• No results found

Welke voorbereiding is nodig in het PO betreffende deze vaardigheden volgens VO docenten, met het oog op de overgang naar het VO?

In Tabel 11 is aangeven op welke scholen de docenten wel of niet betere

voorbereiding nodig achten in het PO betreffende het ontwikkelen van de vaardigheden zelfregulering, communiceren en kritisch denken.

Tabel 11

Betere voorbereiding nodig in het PO van de vaardigheden zelfregulering, communiceren en kritisch denken, volgens docenten in VO.

Vaardigheden School 1 School 2

Zelfregulering Ja

“Maar dan moet er wel eerste gekeken worden naar concrete doelen die we de leerlingen

Ja

“Het is belangrijk om aandacht te besteden aan de fysieke overgang van het PO naar het VO zodat opgedane vaardigheden niet

41 kunnen stellen.” verloren gaan door de grote verandering die

de leerlingen ervaren. Dit geldt eigenlijk voor alle vaardigheden van de leerlingen. Daarnaast geldt voor alle vaardigheden dat de leerlingen de vaardigheden in stukje moeten leren. Maar welke stukjes kunnen we van ze verwachten?”

Communiceren Ja

“Vooral aandacht blijven besteden aan de woordenschat van de leerlingen.”

Ja

“Vooral aandacht blijven besteden aan de woordenschat van de leerlingen. Omdat wij zelf veel aandacht aan deze vaardigheid besteden leren ze het snel op school.”

Kritisch denken Ja

“Maar dan moet er wel eerste gekeken worden naar concrete doelen die we de leerlingen kunnen stellen.”

Nee

“Deze vaardigheid is pas later belangrijk, niet per se bij de overgang naar het VO.”

Noot. Definitie zelfregulering, communiceren en kritisch denken (Thijs et al., 2014).

In de interviews met de docenten kwam naar voren dat de docenten het zeker belangrijk vinden dat deze vaardigheden aandacht (blijven) krijgen in het PO. De docent van school 1 gaf zelfs aan dat als basisscholen het voor elkaar krijgen om deze vaardigheden te

ontwikkelen bij de leerlingen, zij erg weinig werk meer te verrichten hebben in het VO. Daarmee stelt hij wel de vraag: “Maar in hoeverre is dit realistisch? Want menig

volwassenen beheersen deze vaardigheden ook niet” (VO docent, school 1, persoonlijke communicatie, 17 mei 2018). Volgens de docenten in het VO moeten we namelijk wel realistisch blijven. “We moeten rekening houden met wat de leerlingen kunnen, niet te veel druk leggen, maar wel voorbereiden op wat ze later nodig hebben” (VO docent, school 1, persoonlijke communicatie, 17 mei 2018). De docent van school 2 beaamt deze overtuiging. “We moeten rekening houden met de ontwikkelingsfase van de leerlingen” (VO docent, school 2, persoonlijke communicatie, 27 juni 2018). Volgens de docenten moet er bedacht worden welke concrete doelen gesteld kunnen worden aan de leerlingen, rekening houdend met de biologische aard van de leerlingen. De eerste stap voor een betere voorbereiding van

42 de vaardigheden in het PO is volgens hen dan ook het ontwikkelen van concrete realistische doelen die gesteld kunnen worden aan de leerlingen. Daarnaast gaf de docent van school 1 aan dat woordenschat hier een heel belangrijk onderdeel van is. “Zonder de juiste

woordenschat komen de vaardigheden minder goed tot uiting” (VO docent, school 1, persoonlijke communicatie, 17 mei 2018). Volgens hem moet het PO dus veel aandacht (blijven) besteden aan woordenschat. De docent van school 2 gaf dit ook aan in zijn interview. Daarnaast gaf de docent van school 2 aan dat de beheersing van (onderdelen van)

vaardigheden die ontwikkeld zijn in het PO niet meer (volledig) tot uiting komen in het VO. Volgens hem zou dit kunnen komen door de grote, met name fysieke, verandering die leerlingen ervaren in de overgang van het PO naar het VO. Volgens hem moet er dan ook worden nagedacht over hoe de vaardigheden behouden kunnen worden in deze overgang. Volgens hem zou dit gedaan kunnen worden door het bespreken van casussen of het doen van rollenspellen. Hierbij is het volgens de docent belangrijk om verschillende vragen naar voren te laten komen die aansluiten bij de drie vaardigheden die in het huidige onderzoek centraal staan. “De leerlingen kunnen ingaan op vragen als: Wat doet een groep met me? Hoe werkt groepsdruk? Hoe wil ik me profileren in een nieuwe groep? Wat vind ik belangrijk? Hoe kan ik het dichts bij mezelf blijven?” (VO docent, school 2, persoonlijke communicatie, 27 juni 2018). Volgens hem kunnen de leerlingen wel (onderdelen van) de drie vaardigheden

beheersen in de context van hun basisschool, maar weten niet hoe ze de vaardigheden kunnen inzetten in de context van de middelbare school.

De docent van school 1 gaf tenslotte in zijn interview aan het Nederlandse

onderwijssysteem redelijk log te vinden. Volgens hem moet het onderwijssysteem flexibeler zijn om zich aan te kunnen passen aan de veranderingen van de samenleving. “Dit moeten we als onderwijsinstelling in zijn geheel doen. We hadden bijvoorbeeld eigenlijk al vijf jaar geleden iets moeten bedenken hoe we om kunnen gaan met sociale media. We handelen nu

43 pas als het kalf al is verdronken. We moeten preventief handelen” (VO docent, school 1, persoonlijke communicatie, 17 mei 2018). Hij gaf aan dit ook te ervaren met de drie 21ste

eeuwse vaardigheden die in het huidige onderzoek centraal staan. “We hadden al veel eerder een leerlijn moeten ontwikkelen van deze vaardigheden. Kijk maar naar de huidige CV van mensen. Het gaat er niet meer om je bedrijfservaring maar om je competenties die je hebt: wat kan jij en in welke situaties pas je het toe?” (VO docent, school 1, persoonlijke

communicatie, 17 mei 2018). De docent benoemde in het interview dat we meer moeten samenwerken. “We moeten naar een samenwerking tussen het bedrijfsleven, de politiek, maatschappelijke instanties, onderwijs en de leerling. Waarbij we samen de volgende vragen stellen: Hoe verandert onze samenleving? Waar willen we heen? Wat heeft de samenleving nodig? En hoe kunnen we daar op inspelen?” (VO docent, school 1, persoonlijke

communicatie, 17 mei 2018).

Conclusie

De aanleiding van het huidige onderzoek is de vraag van Stichting Sirius of zij hun groep 8 leerlingen voldoende voorbereiden op de overgang van het PO naar het VO betreffende de vaardigheden zelfregulering, communiceren en kritisch denken. In dit

onderzoek is er onderzocht wat de ervaringen zijn van PO leerkrachten en VO docenten met de vaardigheden zelfregulering, communiceren en kritisch denken van leerlingen tijdens de overgang van het PO naar het VO. Dit is gedaan aan de hand van vijf deelvragen. Ten eerste is er gekeken in hoeverre er aandacht wordt besteed aan de drie vaardigheden binnen het curriculum van groep 8, volgens de leerkrachten in het PO. Ten tweede zijn de ervaringen van de leerkrachten in kaart gebracht met de mate van beheersing van de vaardigheden van de leerlingen. Aan hen is gevraagd of ze tussen de mate van beheersing en het uitstroomniveau van de leerlingen een verband ervaren. Ten derde is er gekeken in hoeverre de docenten de vaardigheid als belangrijk ervaren voor de overgang van het PO naar het VO. Aan hen is ook

44 gevraagd of het belang verschillend is per uitstroomniveau. Ten vierde zijn de ervaringen van de docenten in het VO met de mate van beheersing van de vaardigheden van de leerlingen in kaart gebracht. Aan hen is tevens gevraagd of ze tussen de mate van beheersing en het uitstroomniveau van de leerlingen een verband ervaren. Ten slotte is er gekeken wat volgens de docenten de voorbereiding in het PO moet zijn betreffende het ontwikkelen van deze vaardigheden.

Aan de hand van de resultaten kan er ten eerste geconcludeerd worden dat de leerkrachten op verschillende manieren aandacht besteden aan de vaardigheden binnen het curriculum van groep 8 (deelvraag 1). De zes leerkrachten gaven verschillende voorbeelden van de manier waarop er aandacht wordt besteed aan de vaardigheden. Niet alleen de manier van aandacht, maar ook de intensiteit en duur van de aandacht voor de vaardigheden

verschillen meestal per school. Sommige leerkrachten gaven aan overlap te ervaren met de aandacht aan de vaardigheden. Twee leerkrachten ervaren overlap tussen zelfregulering en kritisch denken en drie leerkrachten ervaren overlap tussen communiceren en kritisch denken. De leerlingen van de basisscholen die onder Stichting Sirius vallen, krijgen dus niet

vergelijkbaar onderwijs betreffende de drie vaardigheden. In de laatste paragraaf van het huidige onderzoek zijn de aanbevelingen voor de praktijk beschreven. In deze paragraaf wordt verder uitgelegd wat Stichting Sirius met deze conclusie zou kunnen doen.

Ten tweede kan er geconcludeerd worden dat de ervaringen van zowel de zes leerkrachten in het PO als de twee docenten in het VO met de mate van beheersing van de vaardigheden heel verschillend zijn (deelvraag 2 en deelvraag 4). De leerkrachten en docenten beschreven op verschillende manieren in hoeverre hun groep 8 leerlingen en hun

brugklasleerlingen de vaardigheden beheersen. In deze beschrijvingen benoemden de leerkrachten en docenten verschillende concepten waar de vaardigheden uit bestaan.

45 vaardigheden benoemden, kunnen de uitspraken niet met elkaar vergeleken worden. Om ervoor te zorgen dat de ervaringen van de leerkrachten en de docenten met de mate van beheersing van de vaardigheden wel met elkaar vergeleken kunnen worden, is er vervolgonderzoek nodig. In de volgende paragraaf zijn suggesties beschreven hoe dit vervolgonderzoek er mogelijk uit zou kunnen zien. Op de vraag of de leerkrachten en de docenten een verband ervaren met de mate van beheersing van de vaardigheden en het uitstroomniveau van de leerlingen antwoordden de meeste dat dit niet het geval is bij de vaardigheden zelfregulering en communiceren. Alle leerkrachten en docenten ervaren dit verband wel bij de vaardigheid kritisch denken.

Ten derde kan er geconcludeerd worden dat de twee docenten alle drie de

vaardigheden als belangrijk ervaren in de overgang van het PO naar het VO (deelvraag 3). Beiden docenten gaven aan dat ze zelfregulering als de belangrijkste vaardigheid ervaren. De docenten verschillen in hun ervaring over het belang van de vaardigheid kritisch denken. Eén docent ervaart deze vaardigheid als noodzakelijk in de huidige maatschappij. De andere docent ervaart het belang voor deze vaardigheid minder sterk in de overgang van het PO naar het VO. Hij benoemt dat deze vaardigheid belangrijker wordt naarmate de leerlingen ouder worden. Beide docenten ervaren geen verschil tussen het belang van de drie vaardigheden binnen de verschillende uitstroomniveaus. Volgens hen hebben alle leerlingen de

vaardigheden nodig.

Ten slotte kan er geconcludeerd worden dat de twee docenten voorbereiding nodig achten in het PO om de drie vaardigheden te ontwikkelen (deelvraag 5). Volgens hen moet de voorbereiding van de vaardigheden wel aansluiten op het niveau van de leerlingen. De eerste stap voor een betere voorbereiding van de vaardigheden in het PO is volgens hen dan ook het ontwikkelen van concrete realistische doelen die gesteld kunnen worden aan de leerlingen. Beide docenten gaven aan dat woordenschat van invloed is op de mate van beheersing.

46 Volgens hen moet hier dan ook veel aandacht aan besteed worden in het PO. Daarnaast

ervaart één van de docenten dat de fysieke overgang van het PO naar het VO van invloed is op de mate van beheersing. Volgens hem moet het PO de leerlingen op deze fysieke overgang voorbereiden zodat de leerlingen hun opgedane vaardigheden kunnen inzetten in een nieuwe context. Wat Stichting Sirius met deze conclusie zou kunnen doen is verder beschreven in de laatste paragraaf met de aanbevelingen voor de praktijk.

Discussie

Uit de resultaten van het huidige onderzoek komt naar voren dat de leerkrachten op verschillende manieren aandacht besteden aan de vaardigheden zelfregulering, communiceren en kritisch denken binnen het curriculum van groep 8. Dit komt overeen met de bevindingen van het onderzoek van Thijs et al. (2014). In het theoretisch kader zijn deze bevindingen al beschreven. Hierin is onder andere benoemd dat het in de praktijk lastig blijkt om aspecten van de vaardigheden voldoende tot uitdrukking te brengen in de lesactiviteiten, ondanks het feit dat leraren wel de intentie hebben om aandacht te besteden aan de vaardigheden (Thijs et al., 2014). Ook dit komt overeen met de resultaten van het huidige onderzoek. Aangezien de resultaten van het huidige onderzoek overeenkomen met de resultaten van eerder, groter onderzoek, is het van belang dat dit serieus genomen wordt (Thijs et al., 2014). In de laatste paragraaf van dit onderzoek worden dan ook de aanbevelingen over deze kwestie beschreven.

De twee VO docenten ervaren de vaardigheid zelfregulering als belangrijkste vaardigheid. Volgens Thijs et al. (2014) wordt zelfregulering zelfs als voorwaardelijk

beschouwd voor het goed kunnen leren en werken. Wellicht dat de ervaring van de docenten verbonden kunnen worden met de beschouwingen van Thijs et al. (2014). Er is echter wel vervolgonderzoek nodig om deze conclusie te mogen trekken.

47 Uit de interviews met de leerkrachten en docenten komt naar voren dat een aantal van hen overlap ervaart tussen de drie vaardigheden. Ook dit sluit aan bij eerder onderzoek. In het theoretisch kader is onder andere beschreven dat kritisch denken en communiceren

overlappen (Leenders en Veugelers, 2004). Met deze resultaten is rekening gehouden in het formuleren van de aanbevelingen voor de praktijk.

Beperkingen en suggesties voor vervolgonderzoek

In het huidige onderzoek is de data verzameld aan de hand van interviews. In de interviews zijn de definities van de vaardigheden zelfregulering, communiceren en kritisch denken besproken (Thijs et al., 2014). Desondanks werden er uiteenlopende concepten van de vaardigheden genoemd door de leerkrachten en de docenten. De uitspraken van de

leerkrachten en docenten konden dus niet met elkaar vergeleken worden. Als suggestie voor vervolgonderzoek zou dit voorkomen kunnen worden door de verschillende concepten van de vaardigheden vast te stellen. Als dit wordt gedaan kan er ook gebruik worden gemaakt van vragenlijsten waarop de leerkrachten en de docenten aan kunnen geven in hoeverre de concepten overeenkomen met de aandacht binnen het curriculum of de mate van beheersing van de concepten van de leerlingen. Aan de hand van de vragenlijsten kan de data vervolgens ook kwantitatief geanalyseerd worden. Nu kon er alleen geanalyseerd worden middels

frequentie analyses op de genoemde concepten. Desalniettemin geven de resultaten een eerste inzicht wat de ervaringen van de leerkrachten zijn betreffende de aandacht voor de

vaardigheden binnen het curriculum. Door dit eerste inzicht kan vervolgonderzoek een duidelijke richting krijgen.

Aangezien er in het huidige onderzoek antwoord is gezocht naar veel verschillende deelvragen, zijn de interviews niet altijd even diepgaand. Misschien waren het te veel vaardigheden met verschillende concepten om allemaal genoeg aandacht te geven in de

48 interviews. Van tevoren, hadden we het aantal vaardigheden al beperkt tot drie zeer

belangrijke vaardigheden in plaats van alle elf 21ste eeuwse vaardigheden (Figuur 1, p.8).

In het huidige onderzoek zijn zes leerkrachten en twee docenten geïnterviewd. In verhouding tot het aantal werkende leerkrachten van Stichting Sirius en werkende docenten op VO scholen waar de meeste leerlingen van Stichting Sirius naartoe gaan, is dit niet veel. Voor vervolgonderzoek is het belangrijk om de data te verzamelen van meer participanten. Hierdoor worden meerdere perspectieven van de verschillende ervaringen van de leerkrachten en docenten belicht of worden verschillende ervaringen gedeeld door meerdere leerkrachten en docenten.

Daarnaast heeft het huidige onderzoek alleen gekeken naar de ervaringen van

leerkrachten en docenten. Er is niet gekeken in hoeverre de leerlingen zelf het belang van de vaardigheden ervaren in de overgang van het PO naar het VO. In vervolgonderzoek zou dit wel ik kaart gebracht kunnen worden. In dat geval zouden de leerlingen kunnen aangeven wat ze wellicht nog missen binnen het curriculum en welke hulp ze prettig zouden vinden

betreffende het ontwikkelen van de vaardigheden met het oog op de overgang van het PO naar het VO.

Aanbevelingen voor de praktijk

Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek kunnen er verschillende aanbevelingen worden gemaakt voor de praktijk. Ten eerste zou er een leerlijn ontwikkeld kunnen worden betreffende de vaardigheden zelfregulering, communiceren en kritisch denken. Binnen deze leerlijn worden realistische doelen beschreven die aan de leerlingen gesteld kunnen worden. De vaardigheden worden hierdoor concreet en kunnen zodoende structureel worden ingezet binnen het curriculum van het PO. Hierdoor kan voorkomen worden dat leerkrachten op verschillende manieren de vaardigheden aanbieden. Het blijft van

49 belang om met een kritische blik naar de ontwikkelde concrete en realistische doelen te

kijken, zodat er steeds opnieuw wordt gezocht naar doelen die het beste aansluiten op het te kunnen verwachten niveau van de leerlingen. Stichting Sirius zou kunnen inventariseren op welke scholen er al concreet aan deze doelen wordt gewerkt. Aan de hand hiervan kunnen ze deze manier van aandacht ook implementeren op andere scholen die onder hun bestuur vallen en meenemen in het ontwikkelen van de leerlijnen.

Ten tweede is het belangrijk om binnen de leerlijnen van de vaardigheden na te gaan of er overlap is. Een aantal leerkrachten gaf aan dat ze voor sommige (onderdelen van de) vaardigheden geen tijd hadden. Door inzicht in de overlap tussen de vaardigheden, kunnen de ontwikkelde leerlijnen zo efficiënt mogelijk ingezet worden waardoor er hopelijk genoeg ruimte in het curriculum is om deze vaardigheden te ontwikkelen.

Ten derde is het volgens de docenten in het VO erg belangrijk om te (blijven) focussen op woordenschat in het PO. Door een hogere woordenschat komen de vaardigheden, volgens de docenten, beter tot uiting omdat de leerlingen zich dan beter kunnen verwoorden.

Stichting Sirius wil verder onderzoek doen naar de overgang van het PO naar het VO. Naar aanleiding van de resultaten van het huidige onderzoek kan worden aanbevolen dat ze onderzoeken welke concrete, realistische doelen gesteld kunnen worden aan de leerlingen betreffende de vaardigheden zelfregulering, communiceren en kritisch denken en hoe deze doelen het beste kunnen worden ontwikkeld. Daarnaast zou er onderzocht kunnen worden hoe deze doelen aandacht kunnen krijgen binnen het huidige curriculum. Eén van de docenten ervaart dat de fysieke overgang van het PO naar het VO van invloed is op de mate van beheersing. Naar aanleiding van deze ervaring zou Stichting Sirius tevens kunnen

50 hun ontwikkelde vaardigheden op de basisschool ook kunnen inzetten in een nieuwe situatie, namelijk op de middelbare school. Want de stap van het PO naar het VO is een grote stap.

51 Literatuurlijst

Allensworth, E., & Easton, J. (2005). The on-track indicator as a predictor of high school graduation. Opgenomen op 23 december 2017, van

https://www.scoe.net/calsoap/professional_resources/Documents/on_track_indicator.pdf Van den Bighelaar, S., & Akkermans, M. (2013). Gebruik en gebruikers van sociale

media. The Hague: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Blair, C., & Raver, C. (2015). School Readiness and Self-Regulation: A Developmental Psychobiological Approach. Annual Review Of Psychology, 66(1), 711-731. http://dx.doi.org/10.1146/annurev-psych-010814-015221

Bolhuis, S., & Simons, R. (2011). Naar een breder begrip van leren. In Handbook Human Resource Development, 63-86. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Duckworth, A., Tsukayama, E., & May, H. (2010). Establishing Causality Using Longitudinal Hierarchical Linear Modeling: An Illustration Predicting Achievement From Self- Control. Social Psychological And Personality Science, 1(4), 311-317.

http://dx.doi.org/10.1177/1948550609359707

Ebbens, S., & Ettekoven, S. (2016). Samenwerkend leren. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.

Eggink, M. (2016). Communiceren – ‘De context zegt soms meer dan het bericht zelf’. Kennisnet. Opgenomen 22 december 2017, van

https://www.kennisnet.nl/artikel/communiceren-de-context-zegt-soms-meer-dan-het-