• No results found

6.1 Ontslag

U mag naar huis na de operatie als:

• Uw darm weer beweging/activiteit vertoont: windjes, voelen dat de darmen weer werken etc., de ontlasting hoeft nog niet op gang te zijn.

• U voldoende normale voeding verdraagt en minimaal 8-10 glazen per dag kunt drinken.

• De pijn goed onder controle is met paracetamol en in uitzonderingsgevallen met morfine-tabletten.

• U zich goed kan redden met aankleden, douchen en een rondje kan lopen over de gang.

• U geen koorts heeft en de overige controles goed zijn.

Uiteraard neemt de arts in overleg met u de definitieve beslissing of u naar huis kunt.

6.2 Leefregels

U krijgt van de verpleegkundige op de afdeling specifieke leefregels mee welke zij tijdens het ontslaggesprek met u doornemen. U kunt de leefregels achter dit hoofdstuk plaatsen.

6.3 Medicatie

Na ontslag gaat u door met de anti-trombose spuitjes. Deze gebruikt u tot aan de eerste afspraak bij de chirurg op de polikliniek. Overige veranderingen van medicatie worden met u voor ontslag besproken.

De apothekers assistente komt op de dag van ontslag een medicatie verificatie gesprek met u voeren om door te nemen welke medicatie u gebruikt en wat de werking hiervan is.

6.4 Klachten na ontslag

Het is belangrijk om bij de volgende verschijnselen contact op te nemen met de coloncare verpleegkundige of verpleegkundige specialist of (buiten kantooruren) met de afdeling Spoedeisende Hulp:

• bij nabloeding, roodheid of zwelling in het geopereerde gebied;

• bij koorts boven de 38,5˚Celsius;

• verergering van de klachten bij de wond of in de buik

7. Controles en nazorg

7.1 De eerste controles

De eerste dag na ontslag krijgt u een telefonisch consult met de coloncare verpleegkundige. Ongeveer een week na de operatie en ontslag uit het ziekenhuis heeft u een afspraak op de polikliniek bij de chirurg (of verpleegkundig specialist). Deze geeft u aanvullende uitleg over de operatie, beantwoordt uw vragen en bespreekt de uitslagen van de operatie met u. U bespreekt met de chirurg hoe het met u is en of er nog klachten zijn. De chirurg zal een nieuwe afspraak maken enkele weken na deze afspraak met de verpleegkundig specialist.

De verpleegkundig specialist verzorgt, in samenwerking met de chirurg, de nazorg en nacontroles in de jaren na uw operatie. Tijdens de eerste afspraak bespreken we hoe het gaat met u en of er nog klachten of problemen ten gevolge van de operatie. Er zal ook ruimte zijn voor het bespreken van de mentale en praktische gevolgen die de diagnose kanker met zich mee kan brengen.

7.2 Aanvullende behandeling na de operatie

Naar aanleiding van de uitslagen van de operatie kan het soms nodig zijn om een aanvullende behandeling te geven. Meestal gaat dit om aanvullende chemotherapie. Redenen om chemotherapie te geven kunnen zijn dat de tumor buiten de darmwand was gegroeid of dat er lymfeklieren zijn aangedaan. Er wordt altijd met u besproken door uw behandeld arts wat voor u de goede optie is. Om, zo samen tot een goede keuze te komen.

7.3 Wijze van controleren: schema

Na de behandeling voor darmkanker zal uw arts het controle schema met u bepalen. Een vaak gebruikt schema is dat u nog gedurende 5 jaar wordt gecontroleerd op de polikliniek Chirurgische Oncologie van het CKI. Gedurende de eerste twee jaar is de controle regelmatig; in principe elke 3 maanden wordt het bloed geprikt op CEA, dit is een tumormarker*. Daarna zal dit halfjaarlijks zijn.Eén en twee jaar na de operatie vindt er een CT-scan plaats van longen en buik. Ook zal er dan een kijkonderzoek (endoscopie) van de darm uitgevoerd worden door

de Maag-Darm-Leverarts. Dit darmonderzoek wordt nog eens 4 jaar na de operatie herhaald.

Bovenstaande is het standaard schema wat gebruikt wordt (volgens de landelijke richtlijn). Natuurlijk kan het zo zijn dat er individueel aanpassingen zijn. Soms is er ook extra onderzoek nodig naar aanleiding van uitslagen of naar aanleiding van uw klachten.

7.4 Psychosociale ondersteuning

De diagnose kanker en de behandeling kan veel veranderen in uw leven.

Tijdens of na uw ziekte kunt u te maken krijgen met situaties waar u geen raad mee weet. Dit kan ook van toepassing zijn als de behandeling al langer geleden is. U kunt problemen ondervinden op zowel

lichamelijk, emotioneel, sociaal of spiritueel gebied. Het is niet altijd eenvoudig de draad daarna weer op te pakken. Niet alleen uzelf maar ook uw naasten krijgen veel te verwerken. Als u problemen ervaart of zorgen heeft kunt u terecht bij uw hulpverleners in het ziekenhuis. Zij bespreken uw zorgen en problemen met u en kijken samen met u welke mogelijkheden er zijn om u te ondersteunen. Om uw situatie duidelijk te krijgen kan er gebruik gemaakt worden van de lastmeter.

De lastmeter

De lastmeter is een landelijk ontwikkelde vragenlijst om inzicht te krijgen in de behoefte aan psychosociale zorg bij mensen met kanker.

Om hierover met u in gesprek te gaan, vraagt de verpleegkundig

specialist, arts of verpleegkundige u om de lastmeter in te vullen.Met de lastmeter worden problemen, klachten en zorgen die u ervaart in kaart gebracht en bespreekbaar gemaakt. Hierdoor krijgen uw hulpverleners beter zicht op hoe het met u gaat en aan welke ondersteuning u mogelijk behoefte heeft.De eerste lastmeter krijgt u in het begin van uw behandeltraject uitgereikt. In de eerste periode na de operatie vult u deze lastmeter in. Deze bespreekt u bij het eerstvolgende contact met uw verpleegkundig specialist, verpleegkundige of arts (ongeveer 4-6 weken na de operatie). Nadien krijgt u gedurende 1-2 jaar regelmatig de lastmeter uitgereikt. De verpleegkundig specialist, arts of verpleegkundige bespreekt met u of en welke ondersteuning u nodig heeft in het herstelproces. Voorbeelden hierbij zijn: ondersteuning van diëtist, fysiotherapie, maatschappelijk werk, psycholoog.