdelijk de piek in de trend rond 1700 was.99

Ook Kings verklaring voor de veranderingen in de trend na 1850 zijn van belang. Hij wees erop dat veranderingen in het jurisdictionele systeem wel eens verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor de verdwijning van vrouwen uit Old Bailey na 1850.100 Dat was ook, zoals we zagen, waar Frank op wees: jurisdictionele veranderingen verteken- den de trend in vrouwencriminaliteit in Russische statistieken.101 Onderzoekers moe- ten goed in de gaten houden welke rechtbanken welke misdaad vervolgden, niet alleen in langetermijnanalyses, maar ook in geografische vergelijkingen. De opkomst van het professionele judiciële systeem beïnvloedde de cijfers van mannen – en vrouwencrimi- naliteit, maar niet altijd en overal gelijk.

Vrij terloops wees King op een andere, bijzonder belangrijke kwestie, namelijk dat Feeley wat al te gemakkelijk voorbij ging aan de nieuwe inzichten over veranderin- gen van de economische en sociale rol van vrouwen in de achttiende en negentiende eeuw.102 Recent onderzoek toont aan dat de veranderingen in de rol van vrouwen en patriarchale structuren heel wat complexer waren dan de eendimensionale aannames over de scheiding der sferen en de terugdringing van vrouwen uit het publieke leven uit de oudere literatuur suggereren.103 Onderzoek naar de economische rol van vrouwen toont bijvoorbeeld aan dat de arbeidsparticipatie helemaal niet afnam.104 De relatie tus- sen industrialisatie, de verandering van de positie van vrouwen en criminaliteit is niet eenduidig, niet alleen omdat de industrialisatie zich niet overal gelijktijdig doorzette, maar ook omdat vrouwen lang niet allemaal en lang niet overal uit het publieke domein verdwenen.

Conclusie

In dit reviewartikel gaven we aan de hand van enkele centrale thema’s een overzicht van de trends in het onderzoek naar criminaliteit en gender, en van het debat onder historici over gehanteerde methoden en perspectieven. Verschillende nieuwe inzich- ten bieden mooie aanknopingspunten voor verder onderzoek naar sekseverschillen in criminaliteit. De kwantitatieve aanpak was van grote waarde en toonde de afname van 99 King, Crime and law in England, 220.

100 Ibidem, 210

101 Frank, ‘Narratives’, 549.

102 King, Crime and law in England, 198.

103 Bijvoorbeeld: A. Vickery, ‘Golden age to separate spheres? A review of the categories and chronology of English women’s history’, The Historical Journal 36 (1993) 383-414.

104 Bijvoorbeeld: Ariadne Schmidt en Elise van Nederveen Meerkerk, ‘Reconsidering the “First Male Breadwin- ner Economy”. Long-term Trends in Female Labor Force Participation in the Netherlands, c. 1600-1900’, Feminist

geweld en veranderingen in de aard van de misdaad op de lange termijn, die werden verklaard aan de hand van de theorieën van Durkheim en Elias. Maar de statistische benadering kent ook beperkingen. Kwalitatief onderzoek naar mannen- en vrouwen- criminaliteit toonde een gevarieerder beeld dan uit de cijfers viel te destilleren en liet zien dat misdaad- en geweldscijfers niet los kunnen worden gezien van verschillen in crimineel gedrag, in seksespecifiek vervolgingsbeleid en publieke rollen die sterk werden beïnvloed door noties van mannelijkheid en vrouwelijkheid. De verklarende kracht van het civilisatieproces lijkt te beperkt voor meer gedifferentieerde trends, en voor de geconstateerde kortetermijnfluctuaties, geografische variaties én voor verande- rende sekseverhoudingen in criminaliteit.

De afname van de criminaliteit onder vrouwen is opmerkelijk maar tot op heden nog niet afdoende verklaard. Hoe en waarom fluctueerden sekseverschillen, wanneer, waar en vooral onder welke omstandigheden ‘verdwenen’ vrouwen uit de criminaliteit? Deze vragen behoeven meer onderzoek. Van een vergelijkend perspectief dat kwantita- tieve en kwalitatieve methoden combineert is veel te verwachten. Daarbij moet reken- schap worden gegeven van (veranderingen in) de werking van het judiciële systeem. Oog voor seksespecifiek justitiegebruik is bovendien interessant omdat variaties niet alleen voortkwamen uit verschillen in criminaliteit, maar ook uit de verschillende keu- zes van mannen en vrouwen om conflicten op te lossen.

Een systematische vergelijking tussen landen kan duidelijkheid verschaffen over de manier waarop de processen van urbanisatie en industrialisatie en de dynamiek in genderrelaties nu werkelijk van invloed waren op patronen van criminaliteit. Tot slot zijn er de belangrijke verschillen tussen stad en platteland en tussen verschillende steden. Gezien het grote belang dat in de theorie aan het proces van urbanisatie wordt toegekend, de aanzienlijke verschillen in misdaadcijfers onder vrouwen in verschil- lende steden en gezien de perceptie van vrouwelijke criminaliteit als een vooral stedelijk fenomeen, verdient de stedelijke context een centrale plaats. Onderzoek naar verschil- lende type steden, met onderscheid naar grootte en sociaaleconomische structuur, is het nodig om de relatie tussen verstedelijking en de verschillen in mannen- en vrouwen- criminaliteit vast te stellen en te duiden, en uiteindelijk gender een duidelijkere plaats te geven in de verklaringsmodellen voor variaties in de patronen van criminaliteit.

In document 2013-SG1 (pagina 77-80)