• No results found

4. Deelvraag I: Een geschiedenis van de rampenbestrijding in Nederland

4.8 Conclusie

De in dit hoofdstuk beschreven geschiedenis van de rampenbestrijding in Nederland alsmede de ontstaansgeschiedenis van de veiligheidsregio’s verschaffen belangrijke inzichten voor het begrijpen van de mogelijk verschillen tussen de beleidsagenda’s van de hedendaagse veiligheidsregio’s. Tevens ontstaat uit deze geschiedenissen een beeld van de werking van de gedecentraliseerde eenheidsstaat op het gebied van veiligheid in de 21e eeuw. De geschiedenis van de rampenbestrijding wijst uit dat rampenbestrijding in Nederland van oudsher een lokale verantwoordelijkheid is. Vanaf het moment dat de eerste geïntegreerde organisatie voor civiele rampenbestrijding in Nederland, de Bescherming Bevolking (BB), in het leven werd geroepen, lagen de belangrijkste verantwoordelijkheden op lokaal niveau. Ook de uitvoering van de, met civiele rampenbestrijding samenhangende, taken werden op lokaal niveau uitgevoerd. Er was sprake van een hoge mate van lokale autonomie. Lokale BB organisaties en traden in overleg met de eigen gemeente(n) om de civiele rampenbestrijding in algehele zin te coördineren.

Tijdens de jaren 70 ontbrak het in de vaderlandse politiek lange tijd aan een heldere visie met betrekking tot de professionalisering en effectieve organisatie van de rampenbestrijding in Nederland. Gedurende deze periode bleef de verantwoordelijkheid voor de rampenbestrijding op lokaal niveau, waarbij de gemeenten langzaam een voornamere rol gingen spelen. In de jaren 80 kwamen de ontwikkelingen omtrent de rampenbestrijding, mede dankzij toenmalig minister Wiegel van Binnenlandse Zaken, in een stroomversnelling terecht. Op instigatie van de minister werd besloten de BB op te heffen. Aan de lokale verantwoordelijkheid voor de rampenbestrijding veranderde echter niets. Met het in werking treden van zowel de nieuwe brandweerwet als de nieuwe rampenwet in 1985 werd de lokale verantwoordelijkheid voor de rampenbestrijding gecodificeerd. De bestuurlijke

46

verantwoordelijkheid voor, en de bevoegdheid over, de rampenbestrijding kwam formeel bij de gemeenten te liggen, met een aanzienlijke mate van gemeentelijke autonomie. De uitvoerende verantwoordelijkheid was voortaan voorbehouden aan de brandweer, de geneeskundige en ambulancediensten, het Rode Kruis en, in ondersteunende zin, de politie.

Ook de ontstaansgeschiedenis van de veiligheidsregio’s kenmerkt zich door de nadruk op lokale ontwikkelingen en verantwoordelijkheden. Vanaf de jaren 90 was er sprake van een duidelijke tendens in de richting van schaalvergroting. Gemeenten, en dan met name de gemeentelijke hulpdiensten, begonnen vaker samen te werken. Op deze wijze werden de eerste stappen op weg naar de regionalisering van de rampenbestrijding gezet. Enkele jaren later zou dit proces in een stroomversnelling komen, mede omdat uit onderzoeken naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam bleek dat veel zaken omtrent de rampenbestrijding in Nederland onvoldoende waren geregeld.

In de opmaat naar de invoering van de veiligheidsregio’s besloot het toenmalige kabinet middels het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007 om het beoogde regionale stelsel voor rampenbestrijding ook als uitgangspunt voor de crisisbeheersing te nemen. Hierdoor ontstond de inmiddels bekende koppeling tussen rampenbestrijding en crisisbeheersing. De primaire verantwoordelijkheid voor de crisisbeheersing kwam hiermee ook op lokaal niveau te liggen, vormgegeven binnen een regionaal stelsel.

De daadwerkelijke invoering van de veiligheidsregio’s in 2010 is de meest recente ontwikkeling met de betrekking tot de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in Nederland. Hoewel er met de invoering van de veiligheidsregio’s nu sprake is van een regionaal stelsel, blijven rampenbestrijding en crisisbeheersing primair lokale aangelegenheden. Het feit dat de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing op basis van de nieuwe Wet veiligheidsregio’s, middels een wettelijk verplichte gemeenschappelijke regeling, bij een regionale organisatie is neergelegd, doet niets af aan dit feit. Er is immers sprake van verlengd lokaal bestuur, wat binnen de veiligheidsregio het primaat van het lokale karakter, te weten de lokale verantwoordelijkheden en de lokale bevoegdheden, benadrukt. Wel is er met de invoering van de Wet veiligheidsregio’s in ieder geval in formele zin afbreuk gedaan aan de, van oudsher, aanzienlijk mate van gemeentelijke autonomie op het vlak van de rampenbestrijding. Of er in werkelijkheid ook sprake is van verminderde gemeentelijke autonomie valt nog te bezien.

47

rampenbestrijding, en later ook de crisisbeheersing, in Nederland terug te voeren is op de BB. Het is van belang om zowel de nadruk op, als de traditie van, lokale verantwoordelijkheid en autonomie, mee te nemen in het vervolg van dit onderzoek. Dit uitgesproken lokale, en tegenwoordig vooral municipale, perspectief is van groot belang voor de beschrijving en beschouwing van de formele en de praktische vormgeving van de beleidsagenda’s van veiligheidsregio’s in de volgende hoofdstukken. Ook voor het verklaren en begrijpen van dergelijke verschillen potentiele verschillen in een later stadium van dit onderzoek is het bovengenoemde perspectief van eminent belang. Het is de lens waardoor het reilen en zeilen bij de veiligheidsregio’s te begrijpen is. De voor dit onderzoek gebruikte attenderende concepten, te weten gemeentelijke autonomie2, de gedecentraliseerde eenheidsstaat, de beleidsagenda van de veiligheidsregio en intergemeentelijke samenwerking hangen dan ook nauw samen met dit primaire perspectief. Dit brengt structuur aan in het verdere onderzoek.

2 Soms ook lokale autonomie genoemd en voor dit onderzoek vaak gebruikt in combinatie met het begrip

48