• No results found

Eveneens werd getracht om op basis van de Brusselse huishuren een opdeling in meer en minder gegoede buurten te maken Een gebrek aan gegevens deed echter in belangrijke mate afbreuk aan de representativiteit: P Van Den

In document 2013-SG1 (pagina 35-39)

De vestigingsplaatsen van Brusselse winkeliers aan het begin van de negentiende eeuw*

68 Eveneens werd getracht om op basis van de Brusselse huishuren een opdeling in meer en minder gegoede buurten te maken Een gebrek aan gegevens deed echter in belangrijke mate afbreuk aan de representativiteit: P Van Den

aantrekken in vergelijking met het centrum. Indien bovendien de buurten waarin adel en andere leden van de elite in 1783 gehuisvest waren, worden vergeleken met alle andere straten, dan valt op dat de winkeliers in de omgeving van deze toplaag van de stedelijke samenleving het niet beter deden dan hun concurrenten in andere delen van de Zennestad, integendeel. Waar de winkeliers uit de omgeving van de Zavel en andere door kapitaalkrachtige Brusselaars bewoonde buurten het stelden met een gemiddelde

Bron: sab, Registres des patentes pour l’an 1816 & 1817 en sab, Recensement de la population de la ville de Bruxelles: Manuscrit [papier]-1816.

Grafiek 1: Jaarlijkse omzet naar de aard van het product van de Brusselse winkeliers in 1816

Bron: sab, Registres des patentes pour l’an 1816 & 1817 en sab, Recensement de la population de la ville de Bruxelles: Manuscrit [papier]-1816.

Grafiek 2: Jaaromzet naar vestigingsplaats van de Brusselse winkeliers in 1816

Textiel Voedsel Gebruiks- Kruideniers- Genots-

en voorwerpen waren middelen

kleding 25000 20000 15000 10000 5000 0 Omzet Type product

Assen centrum Uitvalswegen Rest van de stad 25000 20000 15000 10000 5000 0 Omzet Locatie

geschatte omzet van 3672 gulden per jaar, realiseerden de winkeliers die zich niet in de bovenstad hadden gevestigd een jaarlijkse geschatte omzet van 4480 gulden. Om een welstellende winkelier te zijn, hoefde men zich duidelijk niet te vestigen in de directe omgeving van de adel. Dit gegeven kan verrassend overkomen, temeer daar Christophe Loir erop wees dat zich juist in de Brusselse bovenstad vanaf 1780 een nieuwe prak- tijk ontwikkelde: een stedelijke wandeling voor de hoofdstedelijke aristocratie. Deze straten werden door de elite in toenemende mate als ontmoetingsplaats gebruikt om te zien en gezien te worden.69 Bijgevolg werd een meer bemiddelde groep winkeliers in deze buurt van de stad verwacht om potentiële elite-klanten te strikken. Een mogelijke verklaring is de grote mate van spreiding in het huisvestingspatroon van de adel en an- dere kapitaalkrachtige Brusselaars. Liever vestigden de winkeliers zich in het centrum, rekenend op een zo groot mogelijk klantenbestand dat bereid was een afstand te over- bruggen om zijn aankopen te doen in plaats van zich te richten op kleinere, potentiële niches. Een andere verklaring is dat de Brusselse elite bij voorkeur het centrum opzocht om te winkelen als vrijetijdsbesteding.

Besluit

Het belang van de ruimtelijke dimensie in de geschiedenis van de consumptie werd gedu- rende lange tijd onderschat. Onterecht, want de stedelijke ruimte waar consumptiewij- zigingen zich voordeden, vormden geen passief of neutraal decor. Voor vroegmodern Amsterdam is recentelijk geconstateerd dat het vestigingspatroon van winkels niet fun- damenteel verschilde van moderne vestigingspatronen die worden verklaard door mid- del van twintigste-eeuwse locatietheorieën. De Brusselse meerseniers bleken zich in het midden van de achttiende eeuw echter nog steeds in de buurt van marktplaatsen te vesti- gen. Door het profiel en vooral de ruimtelijke inplanting van de hoofdstedelijke winke- liers te schetsen op een scharnierpunt van demografische en maatschappelijke verande- ringen, toont dit onderzoek in welke mate de Brusselse winkeliers tegen het begin van de negentiende eeuw inmiddels belangrijke transformaties hadden ondergaan en in welke gedaanten de hoofdstedelijke context zijn stempel op de kleinhandel wist te drukken.

De patentlijsten en bevolkingsregisters uit 1816 maken het mogelijk om de Brusselse winkeliers van naderbij te bekijken. Het beeld van doorsnee tot rijke textielwinkels in het centrum van de stad, geflankeerd door enkele welvarende winkels in gebruiksvoor- werpen duikt op. Over de stad verspreid vestigden zich zowel kruideniers als voed- selverkopers: de eerste groep gemiddeld iets rijker dan de tweede. In dezelfde buurten en langs de uitvalswegen huisden ten slotte de kleinste en/of minder winstgevende winkeltjes. De specifieke inplanting van winkels op basis van de aard van de verkochte producten kan worden verklaard door moderne locatietheorieën en toont aan dat de Brusselse winkeliers zich bij aanvang van de negentiende eeuw volgens een ander pa- troon vestigden dan een halve eeuw voordien. Ook de relatieve afwezigheid van grote concentraties winkels aan de historische marktplaatsen toont aan in welke mate de vestigingspatronen van de Brusselse winkeliers belangrijke wijzigingen ondergingen.

De mate waarin de werking van de algemene locatieprincipes werkelijk zichtbaar 69 C. Loir, ‘Un espace urbain d’une étonnante modernité: le quartier Royal’, in: K. Bethume en J.-P. Huys (red.),

wordt in de vestigingspatronen van de winkeliers, is uiteraard afhankelijk van de lokale context. De typische Brusselse structuren, zoals de sociaal-demografische kenmerken van de bevolking en de structuur van het stedelijke landschap, hebben een belangrijke rol gespeeld bij het vestigingspatroon van de winkeliers. Opvallend is hoe de meeste winkeliers en ook de meest welvarende bedrijven hun verkooppunt binnen het cen- trum van Brussel hadden; de uitvalswegen werden het minst door de winkeliers bezet. Dit fenomeen verschilt met de resultaten voor Antwerpen en andere steden. In de Scheldestad vertonen de uitvalswegen immers een duidelijk residentieel patroon en trokken deze straten relatief meer welgestelde winkels aan. Een verklaring kan gezocht worden bij de specifieke hoofdstedelijke en residentiële functie die de Zennestad beli- chaamde en de koopkrachtige elitegroepen die deze met zich meebracht. Die welvaren- de kopers waren bereid naar het centrum te gaan voor hun aankopen, zodat winkeliers zich bij voorkeur daar vestigden. Aangevuld door een sterke Brusselse middenklasse kan verondersteld worden dat de binnenstedelijke vraag van de hoofdstad hierdoor

Afbeelding 2: Een blik op de Magdalenastraat en haar bewoners in 1825 toont de rijkdom aan kleinhandelszaken. Archief van de Stad Brussel, Rue de la Madeleine à Bruxelles, ASB K-114.

nadrukkelijker die van de omringende gebieden overtrof, waardoor de uitvalswegen – bij uitstek gericht op een klantenbestand van voorbijgangers – minder aantrekkelijk werden bevonden als verkooppunt. De buurten waar de leden van de elite gehuisvest waren, trokken relatief echter niet meer winkels of niet meer welgestelde winkeliers aan dan andere straten, integendeel. Alles wijst erop dat deze elites graag winkelden in het centrum van de stad en geen behoefte hadden aan winkels in de eigen buurt. In vergelijking met steden als Amsterdam en Antwerpen kan gesteld worden dat de Brusselse winkeliers aan het begin van de negentiende eeuw de locatiepatronen vertoonden die elders al eerder bestonden. Om verregaande evoluties binnen het Brus- selse winkelapparaat en de implicaties ervan op consumptiepatronen bloot te leggen, is het echter wachten op verder onderzoek naar verschuivingen binnen de kleinhandel gedurende de lange negentiende eeuw.70

In document 2013-SG1 (pagina 35-39)