• No results found

WERKZAAMHEID, WERKLOOSHEID EN INACTIVITEIT PER ORIGINE: VOORNAAMSTE BEVINDINGEN

DEMOGRAFIE Laag

1. WERKZAAMHEID, WERKLOOSHEID EN INACTIVITEIT PER ORIGINE: VOORNAAMSTE BEVINDINGEN

48 Aangezien 18- en 19-jarigen nog zeer vaak student – en bijgevolg inactief – zijn, werden deze niet opgenomen in de

berekening van de werkzaamheidsgraad. De werkzaamheidsgraad drukt dus het aantal personen tussen 20 en 64 jaar met een bezoldigde baan – zowel loontrekkenden, zelfstandigen, helpers bij een zelfstandige of een combinatie van voorgaande – uit als percentage van de bevolking van 20 tot 64 jaar. De cijfers met betrekking tot inactiviteit beslaan de 25- tot 64-jarigen, aangezien de inactieven tussen 18 en 24 vooral in de categorie “rechtgevende kinderen voor kinderbijslag” vallen. De inactiviteitsgraad vertegenwoordigt het aantal personen dat noch werkende, noch werkloze is als percentage van de bevolking. De werkloosheidsgraad wordt tot slot gedefinieerd als het aantal werklozen van 18 tot 64 jaar uitgedrukt als percentage van de actieve bevolking (de werkenden en de werklozen), van 18 tot 64 jaar.

49 Men dient er bij deze evoluties uiteraard rekening mee te houden dat de samenstelling (vooral de migratieachtergrond) van

een originegroep soms sterk wijzigt doorheen de periode, zie daarvoor hoofdstuk Demografie.

50 De grensarbeiders werden niet opgenomen in de berekening van werkzaamheids-, werkloosheids- en inactiviteitsgraad,

aangezien we voor deze edities nog niet beschikten over de karakteristieken van die groep. Wanneer we ze wel in rekening brengen, levert dat verschillen van minder dan 1 procentpunt op voor alle origines behalve de EU-14, waar het de werkzaamheidsgraad verhoogt met 3,6 procentpunten. In het hoofdstuk Personen met origine in de EU bekijken we die laatste groep in detail, en behandelen we ook de impact van grensarbeid. Ook in Eupen is de impact van grensarbeid groter (gezien de ligging), zie daarvoor het hoofdstuk Steden.

51 FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en Unia (2017), Socio-economische Monitoring: Arbeidsmarkt en

origine.

52 De personen van Noord-Amerikaanse origine hebben ook een opvallend lage werkzaamheidsgraad van 35,7%, maar deze

origine wordt niet meegenomen in de analyse wegens de geringe betrouwbaarheid van de gegevens. Het gaat enerzijds om een zeer beperkt aantal personen, met anderzijds een hoog aandeel onterechte inactieven (werkend voor internationale organisaties en dus niet gekend door de Belgische sociale zekerheid). In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is ook het aandeel onterecht inactieven bij de origines EU-13 en -14 hoog, zie infra.

53 Zie hoofdstuk Demografie.

In dit hoofdstuk bekijken we de grote evoluties in de positie van de bevolking in België op beroeps- leeftijd (18-64 jaar)48 op de arbeidsmarkt, uitge- splitst naar origine49. Specifiek beschrijft dit deel de verdeling van de verschillende originegroe- pen (waar relevant nog verder verdeeld over migratieachtergrond) over werkenden, werklo- zen en inactieven,50 de evoluties in die verdeling sinds de vorige uitgave51, de mobiliteit tussen de verschillende posities en de verschillende ka- rakteristieken van de werkenden (zoals loonni- veau, economische sector, professioneel statuut en het aandeel deeltijdse arbeid). Daarnaast wordt er ook steeds rekening gehouden met de variabelen geslacht, gewest, leeftijd, opleidings- niveau en gezinssituatie.

Net als twee jaar voordien was de werkzaam- heidsgraad in 2016 nog steeds het hoogst bij de personen van Belgische origine: hij steeg licht van 73,0% in 2014, naar 73,7% in 2016. De da- ling van de werkloosheidsgraad die voor enkele originegroepen al ingezet was twee jaar gele- den, zette zich sindsdien bij alle groepen ver- sterkt door. Niettemin blijft hij het laagst voor de personen van Belgische origine (4,8% in 2016). Ook de inactiviteitsgraad is bij hen nog steeds

het laagst (19,3% in 2016), maar in tegenstel- ling tot bij alle andere origines nam hij licht toe tegenover 2008.

De laagste werkzaamheidsgraad zien we – ook net als in 2014 – bij personen met origine in het

Nabije/Midden-Oosten52. Dit was bovendien

de enige groep waarbij de werkzaamheid daalde tussen 2014 en 2016 (van 37,3% naar 33,6%). We mogen daarbij weliswaar niet uit het oog ver- liezen dat het aandeel recente nieuwkomers (5 jaar of minder ingeschreven in het Rijksregister) binnen die origine enorm toenam tussen 2008

en 2016 (van 28,0% naar 53,6%)53. Het gaat

dus voor een groot deel over personen die nog met specifieke barrières te maken hebben (zo- als taal, een niet-erkend diploma, zoektocht naar huisvesting,…). Over de hele periode 2008- 2016 nam de werkzaamheid toe voor alle origi- nes behalve de Belgische (-0,5 procentpunten) en de Nabije/Midden-Oosterse (-4,1 procent- punten), met de sterkste toenames bij de perso- nen met Andere Europese origine, gevolgd door de EU-13- en de Zuid/Centraal-Amerikaanse origine. De personen van EU-13-origine heb- ben ook een zeer hoog aandeel personen die een vreemde nationaliteit hebben, en die 5 jaar

of minder ingeschreven zijn in het Rijksregister, maar hun EU-lidmaatschap maakt hun integra- tie op onze arbeidsmarkt wel een stuk eenvoudi- ger dan die van niet-EU-nieuwkomers.

Ondanks de positieve trend hadden in 2016 naast de personen van Belgische origine enkel die uit de EU-13 een werkzaamheid van meer dan 60% (61,6%). Personen met origine EU-14

(56,4%)54, Zuid/Centraal-Amerika (54,8%),

Oceanië/Verre Oosten (51,3%) en Andere Aziaten (50,2%) haalden de grens van 50%.

54 Het cijfer voor de EU-14 vereist weliswaar een belangrijk correctie naar boven. Enerzijds een correctie van zo’n 10

procentpunten in het Brussels Gewest (zie infra bij de analyse van de gewesten), anderzijds een toename van 3,6 procentpunten wanneer we de grensarbeiders in rekening brengen. Zie voor meer info het hoofdstuk Personen met origine in de EU.

55 De evolutie tussen 2008 en 2014 is te vinden in hoofdstuk 2 van de Socio-economische Monitoring 2017.

De werkloosheidsgraad blijft, hoewel dat het aandeel tweede generatie binnen deze origine toch vrij sterk toenam tussen 2008 en 2016 (van 19,5 naar 27,2%), het hoogst bij personen van Maghrebijnse origine (19,4% bij de 18-64-jari- gen). Sinds 2010 is hij wel relatief sterk aan het dalen. Bijgevolg blijft de kloof in werkloosheids- graad ten opzichte van de Belgische origine in 2016 het grootst voor de Maghrebijnse origi- ne, gevolgd door Andere Afrikanen – nog een groep waar het aandeel van de personen met de Belgische nationaliteit (eerste en tweede gene- ratie samen) toch met zo’n 8 procentpunten toe- nam sinds 2008.

Grafiek 11: Kloof met personen van Belgische origine voor werkzaamheidsgraad en

werkloosheidsgraad per origine, in procentpunten (20-64 jaar, 2014/2016)55

Arbeidsmarkt

■ Werkzaamheidsgraad 2016 ■Werkloosheidsgraad 2016

◆ Werkzaamheidsgraad 2014

◆ Werkloosheidsgraad 2014

Grafiek 2.1: Kloof met personen van Belgische origine voor werkzaamheidsgraad en werkloosheidsgraad per origine, in procentpunten (20-64 jaar, 2014/2016)

EU-14

EU-13 Kandidaat EU Europeanen Andere Maghrebijnen Afrikanen Andere

Nabije/ Midden- Oosten Oceanië/ Verre Oosten Andere

Aziaten Centraal- Zuid/ Amerikanen 20 10 0 -10 -20 -30 -40 -50

Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ. Berekening en verwerking: FOD WASO/Unia.

De inactiviteitsgraad was in 2016 (net als in de vorige editie) het hoogst bij de personen met origine Nabije/Midden-Oosten (56,2%), wat niet verrast gezien hun lage werkzaamheids-

graad. Er zijn daarnaast nog verschillende an- dere origines met erg hoge inactiviteitsgraden (rond 40%), maar we zien wel dat er sinds 2008 een algemene afname van de inactiviteit heeft

HOOFDSTUK 2 ARBEIDSMARKT

plaatsgevonden, uitgezonderd voor de perso- nen van Belgische (+0,9 procentpunt) en Nabije/ Midden-Oosterse origine (+5,7 procentpunten in 2008-2016). Die laatste origine kende een forse toename van wel 6 procentpunten tussen 2014 en 2016.

Terwijl de totale inactiviteit geen grote evolutie doormaakte, zijn er wel enkele opvallende wijzi- gingen in de verdeling van de inactieven over de verschillende statuten binnen inactiviteit, tussen 2014 en 201656. Eerst en vooral zien we een ver- sterkte stijging van het aandeel leefloonbegun- stigden (+1,1 procentpunten voor 2014-2016, ten opzichte van +0,6 procentpunt voor 2008- 2014). De toename is veruit het meest in het oog springend voor het Nabije/Midden-Oosten, en in mindere mate voor de Andere Afrikanen. Het aandeel “andere inactiviteit” kromp, dus waar-

56 De gedetailleerde cijfers per soort inactiviteit (2008-2016) zijn te vinden in de statistische bijlagen.

57 Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)

schijnlijk was er een verschuiving van deze ca- tegorie naar het leefloon. Hetzelfde fenomeen doet zich voor bij arbeidsongeschiktheid en bij de tegemoetkoming voor personen met een handicap. Voor beide statuten zien we de sterk- ste toename bij personen met Andere Europese origine. Verrassend genoeg was er bij de origine Nabije/Midden-Oosten tussen 2014 en 2016 een daling van zowel het aandeel arbeidsonge- schikten (-0,8 procentpunt voor 2014-2016, te- genover +2,2 procentpunten in 2008-2014) als personen met een handicap (-0,3 procentpunt voor 2014-2016 tegenover +0,5 procentpunt voor 2008-2014). Tot slot daalde het aandeel

bruggepensioneerden57 aanzienlijk, -1,2 pro-

centpunten sinds 2014, door de verstrengde toelatingsvoorwaarden. Die daling was het grootst bij de personen van Belgische origine, gevolgd door de EU-14.

Grafiek 12: Inactiviteitsgraad naar origine (25-64 jaar, 2008/2016)

Arbeidsmarkt

■ 2016 ◆ 2008

Grafiek 2.2: Inactiviteitsgraad naar origine (25-64 jaar, 2008/2016)

Totaal*

Belg EU-14 EU-13 Kandidaat EU

Andere Europeanen Maghre- bijnen Andere Afrikanen Nabije/ Midden- Oosten Oceanië/ Verre Oosten Andere Aziaten Zuid/ Centraal- Amerikanen 60 % 50 % 40 % 30 % 20 % 10 % 0 % * Inclusief onbepaald * inclusief onbepaald

Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ. Berekening en verwerking: FOD WASO/Unia.

Wanneer we kijken naar de genderkloof op de arbeidsmarkt, zien we dat de algemene tendens positief is. De werkzaamheidskloof tussen man- nen en vrouwen blijft krimpen (aangezien de werkzaamheidsgraad van vrouwen sterker steeg dan die van mannen), en de werkloosheidsgraad is sterker gedaald bij vrouwen dan bij mannen,

zodat vrouwen sinds 2015 een nipt lagere werk- loosheidsgraad hebben. Toch is de werkzaam- heidsgraad van vrouwen voor alle origines nog steeds lager dan die van mannen, en de kloof is uitgesproken groot – zelfs nog iets groter dan in 2014 – bij de Kandidaat-EU-origine (22,8 pro- centpunten) en de Maghrebijnse origine (21,2

procentpunten). Vrouwen met origine Nabije/ Midden-Oosten zien hun afstand tot de mannen iets teruglopen, maar dat is enkel te wijten aan een nog sterkere afname van de werkzaamheid bij mannen tussen 2008 en 2016 (-7,1 procent- punten tegenover -4,1 procentpunten voor vrou- wen). Bovendien blijven ze bij de slechtste leerlin- gen van de klas qua genderwerkzaamheidskloof (14,1 procentpunten). De sterkste toenames van de vrouwelijke werkzaamheidsgraad zien we bij de EU-13-origine (+ 11,7 procentpunten) en de Andere Europese origine (+ 10,6 procentpun- ten). Die laatsten maakten vooral tussen 2014 en 2016 een sterke inhaalbeweging. De hoog- ste werkloosheidsgraden vinden we bij mannen bij de personen van Andere Afrikaanse origine, gevolgd door de Maghrebijnse; bij vrouwen is het ook de Maghrebijnse origine die de hoog- ste werkloosheidsgraad heeft, gevolgd door de vrouwen van Kandidaat-EU-origine.

Vrouwen van alle origines hebben een hogere inactiviteitsgraad dan mannen, maar de totale vrouwelijke inactiviteitsgraad liep wel terug tus- sen 2008 en 2016 (van 33,2% naar 30,0%), terwijl die van mannen licht toenam (van 21,8% naar 22,3%). Die toename is echter uitsluitend toe te schrijven aan de mannen van Nabije/ Midden-Oosterse (toename van 43,7% naar 49,4%) en Belgische origine (toename van

58 Zoals hierboven al gezegd, is het aandeel nieuwkomers bij deze origine sterk toegenomen. Dat compositie-effect verklaart

voor een groot deel de uitgesproken negatieve trends. Zie verder in dit hoofdstuk, bij ‘migratieachtergrond’.

14,2% naar 17,0%). De toename bij die eerste groep (Nabije/Midden-Oosten) is des te opval- lender aangezien hun inactiviteitsgraad sinds 2008 aan het dalen was (-0,9 procentpunt tus- sen 2008 en 2014), en er in 2014-2016 dus een erg steile terugval was van hun participatie (inactiviteit +6,6 procentpunten)58. Bij vrouwen nam de inactiviteit uitsluitend toe voor de vrou- wen met Nabije/Midden-Oosterse origine, waar er ook tussen 2014 en 2016 een aanzien- lijke toename van 4,8 procentpunten was. De in- activiteitsgraad nam het sterkst af bij de mannen met Andere Europese en Andere Afrikaanse origine, en de vrouwen van Andere Europese en EU-13-origine. De kloof tussen mannen en vrou- wen op vlak van inactiviteit is het kleinst bij per- sonen met origines Belg, EU-13 en -14 en Zuid/ Centraal-Amerika. De personen met origine in de Kandidaat-EU-landen en de Maghreb heb- ben de meest uitgesproken genderkloof. Wat betreft de types inactiviteit wijken de ge- slachten weinig af van het totaal, al is het duide- lijk dat de toename van het aandeel leefloon- begunstigden hoofdzakelijk toe te schrijven is aan de mannen met origines Nabije/Midden- Oosten en Andere Afrikanen. Ook bij arbeids- ongeschiktheid en invaliditeitsuitkeringen is de stijging groter voor mannen dan voor vrouwen.

HOOFDSTUK 2 ARBEIDSMARKT

Grafiek 13: Werkzaamheidsgraad naar geslacht en origine (20-64 jaar, 2016)

Arbeidsmarkt

Totaal*

Belg EU-14 EU-13 Kandidaat EU

Andere Europeanen Maghre- bijnen Andere Afrikanen Nabije/ Midden- Oosten Oceanië/ Verre Oosten Andere Aziaten Zuid/ Centraal- Amerikanen 80 % 70 % 60 % 50 % 40 % 30 % 20 % 10 % 0 %

Grafiek 2.3: Werkzaamheidsgraad naar geslacht en origine (20-64 jaar, 2016)

■ Mannen ■ Vrouwen

* Inclusief onbepaald * inclusief onbepaald

Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ. Berekening en verwerking: FOD WASO/Unia.

Grafiek 14: Werkloosheidsgraad naar geslacht en origine (18-64 jaar, 2016)

Arbeidsmarkt

Totaal*

Belg EU-14 EU-13 Kandidaat EU

Andere Euro- peanen Maghre- bijnen Andere Afrikanen Nabije/ Midden- Oosten Oceanië/ Verre Oosten Andere Aziaten Noord- Ameri- kanen Zuid/ Centraal- Ameri- kanen 25 % 20 % 15 % 10 % 5 % 0 %

Grafiek 2.4: Werkloosheidsgraad naar geslacht en origine (18-64 jaar, 2016)

■ Mannen ■ Vrouwen

* Inclusief onbepaald * inclusief onbepaald

Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ. Berekening en verwerking: FOD WASO/Unia.

59 De gegevens met betrekking tot de Duitstalige Gemeenschap kunnen niet worden geanalyseerd omdat een aanzienlijk deel

in het buitenland werkt (en dus niet geregistreerd zijn), waardoor de werkzaamheidsgraad vertekend is (49,8%, terwijl deze volgens de Enquête naar de Arbeidskrachten 70,4% zou moeten zijn). Daarnaast zijn de aantallen per originegroep vaak te klein om ze te kunnen publiceren.

Er vonden geen zware verschuivingen plaats in de situatie per gewest59. Voor alle origines ble- ven de werkloosheidsgraden in 2016 het laagst in Vlaanderen (behalve de EU-13 die de laagste

werkloosheid kent in Brussel, en die bovendien net als de Brusselaars met origine Oceanië/ Verre Oosten een lagere werkloosheidsgraad heeft dan de Brusselaars van Belgische origine).

In alle gewesten vond er sinds 2014 een daling van de werkloosheid plaats, waardoor het niveau opnieuw onder dat van 2008 kwam te liggen. Die daling is wel zwakker in Vlaanderen dan in de andere regio’s. De sterkste positieve evolu- ties vinden we in Wallonië. Daar daalt de werk- loosheidsgraad voor alle origines (de Andere Afrikaanse bleef stabiel). In Brussel nam de werkloosheid toe voor de personen met Andere Afrikaanse en Nabije/Midden-Oosterse origi- ne; in Vlaanderen zijn er toenames voor de origi- nes Andere Afrikanen, Nabije/Midden-Oosten, Oceanië/Verre Oosten, Andere Aziaten en EU-13. Van alle origines onderling, heeft de Kandidaat-EU-origine in elk gewest de sterkste afname van de werkloosheidsgraad.

De werkzaamheidsgraden stegen in de drie ge- westen maar bleven in Vlaanderen het hoogst voor alle origines behalve Oceanië/Verre Oosten, waarvoor we de hoogste graad vinden in Wallonië. In de drie gewesten zijn het de per- sonen met origine Nabije/Midden-Oosten die de laagste werkzaamheidsgraad hebben. De Belgische origine heeft overal de hoogste graad, maar kende wel lichte afnames ten opzichte van 2008 (-0,4 procentpunt in Vlaanderen, -0,8 in Wallonië en -0,6 in Brussel). Na de Belgische origine vinden we de hoogste werkzaamheids- graden bij de EU-13-origines in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en bij de Oceanië/Verre Oosten in Wallonië. In Vlaanderen daalde de werkzaamheidsgraad sinds 2008 sterk in geval van het Nabije/ Midden-Oosten (-4,7 procentpunten). Voor an- dere origines steeg de werkzaamheid, en dat het meest uitgesproken voor de Andere Europese (+12,4 procentpunten) en EU-13 (+10,5 pro- centpunten) origines. In Wallonië daalde de werkzaamheidsgraad ook sterk voor de origine Nabije/Midden-Oosten (-12,7 procentpunten)

60 Desiere, Struyven, Cuyvers & Gangji (2018).

en Andere Aziatische landen (-5,3 procent- punten). In Brussel daalde de werkzaamheid voor – alweer – de Nabije/Midden-Oosterse origine (-5,4 procentpunten) en de Oceanië/ Verre Oosterse (-0,7 procentpunten). Ze steeg er voor alle andere origines, in het bijzonder de Andere Europese landen (+9,2 procentpunten) en de EU-13 (+7,5 procentpunten). De werk- zaamheidsgraad van die laatste groep wordt, net als die van de origine EU-14, bovendien nog sterk onderschat in Brussel. Volgens een recente studie door BISA en HIVA KU Leuven worden er in het hele Brussels Gewest 30.800 werknemers ten onrechte als inactief gerekend. De door hun doorgevoerde correctie verhoogt de activiteits- en werkzaamheidsgraden voor Brusselaars met origine in een EU-lidstaat met 10 procentpunten60.

Brussel heeft met 36,2% bovendien de hoogste inactiviteitsgraad (tegenover 29,8% in Wallonië en 22,2% in Vlaanderen), maar de personen van Belgische origine hebben er een lagere inactivi- teitsgraad (20,1%) dan in Wallonië (24,5%). Het zijn vooral de Brusselaars met origine Oceanië/ Verre Oosten, Nabije/Midden-Oosten en Andere Europeanen die de Brusselse inactivi- teitsgraad de hoogte in stuwen, al is de situatie van die laatste wel sterk verbeterd tussen 2014 en 2016. Ook in Vlaanderen en Wallonië heb- ben de personen met Nabije/Midden-Oosterse origine de hoogste inactiviteitsgraad. De toe- name van het aandeel leefloonbegunstigden binnen de inactiviteit doet zich voor in de drie gewesten, maar de stijging van het aandeel ar- beidsongeschikten zien we enkel in Brussel en Vlaanderen. In Wallonië bleef dit aandeel sta- biel, maar nam het aandeel van tegemoetkomin- gen aan personen met een handicap sterker toe dan in Vlaanderen. Dat laatste bleef dan weer vrij stabiel in Brussel.

HOOFDSTUK 2 ARBEIDSMARKT

Grafiek 15: Werkloosheids- en werkzaamheidsgraden per origine en gewest (20-64 jaar, 2008/2016)

Werkloosheidsgraad per gewest Werkzaamheidsgraad per gewest

Arbeidsmarkt 35 % 30 % 25 % 20 % 15 % 10 % 5 % 0 % 80 % 70 % 60 % 50 % 40 % 30 % 20 % 10 % 0 % 80 % 70 % 60 % 50 % 40 % 30 % 20 % 10 % 0 % 80 % 70 % 60 % 50 % 40 % 30 % 20 % 10 % 0 % 35 % 30 % 25 % 20 % 15 % 10 % 5 % 0 % 35 % 30 % 25 % 20 % 15 % 10 % 5 % 0 %

Grafiek 2.5: Werkloosheids- en werkzaamheidsgraden per origine en gewest (20-64 jaar, 2008/2016) Brus sel W allonië Vlaander en ■ 2016 ◆ 2008

Belg EU-14 EU-13

K andidaat EU Ander e Eur opeanen Maghr ebijnen Ander e A frik anen Nabije/Midden-Oosten Oceanië/V err e Oosten Ander e Aziaten Zuid/ Centr aal-Amerik anen ■ 2016 ◆ 2008

Belg EU-14 EU-13

K andidaat EU Ander e Eur opeanen Maghr ebijnen Ander e A frik anen Nabije/Midden-Oosten Oceanië/V err e Oosten Ander e Aziaten Zuid/ Centr aal-Amerik anen ■ 2016 ◆ 2008 Belg EU- 14 EU- 13 K andidaat EU Ander e Eur opeanen Maghr ebijnen Ander e A frik anen Nabije/Midden-Oosten Oceanië/V err e Oosten Ander e Aziaten Zuid/ Centr aal-Amerik anen ■ 2016 ◆ 2008 Belg EU- 14 EU- 13 K andidaat EU Ander e Eur opeanen Maghr ebijnen Ander e A frik anen Nabije/Midden-Oosten Oceanië/V err e Oosten Ander e Aziaten Zuid/ Centr aal-Amerik anen ■ 2016 ◆ 2008 Belg EU- 14 EU- 13 K andidaat EU Ander e Eur opeanen Maghr ebijnen Ander e A frik anen Nabije/Midden-Oosten Oceanië/V err e Oosten Ander e Aziaten Zuid/ Centr aal-Amerik anen ■ 2016 ◆ 2008 Belg EU- 14 EU- 13 K andidaat EU Ander e Eur opeanen Maghr ebijnen Ander e A frik anen Nabije/Midden-Oosten Oceanië/V err e Oosten Ander e Aziaten Zuid/ Centr aal-Amerik anen

Hoewel de daling van de werkloosheidsgraad die we twee jaar geleden al beschreven zich tus- sen 2014 en 2016 versterkt doorzette, en daar nog een voorzichtige toename van de werk- zaamheid bijkwam, zien we nieuwe breuklijnen ontstaan wanneer we de beroepsbevolking ver- delen in leeftijdsklassen. De werkzaamheids- graad van jongeren (20-29 jaar) daalde licht in de meeste gevallen, maar nam toe voor de jongeren van EU-13-origine, Kandidaat-EU- en Andere Europese origine. De werkzaamheids- graad van 30-54-jarigen en zeker 55-64-jari- gen nam voor zowat alle origines toe, maar het Nabije/Midden-Oosten vormt in beide leeftijds- categorieën de uitzondering.

Ook de werkloosheidsgraad nam bij ouderen toe tussen 2008 en 2016 (behalve voor de EU- 13- en Zuid/Centraal-Amerikaanse origine), en dat het sterkst bij de origines Nabije/Midden- Oosten en Andere Europeanen, terwijl die bij

61 Dat zowel de werkloosheids- als de werkzaamheidsgraad van jongeren daalt, heeft mogelijk te maken met de wijzigende

wetgeving rond de beroepsinschakelingstijd. Zo lang ze geen inschakelingsuitkering genieten vinden we deze jongeren terug in de categorie inactiviteit (bijvoorbeeld als rechthebbende op kindergeld of een leefloon). https://www.rva.be/nl nieuwe-regeling-voor-jonge-schoolverlaters

de 20-29-jarigen61 voor alle origines afnam. De

sterkste daling van de werkloosheidsgraad zien we bij de 20-29-jarigen met Maghrebijnse origi- ne, gevolgd door die met origine Kandidaat-EU, en de 30-54-jarigen van dezelfde twee origines. Het feit dat zowel de werkzaamheidsgraad als de werkloosheidsgraad van ouderen is gestegen is enkel mogelijk doordat de inactiviteitsgraad van 55+’ers voor alle origines is afgenomen. Het is verder interessant om op te merken dat tussen 2008 en 2016 het inactiviteitspercentage voor de 30- tot 54- en 55- tot 64-jarigen van alle origines is gedaald, behalve voor de 30-54-ja- rigen met origine Nabije/Midden-Oosten. De