• No results found

5. Resultaten

5.5 Werkwijze van de therapeuten geven patiënten inzicht

5.5.1 Meetinstrumenten Ergotherapie

Canadian Occupational Performance Measure

In de ergotherapeutische behandelingen worden een aantal meetinstrumenten als verschillend ervaren door de therapeuten, vooral het Canadian Occupational Performance Measure (COPM). Het werken met een doel zorgt voor een leidraad in de behandeling voor de therapeuten. De

therapeuten vinden dat de scores patiënten inzicht geven in hun uitvoering van activiteiten ter evaluatie van de behandeling.

“Ga je het achteraf scoren en dan is iemand er toch veel tevredener over geworden dan wat iemand eerst was. Dat zijn wel een aantal dingen waar de COPM bij helpt.” (therapeut) Een aantal patiënten hebben het COPM ook als positief ervaren. Door het COPM hadden de

patiënten het gevoel getriggerd te worden om na te denken wat nu echt belangrijk was in het leven.

“Het COPM maar (…) daardoor ben ik getriggerd van wat is nu daadwerkelijk belangrijk (…) dat zette wel alles in het goede perspectief” (patiënt)

Echter ervaren de therapeuten dat patiënten het moeilijk vinden om scores te geven aan activiteiten bij het COPM. Daarnaast wordt het scoren negatief beïnvloed doordat patiënten vanwege de

informatie uit de behandeling anders tegen de eigen situatie aankijken. Verder is het is niet altijd te achterhalen wat een doel voor de patiënt betekent. Soms wordt een doel te breed opgesteld, terwijl de patiënt al tevreden is als hij een klein stukje van het doel heeft bereikt.

“Mensen vinden het soms heel moeilijk om die cijfers te geven en ook het verschil tussen uitvoering en tevredenheid.” (therapeut)

Patiënten hebben aangegeven het lastig te vinden om het COPM in te vullen. Het geven van een cijfer werd vaak als moeilijk of als ‘natte vingerwerk’ ervaren. Ze vonden het vaak niet realistisch om een cijfer te geven, omdat ze niet konden inschatten hoe tevreden ze waren en hoe belangrijk een activiteit was.

“Ja die score, ja, ja dat slaat voor mij nergens op (…) die scorelijsten sowieso vond ik heel onduidelijk, (…)hoe benader je het (…) dat vind ik heel lastig en dat kon ook niet goed

overgebracht worden en (…) ja maar ze vond het zelf ook lastig om het uit te leggen” (patiënt)

Activiteitenweger

De patiënten gaven aan dat de activiteitenweger hielp bij het vinden van een balans in belasting en belastbaarheid. Het gaf ook inzicht bij de patiënten over hun manier van werken.

“Ja, ik het is een manier van onderzoek, waarbij je heel snel tot inzichten komt. (…)voor mij werkte dat niet onprettig en je krijgt voor jezelf in ieder geval een beeld.” (patiënt)

De activiteitenweger wordt zowel positief als negatief ervaren door de ergotherapeuten. De ergotherapeuten merken dat de activiteitenweger veel inzicht geeft bij de patiënten.

“Ja, dan vind ik het toch altijd heel leuk het invullen van de activiteitenweger. Dat geeft veel inzicht en dat maakt dat mensen ook echt begrijpen waarom ze dingen anders gaan doen en gemotiveerde mensen pakken dat op en gooien hun hele dag over hoop. Dat vind ik zo knap altijd.” (therapeut)

Echter zien de therapeuten ook nadelen aan het instrument. Ten eerste hebben de therapeuten gemerkt dat de patiënten het vaak lastig vinden om dit formulier in te vullen. Tevens werkt deze planmatige aanpak niet voor alle patiënten.

“Maar wat ik sowieso altijd van de activiteitenweger vind is als je hem echt gebruikt zoals de activiteitenweger bedoeld is, met echt de planning en de punten vooraf en de scores en dergelijke zo specifiek is het maar voor een kleine doelgroep geschikt, het moet je ook een beetje liggen om zo planmatig te werk te gaan.” (therapeut)

17 Grafiek

Het tekenen van de grafiek blijkt een positief resultaat te hebben voor de patiënt. Het geeft patiënten veel inzicht.

“Wat ik heel veel doe is zo’n grafiekje tekenen, dat is vaak ook heel inzichtelijk voor mensen, je overbelastingsgrens maar ook waarom je pauze neemt, waarom dat zoveel effect heeft. Ja dat zijn gewoon dingen (…) die mensen heel inzichtelijk vinden (…) waardoor het makkelijker toe te passen is.” (therapeut)

Sugar,Bag and Bottle Test

Alle ergotherapeuten geven aan dat ze de Sugar,Bag and Bottle Test (SBBT) niet meer gebruiken.

Volgens de therapeuten ervaren patiënten dit als een test en willen dan ook iets presteren, waardoor ze over hun pijngrens heen gaan. De pijn is niet altijd direct te voelen bij de patiënten tijdens het uitvoeren van de test. Terwijl dit instrument wil meten waar die pijngrens precies ligt tijdens het doen van activiteiten.

“Die SBBT is daar dus ook niet zo geschikt voor, mensen rapporteren vaak wel, hoe vaak tussendoor de pijnscore is, maar eigenlijk voelen ze niet veel meer pijn dan net, maar vaak thuis dan wel.” (therapeut)

Veel patiënten zagen het nut niet in van de SBBT, ze hebben ook het gevoel dat wat er gemeten wordt niet realistisch is met wat ze daadwerkelijk kunnen.

“dat ik iets minder pijn heb nou, ja dat meten ze niet, dus die manier van meten dat klopte van mij voor geen kant” (patiënt)

5.5.2 Meetinstrumenten Fysiotherapie

In de fysiotherapeutische behandeling blijkt de Disabilities of Arm, Shoulder and Hand (DASH) goed te werken, dit omdat het voor de patiënt een eenvoudig in te vullen vragenlijst is. Daarnaast wordt het gebruikt tijdens de evaluatie, hier kan je de totaalscores met elkaar vergelijken en de vooruitgang zien tijdens de behandeling.

“Die is best wel makkelijk bereikbaar. In principe is het DASH een heel goed bruikbaar instrument. Nou het is makkelijk in te vullen zijn. Je krijgt een totaalscore en dat kan je heel makkelijk naast elkaar zetten.” (therapeut)

Bij de fysiotherapeutische behandeling worden de Numeric Rating Scale(NRS), de Visual Analoge Scale (VAS), de structurele observatie van activiteiten en een aantal spiertesten negatief ervaren door de fysiotherapeuten. Bij de NRS vergelijken patiënten de scores die ze eerder hebben gegeven met de pijnscore op dat moment waarbij de gemoedstoestand van de patiënt invloed heeft. Hierdoor treedt er een recallbias op waardoor de scores minder betrouwbaar zijn. Ook ben je bij de NRS gericht op de pijn, dit is niet voor alle patiënten de juiste benadering. De VAS blijkt niet praktisch qua werkbaarheid. De structurele observatie van activiteiten blijkt bij gebruik niet adequaat, vanwege het plafondeffect. Spiertesten worden momenteel niet eenduidig door de fysiotherapeuten gebruikt, waardoor dit nu verschillende resultaten oplevert.

“Daarnaast is het in sommige gevallen als mensen echt wat meer complexe pijnproblematiek met een stukje centralisatie laten zien is het wel eens handig om je niet zo op pijn te focussen.

En dan wordt het ook minder handig om die om de pijn als uitkomst te gebruiken voor je therapie. Het probleem is er zit een recallbias in en dat maakt het wat minder betrouwbaar of wat minder valide waarschijnlijk ook de score.” (therapeut)

Patiënten hebben geen specifieke fysiotherapeutische meetinstrumenten benoemd, er zijn hier dus geen resultaten over.

5.5.3 Oefeningen bij de Fysiotherapie

De fysiotherapeuten hebben verschillende ervaringen met het geven van oefeningen. De oefeningen worden nu zo functioneel mogelijk bekeken, hierdoor zijn de oefeningen uitvoerbaar voor de

18 patiënten in de thuissituatie. Het nadeel van de oefeningen is dat de therapeut er geen kijk op heeft hoe de patiënt de oefeningen thuis uitvoerd.

“Thuis oefenen en dat heeft beperkingen, want ik weet niet hoe goed ze thuis de oefeningen doen. Dus het nadeel van thuis oefenen is dat mensen dat je ze ja niet zo goed kunt

superviseren.” (therapeut)

De oefeningen werden wisselend ervaren door de patiënten. Over het algemeen werd het positief ervaren, omdat het geïntegreerd werd in het dagelijks handelen. De oefeningen vergen wel discipline volgens sommigen patiënten, maar de ondersteuning van de fysiotherapeut was goed.

“die oefeningen, dus de schouder weer op de plek zetten, (…) dus dat heb je met alles wat je doet in huis ja je werd er in het begin helemaal gefrustreerd van want (...) je bent continu gefocust op je schouder” (patiënt)

Patiënten gaven aan een andere verwachting te hebben van een fysiotherapeutische behandeling dan die zij nu gekregen hebben. Men had verwacht meer oefeningen en massage te krijgen in plaats van veel te moeten praten. Dit werd door de meesten wel als positief ervaren, omdat zij het belang van praten en uitleg krijgen goed inzagen.

“Het luisterende want hij heeft me bijna niet aangeraakt niet dat het moet maar je verwacht bij de fysiotherapie.” (patiënt)

Patiënten gaven aan veel baat te hebben gehad bij de fysiotherapie. Hoewel één patiënt toch graag meer massages had gewild.

Therapeuten ervaren dat de patiënten het idee hebben dat ze na de behandeling pijn moeten voelen. Dit hebben de patiënten niet aangegeven, maar ze geven wel aan dat ze meer willen oefenen, dan dat ze als opdracht meegekregen hebben. Dit doen ze in de hoop dat ze dan sneller gerevalideerd zijn.

“Dat hoor ik wel heel vaak dat ze (…) daar eigenlijk blij verrast zijn en dat het oefenen eigenlijk helemaal niet zo zwaar is. En dan vinden mensen gewoon heel fijn van ja oh ik hoef geen pijn te hebben. Want soms schijnt het toch echt dat ze denken van oh ik moet pijn hebben bij een behandeling!” (therapeut)

“Vijf minuten per dag lijkt weinig. Drie keer per dag vijf minuten. Denk ja kan toch niet effect hebben. Ik bedoel ja, vijf minuten, wat is dat nou vijf minuten. Maar ja uiteindelijk moet je daar wel mee beginnen. Dat was voor mij wel lastig.” (patiënt)

5.5.4 ‘Motivational Interviewing’

De gesprekstechniek ‘Motivational Interviewing’ (MI) wordt door alle therapeuten als positief ervaren. Veel therapeuten kunnen zich niet meer voorstellen geen MI meer tijdens een behandeling te gebruiken. Er wordt ook benoemd dat door MI de behandeling individueler wordt gemaakt, de patiënt wordt zo meer betrokken bij de behandeling.

“Ik kan me haast niet meer voorstellen dat we behandelingen zonder dat zouden doen, omdat het eigenlijk gewoon niet weg te denken is op het moment dat je te maken hebt met

gedragsverandering.” (therapeut)

De voor- en nadelenmatrix en de vertrouwensschaal blijken goede middelen te zijn om de patiënt tot gedragsverandering te laten komen volgens de therapeuten.

“Super! Ja, en vooral dat je daar ook als therapeut handvatten bij hebt om iemand dat te laten inzien.” (therapeut)

Alle therapeuten ervaren MI als positief, echter werd er door hen wel één nadeel benoemd. De patiënt wordt geacht zelf verantwoordelijk te zijn over de behandeling. Deze manier van benaderen werkt niet prettig voor iedere patiënt, maar voor sommige is het een kwestie van wennen.

“Ik denk dat mensen het begin wel eens (...) de houding hebben van jij bent de therapeut en jij gaat mij helpen, dan kan het soms wel eens vervelend zijn als iemand dat zegt van je bent zelf

19 verantwoordelijk voor je gedrag. (...) ik denk dat sommige mensen daar niet heel blij mee zijn.” (therapeut)

Hoewel de patiënten MI niet benoemen worden de principes als positief ervaren, hoewel niet alle patiënten denken dat het geschikt is voor iedereen. Er werd aangegeven door de patiënten dat de patiënt veel zelf moet doen.

“toch die complimentjes krijg van hé, je doet het goed en die schouder staat al veel beter”

(patiënt)

De benadering van de therapeuten werd als psychologisch en ook als confronterend ervaren. Echter werd dat door die patiënten wel in positieve zin genoemd.

“Je wordt gewoon bewust (…) gehersenspoeld laten we het maar daar ophouden zo af en toe dan denk ik nog wel eens van jeetje wat heb ik toch allemaal gedaan” (patiënt)

“je vraagt hoe is dat ervaren dat is eigenlijk een klap voor mn kanus geweest en dat moest ook” (patiënt)

5.5.5 Lotgenotencontact

Wat gemist wordt door verschillende patiënten en therapeuten is het lotgenotencontact.

Therapeuten denken dat een aantal sessies groepstherapie de patiënten wel kan helpen. Zo kunnen de patiënten elkaar ondersteunen in hun behandeling.

“We hebben weleens overwogen of het zinvol zou zijn om deze mensen in een groep te zien.

En ik denk dat dat ook wel positieve kanten aan (...) zitten. Doordat mensen van elkaar ook horen leren van elkaar denk ik wel (...) voor een aantal mensen een beter effect zal kunnen krijgen.” (therapeut)

“om die es met mij in contact te brengen en es over mijn ervaring te laten (…) ik had bijv wel heel handig gevonden om in een heel vroeg stadium met iemand die al wat langer NA heeft of iemand die al volledig hersteld is om daar zo maar es even een babbeltje mee te maken.”

(patiënt)