• No results found

In vergelijking met Antwerpen steunde de hoofdstad vanaf ten minste 1755 op een relatief sterker uitgebouwde middenklasse: Blondé, Een economie met verschillende snelheden, 76 en100-101; ook Ida Ilegems meent voor het

In document 2013-SG1 (pagina 32-34)

De vestigingsplaatsen van Brusselse winkeliers aan het begin van de negentiende eeuw*

56 In vergelijking met Antwerpen steunde de hoofdstad vanaf ten minste 1755 op een relatief sterker uitgebouwde middenklasse: Blondé, Een economie met verschillende snelheden, 76 en100-101; ook Ida Ilegems meent voor het

Brussel van 1796 een belangrijke middenstand te ontwaren: I. Ilegems, ‘De sociale structuren en de vermogens in het begin van de Franse periode’, in: J. Stengers (red.), Brussel, groei van een hoofdstad (Antwerpen 1979) 146-148, 146. 57 Blondé, Een economie met verschillende snelheden, 101.

(semi)duurzame consumptiegoederen. Voor schoenen, juwelen of boeken was de klant bereid een grotere afstand af te leggen dan voor een brood.

Tabel 4: Sectorgebonden verdeling over de stad van de Brusselse winkeliers in 1816

Type product Assen centrum Uitvalswegen Rest van de stad Totaal

Wederverkopers 183 112 154 449 41% 25% 34% 100% Textiel en kleding 220 40 65 325 68% 12% 20% 100% Voeding 88 56 89 233 38% 24% 38% 100% Gebruiksvoor- werpen 166 23 98 287 58% 8% 34% 100% Kruidenierswaren 91 48 57 196 46% 25% 29% 100% Genotsmiddelen 68 40 82 190 36% 21% 43% 100%

Bron: sab, Registres des patentes pour l’an 1816 & 1817 en sab, Recensement de la population de la ville de Bruxel- les: Manuscrit [papier]-1816

In het centrum vindt men het grootste aantal verkopers van textiel en kleding en van gebruiksvoorwerpen terug. De verkopers van voedsel en kruidenierswaren waren over de hele stad verspreid, net zoals in Antwerpen.58 Ook de verkoop van genotsmiddelen vond plaats langs de grote uitvalswegen of in de rest van de stad. De consument kon im- mers beslissen ‘snel nog wat tabak aan te schaffen’ vooraleer hij/zij de stad verliet of bin- nenkwam: een winkel langs deze verkeerswegen kon inspelen op deze spontane vraag.59 De cijfers tonen aan dat de Brusselse winkeliers zich aan het begin van de negen- tiende eeuw vestigden volgens patronen die men eerder reeds aantrof in vroegmoderne steden als Amsterdam in 1742 of Antwerpen omstreeks 1788.60 De mate waarin deze algemene locatieprincipes werkelijk doorsijpelden naar de vestigingspatronen van win- keliers, bleef uiteraard afhankelijk van de lokale context.

In dit opzicht schijnt de residentiële segregatie in de Zennestad niet meteen door te wegen op de inplanting van de winkels. Een negentiende-eeuwse reiziger merkte noch- tans op dat de ene buurt de andere nog niet was:

Men vindt ook in Brussel vele naauwe straten en stegen alwaar het meestal zeer morsig is, waarover men zich niet kan verwonderen, dewijl de stad aan den eenen kant wel een kerktoren hooger ligt dan aan den anderen, en waaruit natuurlijk ont- 58 Van Aert, ‘Buurtwinkels en winkelstraten’, 33-34.

59 L. Van Aert en I. Van Damme, ‘Retail dynamics of a city in crisis: the mercer guild in pre-industrial Antwerp (c.1648-c.1748)’, in: B. Blondé e.a. (red.), Retailers and consumer changes in Early Modern Europe. England, France,

Italy and the Low Countries (Tours 2004) 139-167, 160.

staat, dat het hooge gedeelte der stad altijd schoon en het lage morsig is. De meest gegoede burgers bewonen het hoogere gedeelte van de stad Brussel.61

De buurt waar het Hof en de gerechtelijke instellingen gevestigd waren – op boven- staande kaart aangrenzend aan en ten zuidoosten van de Zavel, oftewel de bovenstad – blijkt bij nadere beschouwing echter verrassend genoeg relatief niet meer winkels te hebben aangetrokken dan andere plaatsen, zelfs integendeel. Enkel de Hofberg telt 49 winkels; verder is er geen sprake van een verhoogde concentratie winkelactiviteit in deze omgeving. De adel woonde in 1783 verspreid over de stad. Enkele concentra- ties konden voornamelijk in de buurt van de Zavel waargenomen worden, aangevuld door de Lange Nieuwstraat en de Verversstraat. De advocaten en juristen waren onder meer in de Wolfgracht, de Lange Nieuwstraat, de Schildknaapstraat en de Leuvense Steenweg terug te vinden.62 Deze buurten konden in 1816 samen rekenen op een 200- tal winkels, waardoor nogmaals wordt aangetoond dat de winkeliers zich niet meteen vestigden in de buurt van hun potentiële elite-klanten. Eerder lieten ze zich leiden door overwegingen die verklaard kunnen worden door de moderne locatietheorieën.

Dat het vestigingspatroon van Brusselse winkeliers in de halve eeuw na 1755 geleide- lijk verschoof bewijst ook het volgende gegeven. In 1755 positioneerden de hoofdste- delijke meerseniers zich nog voornamelijk rond de markten. Deze historisch gegroeide structuur van het urbane landschap speelde aan het begin van de negentiende eeuw nog slechts een ondergeschikte rol.63 In 1816 blijkt nog slechts 13 procent van de 1808 win- kels aan een marktplaats te zijn geopend.64 Zelfs in het centrum van de stad – waar de meeste markten gesitueerd waren – had slechts 23 procent van de winkeliers zijn/haar verkooppunt aan een marktplaats. Er was dus sprake van een opmerkelijke verschui- ving van winkels weg van de markten. Het feit dat dit onderzoek gebaseerd is op één steekproef, staat helaas niet toe om de veranderingen precies te dateren.

De bloeiende winkelzaak: gevolg van de vestigingsplaats?

De Brusselse winkels vertoonden in het begin van de negentiende eeuw nog een duide- lijke concentratie in het centrum van de stad. Dit zegt echter nog niets over de omzet van deze winkels. In welke mate was die omzet, gezien de hoofdstedelijke context, groter bij de gespecialiseerde zaken in het centrum? Frickx G. ii geeft in zijn Description de la

ville de Bruxelles, enrichie du plan de la ville et de perspectives uit 1782 immers mee dat

de adel en hogere burgerij niet enkel in het centrum wensten te flaneren, maar dat even graag deden in onder meer de buurt van de haven en aan weerszijden van het kanaal: Ce Canal est bordé de chaque côté de quatre belles rangées d’arbres, sous lesquelles on voit tous les jours un grand concours de Noblesse des deux sexes, qui y vont prendre l’air & le plaisir de la promenade. Le côté gauche de ce Canal n’est ni moins

In document 2013-SG1 (pagina 32-34)