• No results found

Hoofdstuk 4 De huidige positie van de reservisten en het belang van de artikelen 109 en 110 WvMS

4.3 De reservisten anno

In Nederland bestaat het Bureau Resevisten en Samenleving (hierna: BReS). Kolonel (R) D. (Dick) Scherjon is hier tot en met eind 2017 het hoofd van geweest.239 BReS is opgericht omdat Defensie meer reservisten wilde aantrekken in het kader van de adaptieve krijgsmacht. Tijdens de oprichting van BReS is ook de term adaptieve krijgsmacht ingevoerd.240 Deze term houdt in dat de krijgsmacht niet alleen flexibel moet zijn (naar het Engelse flexible force

concept), maar de krijgsmacht moet deze flexibiliteit ook werkelijk hebben ingevoerd in de

organisatiestructuur. Met andere woorden: men moet niet alleen weten dat de krijgsmacht flexibel kan zijn, maar dit moet ook in de praktijk uitvoerbaar zijn. Het moet mogelijk zijn om snel beslissingen te nemen wanneer snel veranderende omstandigheden daarom vragen.

Kolonel Scherjon geeft aan dat Defensie al vanaf de opschorting van de dienstplicht in 1997 aan het zoeken is naar een goede invulling van een reservecomponent. In de beginjaren, net na deze opschorting, ging Defensie uit van de idee dat reservisten slechts minimaal nodig waren en dat in principe alles gedaan zou gaan worden met beroepsmilitairen. Deze opvatting is in de loop van de jaren veranderd. Steeds meer wordt er gekeken naar de mogelijkheid om meer reservisten in te zetten tijdens uitzendingen en tijdens de uitoefening van nationale

232 Coolen, 2013, studiepockets strafrecht nr. 28, p. 1. 233 Coolen, 2013, studiepockets strafrecht nr. 28, p. 1. 234 Stb. 1903, 111 en Stb. 1990, 368 en 371.

235 Coolen, 2013, studiepockets strafrecht nr. 28, p. 1. 236 Coolen, 2013, studiepockets strafrecht nr. 28, p. 2. 237 Stb. 1886, 64.

238 Zie Stb. 1886, 64, artikel 2.

239 Het gehele interview met kolonel (R) D. Scherjon is opgenomen als bijlage I bij dit onderzoek. 240 Brief van de minister van Defensie,13 januari 2017, kenmerk BS2016003367.

taken. Op dit punt bestaat een probleem. Sinds de afschaffing van de Wet voor het reserve- personeel der krijgsmacht is het niet meer mogelijk om een reservist te verplichten om op te komen tijdens een oefening of tijdens een uitzending. Dit maakt dat de heersende opvatting binnen Defensie is dat een reservist een onbetrouwbare component is. De reservist is namelijk in de positie om te weigeren, zelfs tot vlak voor zijn uitzending.

Defensie benadert een reservist wanneer zijn inzet nodig is. Daarvoor worden in principe jaarschema’s gebruikt, zodat ver van tevoren duidelijk is wanneer de reservist nodig is bij Defensie en daardoor niet voor zijn civiele werkgever beschikbaar is. Meestal worden

reservisten opgeroepen in weekenden of tijdens de avonduren, maar het kan gebeuren dat een reservist voor een langere tijd wordt opgeroepen door Defensie.

Eerste luitenant P. R. (Philip) Minnema241 legt uit dat reservisten bij de Koninklijke

Marechaussee (hierna: KMar) tot aan 2009 werden opgeroepen per brief. In deze brief stond vermeld wanneer en voor welke dienst de reservist op diende te komen. Vanaf 2009 geldt voor de reservisten die algemeen opsporingsambtenaar zijn dat er wordt gewerkt met een rooster. In dit rooster staan de openstaande diensten die de KMar vraagt. Dit zijn

bijvoorbeeld diensten ondersteuning grensbewaking Schiphol, een grenscontrole, et cetera. De reservisten kunnen zichzelf hierop inschrijven. Eenmaal ingepland in het rooster wordt ervan uit gegaan dat de reservist deze dienst ook werkelijk draait. Voor de reservisten binnen de KMar die geen algemeen opsporingsambtenaar zijn geldt dat zij per e-mail of telefonisch worden benaderd wanneer er openstaande diensten zijn.

Met alle reservisten binnen de KMar worden er afspraken gemaakt over wat zijn taak is en wat de KMar van hem verwacht. Hierna wordt er een Verklaring van Bekendheid getekend. In deze verklaring staat wat de KMar minimaal van de reservist verwacht. Door middel van deze verklaring wordt geprobeerd om de vrijblijvendheid van de reservist iets minder vrijblijvend te maken. Toch geeft Minnema aan dat de reservist geen verplichting heeft om op te komen wanneer de KMar dit vraagt. Wettelijk kan de reservist niet afgedwongen worden. Wanneer een reservist echter wegblijft zonder opgaaf van redenen dan heeft dit wel andere consequenties en kan er in het uiterste geval ontslag volgen.

241 Eerste luitenant P. R. Minnema dient bij het Bureau Flexibele Capaciteit (BFC) Koninklijke Marechaussee.

Bij de Koninklijke Marine Reserve (hierna: KMR) worden reservisten opgeroepen per brief, legt kapitein-luitenant ter zee H. (Riekus) Hatzmann uit.242 In deze brief staat voor welke dienst en hoe lang de reservist opgeroepen wordt. Het geen gehoor geven aan deze oproep kan ertoe leiden dat de dienstbetrekking met de betreffende reservist beëindigd wordt. De Koninklijke Marine (KM) maakt echter geen gebruik van een Verklaring van Bekendheid, zoals dit bij de KMar gedaan wordt.

Soldaat der tweede klasse (R) M. (Mariske) Kor243 dient bij de NATRES en zij legt uit dat er binnen haar peloton vaak wordt gecommuniceerd via de e-mail wanneer het gaat om een bericht over de opkomst. Soms wordt er echter ook gecommuniceerd via WhatsApp. Zo is er een WhatsApp groep binnen het peloton van Kor waarin informatie wordt verstrekt over de opkomst van de reservisten.

Ook de communicatie binnen de Groep Luchtmacht Reserve (hierna: GLR) gaat digitaal. Kapitein M. H. (Maurits) Kraak244 legt uit dat wanneer de GLR een aanvraag binnen krijgt voor een reservisteninzet, de reservisten per e-mail worden benaderd. Hierop kunnen zij reageren en wordt de reservist gekoppeld aan de eenheid die zijn inzet nodig heeft.

Uiteindelijk beslist niet Defensie of de reservist komt, maar beslissen de reservist en zijn werkgever dit samen.245 Defensie gaat uit van het motto vrijwillig, maar niet vrijblijvend, maar een reservist kan weigeren om aan de oproep van Defensie gehoor te geven. En dat raakt de kern van dit onderzoek. Defensie geeft zelf aan dat een reservist uiteindelijk beslist of hij wel of geen gehoor geeft aan zijn oproep. Daarmee is de reservist een flexibele, maar ook een onbetrouwbare partner voor Defensie.

Strafrechtelijk gezien betekent dit dat een reservist kan niet worden gedwongen om aan zijn oproep voor een oefening of een uitzending (met andere woorden: de werkelijke dienst) gehoor te geven. Als hij komt, dan komt hij vrijwillig. Komt hij niet, dan kan hij

strafrechtelijk niet worden gedwongen. Dit kan een probleem opleveren wanneer Defensie

242 Kapitein-luitenant ter zee H. Hatzmann is het hoofd van het Bureau Flexibele Capaciteit CZSK. Het gehele

interview is opgenomen als bijlage IV bij dit onderzoek.

243 Soldaat der tweede klasse M. Kor dient als reservist bij het 10 NATRESBAT en is gestationeerd in Assen.

Het gehele interview is opgenomen als bijlage V bij dit onderzoek.

244 Kapitein M. H. Kraak is werkzaam als communicatieadviseur bij de Groep Luchtmacht Reserve. Het gehele

interview is opgenomen als bijlage III bij dit onderzoek.

steeds meer wil gaan bouwen op reservisten. In deze situatie moet vertrouwd kunnen worden op het feit dat een reservist ook werkelijk komt wanneer hij wordt opgeroepen. En als hij niet komt dan moet er een manier zijn om hem toch te laten komen.

Reservisten zijn gedurende de tijd dat ze niet in werkelijke dienst zijn, met groot verlof. Voor reservisten geschiedde de wettige oproep om in werkelijke dienst te treden door of namens de Minister van Defensie.246 Zoals gezien verschilt de manier van oproepen per

krijgsmachtonderdeel. Soms gaat de oproeping digitaal, andere keren per brief of telefonisch. Nergens is vastgelegd op welke manier een wettige oproeping dient te geschieden. Dit kan dus per e-mail, per brief, telefonisch of op een andere manier gebeuren. Wel is voor de wettige oproeping vereist dat er een oproeping plaatsvindt die steunt op een wettelijke bepaling. In de voorgaande hoofdstukken is duidelijk geworden dat er op dit moment geen wettelijke regeling is die een wettige oproeping voor reservisten beschrijft. Dit maakt het in principe voor reservisten mogelijk om een oproep te weigeren en daaraan geen gehoor te geven, zonder dat voor hen gevolgen heeft onder het militaire strafrecht. Daarbij geldt wel dat een militair, zodra hij in dienst treedt bij Defensie, een aanstellingsbrief krijgt. Een reservist krijgt een aanstelling als ambtenaar, en valt daarmee onder het militaire

ambtenarenrecht. Bij een niet functioneren, oftewel: herhaaldelijk geen gehoor geven aan de wettige oproeping, kan er een ontslag komen op grond van deze wet en het aanverwante reglement.247

4.4 Strafrechtelijk vervolgen?

De vraag die overblijft is of er een meerwaarde ligt in de mogelijkheid om een reservist strafrechtelijk te kunnen vervolgen wanneer hij geen gehoor geeft aan een wettige oproeping voor de werkelijke dienst.

Een reservist die wordt opgeroepen, of, zoals dat bij de KMar gebeurt, wordt ingepland, moet op de afgesproken dag en tijd komen opdagen. Doet hij dit niet dan raakt dat het wezen van de krijgsmacht en daarmee ook het algemeen belang. Tenslotte is de krijgsmacht er ten dienste van het Nederlandse volk. Zoals gezegd in hoofdstuk 4.2 is het doel van het strafrecht niet enkel het straffen, maar ook het afdwingen van normconform gedrag. Daarbij werkt het strafrecht afschrikkend: het moet mensen ervan weerhouden om bepaalde delicten te plegen.

246 Stb. 1985, 619.

Een wettelijke regeling in het strafrecht zou een reservist er van moeten weerhouden om niet op te komen dagen terwijl dit wel de bedoeling is. Doet hij dit toch, dan is hij strafbaar op grond van het militaire strafrecht. Dit zou andere reservisten er van kunnen overtuigen om te komen wanneer ze worden opgeroepen.

Wanneer een reservist via het strafrecht gedwongen zou moeten kunnen worden om altijd gehoor te geven aan een wettige oproeping, dan moet de manier waarop een wettige

oproeping behoort te geschieden worden vastgelegd in wetgeving. Hier is al een mogelijkheid voor, namelijk in artikel 12l MAW 1931. Daar ligt de opdracht voor de wetgever om een AMvB vast te stellen betreffende de wettige oproeping. Zodra deze AMvB gemaakt is kan een oproeping voor een reservist geschieden op basis van deze AMvB. Dat maakt de

oproeping een wettige oproeping. De reservist die hier geen gehoor aan geeft, is strafbaar via artikel 109 of 110 WvMS.

Zolang deze AMvB er echter niet is, is het niet mogelijk om de reservist via het strafrecht te dwingen om gehoor te geven aan een wettige oproeping voor de werkelijke dienst. Om de zekerheid te hebben dat een reservist ook komt wanneer hij wettig wordt opgeroepen voor de werkelijke dienst, moet er een sluitend systeem zijn om deze reservist te kunnen vervolgen op basis van het strafrecht wanneer hij hier geen gehoor aan geeft.

Een verschil met de dienstplicht is echter dat een reservist er geheel vrijwillig voor kiest om in dienst te treden bij Defensie. Er is geen reservistenplicht meer, zoals die vroeger wel bestond.248 Reservisten dienen bij Defensie, maar daarnaast hebben ze vaak een baan bij een civiele werkgever. Het feit dat een reservist vandaag de dag niet gedwongen kan worden om gehoor te geven aan de wettige oproeping voor de werkelijke dienst maakt de reservist een onbetrouwbare partner voor Defensie. Aan de andere kant pleit het feit dat een reservist er vrijwillig voor kiest om in dienst te treden bij Defensie in het voordeel van de reservist. Omdat hij vrijwillig hiervoor kiest, kiest hij bewust. En is daarmee misschien wel extra gemotiveerd om gehoor te geven aan zijn oproepen.

Gelet op het feit dat Defensie steeds meer wil gaan bouwen op reservisten, als flexibele component van de krijgsmacht, is het aan de wetgever om de AMvB waar artikel 12l MAW

248 Zie artikel 134 Militiewet 1901, Stb. 1901, 212. In dit artikel wordt aangegeven dat wanneer een

1931 naar verwijst zo spoedig mogelijk op te stellen. Deze AMvB moet ten minste de gevallen omschrijven waarin een reservist kan worden opgeroepen en op welke manier deze oproeping behoort te geschieden. Daarnaast moet deze AMvB regels bevatten wie tot de oproeping bevoegd is. Alleen dan is het voor de reservist, zijn civiele werkgever en voor Defensie van tevoren duidelijk wanneer er een oproeping kan plaatsvinden en hoe deze oproeping geschiedt. De artikelen 109 en 110 WvMS gelden dan weer als ultimum remedium: wanneer de reservist geen gehoor geeft aan zijn wettige oproeping voor de werkelijke dienst is hij vervolgbaar en strafbaar op grond van het militaire strafrecht.

Hoofdstuk 5 Conclusie

In dit onderzoek is gekeken naar de waarde van de artikelen 109 en 110 WvMS voor de reservisten van nu. De vraag die centraal stond was: Wat zijn de strafrechtelijke gevolgen

voor reservisten binnen de Nederlandse krijgsmacht wanneer er sprake is van het niet opvolgen van een wettige oproeping voor de werkelijke dienst?

Om dit goed te kunnen onderzoeken is er in hoofdstuk 1 bekeken wat de geschiedenis is van de reservisten binnen de Nederlandse krijgsmacht. Er is aangetoond dat de reservisten een lange geschiedenis hebben bij Defensie, maar dat ze altijd in de minderheid zijn geweest en vaak als minderwaardig werden gezien. Toen het Wetboek van Militair Strafrecht in 1923 werd ingevoerd, gold de dienstplicht. Daarnaast waren er in de maatschappij veel invloeden van het pacifisme te zien omdat de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog nog vers in het geheugen van de bevolking stonden. Dit maakte dat de krijgsmacht impopulair was en er weinig reservisten waren. Toen Nederland uiteindelijk, na de Tweede Wereldoorlog, in 1949 lid werd van de NAVO, kwam er een einde aan de neutrale status van Nederland. Hierdoor groeide het leger, maar bleven de reservisten nog steeds een aanvulling op de krijgsmacht. Vandaag de dag worden reservisten steeds belangrijker binnen Defensie. In het kader van de adaptieve krijgsmacht veranderen reservisten van een oplossing voor het personeelstekort langzaam maar zeker naar een vaste component binnen de krijgsmacht.

In hoofdstuk 2 is er allereerst gekeken naar de reden van de invoering van het nieuwe

Wetboek van Militair Strafrecht. Deze reden lag in het feit dat er in 1886 een nieuw Wetboek van Strafrecht werd ingevoerd en het militaire strafrecht hierop een aanvulling zou worden. In 1923 werd uiteindelijk het nieuwe Wetboek van Militair Strafrecht ingevoerd.

Verschillende keren zijn bepalingen in dit wetboek veranderd, maar de (voorlopers van de) artikelen 109 en 110 WvMS zijn slechts vernummerd en niet veranderd.

Artikel 60 WvMS geeft aan wie de status van militair bezitten. Een reservist heeft op basis van het tweede lid van dit artikel de status van militair zo lang en zo vaak hij in werkelijke dienst is. Een reservist die geen gehoor geeft aan zijn wettige oproeping, en daarmee niet in werkelijke dienst treedt, verkrijgt de status militair slechts met betrekking tot de artikelen 109 en 110 WvMS. Wat betreft alle overige artikelen in het WvMS is hij geen militair en om die

reden niet in staat om delicten te plegen die verwijzen naar de militair die….

Artikel 62 WvMS beschrijft de gevallen waarin een reservist in werkelijke dienst wordt geacht te zijn. Kortgezegd is een reservist in werkelijke dienst wanneer hij zich onder de wapenen bevindt. De term werkelijke dienst is uitgebreider besproken in hoofdstuk 3.

Voor de artikelen 109 en 110 WvMS geldt dat zij in de oorspronkelijke versies in één artikel waren opgenomen, eerst in artikel 133 en daarna in artikel 150. Artikel 109 in de huidige vorm bevat een opzet variant, terwijl artikel 110 in de huidige vorm een schuldvariant bevat. Ondanks de vernummering is de inhoud van het artikel tijdens de wijzigingen van het Wetboek van Militair Strafrecht niet veranderd. De reden van invoering is echter niet te achter halen en daarom onbekend.

Vervolgens is er in hoofdstuk 3 gekeken naar de betekenis van de termen wettige oproeping en werkelijke dienst.

Een wettige oproeping is een oproeping die gebaseerd is op een wettelijk voorschrift en in overeenstemming is met de bepalingen vanuit dit wettelijke voorschrift. De exacte vorm waarin een wettige oproeping behoort te geschiedenis is nergens vastgelegd. In vroegere tijden geschiedde deze oproeping mondeling of per brief. Tegenwoordig kan dit ook digitaal. De wettige oproeping valt of staat niet met de manier van oproepen, maar met de wettelijke bepaling waarop de oproeping gebaseerd is. Wil er sprake zijn van een strafbaarstelling op grond van artikel 109 of artikel 110 WvMS dan moet er sprake zijn van een wettige

oproeping. In de tijd van de dienstplicht, was er voor dienstplichtigen sprake van een wettige oproeping omdat de oproeping was gebaseerd op artikel 59(5) Dienstplichtbesluit jo artikel 62 Dienstplichtbeschikking. Voor reservisten gold dat op grond van artikel 5 Wet op het reserve-personeel der krijgsmacht een wettige oproeping mogelijk was. Toen beide wetten vervielen is er voor dienstplichtigen een vervanging gekomen op grond van artikel 18(2) Kaderwet dienstplicht.

Voor reservisten ligt de basis voor een wettige oproeping in artikel 12l Militaire

Ambtenarenwet 1931. Dit artikel beschrijft de rechtspositie van reservisten en lid 4 geeft aan dat er een AMvB opgesteld moet worden om de wettige oproeping van reservisten te regelen. Deze AMvB bestaat echter niet. Reservisten kunnen op dit moment niet wettig worden

opgeroepen in de zin van de artikelen 109 en 110 WvMS.

Als laatste is er gekeken naar de betekenis van de term werkelijke dienst. De werkelijke dienst is op grond van artikel 62 WvMS en op grond van de (vervallen) Wet voor het reserve- personeel der krijgsmacht te verklaren. Kort gezegd bestaat de werkelijke dienst uit een oefening, een opleiding, een schriftelijke of mondelinge cursus of uit het uitvoeren van daadwerkelijke werkzaamheden of diensten als militair. Een reservist die geen gehoor geeft aan een wettige oproeping, en zich dus niet op de afgesproken tijd op de afgesproken plaats meldt, treedt niet in werkelijke dienst en verkrijgt daardoor niet de status militair. Hij is slechts strafbaar onder het militaire recht op grond van artikel 109 of 110 WvMS.

In hoofdstuk 4 is er gekeken naar de positie van de reservist binnen de krijgsmacht anno 2018. Van een krijgsmacht die bestond uit veel dienstplichtigen is de krijgsmacht overgegaan naar een leger dat bestaat uit beroepsmilitairen. Daarnaast dienen veel reservisten binnen het leger en wil Defensie in de toekomst steeds meer gaan bouwen op reservisten. Reservisten kunnen de krijgsmacht een voordeel opleveren: zij hebben namelijk én binnen defensie én binnen hun civiele werkomgeving een netwerk. Dit kan leiden tot het delen van kennis tussen Defensie en civiele werkgevers.

Aan de andere kant is een reservist ook een onbetrouwbare partner voor Defensie. Niet vanwege de reservist als persoon, maar wel omdat een reservist op dit moment niet via het strafrecht gedwongen kan worden om gehoor te geven aan zijn wettige oproeping voor de werkelijke dienst. De oproep die Defensie aan de reservist stuurt is niet gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Hier is wel een kanttekening bij te plaatsen: een reservist die herhaaldelijk geen gehoor geeft aan zijn oproep om in werkelijke dienst te treden kan ontslagen worden. Ondanks dat de wettelijke basis ontbreekt voor de oproep is het geen gehoor geven aan een oproep voor de werkelijke dienst niet zo vrijblijvend als het lijkt.

Een krijgsmacht die reservisten een vast onderdeel wil laten uitmaken van het personeel moet een sluitend systeem hebben voor de gevallen waarin een reservist geen gehoor geeft aan een