• No results found

Voorstel van wet. Boven zagen we reeds, dat de Wetgevende Macht gezamenlijk Recht van door Koning en Staten-Generaal wordt uitgeoefend (art. 110), dat initiatief. het voorstel voor eene wet gewoonlijk van den Koning uitgaat, artt. 110, 117 doch dat ook de Staten-Generaal het recht hebben, den Koning een

en 118. wetsvoorstel aan te bieden (art. 117). In het laatste geval moet het steeds uitgaan van de Tweede Kamer (het recht van initiatief, art. 118), d.w.z. een of meer leden dier Kamer dienen het wetsvoorstel in, dat dan eerst op de hieronder nader aangeduide wijze door die Kamer wordt behandeld. Neemt de Tweede Kamer het aan, dan zendt ze het als haar voorstel aan de Eerste Kamer toe; keurt ook deze het goed, dan is het een voorstel geworden van de Staten-Generaal, die het nu den Koning toezenden.

art. 111. Een voorstel van wet van den Koning wordt, nadat het eerst in den Ministerraad is besproken en aan het oordeel van den Raad van State is onderworpen, ingediend bij de Tweede Kamer en wel met een geleidebrief, „Koninklijke boodschap" genoemd, of door eene commissie (art. 111). Het is bovendien vergezeld van een toelichting-, waarin de betrokken minister het doel en den inhoud van het wetsontwerp nader uitlegt ; dit stuk heet de Memorie van toelichting'.

Ook een wetsontwerp, uitgaande van een of meer leden dei-Tweede Kamer is voorzien van zulk een memorie van toelichting, maar de Koninklijke boodschap ontbreekt daarbij natuurlijk. Ook wordt daarover het advies van den Raad van State pas ingewon-nen, nadat het door de beide Kamers der Staten-Generaal is aangenomen en den Koning toegezonden.

Voorloopige Alvorens nu een wetsvoorstel in de openbare vergadering dei-behandeling. Tweede Kamer en later van de Eerste Kamer wordt behandeld,

art. 112. moet het vooraf een niet-openbare behandeling ondergaan. De wijze, waarop dit plaats heeft, wordt geregeld in het Reglement van Orde, dat door iedere Kamer voor zichzelf wordt gemaakt en waarin in het algemeen wordt geregeld de wijze van vergaderen en behandeling der zaken (art. 112 G. W.). De beide reglementen van orde dateeren van 1888, dus dadelijk na de Grondwetsherzie-ning van '87. "Wij behandelen alleen dat van de Tweede Kamer,

77

voorzoover dit de voorloopige behandeling der wetsontwerpen betreft, omdat dat der Eerste Kamer hiermede in hoofdzaak overeenkomt.

Volgens het Reglement van Orde nn der Tweede Kamer wordt deze voor die voorloopige behandeling verdeeld in 5 afdeelingen of secties, vier van 20 leden en eene van 19 leden, door den Voorzitter, die geen lid eener afdeeling is. Drie malen per jaar heeft deze verdeeling bij loting plaats. Elke afdeeling kiest een President en een Vice-President, De vijf presidenten der secties vormen met den Voorzitter der Kamer samen de Centrale sectie, die uitmaakt, in welke volgorde de ingekomen wetsvoorstellen moeten worden behandeld. De voorloopige behandeling in de afdeelingen, afdeelings- of sectieonderzoek genoemd, kan op verschillende wijze geschieden.

Vóór 1909 kende men slechts twee werkwijzen, een voor de gewone wetsontwerpen, die geen bijzondere moeilijkheden bevatten, zoodat ieder kamerlid zich zelf een zelfstandig oordeel erover kan vormen en een voor de wetsontwerpen, die bijzondere moeilijkheden bevatten of van zuiver technischen aard zijn, zoodat alleen eene behandeling onder leiding van deskundigen kan maken, dat het grootste deel der kamerleden het doel en den inhoud ervan begrij-pen. Omdat de behandeling der meeste wetsvoorstellen vooral in

de Tweede Kamer zooveel tijd vordert, en om dus te maken, dat er meer wetten kunnen tot stand komen, heeft de Tweede Kamer in 1909 haar reglement van orde zoo veranderd, dat thans vier ver-schillende werkwijzen mogelijk zijn, nl. :

lo. De gewone wijze van behandeling, waarbij de wetsontwerpen, die bij de Kamer inkomen, rechtstreeks naar de afdeelingen worden gezonden. Voor de behandeling van ieder wetsvoor-stel afzonderlijk kiest elke sectie uit haar midden een bepaal-den rapporteur. In elke afdeeling wordt het ontwerp onder leiding van den voorzitter behandeld, waarbij de rapporteur de verschillende op- en aanmerkingen, die gemaakt worden, aanteekent. Daarna komen de vijf rapporteurs bijeen en maken samen een gecombineerd rapport op van het in de afdeelingen behandelde; dit rapport heet Voorloopig verslag.

Men vindt er in de verschillende beschouwingen en op- en aanmerkingen, die over het geheele ontwerp of naar aanleiding van bepaalde artikelen door de leden zijn gemaakt, zonder dat de namen dier leden vermeld worden.

Dit voorloopig verslag wordt den betrokken minister toegezonden, die er in het algemeen wel uit kan zien, of de Kamer gunstig of ongunstig over het ontwerp denkt. In het

eerste geval kan hij, indien hij het met de gemaakte op- en aanmerkingen eens is, wijzigingen in het ontwerp aanbrengen, waartoe hij nog het recht heeft, totdat het door dé Tweede Kamer is aangenomen.

art. 116. In het tweede geval kan hn' het heele voorstel intrekken, waartoe hij het recht behoudt, totdat het door de Eerste Kamer is aangenomen (art. 116). Besluit de minister het ontwerp, al dan niet gewijzigd te handhaven, dan stelt hij eene zg. Memorie van antwoord op, waarin hij de door de kamerleden gemaakte op- en aanmerkingen beantwoordt.

Deze memorie wordt de Kamer toegezonden, waarna ze in de afzonderlijke afdeelingen wordt besproken. Naar aanleiding hiervan maakt de commissie van rapporteurs haar eindverslag op, dat weer den minister wordt toegezonden. Daarmede is de voorloopige behandeling geëindigd en kan tot eene be-spreking op de openbare zitting worden overgegaan.

2o. De in beide kamers bekende wijze van behandeling, waarbij, ieder wetsontwerp eerst wordt toegezonden aan eene Commissie van voorbereiding. Deze bestaat uit vijf leden, elk met een plaatsvervanger en wordt voor een bepaald wetsontwerp gekozen door de afdeelingen uit de kundigste kamerleden, tenzij de Kamer de keuze aan den voorzitter overlaat, die steeds de leden over de afdeelingen verdeelt.

De commissie kan nog door de Kamer worden versterkt met bijzitters, die evenals de plaatsvervangende leden de vergade-ringen mogen bijwonen. De leden der commissie van voorbereiding bestudeeren nu het ontwerp en daarna wordt het onder hunne leiding in de afdeelingen besproken. De ministers mogen de vergaderingen der commissie bijwonen, terwijl de commissie ook zelf -besprekingen kan houden met de ministers, waardoor beter overeenstemming wordt verkre-gen dan door de gewone schriftelijke behandeling. Ten slotte stelt de commissie van voorbereiding een rapport op, dat bevat : een overzicht van de beraadslagingen in de afdeelingen en van het overleg met de Regeering, verder de wijzigingen, die de commissie raadzaam acht. Heeft de Regeering haar voorstel tijdens de beraadslagingen gewijzigd, dan wordt dit veranderd ontwerp er aan toegevoegd. Dit rapport met bijlagen wordt aan de leden der Kamer ter lezing toegezonden, die nu reeds wijzigingen in de wet kunnen voorstellen, waarover de commissie dan nog haar advies kan uitbrengen.

79

Hiermede is dan de voorloopige behandeling afgeloopen en wordt alles den minister toegezonden.

3o. De instelling van vaste commissies, elk bestaande uit deskundigen op een speciaal gebied, die voor den duur eener zitting worden benoemd en aan wie alle ontwerpen van wet, dat bepaalde gebied betreffende, worden toegezonden. Op deze commissies zijn de bepalingen voor de commissies van voorbereiding van toepassing. Vooral t.a.v. zuiver technische ontwerpen heeft zoo eene betere en vluggere behandeling plaats. Het nadeel aan deze vooral in het buitenland nog al toegepaste werkwijze verbonden, is, dat zulk eene vaste commissie licht zulk eenen overwegenden invloed verkrijgt, dat de wet alleen onder haren invloed en niet onder dien der geheele Volksvertegenwoordiging tot stand komt. Langza-merhand verliest zoo de Kamer bovendien het karakter van Volksvertegenwoordiging door zich te splitsen in groepen van deskundigen op een bepaald gebied.

4o. Eene wijze van behandeling, alleen gevolgd bij de begrootin-gen. Omdat deze nooit voor het begin van het nieuwe jaar gereed zijn, heeft men getracht hierin verbetering te brengen door de voorloopige behandeling te bekorten. Daartoe benoemt de voorzitter tien begrotingscommissies, elk bestaan-de uit vijf lebestaan-den en zooveel mogelijk vijf plaatsvervangenbestaan-de leden. De begrootingswetten worden over deze commissies verdeeld, die nu ieder eene werkwijze volgen als boven voor de commissie van voorbereiding nader omschreven. Zijn de Commissies met de behandeling gereed, dan worden de ontwerpen in de afdeelingen behandeld, waarbij de commissie-leden als leiders optreden.

Zooals boven reeds werd gezegd, zijn de derde en vierde wijze van behandeling alleen bekend in de Tweede Kamer.

Openbare behan- Is nu eenig wetsontwerp in de afdeelingen der Tweede Kamer deling. behandeld, zoo volgt eene behandeling op de openbare zitting dier Recht van amen- K a m e r .

Eerst begint eene bespreking van het wetsvoorstel in het alge-art. 113. meen, daarna volgen de besprekingen over elk artikel afzonderlijk

en ten slotte van de considerans, die in het formulier van afkon-diging voorkomt. Behalve gewone debatten tusschen voor- en tegenstanders kunnen ook door de leden wijzigingen worden voorgesteld (amendementen). De Tweede Kamer heeft nl. het recht, het ontwerp te veranderen (art. 113 G. W.), waaronder wordt begrepen : schrappen, inlasschen en veranderen van of in dement.

een bepaald artikel, welk recht de Eerste Kamer mist. Heeft eene bespreking en stemming over de afzonderlijke artikelen plaats gehad, dan wordt ecne eindstemniing gehouden over de geheele wet, die aangenomen of verworpen wordt.

Het Reglement van Orde der Hde Kamer onderscheidt' twlee soorten amendementen:

a. een gewoon amendement, dat in stemming moet worden gebracht, indien het door minstens vijf voorstanders wordt voorgesteld,

b. een amendement van rechtswege, dat door leden van de commissie van rapporteurs of van de commissie van bereiding wordt voorgesteld. In dit geval zijn drie voor-standers voldoende om het in behandeling te brengen.

Zijn bij eenzelfde artikel meerdere amendementen voorge-steld, dan wordt eerst geste'md over het amendement met de wijdste strekking, omdat aanneming hiervan eene stemming over de andere amendementen overbodig maakt. Is dat amendement afgestemd, dan wordt het amendement met

min-der wijde strekking in stemming gebracht, enz. Ook is het mogelijk, dat t. a. v. een reeds ingediend amendement nog een amendement wordt voorgesteld, men noemt dit een sub-dement, het komt in stemming vóór het eigenlijke amen-dement. Zijn alle amendementen bij hetzelfde artikel ver-worpen, dan is hiermede het artikel, zooals het oorspronkelijk was voorgesteld, aangenomen. Voor den vorm wordt het dan

zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.

ïs het ontwerp, al of niet gewijzigd, door de Tweede Kamer aangenomen, dan wordt het doorgezonden naar de Eerste Kamer, die het eerst weer in de afdeelingen en daarna in de openbare vergadering behandelt. Zij is ook verdeeld in 5 afdeelingen, die om de 3 maanden opnieuw worden ingedeeld. Zij vormt slechts eene hoogere instantie van de Tweede Kamer en mist als zoodanig het recht van amendement. Zij mag alleen het wetsontwerp, zooals het door de Tweede Kamer is aangenomen, ook aannemen of verwerpen. Daarom heeft hier geen stemming over de afzon-derlijke artikelen plaats. Neemt zij het ontwerp aan, dan wordt het gezonden aan den Koning ter bekrachtiging.

De verschillende formulieren, die bij het door- of terugzenden van een wetsontwerp worden gebruikt, vindt men in art. 114 e.v. G. W. Het gebruik dezer in de G. W. voorgeschreven gedrukte formulieren berust op de overweging, dat al het persoonlijke aan de toezending moet worden ontnomen, zoodat later geen argument voor uitleg van bepaalde artikelen kan worden ontleend aan den inhoud van deze aanbiedingsmissives.

81

Verdediging van De wetsvoorsteller moet natuurlijk zijn ontwerp verdedigen het voorstel. tegen de op- en aanmerkingen van de leden der Staten-Generaal.

art. 111 al. 2. Die taak rust gewoonlijk op den Minister. Wanneer het echter een wetsvoorstel betreft, voor welks verdediging speciale deskun-dige kennis vereischt wordt, kan de Koning aan een of meer commissarissen opdragen om den minister in de verdediging bij te staan (art. 111 al. 2). Zulke belangrijke wetten worden meestal ook ontworpen door speciaal daartoe door den Koning uitgenoo-digde personen van erkende bekwaamheid. Zij vormen dan eene Staatscommissie tot het ontwerpen van die wet, welke commissie weer wordt ontbonden, zoodra zij met hare taak gereed is, waarna de Koning het wetsontwerp, al dan niet door Hem gewijzigd, overneemt.

art. 118. Maakt de Tweede Kamer gebruik van haar recht van initiatief, dan kan zij een of meer harer leden aanwijzen om het van haar uitgaande wetsontwerp in de Eerste Kamer te verdedigen (art. 118 laatste alinea).

Alle stukken en redevoeringen, die aan de aanneming der wetten voorafgaan, worden in druk uitgegeven onder den naam van Handelingen der Staten-Generaal. Zij geven ons een volledig beeld van de wordingsgeschiedenis der wetten, wat van veel belang is voor het goed begrijpen van den inhoud.

Goedkeuring van Is een wetsontwerp door beide kamers der Staten-Generaal een wetsontwerp, aangenomen, zoo heeft de Kroon het recht, het al of niet goed art. 71 al. 2 ]0. t e ke u r en (recht van sanctie). Van de beslissing wordt zoo art. 121. spoedig mogelijk kennisgegeven aan de Staten-Generaal (art. 71 al. 2 jo. art. 121). In de praktijk komt het bijna niet voor, dat de Kroon goedkeuring weigert, omdat een minister, indien een regeeringsvoorstel zoozeer door de Tweede Kamer is gewijzigd, dat de regeering er zich niet meer mee kan vereenigen, het intrekt, voor het door de Eerste Kamer wordt behandeld (art. 116).

artt. 72 en 122. Door de goedkeuring des Konings krijgt het ontwerp kracht van wet (zie pag. 61) en moet door den Koning worden afge-kondigd (artt. 72 en 122), waarvoor de Minister van Justitie verantwoordelijk is.

Onder eene wet in het Staatsblad staan hierom de namen van minstens drie personen, nl. van:

a. de Koningin,

1>. minstens één verantwoordelijk minister (contraseign), c. den Minister van Justitie.

(i

Onschendbaarheid Verder zegt art. 122 nog, dat de wetten onschendbaar zijn. Dit der wetten. houdt voornamelijk in een verbod voor den rechter om te

he-art. 122. oordeelen, of de wetten in. strijd zijn met de G. W. De rechters mogen nl. wel onderzoeken, of de lagere verordeningen in strijd zijn met de hoogere en als zoodanig nietig (het zg. toetsingsrecht Van den rechter) ; t.a.v. de wetten mag echter volgens dit Grondwetsvoorschrift alleen de wetgever zelf beoordeelen, of er iets in geregeld wordt, dat strijdig is met de G. W.

art. 123. Art. 123 bepaalt eindelijk nog, dat de wetten verbindend zijn voor het Rijk, tenzij daarin wordt uitgedrukt, dat ze voor de koloniën gelden (verg. art. 2).

VRAGEN.

1. Door wie wordt de wetgevende macht uitgeoefend?

2. Van wie kan een wetsvoorstel uitgaan?

3. In welke/colleges wordt het eerst behandeld?

4. Van welke stukken is een wetsontwerp vergezeld?

5. In hoeveel af deelingen is elke Kamer verdeeld?

Hoe komen ze tot stand en waarvoor dienen ze?

6. Wat is de centrale sectie?

7. Beschrijf de gewone wijze van behandeling van een wetsont-werp in de afdeelingen.

8. Welke andere werkwijze is in beide Kamers bekend?

9. Welke bijzondere werkwijzen worden nog in de Hde Kamer toegepast?

10. Wat zijn algemeene beraadslagingen over een wetsontwerp?

11. Wat omvat het recht van amendement?

12. Hoe wordt dit recht uitgeoefend?

13. Hoe geschiedt de behandeling van een. wetsontwerp, dat uitgaat van de Hde Kamer?

14. Welk recht van de Hde Kamer mist de Iste Kamer?

15. Wat zijn de Handelingen der Staten-Generaal?

16. Wat beteekent de uitdrukking: „De wetten zijn onschend-b a a r " ?