• No results found

87 vedetten en willen op de hoogte blijven van de nieuwste schlagers.”392 Jeugdwerk en

jeugdbewegingen kenden hierdoor een verminderde populariteit (zie grafiek pagina 24). De reactie van het VVKS was tweezijdig: enerzijds investeren in jeugdclubs zodat een betere toeleiding mogelijk was en anderzijds een mentaliteitswijziging van het verbond zelf. Deze mentaliteitswijziging stond hierbij in nauwe wisselwerking met het toenemende internationale karakter van de beweging, dat in het vorige hoofdstuk al aan bod kwam. Het religieus Aggiornamento, de uitbreiding van de internationale Scouts- en Gidsenbewegingen en de daling van de leden brachten een grote discussie op gang die steeds meer vragen stelde bij het beleid en de visie van het VVKS. Het feit dat het VVKM zich kon loswrikken van hun Waalse collega’s versterkte de nood aan een hernieuwde methode.

Eén van de spilfiguren in deze pedagogische vernieuwing was Jean-Luc Dehaene, verbondscommissaris voor het VVKS tussen 1963 en 1967. Eén van de vertrouwensfiguren van Dehaene was verbondsaalmoezenier Nick Gobert.393 “Mijn vrees was dat de traditionele

scouting in wereldvreemdheid zou vervallen. Ik wou een moderne scouting, die mee evolueert met zijn tijd. Die zich niet terugtrekt in de natuur maar zich ook in de stad thuis voelt.”394 De

grootste discussie kwam er met de door Dehaene beoogde vernieuwing van het uniform. Een gegeven dat vooral voor de verkenners gevolgen had. Dehaene en het verbond beslisten dat deze tak een lange broek moest dragen in plaats van een korte broek.395 Een korte broek vervreemdde de verkenners van de maatschappij, een discussie waar dus ook de diversiteitgedachte mee gemoeid was. Daarnaast maakte het de overgang tussen jongverkenners en verkenners duidelijk.396 Eind de jaren zestig ging het VVKS verder op dit elan en probeerde het de verdere vervreemding van de Scoutsmethode tegen te gaan. Dit liet zich voelen in pedagogische discussies, over hoe het VVKS maatschappelijk engagement en bewustzijn kon bijbrengen bij verkenners.397

Deze toespitsing op de kritische zin van de leden zette zich volledig door in de jaren zeventig: maatschappelijk engagement om de beweging een opener karakter te geven, probeerde het verbond nu vooral uit te spelen in de tijdschriften. Over & Weer, het leidingstijdschrift van het samengevoegde VVKM-VVKS, speelde hier een belangrijke rol in.

392 ‘Wat boeit onze 14-16-jarigen’, Kompas (maart 1962), 11. 393 DEHAENE, J., Memoires, Leuven, 2012, 42.

394 Ibid,

395 VERREYKEN, En sterren staan al teder, 18. 396 DEHAENE, Memoires, 44.

397 LEUVEN, KADOC – KU Leuven, Vlaams Verbond van Katholieke Scouts (V.V.K.S.) (1929-1973), nr. 54/1,

88

De uitgave van november 1975 toont dat het verbond werk wilde maken van een mentaliteitswijziging:

“Eigenlijk zou ieder van ons zich moeten afvragen in welke mate hij << zijn tijd kan delen om anderen vrijwillig te helpen het hele jaar door. >> niet alleen van mens tot mens is meetellen en vrijwillige inzet belangrijk: ook voor het geheel van onze samenleving bestaat er een probleem van kansen op medezeggenschap, inspraak, macht (…).”398 Wat verder stelt het één

vraag aan de leiding zelf: “Hoe kunnen wij in de beweging een eigen maar vernieuwende weg

opgaan?”399

In de jaren zeventig stelde het VVKS en het latere VVKM-VVKS dus het engagement van de eigen organisatie in vraag. Bij het VVKM bleef hier echter weinig over bekend. Het VVKS hield zich volgens Coussée het sterkst vast aan hun eigen identiteit in vergelijking met de andere jeugdbewegingen.400 Een gegeven dat met bovenstaande quote toch wel enige twijfels oproept. Het verbond deed uitdrukkelijk zijn best om de eigen organisatie in vraag te stellen, hiervan getuigen onder andere de vaste rubrieken in Over & Weer waar de leiding zelf hun mening kon delen. Soms waren hiervoor zelfs aparte rubrieken voorbehouden. Een voorbeeld waren de rubrieken “één standpunt” en “van jou uit,” die in 1977 als vaste opinieplekken in Over & Weer verschenen.401 Ook de houding van het verbond tegenover inclusie van kansarmen en mensen met een migratieachtergrond probeerden ze te veruiterlijken via de Scoutstijdschriften. Hierbij trachtten ze de leiding dan ook aan te zetten om op het lokale niveau er iets aan te doen. De voorbeelden zijn talrijk, dit bewijst bijvoorbeeld het artikel over straattoneel en hoe “men

het kan beschouwen als een vorm van actie.”402 In toenemende mate toonden ze een duidelijk reflexieve houding tegenover hun leden en vreesden ze niet om maatschappelijk relevante thema’s aan te halen. Onderwerpen zoals migratie en armoede schuwden ze hierbij niet, integendeel.

De pogingen tot inclusie van kansarmen en mensen met een migratieachtergrond waren op het beleidsniveau al duidelijk zichtbaar op het einde van de jaren zestig. Het aangehaalde

398 ‘Geef ze een kans’, Over & Weer (november 1975), 6. 399 Ibid.

400 COUSSÉE, ‘Jeugdwerk voor allen of allen naar het jeugdwerk?’, 167. 401 Over & Weer (februari 1977), 2-5 en 16.

89

“verslag van de commissie Vlaams opvoeden” in het archief van het VVKS is hier een excellent voorbeeld van.403 Toch is het duidelijk dat in het archiefmateriaal de klassieke discussielijn weer opvalt: algehele inclusie mogelijk maken in de eigen organisatie of steun aan een categoriserende diversiteitsaanpak, door bijvoorbeeld projecten voor armen en moeilijke jeugd te steunen. Een categoriserende diversiteitsaanpak in de eigen beweging stond hier buiten kijf. Uiteraard deed dit geen afbraak aan de pogingen om een blijvend engagement tentoon te spreiden voor jeugdzorg bij mensen van verschillende (sociale) afkomst. Beide methodes geven blijk van een zekere maatschappelijke betrokkenheid. Het enige verschil hierbij was dat het ene wel de eigen praktijk volledig in vraag stelt en dat de andere methode dat niet doet. In het beleid van de jaren zeventig valt op dat er terug een categoriserende aanpak buiten de eigen jeugdbeweging wordt geopteerd. Dat terwijl de tijdschriften nog steeds een krachtige noodzaak aan algehele inclusie promoten.

Het VVKS had onder andere goede contacten met het verbond der instellingen voor openluchtleven en onaangepaste jeugd, een onderdeel van Caritas Catholica.404 Deze organisatie verenigde verscheidene caritieve initiatieven en had een duidelijke katholieke stempel. Het voorgenoemde verbond, ook vaak kort als verbond der instellingen voor openluchtleven genoemd, engageerde zich hier vooral voor “speelpleinen, kaderscholen,

kleintjesoorden, kindertehuizen, kolonies voor zwakke kinderen [en] medisch-pedagogische instituten.”405 Het VVKS kreeg hier vaak mededelingen en vergaderingsverslagen van doorgestuurd.406 Zo bleef het verbond op de hoogte van de evoluties en problemen binnenin het bredere jeugdwerk. Eén van de meest kenmerkende problemen was een plotse stop van de onderhoudsgelden voor kindertehuizen door de overheid op 1 september 1966.407 Een actie waarop de organisatie reageerde met een persoonlijke brief aan de minister: “wij hopen oprecht

dat aan ons minimaal eisenprogramma zal gevolg gegeven worden (…) Men zou zich wel

403 LEUVEN, KADOC – KU Leuven, Vlaams Verbond van Katholieke Scouts (V.V.K.S.) (1929-1973), nr. 54/1,

fol. 2r: Verslag van de commissie Vlaams opvoeden, 19 juni 1968.

404 ‘Caritas catholica belgica (1932-heden)’, ODIS (http://www.odis.be/hercules/toonOrg.php?taalcode=nl&id=

7786). Geraadpleegd op 31 mei 2018.

405 LEUVEN, KADOC – KU Leuven, Vlaams Verbond van Katholieke Scouts (V.V.K.S.) (1929-1973), nr. 129,

fol. 1r: mededeling over de samenstelling van het directiecomité van het verbond der instellingen voor openluchtleven en onaangepaste jeugd aan het VVKS, 8 juni 1967.

406 LEUVEN, KADOC – KU Leuven, Vlaams Verbond van Katholieke Scouts (V.V.K.S.) (1929-1973), nr. 129,

fol. 1r: vergaderingsverslag van het verbond der instellingen voor openluchtleven en onaangepaste jeugd aan het VVKS, 12 mei 1967.

407 LEUVEN, KADOC – KU Leuven, Vlaams Verbond van Katholieke Scouts (V.V.K.S.) (1929-1973), nr. 129,

90