• No results found

BEVOLKINGSKENMERKEN PER STAD Wanneer we de bevolking (18-64 jaar) per stad

DEMOGRAFIE Laag

1. BEVOLKINGSKENMERKEN PER STAD Wanneer we de bevolking (18-64 jaar) per stad

verdelen in originegroepen dan is in een oog- opslag duidelijk dat er grote verschillen zijn tussen Belgische steden onderling. Terwijl een stad als Brugge slechts een aandeel van 14,0% personen van vreemde origine telt (alle genera- ties samengenomen), zijn er ook verschillende Belgische steden met aandelen van meer dan

50% personen van niet-Belgische origine (met name Antwerpen, Brussel, Charleroi, Genk, La Louvière, Luik en Vilvoorde). De Brusselse gemeenten met de laagste gemiddelde inko- mens (dit zijn Sint-Joost-ten-Node, Molenbeek, Anderlecht en Schaarbeek) hebben veruit het grootste aandeel inwoners van vreemde origine (81,0%).

Grafiek 55: Personen volgens origine, per stad (18-64 jaar, 2016)

STEDEN

0 % 10 %10 % 20 %20 % 30 %30 % 40 %40 % 50 %50 % 60 %60 % 70 %70 % 80 %80 % 90 %90 % 100 % Brussel - heel laag

Brussel - laag Brussel - midden Brussel - hoog Brussel - heel hoog Antwerpen Gent Mechelen Brugge Leuven en Oud-Heverlee Hasselt Genk Vilvoorde Luik en Seraing Charleroi Namen Bergen La Louvière Verviers Waver Eupen

Grafiek 1 : Personen volgens origine, per stad (18-64 jaar, 2016)

■ Belg ■ EU-14 ■ EU-13 ■ Kandidaat EU ■ Andere Europeanen ■ Maghrebijnen ■ Andere Afrikanen ■ Proche/Moyen-Orient ■ Oceanië/Verre Oosten ■ Andere Aziaten ■ Noord-Amerikanen ■ Zuid/Centraal-Amerikanen ■ Onbepaald Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ. Berekening en verwerking: FOD WASO/Unia.

114 En ook in de grote Waalse mijnbouwsteden (Bergen, Charleroi en La Louvière). Zie de historische schets in het hoofdstuk

Personen met origine in de EU.

Vervolgens werden de personen van vreemde origine (dus zonder de onbepaalden) verder opgesplitst naar hun migratieachtergrond. Ook hier blijkt dat de populatie in de verschillende ste- den niet dezelfde kenmerken heeft. Een aantal steden hebben een uitgesproken groot aandeel van personen met een vreemde nationaliteit (in- geschreven in het Rijksregister gedurende meer of minder dan 5 jaar). In geval van Leuven en de Brusselse gemeenten met hoge en zeer hoge loonniveaus gaat het om een aandeel van meer dan 60% van de personen van buitenlandse ori- gine. Het gaat in beide gevallen onder meer om buitenlanders die voor internationale bedrijven of organisaties werken, en – zoals we hieronder

zullen zien – voor een relatief groot deel om per- sonen met een diploma hoger onderwijs.

Het aandeel van de tweede generatie Belgen bij de personen van vreemde origine bedraagt doorgaans zo’n 20%, maar is veel lager in Leuven, Brussel, Eupen en Brugge. Genk heeft met voorsprong het hoogste aandeel tweede generatie migranten, wat niet verrast gezien de belangrijke groepen buitenlanders (onder meer Polen, Italianen en Turken) die al vanaf de jaren ’20 van de vorige eeuw aangetrokken werden om in de Genkse steenkoolnijverheid te gaan werken114.

HOOFDSTUK 3

STEDEN

Grafiek 56: Personen met buitenlandse origine volgens migratieachtergrond, per stad

(18-64 jaar, 2016)115

STEDEN

0 % 10 %10 % 20 %20 % 30 %30 % 40 %40 % 50 %50 % 60 %60 % 70 %70 % 80 %80 % 90 %90 % 100 % Brussel - heel laag

Brussel - laag Brussel - midden Brussel - hoog Brussel - heel hoog Antwerpen Gent Mechelen Brugge Leuven en Oud-Heverlee Hasselt Genk Vilvoorde Luik en Seraing Charleroi Namen Bergen La Louvière Verviers Waver Eupen

Grafiek 2 : Personen met buitenlandse origine volgens migratieachtergrond, per stad (18-64 jaar, 2016)

■ Belg geboren als Belg – Ouders Belg, min. 1 geboren buitenland

■ Belg geboren als Belg – Ouder(s) buitenlandse nationaliteit ■ Belg geworden buitenlanders - Verwerving nationaliteit > 5 jaar

■ Belg geworden buitenlanders - Verwerving nationaliteit ≤ 5jaar

■ Niet-Belgen - Inschrijving RR > 5 jaar

■ Niet-Belgen - Inschrijving RR ≤ 5 jaar

Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ. Berekening en verwerking: FOD WASO/Unia.

115 Exclusief onbepaald.

116 Zie bijlagen.

Voordat we de arbeidsmarktsituatie van de ver- schillende origines analyseren in de verschillen- de steden, brengen we ook nog enkele andere kenmerken van de populatie in kaart, met name leeftijd, opleidingsniveau en geslacht, aangezien we weten dat deze karakteristieken samenhan- gen met verschillende uitdagingen op de ar- beidsmarkt. Vanwege de kleine aantallen per- sonen in sommige steden hebben we de origines hierbij gegroepeerd in Belgen, EU-lidstaten, en niet-EU-landen.

Wat betreft de verdeling van de origines volgens opleidingsniveau, vinden we in alle steden de

grootste aandelen houders van ten hoogste een getuigschrift lager middelbaar onderwijs bij de personen van niet-EU-origine, gevolgd door de EU-origines en tot slot de Belgische origine (zie grafiek hieronder). Voor afgestudeerden aan het hoger onderwijs zien we net het omgekeerde (met name dat Belgen het vaakst hoger onder- wijs hebben afgerond, gevolgd door personen met origine in een EU-lidstaat), met uitzondering van Bergen waar het aandeel gediplomeerden hoger onderwijs bij de niet-EU-origines net iets hoger is dan bij de EU-origines116. De Belgische origine heeft wel zonder uitzondering telkens het hoogste aandeel gediplomeerden hoger

onderwijs. De hoogste aandelen personen met ten hoogste een getuigschrift lager secundair onderwijs bij personen van niet-EU-origine vin- den we in Verviers, Antwerpen, Charleroi, Luik, Eupen en de Brusselse gemeenten met de laag- ste inkomensniveaus. Ook de personen van EU- origine hebben in die steden een relatief hoog aandeel personen die ten hoogste het lager mid- delbaar afrondden. In Charleroi is bovendien dat aandeel ook bij de Belgen (een groep van wie we uit het hoofdstuk Arbeidsmarkt al weten dat hun socio-economische positie op veel vlak- ken verslechterd is) opvallend hoog. In Genk en Verviers is het aandeel gediplomeerden van het hoger onderwijs bij de niet-EU-origines het laagst. In Charleroi en La Louvière zijn gediplo- meerden hoger onderwijs bij alle origines rela- tief zwak vertegenwoordigd.

117 Aandeel binnen de gekende opleidingsniveaus, dus exclusief ‘onbekend’.

Het hoogste aandeel personen met een diploma hoger onderwijs vinden we voor alle origines in de Brusselse gemeenten met hoge en zeer hoge salarisniveaus, en in Leuven. Dat zijn ook de ste- den met het hoogste aandeel masterdiploma’s bij de personen met een niet-Belgische origine. Leuven is bovendien de stad met het hoogste aandeel personen die een doctoraatsdiploma hebben behaald, zowel bij de Belgische als bij de EU- en de niet-EU-origines (respectievelijk 3,8 en 3,0% van de 25-64-jarigen heeft er een doctoraat afgerond, in vergelijking met 0,51 en 0,36% in heel België). Charleroi, Genk, La Louvière en Verviers hebben de kleinste aande- len masters en doctors bij personen van vreem- de origine.

Grafiek 57: Aandeel personen die ten hoogste lager secundair onderwijs hebben afgerond

bij drie originegroepen, per stad (25-64 jaar, 2016)117

STEDEN

Grafiek 3 : Aandeel personen die ten hoogste lager secundair onderwijs hebben afgerond bij drie originegroepen, per stad (25-64 jaar, 2016)

70 % 60 % 50 % 40 % 30 % 20 % 10 % 0 % Brus

sel - heel laag Brus

sel - laag Brus sel - midden Brus sel - hoog Brus

sel - heel hoog Antw erpen Gent

Mechelen Brugge

Leuv

en en Oud-He

verlee Hasselt Genk

V ilv oor de Luik en Ser aing Charler oi Namen Ber gen La Louvièr e Ver vier s Wa ve r Eupen ■ Belg ■ EU ■ Niet-EU

Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ. Berekening en verwerking: FOD WASO/Unia.

In alle steden die we bekijken in dit hoofdstuk is de bevolking van niet-EU-origine het jongst (ze heeft het grootste aandeel 18-29-jarigen en het kleinste aandeel 55-plussers). Genk heeft niet

verrassend het hoogste aandeel 55-plussers bij de niet-EU-origines, aangezien zij ook de groot- ste groep met een lange migratiegeschiedenis heeft (relatief veel tweede generatie Belgen en

HOOFDSTUK 3

STEDEN

personen die de nationaliteit hebben verwor-

ven)118. Leuven heeft met voorsprong de hoogste

percentages jongeren bij zowel de EU- als de niet-EU-origines. Dat weerspiegelt wat we hier- boven al zagen, met name het hoge aandeel re- cent gemigreerden. Gecombineerd met wat we

118 Zie bijlagen.

weten over het relatief hoge aandeel personen met een diploma hoger onderwijs, kunnen we besluiten dat het daar voor een groot deel over (ex-)studenten van de Leuvense onderwijsinstel- lingen gaat.

Grafiek 58: Aandeel jongeren (18-29 jaar) bij de populatie van 18-64 jaar bij drie originegroepen, per stad (2016)

STEDEN

Grafiek 4 : Aandeel jongeren (18-29 jaar) bij de populatie van 18-64 jaar bij drie originegroepen, per stad (2016) 50 % 40 % 30 % 20 % 10 % 0 % Brus

sel - heel laag Brus

sel - laag Brus sel - midden Brus sel - hoog Brus

sel - heel hoog Antw erpen Gent

Mechelen Brugge

Leuv

en en Oud-He

verlee Hasselt Genk

V ilv oor de Luik en Ser aing Charler oi Namen Ber gen La Louvièr e Ver vier s Wa ve r Eupen ■ Belg ■ EU ■ Niet-EU

Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ. Berekening en verwerking: FOD WASO/Unia.

Tot slot bekijken we de verdeling van de popula- tie volgens geslacht. In de meeste gevallen is de populatie dan uiteraard verdeeld in twee quasi gelijke groepen (voor het totaal van de 17 steden is het aandeel mannen 0,3 procentpunt hoger dan dat van vrouwen). Er zijn echter een aantal steden waar de verdeling vrij scheef zit. Zo valt op dat in de groep Brusselse gemeentes met laag salarisniveau mannen bij alle origines overver-

tegenwoordigd zijn, het sterkst bij de personen van Belgische origine. Ook in Antwerpen, Gent en Luik zijn vrouwen bij alle origines onderverte- genwoordigd. In Waver en vooral in de Brusselse gemeenten met heel hoge lonen (uitgezonderd de Belgische origine) zijn vrouwen daarentegen oververtegenwoordigd, en dat het meest bij de niet-EU-origines.

Tabel 23: Aandeel mannen en vrouwen volgens drie originegroepen, per stad (18-64 jaar, 2016)119

Belg EU Niet-EU

Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

Brussel - laag 53,5 % 46,5 % 50,5 % 49,5 % 51,3 % 48,7 %

Brussel - midden 50,5 % 49,5 % 48,4 % 51,6 % 48,0 % 52,0 %

Brussel - hoog 50,9 % 49,1 % 47,0 % 53,0 % 48,5 % 51,5 %

Brussel - heel hoog 50,1 % 49,9 % 47,1 % 52,9 % 44,7 % 55,3 %

Antwerpen 51,4 % 48,6 % 50,4 % 49,6 % 52,0 % 48,0 % Gent 51,2 % 48,8 % 51,5 % 48,5 % 51,4 % 48,6 % Brugge 50,1 % 49,9 % 53,0 % 47,0 % 48,0 % 52,0 % Leuven en Oud-Heverlee 51,4 % 48,6 % 49,6 % 50,4 % 53,3 % 46,7 % Vilvoorde 50,2 % 49,8 % 50,3 % 49,7 % 48,3 % 51,7 % Luik en Seraing 50,5 % 49,5 % 50,6 % 49,4 % 52,2 % 47,8 % Charleroi 49,7 % 50,3 % 50,9 % 49,1 % 51,9 % 48,1 % La Louvière 50,3 % 49,7 % 50,1 % 49,9 % 48,9 % 51,1 % Waver 49,1 % 50,9 % 49,3 % 50,7 % 46,4 % 53,6 % Eupen 51,4 % 48,6 % 48,5 % 51,5 % 51,7 % 48,3 %

Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ. Berekening en verwerking: FOD WASO/Unia.