• No results found

Een rechtvaardige zaak, een juiste intentie en morele verantwoorde-lijkheid

2§1

Apartheid: oorsprong, bedoeling en uitwerking

De kiemen voor het apartheidsbeleid, zoals dat van 1948 tot 1994 in Zuid-Afrika door de heersende Nationale Partij is uitgevoerd, waren al gege-ven met de vorming van de Unie van Zuid-Afrika in 1910, kort nadat de Brit-ten als overwinnaars te voorschijn waren gekomen uit de oorlogen tegen de Afrikaner Boeren. De Britten, die de Kaap in 1795 bezetten als onderdeel van hun oorlog tegen de Fransen, stemden er in 1910 mee in, dat zwarte inwoners van de Unie niet dezelfde rechten kregen als de blanken. 1

Toen de Nationale Partij in 1948 aan de macht kwam, werden de Afri-kaners binnen het apartheidsstelsel bevoordeeld en in mindere mate de bevol-king van Britse origine. Apartheid wordt dan ook wel beschreven als de eman-cipatie van het Afrikaner volk, met als doel langszij de Engelsen te komen. 2

Historicus Giliomee legde dit tijdens ons gesprek als volgt uit. ‘Je moet kijken naar de normen van de dominante groep. Wanneer je een beschrijving wilt geven van de Afrikaners als machtsgroep, moet je vragen wat hun zelf-beeld is. Ik denk dat de Afrikaners een geweldige behoefte hadden om gezien te worden als wettig kind van de westerse familie en van de Europese bescha-ving.’ 3

Veelzeggend is de volgende passage uit de Preambule van de grondwet: ‘In deemoedige gehoorzaamheid tegenover de almachtige God, die het lot en de geschiedenis van de volkeren bestuurt, die onze voorouders uit vele lan-den samengebracht en hun dit land in eigendom gegeven heeft, die hen van generatie tot generatie geleid heeft, die hen voor alle gevaar die haar bedreigd heeft, heeft bewaard.’ 4 Hieruit spreekt hoe de apartheidsleer steeds in een ge-lovig kader is overdacht, aangepast en ontwikkeld. Een duidelijk overzicht

1 Hanlon., a.w., 135.

2 L.B. Wellen: Boycotbeleid, de door de Zuid-Afrikaanse regering gevoerde politiek tegen de internationale economische sancties. Scriptie Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie, Vrije Universiteit, Amsterdam-Stellenbosch 1996.

3 Hermann Giliomee, emeritus-hoogleraar in de geschiedenis aan de Universiteit van Stellenbosch in een vraaggesprek op 2 november 1998 in Stellenbosch.

4 Wolfram Kistner, Hoffnung in der Krise; Dokumente einer christlichen Existenz in Südafrika. Zum 65. Geburtstag herausgegeben von Lothar Engel, Rudolf Hinz und Jürgen Schroer, Wuppertal 1988,180-181.

50

hiervan vinden we bij de Zuid-Afrikaanse theoloog Gous. De Nederduitse Gereformeerde Kerk, waaruit de nieuwe machthebbers grotendeels afkomstig waren, ontwikkelde de geloofsleer die in de politiek van gescheiden ontwik-keling gestalte kreeg. Op de synode van Transvaal in 1948 werd gesteld dat de verscheidenheid van de mensheid het gevolg is van de zonde. 5 Op een conferentie in Bloemfontein in 1951 vond een herinterpretatie plaats, die erop neerkwam dat apartheid niet een indeling van rassen, maar van volken is. ‘Apartheid word dus nie meer bereik door horisontale skeiding van blankes bo en swarten onder nie, maar deur vertikale skeiding wat volkere naas me-kaar plaas.’ 6 ‘Volgens die NG Kerk se siening of konsep van apartheid was apartheid die (enigste) weg om precies dit wat die wêreldkerk vra, te bereik, naamlik gerechtigheid en medemenslikheid.’ 7 Voogdijschap, een kernbegrip uit de apartheidsleer, werd hier ook nieuw uitgelegd. Het gaat daarbij niet om het heersen over een ander, minder volk, maar om andere volken, die minder ontwikkeld zijn, het recht te gunnen zich tot volle wasdom te ontwikkelen. Dit kan alleen gebeuren bij volle scheiding, waarin alle competitie is uitgeban-nen. 8 Een jaar later, in 1951, vond een synodezitting in Transvaal plaats, waar een rapport met de schriftuurlijke gronden voor rassen-apartheid werd aan-genomen. Het baseert zich op de scheppingsordeningen, waardoor God aan iedere natie of elk ras een specifieke roeping verleent. ‘Die blankes se roeping is een voogdyskap teenover die minderes. Daar is wel gesê dat die Bybel beide die eenheid en die verskeidenheid van die menselike ras leer. Die eenheid van die kerk volgens die verslag veronderstel nie die gelykheid van sy lede nie en na nie dat nationale identiteit opgeoffer moet word nie.’ 9 Gous vermeldt dat pas in 1986 de eerste kritiek op de apartheidsleer werd uitgesproken binnen de Nederduitse Gereformeerde Kerk en concludeert: ‘De NG Kerk was in eiegeregtigheid doof.’ 10

Wolfram Kistner, die binnen de Zuid-Afrikaanse oecumene een ge-wichtige rol heeft gespeeld bij de bestrijding van apartheid, concludeert dat de God van de Nederduitse Gereformeerden vaak een stamgod was en geen universele God. 11 Dit blijkt ook uit de politieke vertaling van dit geloofsden-ken. In 1948 namen de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan, waarmee de mensenrechten deel werden van het

5 Gous, a.w., 80. 6 Gous, a.w., 133. 7 Gous, a.w., 132. 8 Gous, a.w., 132. 9 Gous, a.w., 80. 10 Gous, a.w., 134.

51 internationale recht. Bij de stemming hierover onthield Zuid-Afrika zich van stemming. 12

De eveneens Zuid-Afrikaanse auteur Jack Bloom spreekt hier van de mythe die van de blanke Voortrekkers een uitverkoren volk maakte en de heidense volken hun blijvende plaats wees als ondergeschikten in de rol van houthakkers en waterputters. 13

De oorsprong hiervan ligt in het bijbelboek Jozua, waar het volk Israël de nabijwonende stam van de Gibeonieten op grond van eerder gedane be-loften niet uit de weg wil ruimen, maar in een ondergeschikte positie op zijn grondgebied wil laten wonen. 14 Het gebruik van de bijbelse beeldspraak van uitverkoren zijn, maakt de innige band tussen het Zuid-Afrika van de apart-heid en de staat Israël, ook in 1948 op het wereldtoneel verschenen, heel goed duidelijk.

Precies in de maand, waarin ik mijn studiereis door Zuid-Afrika maak-te, oktober 1998, heeft de Nederduitse Gereformeerde synode definitief af-stand genomen van het apartheidsdenken. Zelfs toen was er nog bij diverse afgevaardigden verzet tegen afschaffing daarvan. Beyers Naudé bracht in ons gesprek hiervoor begrip op. ‘Ik denk, dat ik dat verzet begrijp, als ik bedenk hoeveel jaren het mij heeft genomen om van deze uitkijk los te komen. Die wortels hebben zich zo diep ingegraven in onze levens.’ 15

De politieke uitwerking van dit rassenscheidingsdenken was deels bedoeld om de toestroom van zwarte mensen naar de steden te stoppen. De Tweede Wereldoorlog, waarbij Zuid-Afrika nauw was betrokken, had een sterke industrialisatie met zich meegebracht en deze hield in de jaren daarna niet op, met als gevolg dat aan de vraag naar arbeidskrachten niet alleen met blanke arbeiders kon worden voldaan. De nieuwe regering probeerde deze toestroom in te dammen door het uitvaardigen van allerlei apartheidswetten. 16

Wetgeving is gedurende het hele apartheidsbewind een van de middelen ge-weest om een gescheiden ontwikkeling tot in de kleinste details af te dwin-gen. Een van mijn gesprekspartners gaf dit gegeven als verklaring voor de

12 Kistner, a.w., 300.

13 Bloom, a.w., 175-6.

14 Jozua 9.

15 C.F. Beyers Naudé, voormalig directeur van het Christelijk Instituut en vroegere secretaris-generaal van de Zuid-Afrikaanse Raad van Kerken, in een vraaggesprek op 12 oktober 1998 in Johannesburg.

52

afkeer die jonge Zuid-Afrikanen hebben om een juridische studie te kiezen. 17

Het dichte netwerk aan wet- en regelgeving, waarmee de apartheid aan de Zuid-Afrikaanse samenleving werd opgelegd, moet hebben gewerkt als een nauwsluitend en verstikkend net, waarbij als logisch vervolg een uitgebreid apparaat ter handhaving moest worden opgezet en in stand gehouden. Daarbij ging het om zowel ‘kleine apartheid’, met dwingende regels voor het persoon-lijke leven en samenleven (zoals het verbod op gemengd huwepersoon-lijken van een blanke en een gekleurde partner, gescheiden gebruik van openbare voorzie-ningen en het verbod voor niet-blanken om zich te vestigen in blanke woon-gebieden met de daarmee verbonden gedwongen verhuizingen 18), als ‘grote apartheid’, met regelingen voor de samenleving in wijder verband, waaronder de thuislanden-wetgeving.

Achtereenvolgende regeringen van de Nationale Partij hebben de apart-heidspolitiek nader uitgewerkt. In 1955 deed premier J.G. Strijdom zijn offici-ele versie van het wezen van apartheid uit de doeken.

‘Noem het opperheerschappij, baaskap of wat dan ook, het is en blijft een kwestie van overheersing. Ik wil daar zo duidelijk mogelijk over zijn en ik kom niet met uitvluchten. De blanke heerst, òf de zwarte grijpt de macht. Als hij de kans krijgt, zal de niet-blanke niemand boven zich dulden. Alleen door overheersing zal de blanke baas kunnen blijven. En de enige manier om de baas te kunnen blijven, is door de niet-blanke het stemrecht blijvend te ontzeg-gen.’ 19

Strijdom overwoog de drie protectoraten van het Verenigd Koninkrijk, die hij aan Zuid-Afrika wilde toevoegen om het woongebied voor de zwarte bevolking uit te breiden, economisch te boycotten, tenzij overdracht door de Britten plaats vond. De overdracht vond niet plaats, maar werd uitgesteld tot-dat de binnenlandse politiek van Zuid-Afrika zou voldoen aan de normen van het Britse imperium. 20 Zijn opvolger Verwoerd ging verder in zijn spoor en noemde afzonderlijke ontwikkeling goed voor de zwarte Zuid-Afrikanen. Hun traditionele gezagsstructuren zouden worden hersteld en opnieuw gerespec-teerd in grotendeels autonome thuislanden, aparte woongebieden voor iedere etnische groep. Zo zou worden voorkomen dat hun specifieke en onvervang-bare culturele erfenis verloren zou gaan in de door blanken gedomineerde smeltkroes van de steden. De thuislanden zouden een eigen regering krijgen

17 Ashley Green Thompson, stafmedewerker afdeling Gerechtigheid en Vrede van de Rooms-Katholieke Bisschoppen Conferentie in Zuid-Afrika in een vraaggesprek op 20 oktober 1998 in Pretoria.

18 Zie b.v. ‘Mensen op transport. Kerken in Zuid-Afrika over de deportatie in hun land.’, Allerwegen 15-1 (1984).

19 Brian Lapping, De geschiedenis van apartheid, Houten 1986, 134.

53 en een confederatie vormen met het blanke Zuid-Afrika. 21

Uiteraard werd tijdens deze jaren vanuit Zuid-Afrika met argusogen naar de rest van het Afrikaanse continent gekeken. Het proces van losmaking van de koloniale mogendheden was op gang gekomen en de vrees was groot dat de ‘zwarte macht’ zich allengs zou uitbreiden tot het bolwerk van blanke suprematie. Een speciale rol speelde hierin de invloed van het communis-me, dat toen nog oppermachtig was in Oost-Europa. De Sovjet-Unie was een bondgenoot voor bevrijdingsbewegingen en werd na het zelfstandigworden van de voormalige Portugese koloniën Angola en Mozambique als een nog grotere bedreiging gezien. Uit de lucht gegrepen was deze vrees niet, zoals een studie over de Russische buitenlandse politiek aantoont. In de jaren tach-tig had de Sovjet-Unie met 21 van de 35 Afrikaanse staten visovereenkomsten gesloten. Hierin kwamen verschillende belangen samen: de voorziening in voedselbehoeften, zeetransport, wetenschappelijk onderzoek en een deel van de zeemacht van de Sovjet-Unie, zodat strategische en economische functies waren verweven. 22 De overeenkomsten hielden in dat de Sovjet-Unie langs de hele olie-route rond de Kaap militaire macht zou kunnen uitoefenen. 23

De angst voor het communisme, met zijn kapitalistische en anti-godsdienstige strekking, zat er in Zuid-Afrika diep in en heeft als sterke drijf-veer gediend voor veroordeling en bestrijding van de grootste bevrijdingsbe-weging in het land, het ANC, dat jarenlang door de communistische landen is gesteund. Merkwaardig genoeg is een beroep op het motief van het commu-nisme als bedreiging aanvaard door de Waarheids- en Verzoeningscommissie. ‘De commissie accepteerde de verklaring van velen, dat zij niet voor apart-heid, maar tegen communisme hadden gevochten.’ 24

Dit gegeven neemt niet weg dat de sterke indruk bestaat dat het gevaar in de propaganda van de apartheidsoverheid sterk is aangedikt. De beschrij-vingen van het Zuid-Afrika onder de apartheid wekken het beeld van een ze-kere hysterie, waartoe het kunstmatige beleid van rassenscheiding kennelijk wel moest leiden. Oud-minister Fismer, afkomstig uit de gelederen van de Nationale Partij, legde hier in ons vraaggesprek een verband met wat de sanc-ties losmaakten.

21 Lapping, a.w., 128.

22 Peter Vanneman and W. Martin James III, Soviet Foreign Policy in Southern Africa, Problems and Prospects, Pretoria 1982, 40.

23 Vanneman-James, a.w., 41.

24 Ralf K. Wüstenberg, Die politische Dimension der Versöhnung - Eine theologische Studie zum Umgang mit Schuld nach den Systembrüchen in Südafrika und Deutschland, Habilitationsschrift Heidelberg 2003; Gütersloh 2004, 209.

54

‘In het begin hadden de sancties een verhardend effect op ons gevoel. We zagen onszelf als mensen die bezig waren met een grote uitdaging. De wereld zou ons niet begrijpen. De wereld was verkeerd, communistisch. Vanuit een godsdienstig oogpunt zagen wij het communisme als een serieuze bedreiging en het ANC stond gelijk aan communisme. Wat als tegenwerking over ons werd uitgestort, moest op een of andere manier beïnvloed zijn door het com-munisme.’ 25

De geesteshouding die bij apartheid hoorde, kwam derhalve heel vaak neer op uitsluiting van anderen, met een bijbehorende, grote angst voor ver-keerde invloeden. Dit heeft zich met name doen gelden op wetenschappelijk gebied. Een studie over de academische boycot brengt scherp onder de aan-dacht hoezeer de Zuid-Afrikaanse regering zelf isolerend optrad. Zij perkte de academische vrijheid ernstig in door middel van een reeks wetten, zoals de Wet ter onderdrukking van het communisme (1950) en de Internationale Veiligheidswet uit 1982, die een volledige controle op het universitaire be-drijf inhield: toelating van studenten, benoeming van docenten, censuur van de leerstof en controle op het wetenschappelijk onderzoek. 26 Wie met onder-zoeksresultaten kwamen die de status quo bedreigden, konden gewond of ge-dood worden. De regering weigerde paspoorten aan academici die tegen de apartheid waren. Kortom: de Zuid-Afrikaanse regering paste een academische boycot toe op haar eigen wetenschapsbeoefenaren. 27

Net als Beyers Naudé maakten twee hoogleraren van de Randse Afri-kaanse Universiteit in Johannesburg inzichtelijk hoe moeilijk het is om een bevoorrechte positie op te geven. De historicus Van Aswegen legde uit dat er aan de universiteit wel degelijk begrip bestond voor het feit dat er uiteindelijk een grote zwarte deelname aan de regering moest wezen, maar dat er tege-lijkertijd vertwijfeling optrad met betrekking tot de eigen positie. Als er een zwarte regering komt, zo luidde de vraag, wat zal dan jouw positie als blanke zijn? ‘Uiteindelijk waren wij zo’n bevoorrechte gemeenschap en ik denk, dat het voor mensen moeilijk is om voorrechten op te geven. Zelfs een academi-cus, die een verstandelijke berekening daarvan maakte, kon zich daarvan als mens niet losmaken.’ 28 Ook zijn collega Van der Waal onderstreepte de mede-verantwoordelijkheid die je als betrokkene had door je bevoorrechte positie. Zijn vak, de antropologie, bracht veldonderzoek met zich mee, waartoe hij zich, samen met zijn gezin, een half jaar in zwarte woongebieden vestigde, met als gevolg dat hij de mensen daar beter leerde kennen. ‘Dit leidde tot

25 Chris Fismer in eerder vermeld vraaggesprek.

26 Haricombe, a.w., 56.

27 Haricombe, a.w., 57.

28 Henning van Aswegen, toenmalig hoogleraar Geschiedenis aan de Randse Afrikaanse Universiteit, in een vraaggesprek op 14 oktober 1998 in Johannesburg.

55 vriendschap met mensen van kleur en een ander begrip van de situatie. Dat maakte je niet meer gewild in de familie of in de kerk, waar een soort groeps-druk was. Mensen als Beyers Naudé hebben daaronder geleden. Hij heeft een boycot van de kant van de Afrikaans sprekenden gehad.’ 29

Ook op sportgebied heeft de apartheid diepe sporen getrokken. Sadick Emeran, bestuurder van een grote, regionale cricketbond verwoordde de ver-bijstering over de apartheid bij niet-blanken als volgt: ‘Wij konden niet be-grijpen hoe blanken konden geloven dat die politiek almaar kon voortduren. Zij geloofden dat het een van God gegeven ordening was, waarin mensen verschillend moesten wezen en dat op iedere mogelijke manier.’ Daarom was de sportboycot zo heilzaam geweest: ‘Toen de blanke sportmensen werden geïsoleerd, begonnen zij te voelen wat wij al die jaren door reeds hadden gevoeld. Nooit hadden wij het genoegen cricket te spelen in toernooien tegen andere nationale teams.’ Ook hij deed verslag van onrechtvaardige en ruwe bejegening door de apartheidsautoriteiten, die met name de sportbestuurders trof. Onder de zogenaamde negentig-dagen-wet kon iemand zonder vorm van proces voor 90 dagen worden opgesloten, in de hoop dat het verzet van de sportbestuurders zou worden gebroken en de organisaties zouden uiteenval-len. 30

Weliswaar beijverde de regering zich om een gunstiger beeld van de Zuid-Afrikaanse sportsector op te wekken door sportbeoefening in gemengd raciaal verband toe te staan, maar, zegt de auteur van een boek over de sport-boycot, dit effect was slechts heel beperkt. Samen sporten mocht op bepaalde momenten, als het daar dan maar bij bleef. Een uitgekiende apartheidswet (Liquor Amendment Act) uit 1974 bepaalde dat gekleurde bezoekers uit het buitenland weliswaar van alle faciliteiten gebruik mochten maken tijdens de sportbeoefening, alleen na de wedstrijd kon er niet samen worden gegeten, gedanst op de zelfde dansvloer of gezwommen in het zelfde zwembad. 31 Ook mochten blanken niet, of slechts in klein getal, bij sportevenementen van zwarten gaan kijken. 32

Het toestaan van niet op rassenbasis samengestelde nationale teams door de regering ging de meeste anti-apartheidsstrijders in Zuid-Afrika niet ver genoeg. Zij legden de lat alsnog hoger onder de leus: ‘Geen normale sport

29 Kees van der Waal, hoogleraar Antropologie en Ontwikkelingsstudies aan de Randse Afrikaanse Universiteit, in een vraaggesprek op 13 oktober 1998 in Johannesburg.

30 Sadick Emeran, bestuurder van de Cricket Association of the Western Cape, in een vraaggesprek op 29 oktober 1998 in Kaapstad.

31 Sam Ramsamy, Apartheid, The Real Hurdle, Sport in South Africa and the International Boycott, London 1982, 40.

56

in een abnormale maatschappij’ en gingen door met de sportboycot.

Om dit overzicht van oorsprong, bedoeling en uitwerking van de apart-heids-ideologie aan te vullen, wil ik nog twee onvergetelijke momenten noe-men van mijn rondreis door Zuid-Afrika, beide op dezelfde dag. Overdag be-zocht ik de universiteit van Fort Hare, die lange tijd de enige plaats in het land was waar niet-blanken konden studeren. De zwarte leiders die na de val van de apartheid aan de macht kwamen, ontvingen daar hun academische opleiding. Ik ontmoette de bibliothecaresse, een zwarte vrouw, in gezelschap van een collega van Brits-Zuid-Afrikaanse origine, die belangeloos meehielp bij het automatiseren van het bibliotheekbestand. In ons gesprek vroeg de blanke me-vrouw of ik de prachtige kust bij Kaapstad al had gezien, waarop haar collega in spontane woede uitbarstte. Zij verwoordde haar ergernis van zoveel jaren, waarin de prachtige stranden van haar land alleen het domein van de blanke burgers waren geweest. Als niet-blanken hadden zij daar eenvoudig geen toe-gang toe gehad. 33 De blanke bibliothecaresse hoorde deze uitval met begrip aan. Haar hulpvaardige aanwezigheid daar maakte zij trouwens ook duidelijk door te vertellen dat zij de echtgenote was van de schrijver L. Forman, die hoorde bij een grote groep van mensen (onder wie Oliver Tambo en Nelson Mandela) die in 1956 werden beschuldigd van hoogverraad. 34

Op de terugweg van Fort Hare verdwaalde ik in een van de zwarte woonbuurten van Oost-Londen, waar ik gastvrij was opgenomen door de Ka-meroenese medewerker van een Nederlands ontwikkelingsproject. De erva-ring van die avond zal ik niet licht vergeten. Een woonwijk op afstand van