• No results found

Catharina Kanker Instituut. Dikke darmkanker. Persoonlijke Informatie Map.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Catharina Kanker Instituut. Dikke darmkanker. Persoonlijke Informatie Map."

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

www.catharinaziekenhuis.nl

Dikke darmkanker

Persoonlijke Informatie Map

Catharina Kanker Instituut

(2)

Patiëntenvoorlichting: patienten.voorlichting@catharinaziekenhuis.nl PIM201 / Dikke darmkanker / 25-03-2021

(3)

Deze Persoonlijke Informatie Map is van:

Naam ...

Straat ...

Postcode ...

Woonplaats ...

Telefoonnr vast...

mobiel...

Contactpersoon, te waarschuwen in bijzondere gevallen

Naam ...

Telefoonnr ...

Deze map is uw persoonlijke eigendom. Om ervoor te zorgen dat u zoveel mogelijk informatie in deze map verzamelt, is het aan te raden dat u deze meeneemt bij elk bezoek aan het Catharina ziekenhuis.

Vast aanspreekpunt Catharina Ziekenhuis:

Naam ...

Functie ...

Bereikbaar: Tijdens kantoortijden via 040 - 239 66 00

(4)

Inhoudsopgave

1. Algemene informatie ... 7

1.1 Inleiding ... 7

1.2 Contactgegevens ... 8

1.3 Opleidingsziekenhuis ... 9

1.4 Wetenschappelijk onderzoek ... 9

1.5 Veranderingen in uw persoonlijke gegevens ... 9

1.6 Ontevreden of een klacht ... 9

1.7 Wettelijke regeling voor patiënten ... 10

2. Dikke darmkanker ... 11

2.1 Functie van de dikke darm ... 11

2.2 Tumor in de dikke darm ... 12

2.3 Erfelijkheid... 14

2.4. Diagnose en onderzoek ... 16

2.5 Stadiumindeling bij dikkedarmkanker ... 3. Behandeling Dikke darmkanker ... 19

3.1 Inleiding ... 19

3.2 Operatie van de dikke darm ... 19

3.3 Risico’s en complicaties ... 24

4. Voorafgaand aan de operatie ... 27

4.1 Operatiedatum ... 27

4.2 Preoperatieve screening en anesthesie... 27

4.3 ERAS ... 27

4.4 Een goede voorbereiding begint thuis: ... 29

4.5 Darmvoorbereiding vooraf aan de operatie: ... 30

4.6 Voeding voorafgaand aan de operatie ... 31

5. Verblijf op de afdeling ... 33

5.1 Opname op de afdeling ... 33

5.2 Voeding ... 34

5.3 Pijn en pijnscore en pijnstilling ... 34

5.4 Bewegen en ademhaling ... 35

5.5 Laxeermiddelen ... 37

(5)

5.6 Voorkomen van trombose ... 37

6. Weer naar huis ... 39

6.1 Ontslag ... 39

6.2 Leefregels ... 39

6.3 Medicatie ... 39

6.4 Klachten na ontslag ... 39

7 Controles en nazorg ... 41

7.1 De eerste controles ... 41

7.2 Aanvullende behandeling na de operatie ... 41

7.3 Wijze van controleren: schema ... 41

7.4 Psychosociale ondersteuning ... 42

8. Vragen en contact ... 43

9.Bijlagen: ... 45

Bijlage 1 Websites / Patiënten organisaties ... 47

Bijlage 2 Oefeningen ERAS ... 51

Bijlage 3 Fragmin instructies ... 55

Bijlage 4 Lastmeter ... 57

(6)
(7)

1. Algemene informatie

1.1 Inleiding

De arts heeft met u besproken dat u dikke darmkanker heeft. De komende tijd komt er veel informatie op u af. In deze Persoonlijke Informatie Map (PIM) vindt u een samenvatting van dat wat met u besproken is, zodat u thuis alles nog eens kunt nalezen. Uw specialist en andere zorgverleners bespreken met u wat voor u van belang kan zijn.

De informatie in deze folder is bedoeld om meer inzicht te geven in uw ziekte, de behandeling en de gevolgen daarvan. Wij proberen de informatie zoveel mogelijk af te stemmen op uw persoonlijke situatie. Soms lopen dingen anders dan gepland, omdat medische en persoonlijke omstandigheden veranderen. Immers, niemand is precies hetzelfde en ook de kanker is bij niemand precies hetzelfde. Uw persoonlijke situatie kan daarom anders zijn dan hier staat beschreven.

Tijdens uw bezoeken aan het ziekenhuis krijgt u veel informatie. De ervaring leert dat veel van deze informatie verloren kan gaan in een gespannen situatie, waarin u bijvoorbeeld slecht nieuws krijgt. Het is daarom verstandig een vertrouwd persoon mee te nemen naar deze gesprekken. Het kan helpen om uw vragen voor de arts, verpleegkundig specialist of een andere hulpverlener op papier te zetten en mee te nemen.

(8)

1.2 Contactgegevens Catharina Ziekenhuis Michelangelolaan 2 5623 EJ Eindhoven

www.catharinaziekenhuis.nl

Vast aanspreekpunt

Naam: ... 040 - 239 66 00 Behandelend arts:

Naam: ... 040 - 239 66 00 Voor vragen over uw verblijf op de verpleegafdeling

Chirurgische oncologie: 040 - 239 75 00

Algemeen nummer: 040 - 239 91 11

Spoedeisende Hulp (SEH): 040 - 239 96 00

Voor het maken of verzetten van afspraken bij:

Catharina Kanker Instituut: 040 - 239 66 00

Verpleegafdeling Chirurgische oncologie 040 - 239 75 00 Polikliniek Inwendige geneeskunde 040 - 239 66 22

Afdeling Radiotherapie 040 - 239 64 00

Afdeling Radiologie 040 - 239 85 65

1.3 Opleidingsziekenhuis

Het Catharina Ziekenhuis is een opleidingsziekenhuis. Wij bieden tal van opleidingsmogelijkheden voor artsen, verpleegkundigen en paramedische beroepen en werken daarin nauw samen met opleidingscentra en –ziekenhuizen in de regio. Dit kan betekenen dat uw behandeling, onderzoek of operatie (mede) uitgevoerd wordt door een zorgverlener in opleiding. Denk hierbij aan een arts in opleiding tot specialist, een co-assistent of een verpleegkundige in opleiding.

Veiligheid heeft onze hoogste prioriteit, daarom staat de zorgverlener in opleiding altijd onder supervisie van een gekwalificeerde zorgverlener.

Indien u uitdrukkelijk niet geholpen wenst te worden door een

zorgverlener in opleiding, kunt u dit aangeven bij uw behandelend arts.

(9)

1.4 Wetenschappelijk onderzoek

Als topklinisch ziekenhuis staat wetenschappelijk onderzoek bij ons hoog in het vaandel. Dit om uw behandeling en/of de behandeling van mensen na u nog beter uit te kunnen voeren. Mogelijk wordt u gevraagd om mee te doen aan een wetenschappelijk onderzoek. Als u hiervoor in aanmerking komt, bespreekt de chirurg of verpleegkundig specialist dit met u. U krijgt schriftelijke informatie over het onderzoek mee naar huis zodat u de informatie thuis nog eens rustig door kan lezen en kan bespreken met uw naasten. Als u deelneemt wordt u hierin verder begeleid door de onderzoeksverpleegkundige. U kunt uw deelname iedere moment opzeggen zonder opgaaf van reden en zonder dat dit nadelige consequenties heeft voor uw verdere behandeling.

De Nederlandse Kankerregistratie is een landelijke databank waarin gegevens worden opgeslagen van alle patiënten met kanker. Wilt u niet dat uw gegevens hier worden opgeslagen dan kunt u dit altijd weigeren zie hiervoor de folder van het NKR.

1.5 Veranderingen in uw persoonlijke gegevens

Zijn er veranderingen in uw persoonlijke gegevens, meldt deze bij de balie Patiëntenadministratie in de centrale hal van het ziekenhuis. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om veranderingen in adres, telefoonnummer, verzekering, huisarts of apotheek. U kunt hier van maandag tot en met vrijdag van 08.00-17.00u persoonlijk terecht of telefonisch contact opnemen via telefoonnummer 040-239 91 11.

1.6 Ontevreden of een klacht

We doen ons uiterste best uw behandeling zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Onverhoopt kunnen zich echter zaken voordoen waarover u ontevreden bent. Wij kunnen daar veel van leren. We adviseren u dan ook om dit eerst met uw behandelend specialist te bespreken.

Mocht dit niet het gewenste resultaat hebben, dan kunt u zich wenden tot Bureau Patiënten Belangen (BPB) voor advies, begeleiding en bemiddeling.

Catharina Ziekenhuis, Bureau Patiëntenbelangen Telefoonnummer 040 - 239 84 10

E-mail: klachten@catharinaziekenhuis.nl

Postadres: Antwoordnummer 298, 5600 VC Eindhoven

(10)

1.7 Wettelijke regeling voor patiënten

Indien u behandeld wordt in een ziekenhuis krijgt u te maken met rechten en plichten. Deze hebben betrekking op u als patiënt, maar zijn ook bedoeld voor de zorgverleners.

In de folder ‘Rechten en plichten’ kunt u meer informatie vinden. Deze vindt u op de website www.catharinaziekenhuis.nl. U kunt de folder ook opvragen bij uw zorgverlener.

Tevens kunt u op de website www.rijksoverheid.nl uw rechten en plichten vinden.

Wet op Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) Wet Klachtenrecht cliënten zorgsector (WkIcZ)

Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ) Wet bescherming persoonsgegevens (WBP)

Ruimte voor aantekeningen:

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

(11)

2. Dikke darmkanker

In dit gedeelte vindt u algemene informatie over de bouw en werking van de dikke darm (colon). Daarnaast leest u in dit gedeelte ook welke onderzoeken er verricht worden om de diagnose dikke darmkanker vast te stellen.

2.1 Functie van de dikke darm

Ons voedsel komt via de slokdarm en de maag in de dunne darm terecht. Daar wordt het voedsel grotendeels verteerd en worden voedingsstoffen opgenomen in het bloed. Wat er daarna van het voedsel overblijft, komt terecht in de dikke darm.

De dikke darm is het laatste deel van het spijsverteringskanaal. Het bevindt zich in de buikholte en is ongeveer 1,25m lang.

De dikke darm is in 4 delen op te delen.

De dunne darm gaat aan de rechter kant van de buikholte over in de dikke darm, dit stuk wordt het opstijgende stuk van de dikke darm genoemd (colon ascendens).

Aan het begin (ook wel coecum genoemd) hiervan zit de blinde darm (appendix).

Nabij de lever gaat de dikke darm over in het dwarslopende deel van de dikke darm (colon transversum). Het colon transversum loopt van de rechterkant in de buikholte naar de linkerkant van de buikholte tot aan de milt.

Vanaf de milt loopt de dikke darm in de linker buikhelft naar beneden, hier wordt het colon descendens genoemd, waarna het overgaat in het S-vormige deel, het sigmoïd (laatste stuk dikke darm).

Hierna gaat de dikke darm over in de endeldarm (laatste 15-20 cm tot aan de anus, zie figuur 1). De endeldarm eindigt bij de anus.

(12)

Figuur 1: Anatomie dikke darm

De belangrijkste functie van de dikke darm is het onttrekken van vocht uit de voedselbrij en daarmee wordt gaandeweg de ontlasting gevormd voordat het bij de endeldarm is aangekomen. De belangrijkste functie van de endeldarm is het vasthouden van de ontlasting, zodat u niet te vaak naar het toilet moet.

2.2 Tumor in de dikke darm

Het lichaam is opgebouwd uit cellen die samen verschillende

weefsels vormen. Continue worden er nieuwe cellen aangemaakt om beschadigde, verouderde en dode cellen te kunnen vervangen. Dit gebeurt door celdeling. In de loop der tijd kunnen cellen onherstelbaar beschadigd raken. Deze beschadigde cellen kunnen dan te snel gaan delen. Door deze overmatige celdeling ontstaat een tumor (gezwel). Een tumor kan goedaardig of kwaadaardig zijn.

• Goedaardige tumor: Een tumor (een klompje cellen) met een kapsel (een sterke schil of wand) waar de zich alsmaar delende cellen in blijven zitten. Als deze groot wordt, kan deze problemen geven, maar de cellen zaaien niet uit. We noemen zo’n tumor goedaardig of

‘benigne’ (Latijn voor: goedaardig).

• Kwaadaardige tumor: Dit is een tumor zonder kapsel, waardoor de cellen door het omliggende weefsel heen groeien. Deze cellen

(13)

kunnen loslaten van de tumor en uitzaaien. We noemen zo’n tumor kwaadaardig of ‘maligne’ (Latijn voor: destructief, kwaadaardig). Bij een kwaadaardige tumor gaat het dus over kanker.

Bij darmkanker is er sprake van een kwaadaardige tumor. De vorm van darmkanker die het meest voorkomt is het adenocarcinoom. Hierbij ontstaat kanker in de slijmcellen, die de binnen bekleding vormen van de dikke darm. Darmkanker kan gepaard gaan met verschillende symptomen. De aard van de symptomen en de snelheid waarmee ze optreden is afhankelijk van de plaats van de tumor in de darm. Een tumor aan het uiteinde van de dikke darm (sigmoid of endeldarm) kan gepaard gaan met bloedverlies via de anus, bloedsporen in de ontlasting of op het wc-papier. Andere symptomen die kunnen wijzen op

darmkanker zijn een onverklaarbare en aanhoudende verandering van het ontlastingspatroon (verstopping, diarree of beiden), loze aandrang (het gevoel dat u naar het toilet moet, zonder dat er ontlasting komt) of kleinere hoeveelheden ontlasting. Een tumor meer aan het begin van de dikke darm kan langer onopgemerkt blijven omdat hier de ontlasting dunner is en vaak weinig klachten geeft of vagere klachten zoals door bloedarmoede veroorzaakte vermoeidheid, onverklaarbaar vermageren of aanhoudende buikpijn.

Dikke darm- en endeldarmkanker, ook wel colorectaalcarcinoom

genoemd, komen vaak voor. In 2017 werd bij ongeveer 14.000 patiënten darmkanker vastgesteld. Bij ongeveer 70% van de patiënten gaat het om dikke darmkanker (coloncarcinoom) en bij 30% bevindt de tumor zich in de endeldarm (rectumcarcinoom). Daarmee staat darmkanker op de derde plaats van de meest voorkomende kanker bij mannen en vrouwen.

Door de invoering van het bevolkingsonderzoek naar darmkanker in 2014 worden meer mensen met een vroeg stadium darmkanker ontdekt. Dit is belangrijk, omdat de ziekte beter te behandelen is als het in een vroeg stadium wordt ontdekt. Ook de kans om het te overleven is dan beter. Ook buiten het bevolkingsonderzoek wordt nog darmkanker gevonden. Dit zijn vooral mensen die buiten de groep van

(14)

het bevolkingsonderzoek vallen of mensen die klachten ontwikkelen en dan darmkanker blijken te hebben.

2.3 Erfelijkheid

Darmkanker is een van de meest voorkomende vormen van kanker. 5%

van de mensen met darmkanker heeft een erfelijke vorm. Dit is dus heel zeldzaam. De meest voorkomende vorm van erfelijke darmkanker is het Lynch syndroom. Ander voorkomende vormen zijn familiaire adenomateuze polyposis (FAP), MUTYH-gerelateerde polyposis (MAP) en andere zeldzamere poliepsyndromen.

Een arts kan vermoeden dat het misschien om erfelijke aanleg voor darmkanker gaat, als:

• Iemand darmkanker heeft (gehad) onder de leeftijd van 50 jaar.

• Iemand een keer dikke darmkanker heeft (gehad) en nu opnieuw dikke darmkanker heeft of kanker van de dunne darm, galwegen, maag, eierstokken, nierbekken, urineleider, blaas of talgklier onder de leeftijd van 70 jaar heeft gehad.

• Iemand darmkanker heeft (gehad) onder de leeftijd van 70 jaar, met een eerstegraads familielid onder de 50 jaar met darmkanker, baarmoederkanker of kanker van de dunne darm, baarmoeder, galwegen, maag, eierstokken, nierbekken, urineleider, blaas of talgklier.

• Iemand darmkanker heeft (gehad) onder de leeftijd van 70 jaar, met twee of meer familieleden (eerste- of tweedegraads) onder de leeftijd van 70 jaar met darmkanker, baarmoederkanker of kanker van de dunne darm, galwegen, maag, eierstokken, nierbekken, urineleider, blaas of talgklier.

• Iemand darmkanker heeft (gehad) met een afwijkende uitslag van onderzoek van weefsel onder de leeftijd van 70 jaar.

• Iemand darmkanker heeft (gehad) onder de 40 jaar waarbij het niet uitmaakt wat de uitslag van onderzoek van weefsel was.

Eerstegraads familieleden zijn ouders, broers, zussen en kinderen.

Tweedegraads familieleden zijn grootouders, ooms en tantes.

(15)

Ruimte voor aantekeningen persoonlijke situatie:

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

(16)

2.4. Diagnose en onderzoek

Om alles goed in kaart te brengen zijn verschillende onderzoeken nodig. Het doel van de onderzoeken is om te weten te komen waar de aandoening precies zit, hoe uitgebreid de ziekte is en of er mogelijk uitzaaiingen zijn.

• Colonoscopie (kijkonderzoek van de darm): Hierbij wordt met een dunne, flexibele buis via de anus in uw darmen gekeken.

Hierbij worden weefselmonsters (biopten) genomen voor microscooponderzoek.

• CT-scan (driedimensionale röntgenfoto) van de buik: Hiermee kan beoordeeld worden of de tumor in andere organen is doorgegroeid en of er uitzaaiingen zijn.

• CT-scan of röntgenfoto van de longen: Om te beoordelen of er uitzaaiingen in de longen zijn.

Met behulp van deze onderzoeken wordt het stadium van de darmkanker bepaald. De arts gebruikt bij darmkanker de

stadiumindeling om de ernst en uitgebreidheid van de ziekte aan te geven. Deze gegevens worden mede gebruikt om te bepalen welke behandeling het beste bij uw ziekte past.

Hoe wordt het stadium bepaald?

Om het stadium van de kanker te bepalen, worden drie dingen beoordeeld:

• de dikke darmtumor zelf (T)

• eventuele uitzaaiingen in de lymfeklieren (N)

• eventuele uitzaaiingen in organen op afstand van de tumor (M) Bij dikke darmkanker zijn er 4 stadia:

• Stadium I: de tumor is beperkt tot de binnenste lagen van de dikke darm. Er zijn geen uitzaaiingen.

• Stadium II: de tumor is door de spierlaag van de darmwand heen gegroeid. De tumor zit soms in het weefsel eromheen. Er zijn geen uitzaaiingen.

• Stadium III: er zijn uitzaaiingen in de lymfeklieren in de buurt van de tumor. Er zijn geen uitzaaiingen in lymfeklieren op afstand van de tumor of in andere organen.

(17)

• Stadium IV: er zijn uitzaaiingen verder in het lichaam.

Samen vormen ze de zogenaamde TNM-indeling.

Alle uitslagen van uw onderzoeken worden besproken op het Multi Disciplinair Overleg (MDO). Dit is een overleg waarbij alle disciplines aanwezig zijn die bij uw ziekte betrokken zijn: Met behulp van de

onderzoeken bepalen de artsen op deze wijze het stadium van de ziekte.

Dit is afhankelijk van de grootte van de tumor, de mate van doorgroei in de omringende organen en de aanwezigheid van uitzaaiingen. Voor het maken van het behandelplan zijn verder nog type dikke darmkanker en de plaats van de tumor, maar ook uw wensen en algehele conditie van belang. Op basis van deze informatie wordt een behandelplan gemaakt.

Informatiefolders over eventueel benodigde onderzoeken

Achterin deze map kunt u de aparte folders toevoegen die gaan over onderzoeken die u nodig heeft.

Ruimte voor aantekeningen persoonlijke situatie:

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

(18)
(19)

3. Behandeling dikke darmkanker

In dit hoofdstuk vindt u algemene informatie over de mogelijke behandelingen bij dikke darmkanker.

3.1 Inleiding

De behandeling van dikke darmkanker is vrijwel altijd een operatie.

Soms volgt daarna nog chemotherapie. Uw behandelend arts zal met uw de keuze en redenen voor eventuele aanvullende behandelingen bespreken, dit is afhankelijk van het stadium van de kanker. In het PIM gaan we in op de operatie. Indien u in aanmerking komt voor chemotherapie zult u hier nog meer informatie over ontvangen.

3.2 Operatie van de dikke darm

Afhankelijk van de plaats van de tumor zijn er verschillende

darmoperaties mogelijk. De chirurg bespreekt met u welke operatie van toepassing is. Bij een operatie wordt het darmdeel waar de tumor zit weggenomen met alle lymfklieren die bij dat gebied horen.

Figuur 2: Lymfeklieren in de dikke darm (bron: LUMC)

Een operatie van de dikke darm kan op twee manieren plaatsvinden:

• Laparoscopische operatie: Een laparoscopische operatie wordt uitgevoerd via kleine sneetjes van ongeveer 1 cm in de buikwand.

Door een van deze sneetjes wordt een laparoscoop in de buik

gebracht: dat is een lange dunne buis waar men doorheen kan kijken.

Via de andere sneetjes worden instrumenten ingebracht waarmee geopereerd wordt. Om het weefsel te kunnen verwijderen wordt een iets groter litteken gemaakt net boven uw schaambeen.

(20)

• Open procedure: Wanneer een kijkoperatie niet mogelijk is, zal met een grotere litteken de buik wordt geopend en de operatie worden uitgevoerd.

Het type operatie is afhankelijk van de plaats van de tumor in de dikke darm.

• Hemicolectomie rechts: De tumor is gelegen in het opstijgende deel van de dikke darm met daarbij de. Hierbij wordt het rechterdeel van de dikke darm verwijderd. Het opstijgende deel, inclusief de blinde darm (appendix) wordt operatief verwijderd. Er wordt een verbinding gemaakt tussen de dunne darm en het dwarslopende deel van de dikke darm.

• Transversum resectie: Wanneer de tumor in het dwarslopende deel van de darm zit, wordt soms alleen dit middendeel van de darm weggenomen. Meestal echter is er een reden om ook (een deel) van de rechter of linkerkant van de darm mee te verwijderen. De arts zal dit met u bespreken

• Hemicolectomie links: De tumor is gelegen in het afdalende deel van de dikke darm. Het linkerdeel van de dikke darm tot aan het sigmoïd verwijderd. Er wordt een verbinding gemaakt tussen het dwarslopende deel van de dikke darm en het sigmoïd.

• Sigmoidresectie: De tumor is gelegen in het laatste deel van de dikke darm, het sigmoïd. Hierbij wordt het sigmoïd verwijderd. Er wordt een verbinding gemaakt tussen het afdalende deel van de dikke darm en de endeldarm.

Bij een kwaadaardige tumor wordt ook het deel van de ophangband waar de bloed- en lymfvaten in lopen verwijderd, die horen bij het deel van de darm waarin de tumor zit.

Na het verwijderen van het stuk darm hecht de chirurg de twee uiteinden van de darm weer aan elkaar. Zo’n verbinding heet een naad of anastomose. Het is vrijwel altijd mogelijk om de stukken darm aan elkaar vast te maken. Slechts bij bijzondere omstandigheden of complicaties is het in een enkel geval nodig om een stoma via een openingen in de buikwand aan te leggen.De verschillende operaties schematisch afgebeeld:

(21)

Hemicolectomie rechts

(bron: LUMC)

(22)

Hemicolectomie links

(bron: LUMC)

(23)

Sigmoïd resectie

(bron: LUMC)

(24)

3.3 Risico’s en complicaties

Aan elke operatie die uitgevoerd wordt zijn risico’s ofwel complicaties verbonden. De kans op deze complicaties ligt ongeveer tussen de 0% en 10%. Bij een operatie aan de dikke darm zijn dat de volgende risico’s:

• Toch een open operatie als een kijkoperatie niet mogelijk of veilig blijkt

• Als er een naad is gemaakt kan een naadlekkage optreden: Er lekt ontlasting of slijm uit de nieuwe verbinding in de buik. Dit kan een buikvliesontsteking tot gevolg hebben. De klachten hiervan zijn:

buikpijn, koorts, gespannen buik, misselijkheid en braken en ernstig ziek zijn. Wanneer er sprake is van naadlekkage moet u opnieuw geopereerd worden en heeft u kans op een (permanent) stoma.

• Nabloeding

• Infectie of ontsteking van de wond. De symptomen hiervan zijn roodheid, pijn en lekken van wondvocht of pus. Vaak moeten de hechtingen verwijderd worden, zodat de wond kan worden gespoeld om de ontsteking te laten verdwijnen. De wond moet goed verzorgd moeten worden en zal dan opnieuw moeten dichtgroeien. Dit heeft langere tijd nodig om te herstellen. Dit herstel kan ook plaatsvinden in de thuissituatie.

• Een longontsteking of een blaasontsteking. Indien van toepassing kunt u hiervoor behandeld worden met antibiotica.

• Trombose of longembolie: Een bloedpropje in de bloedvaten. U krijgt Fragmin injecties.

• Misselijkheid, verstopping of diarree omdat de maag en darmen tijdelijk niet goed werken (ileus)

• Kleine kans op overlijden (kleiner dan 1%)

De chirurg of verpleegkundig specialist bespreekt vooraf aan de operatie de mogelijke problemen en complicaties van de operatie met u. Ook geeft hij of zij meer uitleg over bijvoorbeeld het voorkomen en behandelen van de complicaties.Wanneer u na de operatie deze klachten krijgt, bespreek dit dan altijd met uw chirurg of verpleegkundige. Zij kunnen u verdere tips en adviezen geven en eventueel een behandeling instellen.

(25)

Ruimte voor aantekeningen persoonlijke situatie:

...

...

...

...

...

...

...

(26)
(27)

4. Voorafgaand aan de operatie

In dit hoofdstuk leest u wat er voorafgaand aan de operatie allemaal belangrijk is.

4.1 Operatiedatum

Nadat alle vooronderzoeken en gesprekken zijn afgerond wordt u op de wachtlijst geplaatst voor de operatie. Meestal wordt u binnen 4 weken nadat u op de wachtlijst geplaatst bent geopereerd. U krijgt dan één tot twee weken voor de operatie een brief thuis gestuurd met de datum waarop u geopereerd gaat worden. Een medewerker van de polikliniek neemt enkele dagen voor de operatie contact met u op om door te geven op welke afdeling u zich moet melden en hoe laat. Vaak hoeft u zich pas op de dag van de operatie te melden op de afdeling.

U komt dan ’s morgens nuchter naar de afdeling.

4.2 Preoperatieve screening en anesthesie

Tijdens de operatie wordt de narcose verzorgd door de anesthesist.

Tijdens de preoperatieve screening vooraf aan de operatie bekijkt de anesthesioloog of de operatie voor u extra gezondheidsrisico's met zich meebrengt. Tijdens dit gesprek wordt de soort verdoving en pijnstilling besproken. Daarnaast wordt besproken welke medicijnen u vooraf aan de operatie niet mag gebruiken. Neem daarom als u medicijnen gebruikt een actueel medicijnoverzicht of medicijnpaspoort mee naar deze afspraak. Meer informatie over pre-operatieve screening en verdoving vindt u in de folder 'Anesthesie'.

4.3 ERAS

Rondom deze operatie wordt het ERAS-programma toegepast. Dit programma is erop gericht dat u na de operatie beter en sneller herstelt.

ERAS is een afkorting van de Engelse woorden: Enhanced Recovery After Surgery. Dit betekent letterlijk: verbeterd herstel na een operatie. De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar de factoren die invloed hebben op het herstel na een operatie. Daaruit blijkt dat herstel na een operatie verbeterd te kunnen worden door de volgende factoren:

(28)

• Goede voorbereiding voor de operatie:

- Informatie verstrekking: Als u weet wat er gaat gebeuren en wat er van u verwacht wordt dan levert dit minder spanning en angst op.

- Een zo goed mogelijke conditie voor de operatie: 2x per dag 30 minuten stevig wandelen of fietsen (zie ook bij paragraaf 4.3 een goede voorbereiding begint thuis)

- Stoppen met roken: Stoppen met roken minimaal 4 weken voorafgaand aan de operatie verkleint de kans op complicaties en wondgenezingsstoornissen na de operatie. Zo nodig kunt u worden doorverwezen naar de polikliniek Longgeneeskunde voor begeleiding bij het stoppen met roken.

- Stoppen met alcohol: Stoppen met alcohol tenminste 4 weken voorafgaand aan de operatie verkleint het risico op infecties na de operatie is goed voor uw conditie.

- Goede voeding tot aan de operatie: Ondervoeding en/of

gewichtsverlies voorafgaand aan de operatie vergroot het risico op complicaties na de operatie, ga dus niet op dieet voorafgaand aan de operatie.

• Een zo klein mogelijke operatiewond: hoe minder schade aan de weefsels, hoe sneller het herstel.

• Optimale pijnbestrijding. Niet alleen de pijn wordt effectief bestreden, maar ook de nadelige effecten van pijnbestrijding op maag- en darmwerking worden zo klein mogelijk.

• Een zo kort mogelijke periode van bedrust, zodat we samen met u het verlies van spierkracht beperken en de ademhaling stimuleren.

• Een zo kort mogelijke periode van voedselonthouding ("nuchter zijn"), zodat u zo min mogelijk gewicht verliest en daarmee zo min mogelijk spiermassa en spierkracht kwijtraakt.

Het is belangrijk dat uw algehele conditie vóór de operatie zo goed mogelijk is. Daarnaast bepaalt vooral de uitgebreidheid van de operatie hoe snel u herstelt. Meestal is het de eerste 2 dagen na de operatie al duidelijk hoe uw herstel zal verlopen. Als alles voorspoedig verloopt, mag u dan ook vaak op de tweede dag na de operatie naar huis.

(29)

4.4 Een goede voorbereiding begint thuis

Om ervoor te zorgen dat het herstel na de operatie zo goed mogelijk kan verlopen is het belangrijk dat uw conditie voor de operatie zo optimaal mogelijk is. Blijf daarom uw dagelijkse activiteiten (verzorging, huishouden en/of boodschappen) uitvoeren. Indien u sport, probeer dit dan te blijven doen. Wij adviseren u om dagelijks te fietsen en / of te wandelen en beweeg dagelijks tenminste 30 minuten aaneengesloten.

In de bijlage vindt u oefeningen die u zelf thuis kunt doen. Als voorbereiding op de operatie kunt u deze krachtoefeningen volgens onderstaand schema uitvoeren. Indien nodig zal uw behandeld arts u verwijzen naar een fysiotherapeut voor eventuele extra begeleiding.

Oefenprogramma

(30)

Ademhalingsoefeningen

Tevens is het goed om de volgende ademhalingsoefeningen alvast door te nemen en te oefenen.

• Maak 5 diepe ademhalingen en houdt bij de inademing aan het eind de adem even vast

• Adem rustig door de neus in. Tuit de lippen een klein beetje en adem langzaam tussen de lippen uit. U ervaart nu een kleine druk bij het uitademen. Herhaal dit 5 keer.

• Hoest nu 3 keer

4.5 Darmvoorbereiding vooraf aan de operatie:

• Voor sommige operaties is het noodzakelijk dat u darm schoon wordt. Hieronder leest u wat bij uw ingreep van toepassing.

Wanneer u aan het eerste opgaande stuk van de dikke darm (rechts) geopereerd wordt, krijgt u geen voorbereidende medicijnen. De ontlasting is in het eerste stuk van de dikke darm nog heel dun en vormt voor de operatie geen probleem.

• Wordt u aan het linker of laatste stuk van de dikke darm geopereerd, dan krijgt u de vooraf aan de operatie een klysma om het laatste stuk van de darm schoon te maken. Hierbij wordt via een dun buisje vloeistof in de darm gebracht. Ongeveer vijf tot twintig minuten na het inbrengen ontstaat een hevige aandrang, waarna de vloeistof en ontlasting naar buiten komen en de darm schoon is. Indien dit voor u van toepassing is krijgt u hier nog een instructiefolder over.

(31)

4.6 Voeding voorafgaand aan de operatie

Tot zes uur vooraf aan uw operatie mag u alles eten en drinken, u hoeft dus niet vanaf 00.00 nuchter te zijn (tenzij met u iets anders is afgesproken). Tot twee uur voor de operatie mag u alleen nog heldere dranken drinken (koffie of thee zonder suiker/melk of water). Daarnaast krijgt u van ons op de polikliniek twee flesjes ‘pre-op’- drank om twee uur vooraf aan de operatie te nemen dit mag u thuis al innemen als u op de dag van de operatie om 7.00 uur wordt opgenomen. Pre-op drank zorgt ervoor dat de darm de darm op een veilige manier toch gevoed blijft. Lang nuchter zijn heeft namelijk ook nadelen, onder andere verergert het de misselijkheid na de operatie. Tevens kan het uitdroging veroorzaken. Het is daarom ook juist aan te raden om tot twee uur voor de operatie goed te blijven drinken.

Ruimte voor aantekeningen persoonlijke situatie:

...

...

...

...

...

...

...

(32)
(33)

5. Verblijf op de afdeling

5.1 Opname op de afdeling

Op het afgesproken tijdstip meldt u zich bij de secretaresse op de afdeling. Zij zal ervoor zorgen dat de verpleegkundige u komt halen.

De verpleegkundige brengt u naar uw kamer en informeert u over de verdere gang van zaken op de afdeling. Neem bij opname alle medicijnen mee die u thuis gebruikt. Nadat de verpleegkundige u heeft geholpen met het wegwijs maken op de kamer, voert de verpleegkundige een aantal controles bij u uit. Zo wordt uw

temperatuur en polsslag gemeten. Bij sommige patiënten wordt vooraf aan de operatie nog bloed afgenomen.

Checklist voor tijdens de opname

Neem bij opname de volgende spullen mee:

• Voldoende pyjama’s, liefst met knoop sluiting ( minimaal 4 stuks)

• Voldoende ondergoed, liefst maat groter dan u gewend bent ( minimaal 6 stuks)

• Kleding voor overdag, makkelijk zittende broek met blouse/trui

• Medicatie welke u op dit moment gebruikt (liefst met de verpakking)

• Toiletspullen

• Badjas, slippers /pantoffels

• Stevige schoenen en sokken

• Loophulpmiddel indien u deze thuis gebruikt.

Wanneer de operatie klaar is, zal de chirurg uw eerste contactpersoon bellen en uitleggen hoe de operatie is verlopen. Direct na de operatie heeft u een infuus deze zal op de afdeling zo snel mogelijk verwijderd worden. Verder worden sondes, drains en katheters worden zo min mogelijk gebruikt. Een maagslang (maagsonde) of wondslangetjes (drains) krijgt u alleen als de arts dit nodig vindt. In de meeste gevallen wordt u wakker uit de narcose zonder deze sonde of drains en ook zonder blaaskatheter. In de eerste uren na de operatie kan het echter lastig zijn om te plassen en in sommige gevallen is het dan nodig om toch een blaaskatheter te geven.

(34)

5.2 Voeding

Direct na de operatie mag u in principe weer alles eten en drinken. Het is belangrijk dat u minimaal 10 glazen vocht drinkt per dag. Dit kunt u zelf bijhouden op een formulier op uw nachtkastje dat u van ons krijgt.

Dit om uw vochthuishouding zo optimaal mogelijk te houden. Om te voorkomen dat u misselijk wordt krijgt u van ons medicatie.

5.3 Pijn en pijnscore en pijnstilling

Pijn: Het is van belang dat uw pijnklachten acceptabel zijn na de operatie. Pijn kan bijvoorbeeld uw slaap verstoren of onrust en angst veroorzaken. Om dit tegen te gaan is het belangrijk dat u precies genoeg pijnstilling krijgt. Van te veel pijnstillers kunt u namelijk bijwerkingen krijgen. Op basis van uw pijnscore kan de arts bepalen hoeveel pijnstilling u nodig heeft.

Pijnscore: De mate waarin u pijn ervaart wordt gemeten met behulp van de pijnladder. Deze heeft een score tussen 0 en 10. U geeft 0 aan als u helemaal geen pijn heeft en 10 als u de ergste pijn heeft die u zich voor kunt stellen.

Hoe kunt u uw score het beste bepalen?

• Als u geen pijn hebt, geeft u dat aan met een 0.

• Heeft u weinig pijn, dan kunt u een score tussen de 1 en 4 geven.

• Als u veel pijn hebt, geeft u een score tussen de 7 en 10.

U kunt nooit een verkeerde score geven. Pijn is een persoonlijke

ervaring. Als u vindt dat uw pijn een 5 is, dan geeft u een 5, ook al denkt u dat een ander daar misschien een 3 of 7 aan zou geven. Bij het geven

(35)

van een pijnscore kan het u helpen om uw pijn te vergelijken met pijn waar u eerder last van hebt gehad.

Pijnstilling: Dit kan op meerdere manieren. In sommige gevallen wordt er tijdens de operatie een pompje achtergelaten in de buikwand, via dit slangetje krijgt u continu pijnstilling. Daarnaast krijgt u 4x per dag 1000 mg paracetamol. Indien dit niet voldoende helpt dan kunt u vragen om extra medicatie voor de pijn. Er kan dan bijvoorbeeld gekozen worden voor morfine. Morfine veroorzaakt vaak maag-darmklachten zoals misselijkheid en braken, buikpijn en obstipatie door afname van de beweeglijkheid van de darm. Dit vertraagt het weer op gang komen van de darm na de operatie. Daarnaast kan het vermoeidheid en slaperigheid veroorzaken wat het actief herstel in de weg staat. Het is ook van belang te weten dat morfine-tabletten verslavend zijn. Om deze redenen geven we liever geen morfine-achtige medicatie.

5.4 Bewegen en ademhaling Bewegen:

Na de operatie wordt zo snel mogelijk gestart met bewegen, onder begeleiding van een verpleegkundige/fysiotherapeut. Bewegen is niet alleen belangrijk om trombose te voorkomen, maar ook om verlies van spierkracht tegen te gaan. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat wanneer u rechtop zit, de ademhaling beter is. Luchtweginfecties komen daardoor minder voor en de zuurstofvoorziening naar de wond is beter, hetgeen gunstig is voor genezing. Daarnaast bevorderd bewegen de spijsvertering.

• Probeer de dagelijkse handelingen (wassen, aankleden) zo veel mogelijk zelf te doen.

• De dag van de operatie moet u proberen twee keer minimaal een half uur in de stoel te zitten.

• De dag na de operatie is het de bedoeling dat u tenminste met de eetmomenten in de stoel zit en wanneer het kan ook tussen de maaltijden door steeds langer in de stoel zit. Daarnaast is het de bedoeling dat u, verdeeld over de dag, 3 keer een hele ganglengte loopt (100 meter). Neem hiervoor uw gewone kleding en stevige schoenen mee naar het ziekenhuis. Wanneer u thuis

(36)

een loophulpmiddel gebruikt, breng deze dan mee en gebruik deze tijdens opname.

• Als u de daaropvolgende dagen nog in het ziekenhuis bent, bent u steeds meer uit bed en mag u ook een wandeling maken met uw bezoek of in het dagverblijf zitten.

• Wanneer u niet in staat bent om uit bed te komen, probeer dan zoveel mogelijk rechtop te zitten, dit komt een goede ademhaling ten goede.

Ademhaling:

Ook na de operatie is het erg belangrijk om op de juiste wijze adem te halen. Na een operatie van de buik kan het gevoelig zijn om goed door te ademen. Dit komt omdat je hierbij de spieren van de buik gebruikt. Toch is het ook nu erg belangrijk om goed te ademen. De verpleegkundige / fysiotherapeut kan u hierbij helpen.

Beweegschema

Dag 0 2 maal 30-45 minuten uit bed in de stoel zitten

Dag 1 Met eetmomenten uit bed, zitten in de stoel (3 x 30 min) 2 maal 1 uur uit bed, in de stoel zitten (bv 10:00 uur en 15:00 uur 3 keer 100 meter lopen over de gang

Start ademhalingsoefeningen

Dag 2 Met eetmomenten uit bed, zitten in de stoel (3 x 30 min) 3 maal 1 uur uit bed, in de stoel zitten (bv 10:00 uur en 15:00 uur en 19:00uur)

5 keer 100 meter lopen over de gang

1 maal 5 minuten fietsen op de hometrainer Controle ademhalingsoefeningen

Dag 3 Met eetmomenten uit bed, zitten in de stoel (3 x 30 min) 3 maal 2 uur uit bed, in de stoel zitten

Loopafstanden uitbreiden: toewerken naar 1000 meter per dag bij ontslag

Traplopen indien nodig 2 maal

10 minuten fietsen op de hometrainer

(37)

Dag 4 Met eetmomenten uit bed, zitten in de stoel zitten(3 x 30 min) Gehele dag uit bed, op rustuur na.

Loopafstanden uitbreiden: toewerken 1000 meter per dag bij ontslag

3 maal 10 minuten fietsen op de hometrainer

5.5 Laxeermiddelen

Na de operatie kan het voorkomen dat de darmen stil komen te liggen.

De ontlasting komt hierdoor moeilijk of niet op gang en er kan een verstopping optreden, dit heet een ileus. U merkt dit doordat er geen ontlasting komt, u geen windjes kan laten, u misselijk bent of zelfs moet braken. Ter bevordering van de werking van de darmen, krijgt u gedurende de opname 2 keer per dag een laxeermiddel (magnesium hydroxide). Dit zijn kauwtabletten en deze moet u dus ook kapot bijten en niet in zijn geheel doorslikken. Daarnaast wordt vaak ook nog movicolon (of een vergelijkbaar medicijn) gegeven. Dit is een zakje poeder dat opgelost wordt in water. Zelf kunt u nog kauwgom gebruiken ter bevordering van de werking van de darmen. Zoals eerder genoemd is veel bewegen en weinig morfine-achtige medicijnen gebruiken eveneens bevorderlijk voor het vlot weer op gang komen van de darmen.

5.6 Voorkomen van trombose

Tijdens de opname en in de periode daarna, gaat u Fragmin spuiten. Dit is een bloed verdunnend medicijn ter voorkoming van trombose. Over de toediening hiervan krijgt u verdere informatie tijdens uw opname.

U moet de injecties blijven gebruiken tot uw 1e poli afspraak bij de chirurg. Het is mogelijk dat voor u individueel andere afspraken worden gemaakt.

(38)

Ruimte voor aantekeningen persoonlijke situatie:

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

(39)

6. Weer naar huis

6.1 Ontslag

U mag naar huis na de operatie als:

• Uw darm weer beweging/activiteit vertoont: windjes, voelen dat de darmen weer werken etc., de ontlasting hoeft nog niet op gang te zijn.

• U voldoende normale voeding verdraagt en minimaal 8-10 glazen per dag kunt drinken.

• De pijn goed onder controle is met paracetamol en in uitzonderingsgevallen met morfine-tabletten.

• U zich goed kan redden met aankleden, douchen en een rondje kan lopen over de gang.

• U geen koorts heeft en de overige controles goed zijn.

Uiteraard neemt de arts in overleg met u de definitieve beslissing of u naar huis kunt.

6.2 Leefregels

U krijgt van de verpleegkundige op de afdeling specifieke leefregels mee welke zij tijdens het ontslaggesprek met u doornemen. U kunt de leefregels achter dit hoofdstuk plaatsen.

6.3 Medicatie

Na ontslag gaat u door met de anti-trombose spuitjes. Deze gebruikt u tot aan de eerste afspraak bij de chirurg op de polikliniek. Overige veranderingen van medicatie worden met u voor ontslag besproken.

De apothekers assistente komt op de dag van ontslag een medicatie verificatie gesprek met u voeren om door te nemen welke medicatie u gebruikt en wat de werking hiervan is.

6.4 Klachten na ontslag

Het is belangrijk om bij de volgende verschijnselen contact op te nemen met de coloncare verpleegkundige of verpleegkundige specialist of (buiten kantooruren) met de afdeling Spoedeisende Hulp:

• bij nabloeding, roodheid of zwelling in het geopereerde gebied;

• bij koorts boven de 38,5˚Celsius;

• verergering van de klachten bij de wond of in de buik

(40)
(41)

7. Controles en nazorg

7.1 De eerste controles

De eerste dag na ontslag krijgt u een telefonisch consult met de coloncare verpleegkundige. Ongeveer een week na de operatie en ontslag uit het ziekenhuis heeft u een afspraak op de polikliniek bij de chirurg (of verpleegkundig specialist). Deze geeft u aanvullende uitleg over de operatie, beantwoordt uw vragen en bespreekt de uitslagen van de operatie met u. U bespreekt met de chirurg hoe het met u is en of er nog klachten zijn. De chirurg zal een nieuwe afspraak maken enkele weken na deze afspraak met de verpleegkundig specialist.

De verpleegkundig specialist verzorgt, in samenwerking met de chirurg, de nazorg en nacontroles in de jaren na uw operatie. Tijdens de eerste afspraak bespreken we hoe het gaat met u en of er nog klachten of problemen ten gevolge van de operatie. Er zal ook ruimte zijn voor het bespreken van de mentale en praktische gevolgen die de diagnose kanker met zich mee kan brengen.

7.2 Aanvullende behandeling na de operatie

Naar aanleiding van de uitslagen van de operatie kan het soms nodig zijn om een aanvullende behandeling te geven. Meestal gaat dit om aanvullende chemotherapie. Redenen om chemotherapie te geven kunnen zijn dat de tumor buiten de darmwand was gegroeid of dat er lymfeklieren zijn aangedaan. Er wordt altijd met u besproken door uw behandeld arts wat voor u de goede optie is. Om, zo samen tot een goede keuze te komen.

7.3 Wijze van controleren: schema

Na de behandeling voor darmkanker zal uw arts het controle schema met u bepalen. Een vaak gebruikt schema is dat u nog gedurende 5 jaar wordt gecontroleerd op de polikliniek Chirurgische Oncologie van het CKI. Gedurende de eerste twee jaar is de controle regelmatig; in principe elke 3 maanden wordt het bloed geprikt op CEA, dit is een tumormarker*. Daarna zal dit halfjaarlijks zijn.Eén en twee jaar na de operatie vindt er een CT-scan plaats van longen en buik. Ook zal er dan een kijkonderzoek (endoscopie) van de darm uitgevoerd worden door

(42)

de Maag-Darm-Leverarts. Dit darmonderzoek wordt nog eens 4 jaar na de operatie herhaald.

Bovenstaande is het standaard schema wat gebruikt wordt (volgens de landelijke richtlijn). Natuurlijk kan het zo zijn dat er individueel aanpassingen zijn. Soms is er ook extra onderzoek nodig naar aanleiding van uitslagen of naar aanleiding van uw klachten.

7.4 Psychosociale ondersteuning

De diagnose kanker en de behandeling kan veel veranderen in uw leven.

Tijdens of na uw ziekte kunt u te maken krijgen met situaties waar u geen raad mee weet. Dit kan ook van toepassing zijn als de behandeling al langer geleden is. U kunt problemen ondervinden op zowel

lichamelijk, emotioneel, sociaal of spiritueel gebied. Het is niet altijd eenvoudig de draad daarna weer op te pakken. Niet alleen uzelf maar ook uw naasten krijgen veel te verwerken. Als u problemen ervaart of zorgen heeft kunt u terecht bij uw hulpverleners in het ziekenhuis. Zij bespreken uw zorgen en problemen met u en kijken samen met u welke mogelijkheden er zijn om u te ondersteunen. Om uw situatie duidelijk te krijgen kan er gebruik gemaakt worden van de lastmeter.

De lastmeter

De lastmeter is een landelijk ontwikkelde vragenlijst om inzicht te krijgen in de behoefte aan psychosociale zorg bij mensen met kanker.

Om hierover met u in gesprek te gaan, vraagt de verpleegkundig

specialist, arts of verpleegkundige u om de lastmeter in te vullen.Met de lastmeter worden problemen, klachten en zorgen die u ervaart in kaart gebracht en bespreekbaar gemaakt. Hierdoor krijgen uw hulpverleners beter zicht op hoe het met u gaat en aan welke ondersteuning u mogelijk behoefte heeft.De eerste lastmeter krijgt u in het begin van uw behandeltraject uitgereikt. In de eerste periode na de operatie vult u deze lastmeter in. Deze bespreekt u bij het eerstvolgende contact met uw verpleegkundig specialist, verpleegkundige of arts (ongeveer 4-6 weken na de operatie). Nadien krijgt u gedurende 1-2 jaar regelmatig de lastmeter uitgereikt. De verpleegkundig specialist, arts of verpleegkundige bespreekt met u of en welke ondersteuning u nodig heeft in het herstelproces. Voorbeelden hierbij zijn: ondersteuning van diëtist, fysiotherapie, maatschappelijk werk, psycholoog.

(43)

8. Vragen en contact

Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen of zorgen, neem dan contact op met uw betrokken hulpverlener (chirurg of verpleegkundige) via de contactgegevens zoals vermeld bij hoofdstuk 1.2.

(44)
(45)

9. Bijlagen

• Websites / patiënten organisaties

• ERAS oefeningen

• Fragmin instructies

• Lastmeter

(46)
(47)

Bijlage 1 Websites / Patiënten organisaties Kanker.nl

Informatie over kanker, behandelingen en gevolgen van kanker.

Informatie waar je terecht kunt voor hulp en ondersteuning en ervaringen van anderen.

www.kanker.nl Stichting darmkanker

Leven met darmkanker is de patiëntenorganisatie voor

darmkankerpatiënten, hun partners en naasten. Op de website vind je meer informatie over de diverse vormen van darmkanker, over behandelmogelijkheden en over de activiteiten die ze voor lotgenoten organiseren.

contact@darmkanker.nl

Erfelijkheid - Stichting Lynch Polyposis

Stichting Lynch Polyposis is opgericht uit de Vereniging HNPCC-Lynch en Polyposis Contactgroep (PPC). De stichting is er om iedereen die met Lynch of Polyposis te maken krijgt, te ondersteunen. Niet alleen de patiënten zelf, maar ook familie en andere naasten.

www.lynch-polyposis.nl www.erfelijkheid.nl Stoma – Stomavereniging

De Stomavereniging is een vereniging voor en door mensen met een stoma. Hier worden ervaringen van stomadragers verzameld en gedeeld.

www.stomavereniging.nl info@stomavereniging.nl Care for cancer

Care for cancer biedt individuele ondersteuning aan mensen met kanker. De care consultants zijn ervaren oncologieverpleegkundigen. Zij bezoeken patiënten thuis, beantwoorden vragen over de diagnose en de behandeling en geven praktische tips over de thuis- en werksituatie.

Daarnaast geven zij voorlichting over aanvullende zorgmogelijkheden en verwijzen door naar andere instanties. De diensten van Care for

(48)

cancer sluiten aan op de zorg van het ziekenhuis. Het doel is dat patiënten minder stress en onzekerheid ervaren en sterken staan in het ziekteproces. Care for cancer richt zich op patiënten, mantelzorgers en werkgevers.

www.allerzorg.nl/specialismen/care-for-cancer Libra oncologische revalidatie

Libra Oncologische revalidatie. Kanker is een ingrijpende ziekte. Na de behandeling kunt u last hebben van allerlei fysieke en psychische klachten. Tijdens het oncologische revalidatieprogramma worden klachten bekeken en helpen u de draad weer op te pakken.

libranet.nl/

Fyneon Oncologische Fysiotherapie

Een netwerk van fysiotherapeuten, gespecialiseerd in de oncologie, die samen streven naar kwalitatief hoogwaardige zorg voor mensen met een oncologische aandoening en/of de gevolgen hiervan in alle fasen van deze ziekte.

fyneon.nl/

Re-turn

Programma: re-integratie en counseling

Als u herstelt van kanker of behandeld wordt tegen kanker, dan is aan het werk gaan een uitdaging. Het brengt u veel: werken biedt afleiding en financiële zekerheid, het verlegt uw focus van ziek naar beter en u doet weer mee met de maatschappij. Maar weer aan hetwerk gaan na kanker of tijdens de behandeling roept ook vragen op: hoe bouw ik op, hoeveel kan ik werken, kan ik dat (nog) wel aan en wanneer begin ik?

Uw werkplezier terugvinden is een zaak van werknemer en werkgever samen. Re-turn ondersteunt patiëntenen hun naasten met specialistisch advies en begeleiding. Voor meer informatie: www.re-turn.nl

Inloophuis ‘de Eik’

Het Inloophuis in Eindhoven is een laagdrempelige ontmoetingsplaats waar een luisterend oor geboden wordt aan mensen met kanker, hun naasten en (eventueel) hun nabestaanden. Het inloophuis is vijf dagen

(49)

per week geopend voor mensen die gewoon' even binnen willen lopen.

Voor meer informatie:

www.inloophuis-de-eik.nl Psychosociale ondersteuning

IPSO: instituut voor psychosociale oncologie

Op deze website vind u informatie over psychosociale ondersteuning, maar ook een overzicht van inloophuizen in Nederland.

www.ipso.nl

(50)
(51)

Bijlage 2: Oefeningen ERAS Oefeningen gaan zitten / staan

• Ga zitten op een stoel en kruis de handen voor de borst

• Zet uw voeten op heupbreedte

• Kom staan zonder uw handen hierbij te gebruiken

• Vervolgens zakt u door de knieën en raakt u met de billen de zitting van de stoel en kom vervolgens weer staan

• Herhaal de oefening

(52)

Opdrukken vanuit de stoel

• Ga op een stoel zitten

• Pak de stoelleuning aan beide zijden vast

• Duw uzelf omhoog zodat de billen los van de stoel komen

• Houd deze positie 2 seconden vast

• Laat u vervolgens weer rustig zakken

• Herhaal de oefening

(53)

Staand knie heffen

• Ga staan met de voeten op heupbreedte

• Til de rechterknie op

• Zet uw been weer op de grond

• Til de linkerknie op

• Herhaal de oefening Tenenstand

• Sta met de voeten op heupbreedte

• Ga op uw tenen staan, door u recht omhoog te duwen

• Zak vervolgens weer langzaam terug naar de beginpositie

• Herhaal de oefening

• Indien u zichzelf instabiel voelt tijdens de oefening gebruik dan een steuntje (bijvoorbeeld een tafel of deurkozijn)

(54)
(55)

Bijlage 3 Fragmin instructies

Achter dit hoofdstuk kunt u de folder Fragmin instructies toevoegen.

(56)
(57)

Bijlage 4 Lastmeter

Achter dit hoofdstuk kunt u de folder van de lastmeter toevoegen.

(58)
(59)
(60)

Michelangelolaan 2 – 5623 EJ Eindhoven Postbus 1350 – 5602 ZA Eindhoven

Altijd als eerste op de hoogte?

Meld u dan aan voor onze nieuwsbrief:

www.catharinaziekenhuis.nl/nieuwsbrief

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer u na het lezen van deze informatie nog vragen heeft, neem dan gerust contact op met de afdeling Radiologie. Telefoon 0413 - 40

Voor een optimaal resultaat van het dikke darm onderzoek is het belangrijk dat de darmen van uw kind zo leeg mogelijk zijn.. Daarom is het belangrijk onderstaand

Als u een recept heeft gekregen voor twee tabletten Bisacodyl ® moet u deze 2 tabletten twee dagen voor het geplande onderzoek om 22.00 uur met een slokje water innemen.. Bisacodyl ®

Tijdens een sigmoïdoscopie worden soms kleine ingrepen gedaan, bijvoorbeeld het wegnemen van een stukje weefsel..

Tijdens het onderzoek blaast de arts via de endoscoop een beetje lucht in de dikke darm om de en- doscoop gemakkelijker te kunnen inbrengen.. Op de figuur krijgt u een beeld van

Deze vorm van diverticulitis wordt meestal alleen behandeld door toediening van antibiotica en door het volgen van een darmsparende voeding.. Graad 2: Gecompliceerde

Neem op de dag voor het onderzoek tijdens de lunch 50 ml Telebrix Gastro in.. Neem op de dag voor het onderzoek tijdens het avondeten 50 ml Telebrix

Tijdens het onderzoek kunnen we ook kleine ingrepen uitvoeren, zoals het verwijderen van poliepen, het wegnemen van kleine stukjes weefsel (biopten) voor verder onderzoek of