• No results found

Hoofdstuk 3 De betekenis van de termen wettige oproeping en werkelijke dienst

3.3 De werkelijke dienst

Hoewel een reservist die geen gehoor geeft aan zijn oproeping niet in werkelijke dienst kan treden, is het wel van belang om eerst te kijken wat er bedoeld wordt met de term werkelijke

dienst. Immers, er zou sprake kunnen zijn van een wettige oproeping, zonder dat deze

oproeping verband houdt met de werkelijke dienst. In zo een situatie is er alsnog geen sprake van een mogelijke strafbaarstelling op grond van de artikelen 109 en 110 WvMS.

De Nederlandse krijgsmacht kent beroepsmilitairen, reservisten en dienstplichtigen. Zij allen kunnen worden opgeroepen om in werkelijke dienst te treden. Voor reservisten stonden de situaties waarin zij konden worden opgeroepen in de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht 1985198, die per 1 januari 2008 is vervallen.199 Voor Nederlandse

dienstplichtigen stond dit in de Dienstplichtwet.200 Reservisten en dienstplichtigen kunnen nog steeds voor de werkelijke dienst worden opgeroepen.

Gewone dienstplichtigen konden worden opgeroepen om de werkelijke dienst te vervullen tijdens een eerste oefening, bij herhalingsoefeningen en in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden.201 Een oproeping hiervoor geschiedde per brief aan het adres waar de dienstplichtige woonde.202 Buitengewone dienstplichten waren alleen verplicht tot het vervullen van hun dienstplicht in buitengewone omstandigheden.203 In geval van oorlog of oorlogsgevaar geschiedde de oproeping hiervan door middel van een openbare kennisgeving.204 197 De Keizer, 1998, p. 31-32. 198 Stb. 1985, 619. 199 Stb. 2007, 480. 200 Stb. 1922, 43.

201 Handboek voor den soldaat, 1937, p. 85. 202 Handboek voor den soldaat, 1937, p. 88. 203 Handboek voor den soldaat, 1937, p. 85. 204 Handboek voor den soldaat, 1937, p. 90.

Reservisten konden op grond van de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht door of namens de Minister van Defensie205 worden verplicht om in werkelijke dienst te treden tijdens buitengewone omstandigheden en tijdens herhalingsoefeningen of om mondelinge of schriftelijke cursussen te volgen.206 Vervolgens konden zij zichzelf verplichten om in werkelijke dienst te komen voor het volgen van opleidingen en functietrainingen en het zich beschikbaar houden voor de werkelijke dienst in het kader van een crisisbeheersings-, vredes- of humanitaire operatie en tot het voor inzet in een dergelijke operatie.207

Voor een reservist die gehoor geeft aan zijn werkelijke oproeping, geldt artikel 62 WvMS. De werkelijke dienst begint wanneer de reservist op de plaats van zijn bestemming aankomt, zich voor de werkelijke dienst heeft aangemeld, of voor de werkelijke dienst is

overgenomen.208 Met de plaats van bestemming wordt de plaats bedoeld waar de reservist zijn dienstverplichtingen geacht wordt te vervullen.209 Dit is bijvoorbeeld een schip of een kazerne. Het aankomen op deze plaats is genoeg om de werkelijke dienst te laten beginnen.210 Zodra een reservist deelneemt aan een militaire oefening, is hij in werkelijke dienst.211

Wanneer hij een uniform draagt dan wordt hij ook geacht in werkelijke dienst te zijn.212 Dit geldt ook wanneer hij onbevoegdelijk een uniform draagt213 of wanneer hij militaire

kentekens of onderscheidingstekens draagt.214 Tenslotte is een reservist in dienst wanneer hij zich aan boord van een militair vaartuig bevindt of wanneer hij zich in een militaire inrichting bevindt.215

De staatssecretaris van Defensie gaf aan dat een reservist alleen in werkelijke dienst is wanneer hij feitelijk onder de wapenen is.216 Deze term is afkomstig vanuit de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht. Hier werd de werkelijke dienst geformuleerd als de dienst

205 Stb. 1954, 576, artikel 5. 206 Stb. 1954, 576, artikel 4. 207 Stb. 1999, 279, artikel 4 en 4a.

208 Zie HR 19 maart 1996, MRT 1996, p. 277. 209 Dolman e.a., 2014, artikel 62.

210 Dolman e.a., 2014, artikel 62. 211 Dolman e.a., 2014, artikel 62.

212 “Overwegende dat (...) een dienstplichtige, die met groot-verlof is, steeds geacht wordt in werkelijke dienst te

zijn zolang hij uniformkleding draagt, onverschillig of hij daarbij al of niet handelt in strijd met administratieve voorschriften.”, HMG 7 november 1950, MRT 1951, p. 172.

213 Dolman e.a., 2014, artikel 62. 214 Dolman e.a., 2014, artikel 62. 215 Stb. 1903, 111, artikel 62.

gedurende de tijd welke het personeel onder de wapenen doorbrengt.217 Volgens de

staatssecretaris bevindt een reservist zich feitelijk onder de wapenen wanneer hij gevolg geeft

aan een daartoe strekkende oproep ter nakoming van een verplichting die hij op zich heeft genomen, dan wel omdat hem zulks is toegestaan.218 Echter, een heldere uitleg wanneer iemand zich wel en wanneer iemand zich niet onder de wapenen bevindt, ontbreekt.

Een uitleg van de werkelijke dienst bevindt zich wel in de Memorie van Toelichting bij artikel 12l MAW 1931. De werkelijke dienst kan zowel bestaan uit een oefening of opleiding, als het uitvoeren van daadwerkelijke werkzaamheden of diensten als militair.219 De omvang, frequentie en duur van de werkelijke dienst is afhankelijk van de bestemde functie voor de reservist.220 Wanneer een reservist wordt aangesteld, dan neemt hij vrijwillig de verplichting op zich om tijdens de benodigde perioden in werkelijke dienst te treden.221 Daarnaast moet hij ook in buitengewone omstandigheden in dienst treden.222

Samengevat bestaat de werkelijke dienst dus uit een oefening of een opleiding of uit het uitvoeren van daadwerkelijke werkzaamheden of diensten als militair. Daarnaast kan de werkelijke dienst bestaan uit het volgen van een opleiding. Komt een reservist niet wanneer hij wel wordt opgeroepen, dan treedt hij niet in werkelijke dienst.223 In beginsel verkrijgt hij dan niet de status militair, met uitzondering voor de delicten zoals omschreven is in de artikelen 109 en artikel 110 WvMS, mits er ook voldaan is aan een wettige oproeping.

217 Stb. 1985, 619, artikel 1 sub c. 218 Kamerstukken II 2005-2006, 30 674, nr. 3. 219 Kamerstukken II 2005-2006, 30 674, nr. 3. 220 Kamerstukken II 2005-2006, 30 674, nr. 3 221 Kamerstukken II 2005-2006, 30 674, nr. 3 222 Kamerstukken II 2005-2006, 30 674, nr. 3 223 Franken en Brunner, 1948, p. 104.

Hoofdstuk 4 De huidige positie van de reservisten en het belang van de