• No results found

Aanmelden van een nieuw device (klant)

Ondersteunende processen. Klant toevoegen.

Toevoegen van een nieuwe klant in de database gebeurt door het aflezen van een Identificator van een device. Vervolgens wordt er een profiel aangemaakt, dat aan deze identificator gekoppeld wordt. Deze entiteiten worden aan de permanente database toegevoegd. Als bevestiging ontvangt de klant een bericht op zijn mobile apparaat. Bij deze activiteit zijn zowel de eigenaar van de device als de locatiemedewerker betrokken.

Om de eventuele identificatieproblemen tijdens het aanmelden van een nieuwe klant te voorkomen, wordt het aflezen van de ID van een nieuwe device (klant) met behulp van een transmitter met een laag zendvermogen gebruikt. In de praktijk betekent het dat het apparaat dat in de database toegevoegd wordt zich op een zeer korte, tot 10cm, afstand van de transmitter moet bevinden. Deze actie is vanuit het oogpunt van een klant gelijk aan het gebruiken van een bankpas bij het afrekenen. Een schematische afbeelding van deze operatie vindt u in bijlage 3.1 afbeelding 11.

Klanten onderhouden

Het bewerken en verwijderen van een klant, dwz. een identificator en het bijhorende profiel, wordt door een medewerker uitgevoerd zonder dat de klant erbij wordt betrokken. Eventueel wordt er een bevestiging verstuurd.

Een schematische weergave vindt u in de afbeelding 12 in de bijlage 3.1.

Reactieregels toevoegen / verwijderen

Reactieregels worden door een medewerker toegevoegd.

Een Reactieregel kan bestaan uit één of meerdere deelregels. Zodra er voor een “Nieuwe reactieregel toevoegen” gekozen wordt, creëert het systeem een nieuwe regel met een lege regel voor een deelregel. Als de deelregel ingevoerd is, kan er een nieuwe deelregel toegevoegd worden of een boodschap toegevoegd aan de reactieregel. Na opslaan van de Reactieregel in de database kan het direct in gebruik genomen worden. Het schema van dit proces vindt u in bijlage 3.1 afbeelding 13.

Boodschappeninhoud onderhouden.

Het toevoegen / verwijderen van de bestanden met boodschappeninhoud wordt door de medewerker in standaarde omgeving van op het systeem gebruikte OS (operating system) uitgevoerd.

3 Systeem functionaliteiten

Het systeem kent 3 actoren: Server, Medewerker, Klant.

Server is een verwerking- en zendunit, tevens ook de databasesunit.

Medewerker is een persoon die de toegang heeft tot het systeem op administrator niveau. Klant is een persoon die in bezit is van een draadloze device, zoals mobiele telefoon of een PDA met de draadloze communicatie mogelijkheden.

Voor deze actoren en het systeem in het geheel zijn volgende functionaliteiten gedefinieerd: Server

− Draadloze device ontdekken; − Identificator van een device aflezen; − Identificator opslaan in een DB;

− Informatie van een klant (profiel) koppelen aan zijn Identificator; − Informatie opslaan;

− Identificator opzoeken in DB;

− Weergeven van de ontdekte devices, Identificatoren en namen van alle devices en met de bijhorende informatie voor gepaarde (bekende voor het systeem devices uit het IdentificatorenDB) devices;

− Opslaan en weergeven laatste 30 ontdekte devices;

− Opslaan en weergeven laatste 30 ontdekte gepaarde devices;

− Toevoegen/opslaan van een nieuwe Identificator (device) en bijbehorende informatie in een DB;

− Versturen van een object naar een gepaard/niet gepaard device (Identificator); − Op basis van “Reactieregels” boodschap versturen;

− Opslaan welke inhoud per device werd ontvangen;

− Voorkomen dat devices meerdere keren dezelfde boodschap krijgen. Het wordt gedaan op basis van de waarden van de variabelen Xt en boodschap;

− Narrow- en Bluecasting;

− Systeem moet de keuze van klant om geen bericht te ontvangen kunnen onthouden;

Medewerker

− 30 laatst gespotte devices zien;

− Laatste 30 gespotte gepaarde devices zien; − Informatie van gepaarde gespotte devices zien; − Profielen beheren (veranderen van informatie in DB); − Handmatig paren van een device;

− Koppeling tussen Identificator en profielen beheren;

− Aanpassen “Reactie” inhoud (toevoegen/verwijderen van “Reactie” objecten op de server);

− “Reactie” regels aanpassen, creëren;

Klant

− Zich kunnen aanmelden; − Zijn Identificator kunnen tonen; − Berichten kunnen ontvangen;

4 Voorbeeld van het gebruik van een M-Profiel systeem

4.1 Telecomwinkel “Telecom today”

Situatie – Klant is bekend

Zodra een device (klant) zich binnen de locatiegrenzen bevindt, bv. naast een telecomwinkel, ontvangt het systeem zijn identificator. Binnen het systeem wordt er gekeken in de DB van de identificatoren of het verkregen ID er voorkomt. Volgens onze stelling is het ID van deze klant bekend in het systeem en is er een profiel aan deze identificator gekoppeld met de informatie over deze klant. NAW informatie en identificator van deze klant worden op het scherm van een medewerker getoond. De winkel voert een advertentie campagne, waarin voor verschillende doelgroepen verschillende boodschappen verstuurd worden. Er zijn de volgende doelgroepen gedefinieerd:

Groep 1

Leeftijd <25; contract type – min 2jaar; Groep 2

Leeftijd <25;

eerdere uitgaven tot €250 totaal en €70 gemiddeld; Groep 3

Leeftijd 25>; geslacht – vrouw;

eerder aangeschaft productmerk – Samsung;

Groep 1 ontvangt een boodschap met de link naar de site waar ze een ringtoon kunnen downloaden.

Groep 2 ontvangt een boodschap met de korting gegevens.

Groep 3 een vrolijk wenskaartje.

Rest van de klanten, die onder geen van deze groepen valt, ontvangt een standaard bericht.

Tabel 2 Advertentie boodschappen per groep.

Op basis van de gegevens van deze klant kiest het systeem een afbeelding. Het systeem controleert tlaatst variabele voor het paar identificator<->boodschap. In het geval dat deze

variabele minder is dan de opgegeven “expired time”, wordt de afbeelding naar de device van de klant verstuurd. De variabele voor dit paar identificator<->boodschap krijgt de waarde van de huidige systeemtijd. Deze variabele geeft aan voor hoe lang deze boodschap niet naar dezelfde klant verstuurd mag worden. Dit wordt gedaan om het versturen van dezelfde boodschappen in een korte tijd te voorkomen. De waarde van de xt variabele wordt door de administrator van het

Verbinding wordt verbroken met deze klant en systeem voert de cyclus vanaf het begin opnieuw in voor een andere klant die zich binnen de grenzen van deze locatie bevindt.

Situatie – Klant is onbekend

In het geval dat de klant onbekend voor het systeem is, wordt er naar de device van de klant een standaard bericht verstuurd, en de informatie van deze device wordt in de Tijdelijke database opgeslagen voor verdere verwerking, zoals data mining en dergelijke. Er wordt net als in de situatie met een klant die bekend is voor het systeem een “expired time” variabele aan het Identificator van de klant device in de database gekoppeld. Het streeft hetzelfde doel na, het voorkomen van het versturen van meerdere boodschappen met gelijke inhoud in een korte tijd naar hetzelfde device.

Situatie – Klant toevoegen / verwijderen.

Het toevoegen van een klant d.w.z. creëren van een profiel en hem binden aan een identificator, wordt gedaan bij het werkstation door een locatiemedewerker. Het creëren van een profiel is niets anders dan het invullen van een formulier dat op het scherm van het werkstation wordt getoond. Vervolgens wordt, door het houden van de device bovenop of naast een aan het systeem gekoppelde transmitter met laag zendvermogen, zijn identificator afgelezen. Medewerker controleert of het een juiste identificator is en slaat de combinatie identificator<- >profiel op in de Permanent database van het systeem. Als het opslaan van deze gegevens in de database succesvol verloopt, wordt een bevestigende melding op het beeldscherm van het werkstation getoond. Klant ontvangt een bevestiging dat hij/zij in het systeem is opgeslagen. De mogelijkheid om een klant te verwijderen is in het grafisch user interface van het systeem aanwezig en kan door een medewerker uitgevoerd worden. Daarbij worden het profiel en de identificator van deze klant definitief uit de database van het systeem gewist.

5. Appendix

5.1 Lijst van figuren

Afbeelding 1 M-Profiel systeem. Schematische weergave. ...6

Afbeelding 2 Implementatie op verschillende locaties ...6

Afbeelding 3 Kleinschalig implementatie...6

Afbeelding 4 Locatie...7

Afbeelding 5 Lokalisatie en identificatie van een klant...7

Afbeelding 6 Aanmelden van een nieuw device (klant) ...8

Afbeelding 7 Lokalisatie. ...13

Afbeelding 8 Identificatie. ...13

Afbeelding 9 Boodschap voorbereiden ...14

Afbeelding 10 Verstuur het bericht...14

Afbeelding 11 Identifictaie voor het toevoegen van een nieuwe klant in de Permanente Database ...15

Afbeelding 12 Profiel bewerken ...15

Afbeelding 13 Reactieregel toevoegen ...16

5.2 Lijst van afkortingen

Afkorting Betekenis

MAC - adres Media Access Control nummer. Unieke identificator van een netwerkapparaat

DB Data base.

LBS Location based service. Locatiegebonden diensten VCF vCard. Een adresboek kaartje.

Bijlage 3.1

Flowchart schema.

Flowchartschema voor M-Profiel

systeem.

Bijlage 3.1 Flowchart schema’s.