• No results found

4. Deelvraag I: Een geschiedenis van de rampenbestrijding in Nederland

4.7 De Wet veiligheidsregio’s

Enkele jaren na het vaststellen van het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007, waarin de definitieve koppeling tussen rampenbestrijding en crisisbeheersing is vastgelegd, stuurt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in juni 2007 het wetsvoorstel Wet veiligheidsregio’s naar de Tweede Kamer. Hoewel het kabinet in eerste instantie van plan was om de totstandkoming van de veiligheidsregio’s te regelen door het aanpassen van reeds bestaande wetten, kiest men uiteindelijk toch voor een geheel nieuwe wetsvoorstel nadat duidelijk is geworden dat de gewenste veranderingen niet kunnen worden bewerkstelligd door het simpelweg aanpassen van bestaande wetgeving (TK, 31117, nr. 2). Het wetsvoorstel voorziet in de integratie van maar liefst drie wetten, te weten de brandweerwet uit 1985, de Wet rampen en zware ongevallen uit 1985 en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen uit 1991, in één nieuwe wet (Rapport Inspectie OOV, 2010: 36). In de Memorie van Toelichting (TK, 31117, nr. 3: 8) bij het wetsvoorstel staat een puntsgewijze samenvatting van de zaken die in de beoogde nieuwe wet geregeld worden:

• het instellen van de veiligheidsregio en het daarin integreren van de besturen van de regionale brandweer en de GHOR;

• een nauwe samenwerking van het bestuur van de veiligheidsregio met het regionale college van politie;

• heldere taken en bevoegdheden van betrokkenen in de veiligheidsregio; • verbreding van rampenbestrijding met crisisbeheersing;

• samenwerking tussen de uitvoerende diensten en organisaties (multidisciplinair optreden);

• verbetering en vereenvoudiging van de planvorming;

• advisering op regionaal niveau, aan het bevoegd gezag, over generieke fysieke veiligheid

• versterking van de hulpverleningsdiensten en vergroten van hun slagkracht; • grondslagen voor sturing op kwaliteit en prestaties;

• heldere relaties tussen de veiligheidsregio enerzijds en Rijk, provincie en gemeenten anderzijds;

• positioneren van de meldkamer voor zowel brandweer, geneeskundige hulpverlening en politie onder een eenduidige regie;

43

• normering en standaardisering van de informatie- en communicatievoorziening. De introductie van de veiligheidsregio moet volgens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vooral niet gezien worden als een breuk met het verleden, maar veeleer als een volgende stap in het proces van het naar elkaar toe groeien van betrokken diensten, organisaties en besturen. Het is een uiting van de werking (en verfijning) van de gedecentraliseerde eenheidsstaat in de moderne tijd. Het wetsvoorstel Wet veiligheidsregio’s codificeert volgens de Minister dan ook in belangrijke mate de trends die in praktijk al zichtbaar is, waarmee een stevig fundament wordt gelegd voor de verdere ontwikkeling van de veiligheidsregio (TK, 31117, nr. 3: 8-9). Rampenbestrijding en crisisbeheersing blijven hierbij primair een lokale aangelegenheid, alhoewel de verantwoordelijkheid hiervoor op basis van een nieuwe wet, middels een gemeenschappelijke regeling en een constructie van verlengd lokaal bestuur, bij een regionale organisatie wordt neergelegd (Van Veldhuisen et al., 2013: 45-48). Veel gemeenten zagen de structuur en inhoud van het wetsvoorstel Wet veiligheidsregio’s wel degelijk als een trendbreuk met het verleden, mede omdat het wetsvoorstel in ieder geval in formele zin afbreuk doet aan de traditionele gemeentelijke autonomie op het gebied van rampenbestrijding (De Greef, 2009: 451-456).

Naast het indienen van het wetsvoorstel Wet veiligheidsregio’s sluit de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in juni 2007 ook een bestuursakkoord met de VNG over de gezamenlijk aanpak van een aantal pregnante maatschappelijke problemen. Op veiligheidsgebied word in het bestuursakkoord onder andere afgesproken dat de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de kabinetsperiode 2007-2011 op orde moeten komen en dat het Rijk daarnaast gaat inzetten op verbetering van de brandweerzorg en de ontwikkeling van de veiligheidsregio’s in de opmaat naar het in werking treden van de nieuwe Wet veiligheidsregio’s (Rapport Inspectie OOV, 2010: 37-38).

Op 12 maart 2008 informeert minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede naar aanleiding van een tussenrapportage van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, de Tweede Kamer over haar streven om in de daaropvolgende periode in te zetten op verdere kwaliteitsverbetering van de organisatie van de rampenbestrijding (Rapport Inspectie OOV, 2010: 38). In een brief aan de Kamer (Ter Horst, 2008) doet de minister de volgende toezeggingen: “Om de stijgende lijn in de kwaliteit door te trekken en de kwaliteitsverbetering te versnellen heb ik het op orde brengen van de rampenbestrijding tot een van mijn speerpunten voor de komende twee jaar gemaakt. De belangrijkste maatregel die ik hiertoe neem is het Wetsvoorstel veiligheidsregio’s (Wvr) dat thans ter behandeling in uw

44

Kamer ligt en de kwaliteitseisen die ik op grond daarvan aan de regio’s stel (Besluit veiligheidsregio’s). Ik vraag van elke regio dat zij over twee jaar minimaal kan voldoen aan de basisvereisten crisismanagement zoals ik die in het besluit vastleg. Daarnaast wil ik met iedere veiligheidsregio een convenant afsluiten, waarin ik met de regio’s afspraken maak om toe te werken naar het kwaliteitsniveau dat de Wvr en de nadere regelgeving na inwerkingtreding voorschrijft.”

Uiteindelijk slaagde de minister erin om met 19 van de 25 veiligheidsregio’s een convenant te sluiten. Al deze convenanten bevatten enkele gestandaardiseerde afspraken. Een van deze afspraken had betrekking op de regionalisering van de brandweer. Volgens de minister was de regionalisering van de brandweer een belangrijk onderdeel van het op orde krijgen van de (voorbereiding op) rampenbestrijding (Rapport Inspectie OOV, 2010: 38-39). Een ander vast onderdeel van de convenanten komt naar voren in een Rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (2010: 38), namelijk de afspraak dat: “De betreffende regio vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s en het Besluit Veiligheidsregio’s zal gaan voldoen aan de basisvereisten crisismanagement.” De veiligheidsregio’s waarmee de minister een convenant sloot, ontvingen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een additioneel geldbedrag om de convenantafspraken te kunnen bewerkstelligen (Rapport Inspectie OOV, 2010: 38-39).

Per 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio’s in werking getreden. De wet heeft als primaire doelstelling het realiseren van een kwalitatief hoogwaardige en efficiënte organisatie van de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing onder één en dezelfde regionale, bestuurlijke regie (TK, 31117, nr. 3: 1-2). De verantwoordelijkheid voor de veiligheid is, in lijn met de Nederlandse traditie, krachtens art. 2 tot en met art. 7 van de Wet veiligheidsregio’s belegd bij de gemeenten. De wet veiligheidsregio’s is hiermee een voorbeeld van de werking van de gedecentraliseerde eenheidsstaat in de 21e eeuw. Het college van B & W is, en blijft, primair verantwoordelijk voor de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening en de rampenbestrijding en crisisbeheersing op het gemeentelijke grondgebied. De burgemeester heeft de leiding indien er zich een incident, ramp of crisis voltrekt. De voorzitter van de veiligheidsregio heeft de leiding in het geval dat er sprake is van een ramp of crisis die de gemeentegrens overschrijd. De democratische controle is gewaarborgd in de wet doordat een burgemeester, ondanks de constructie van verlengd lokaal bestuur, verantwoording moet afleggen aan de gemeenteraad

45

over zowel zijn inbreng binnen het bestuur van de veiligheidsregio als over zijn optreden in een crisissituatie (Van Veldhuisen et al., 2013: 46).

Ook de bekostiging van de veiligheidsregio’s is bij wet geregeld. Enerzijds, en voor het grootste deel, vindt de bekostiging van de veiligheidsregio’s plaats uit de begroting van de gemeenten. Anderzijds, en in veel beperktere mate, levert ook het Rijk een bijdrage middels de brede doeluitkering aan de gemeenten. Met betrekking tot de uitvoering van de taken van een veiligheidsregio schrijft de Wet veiligheidsregio’s voor dat iedere veiligheidsregio in ieder geval een risicoprofiel, een crisisplan en een beleidsplan moeten opstellen. De regionale besturen mogen hierbij hun eigen prioriteiten stellen (Van Veldhuisen et al., 2013: 46-47)