• No results found

73 the Western epic) and of their culture (left only in vestiges that ought to be made rapidly to

disappear.”326 Op het politieke niveau zorgde dit ideeëngoed de facto voor een legitimatie van

een nieuwe kolonisatiegolf: hulp aan deze inferieuren zagen de Europese staten als een onbaatzuchtige onderneming. De visie van het VVKS paste hierin. De schrijver vond het dan ook raar dat “vele zwarten de suprematie vrezen van de blanken. Zij bekijken onze beschaving

als een mysterieus overwicht dat hen bedreigt.”327 Hierbij staafde hij dat de zwarten de hulp soms in de wind sloegen en dat hun dankbaarheid soms heel pover was. Het betoog in het artikel argumenteerde een discrepantie tussen wat de kolonisten deden en wat de kolonisten terug kregen. Toch was de harde visie die in het artikel te lezen viel vooral te wijten aan de toenemende problemen in de kolonie in de aanloop van de onafhankelijkheid.

Vaak bleven toenmalige spelletjes in de Scouts een onderliggende visie blootleggen, waarin het VVKS de inferioriteit van de Afrikanen onbewust benadrukte. Kenmerkend hiervoor is het spelletje negerboksen: “Of de negers nu werkelijk zóó boksen blijft een vraagstuk. Er wordt

alleen gestooten (sic) met het “natuurlijke zitvlak”. De tegenstrevers staan met de ruggen naar elkaar toegekeerd en trachten dan den partner op den grond te gooien. Twee ronden van 3 minuten kunnen over den strijd beslissen.”328 Een begrip dat reminiscenties oproept aan de

trans-Atlantische slavenhandel en die minachting tegenover zwarte mensen als inferieur “ras” benadrukt.329 Ingebakken in de Westerse cultuur, waarbij segregatie in sommige landen tot diep in de twintigste eeuw voelbaar was, heeft het een ondertoon die mensen diep kan kwetsen. Liedjes, grapjes en gezegdes, die tot diep in de negentiende en twintigste eeuw door populaire cultuur en literatuur zijn overgeleverd, leven vandaag nog steeds door in het publieke geheugen van de Amerikaanse en Europese cultuur.330

Het feit dat het zitvlak geassocieerd wordt met zwarte mensen is hierbij een flagrante stereotypering. Onwetendheid over de geschiedenis van het begrip, met de bijhorende implicaties dat het heeft bij zwarte mensen, zorgt ervoor dat de oude raciale hiërarchie behouden blijft.331 Dat dit spel nog steeds te vinden is in het Vlaamse jeugdwerk, zorgt toch

voor een opmerkelijk gegeven.332 Mensen met kleur en zonder kleur op gelijke voet zetten

326Ibid, 43.

327 ‘Hoe denkt de Congo’, De Verkenner (januari 1959), 15. 328 TOSSIJN, Welk spel? (mijlpaal-serie, 5), Leuven, 1942.

329 KENNEDY, R., Nigger: The strange career of a troublesome word, New York, 2002, 5. 330 Ibid, 4-5.

331 MINDIOLA, T. Jr., NIEMANN, Y.F. & RODRIGUEZ, N., Black-Brown relations and stereotypes, Austin,

2002, 25.

332 In 2013 stond dit spel nog in een brochure van Krinkel, een kamp georganiseerd voor alle leiding van

74

verhelpt de wederzijdse verstandhouding, maar zonder historische realiteitszin is het onmogelijk dat het Vlaamse jeugdwerk dit kan klaarspelen.333 Dat de visie van het VVKS niet opvallend verschilde van de toenmalige politieke ideeën over de kolonie, tonen de bronnen over

Expo 58. Scouts en Gidsen van zowel het VVKS, KMGB, GCB als FSC waren aanwezig om

mensen en “vreemdelingen” te ontvangen en rond te leiden. Het VVKS bestuur vat het zo samen: “(…)Ons onbaatzuchtig ten dienste stellen van de toeristen die de Expo komen bezoeken

en zoveel mogelijk willen profiteren.”334 Bereid om hun land te dienen, stonden ze in om de

mensen te helpen op Expo 58. In bijna alle paviljoenen was er een toenemende dekolonisatiebeweging actief, terwijl in het Belgische paviljoen 50 jaar Belgisch Congo centraal stond.335

Als het om de koning en Congo ging bleef de Vlaamse katholieke Scouts toch vaak de status quo steunen, vooral omdat het in hun belang was om de Congolese Scouts trouw te blijven. Het argument gebruiken dat de Vlaamse katholieke Scouts de status quo steunde omdat het een apolitieke organisatie was, klopt hierbij niet volledig. Verschillende contacten, zoals het VVKS met de Vlaamse Beweging, toonden vaak een tegengestelde visie. Deze paradox is opvallend, maar is verklaarbaar door twee redenen: enerzijds steunde het de koning omdat dit oorspronkelijk sterk in de Scoutswet zat ingebakken en anderzijds steunde het de Vlaamse Beweging omdat het communautaire sterk het Belgische politieke landschap kleurde. De Vlaamse zaak steunen werd bovendien geassocieerd met emancipatie van het Vlaamse volk, een aspect waar het duidelijk op bouwde in de jaren twintig en dertig.

Voor de onafhankelijkheid van Congo toont de correspondentie een zekere betrokkenheid in de Scouts van de kolonie. Eind de jaren vijftig ontstond er een verbindingscommissie met Congo waarin alle katholieke Vlaamse en Waalse Scouts en Gidsen verenigd waren. Het instrument dat alle Scouts- en Gidsenfederaties samenhield was de Associatie der Baden Powell Scouts en Gidsen van België.336 De associatie was vooral opgericht om de katholieke Scouts en

Gidsen te verzamelen en om zo met een sterkere en krachtdadigere visie naar voren te komen.

333 GAERTNER, S.L. & DOVIDIO, J.F., Reducing Intergroup Bias: The Common Ingroup Identity Model, New

York, 2012, 164.

334 Omzendbrief aan leiding betreft Wereldtentoonstelling 1958, Vlaams Verbond van Katholieke Scouts

(V.V.K.S.), 25 oktober 1957.

335 KINT, J., Expo 58 als Belichaming van het Humanistisch Modernisme, Rotterdam, 2001, 145.

336 Inventaris van het archief Vlaams Verbond van Katholieke Scouts en Meisjesgidsen 1916-1973 (KADOC),

75

Dit gebeurde in 1958, alhoewel de goedkeuring van de statuten voor Gidsen pas in 1960 was.337 Voorheen was de associatie (1929-1958) dan ook enkel voor Scouts.

De verbindingscommissie met Congo was één van de thema’s binnenin de associatie. De FECC kreeg daarbij raad en daad van de Congocommissie. Deze invloed is goed zichtbaar in een bundeltje gepubliceerd door de FECC.338 Met de naam Novice, doelt het boekje op beginnende Scouts in Congo. De datering van het boekje is te situeren tussen 1951 en 1960. De vermelding van de troonsbestijging van koning Boudewijn is hier de Terminus post quem en het gebruik van de oude naam van de associatie de terminus ante quem. De vermelding van de Belgische dynastie in het Congolees boekje voor beginnende Scouts treedt hiermee duidelijk het koloniale beleid bij. Zeker de passage over koning Leopold II is hierbij noemenswaardig:

“Sa Majesté le Roi Léopold II monta sur le trône le 17 décembre 1865. Il fit la Belgique plus grande et plus belle et lui donna sa Colonie, le Congo.”339 Toch levert een officiële uitgave van

een FECC-zangboekje het bewijs dat ook de traditionele elementen behouden bleven. Zo kregen verschillende Scoutsliederen een vertaling in het Lingala, een veelgesproken taal in Congo. “La joie scoute” kenden Congelese Scouts als “Elengi ya nzembo.”340 Toch was het kolonialisme nooit ver weg, getuige hiervan is de Brabançonne in het zangboekje.341 Over het algemeen moet toch blijken dat een uitgebreid bronnencorpus over het beleid in Belgisch Congo ontbrekend is, een volledig beeld hierover schetsen is dan ook bijna onmogelijk.

Visie en beleid na de onafhankelijkheid van Congo

In de periode na de onafhankelijkheid verminderde deze halsstarrige koloniale aanpak, mede door de maatschappelijke wijzigingen in de loop van de jaren zestig en zeventig. De bronnen over Congo verminderden zienderogen na hun onafhankelijkheidsstrijd. Enerzijds omdat de Scouts niet meer “Belgisch” was en anderzijds omdat er groeiende moeilijkheden waren met de politieke situatie in Congo. Toch bleef het VVKS en het VVKM een blijvende interesse houden in Congo en de rest van het Afrikaanse continent. Dit laat zich opnieuw kenmerken door de visie die het in zijn tijdschriften publiceerde en de beleidsbeslissingen die het doorvoerde.

337 Ibid, 14.

338 Novice, 4de uitg., Elisabethville, s.d. 339 Ibid.

340 Chantez Scouts, léopoldville, 1950, 32. 341 Ibid, 46-47.

76

Visieteksten en artikels zoals deze die verschijnen in het leidingstijdschrift Over & Weer, tonen vanaf hun publicatie in 1974 een toenemende interesse in ontwikkelingssamenwerking. Deze samenwerking is het gevolg van een nauwere wisselwerking tussen verschillende Vlaamse ngo’s die zich inzetten voor internationale solidariteit. Deze collaboratie uitte zich in kleine artikelen die handelden over uiteenlopende onderwerpen. Zo publiceerde het blad Over & Weer in oktober 1977 een artikel over “Werkloosheid en derde wereld.”342 Wijzend op de toenemende werkloosheid in Vlaanderen en derdewereldlanden, gaf het verslag bijtende kritiek op het economisch systeem. Concurrentie en oververzadiging van de markt zorgt ervoor dat multinationals wegtrekken en verhuizen naar landen waar de lonen lager zijn. “Die MNO’s

trekken niet naar ginder uit menslievendheid! Hun bedoeling is niet de ontwikkelingslanden te helpen, wel winst te maken! (…) Dit alles ten nadele van de bevolking: die grote fabrieken werken bijvoorbeeld het ontstaan van krottenwijken in de hand.”343

Eén van de meest opvallende publicaties over ontwikkelingssamenwerking publiceerde het tijdschrift in februari 1978.344 In deze editie schreef het VVKM-VVKS over het R.I.O.-rapport: een rapport geschreven door de Nederlandse Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen in 1976, waarin hij bikkelharde kritiek had op het toenmalige beleid tegenover derdewereldlanden.345 Getiteld

“Naar een rechtvaardiger internationale orde” wilde het boek een verandering tussen de

toenmalige Noord-Zuidrelaties bepleiten.346 Een rapport dat in grote mate leek op de bepalingen die de Non-Aligned Movement voor ogen had tijdens een vergadering van de United Nations Industrial Development Organization in 1975.347

De bepaling die bekend stond als de Lima-doelstelling en het rapport van Jan Tinbergen pleitten voor een fundamenteel andere aanpak tegenover ontwikkelingslanden. “Een

RADIKALE aanpak van de problemen is er nodig en de oprechte wil eom (sic) een meer rechtvaardige samenleving op te bouwen,” staaft het artikel in Over & Weer.348 De verandering

die het rapport voor ogen had vraagt volgens het tijdschrift: “(…) meer dan aalmoezen of

halfslachtige maatregelen die in het voordeel van de armen lijken te zijn maar uiteindelijk toch weer onze eigen zak aandikken.”349 Het artikel toont dat de maatschappelijke problematiek een

pedagogische inkadering krijgt. In een artikel ernaast, getiteld “R.I.O hoe kan ik er in mijn

342 ‘1-15 november: werkloosheid en derde wereld’, Over & Weer (oktober 1977), 8. 343 Ibid.

344 ‘Het R.I.O.-rapport, wat is dat juist?’, Over & Weer (februari 1978), 10-12.

345 VAN NEDERPELT, J., Een wereld apart: de uitsluiting van de Derde Wereld, Assen, 2004, 151. 346 ‘Het R.I.O.-rapport, wat is dat juist?’, Over & Weer (februari 1978), 10.

347 VAN NEDERPELT, J., Een wereld apart: de uitsluiting van de Derde Wereld, Assen, 2004, 151. 348 ‘Het R.I.O.-rapport, wat is dat juist?’, Over & Weer (februari 1978), 10.

77