• No results found

4. Bovenplanse instrumenten ter realisatie van de wateropgave

4.2 De waterboekhouding

Er is sprake van een waterboekhouding wanneer een gemeente (of waterschap) een administratie bijhoudt waarin plaatselijke ruimtelijk ontwikkelingen worden opgenomen, met daarbij de toename aan verhard oppervlakte, de ontstane versnelde afvoer en de daarbij behorende wateropgave. Een voorbeeld van een dergelijke waterboekhouding is opgenomen in afbeelding 6.

Het doel van de waterboekhouding is om een balans bij te houden waarbij de gemeente en het waterschap inzicht krijgen in de ruimtelijke ontwikkelingen en de totale grootte van de wateropgave in de gemeente. Zoals in afbeelding 6 zichtbaar is worden alle ruimtelijke ontwikkelingen en

bestemmingsplannen binnen de gemeente opgenomen in de waterboekhouding, ook de ruimtelijke ontwikkelingen die hydrologisch neutraal ontwikkeld worden. Vanuit deze laatstgenoemde variant komt vanzelfsprekend geen wateropgave op de balans te staan, hierbij blijft de balans op nul staan. Dit geldt ook voor de conserverende bestemmingsplannen, aangezien hierbij geen sprake is van

(nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen. Toch worden deze plannen vaak ook opgenomen in de waterboekhouding.

In het geval van de waterboekhouding is het in de praktijk vaak zo dat de gemeente (soms samen met het waterschap) de compensatieplicht overneemt van een ruimtelijke initiatiefnemer. Deze laatstgenoemde kan een projectontwikkelaar zijn, maar ook een particulier. Dit betekent dus dat deze partijen geen compenserende voorzieningen hoeven op te nemen in hun projectplan. De gemeente besluit vervolgens in samenwerking met het waterschap op welk moment de compenserende voorzieningen in één keer gebundeld worden aangelegd.

In veel gevallen waar een waterboekhouding wordt toegepast is het de gemeente die deze boekhouding bijhoudt. De ruimtelijke plannen die aan de door het waterschap en gemeente

opgestelde voorwaarden voldoen worden hierbij opgenomen in de waterboekhouding. Het voordeel van de waterboekhouding voor waterschap en gemeente zit onder meer in de verkorte

proceduretijd. Zo word bij veel waterboekhoudingen afgesproken dat ruimtelijke ontwikkelingen die worden opgenomen in de waterboekhouding slechts meldingsplichtig zijn, waarbij de gemeente het waterschap meldt dat er een plan is opgenomen in de boekhouding. Hierbij wordt dus niet de volledige watertoetsprocedure doorlopen. In de praktijk zijn er ook waterschappen die deze plannen wel aan de watertoets onderwerpen, maar hiervoor een verkorte proceduretijd hanteren. In beide gevallen is het wel zo dat er regelmatig een overlegmoment wordt ingepland waarbij waterschap en gemeente zich samen buigen over de actuele stand van zaken van de waterboekhouding.

Overigens is dit ‘versnelde watertoetsproces’ niet mogelijk bij alle ruimtelijke ontwikkelingen, er zijn een aantal randvoorwaarden gesteld bij het gebruik van de waterboekhouding. Zo stelt Waterschap Aa en Maas in haar watercontract de volgende randvoorwaarden:

a. De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing op (ruimtelijke) plannen die voldoen aan de volgende criteria:

b. Er geen andere waterbeheerders bij het plan betrokken dienen te worden; en c. Uit het doorlopen van de waterhuishoudkundige criteria uit hoofdstuk 8.1 van de

handreiking watertoets 2 […] blijkt dat er geen onderstaande waterhuishoudkundige aspecten ten aanzien van het plan van belang zijn: Veiligheid, Regionale en lokale Afbeelding 6. Voorbeeld van een waterboekhouding (eigen bewerking, 2012)

wateroverlast, Watervoorziening, Volksgezondheid, Bodemdaling,

Grondwateroverlast, Oppervlaktewaterkwaliteit, Grondwaterkwaliteit, Verdroging, Natte natuur;

d. Het plan heeft geen wijzigingen van oppervlaktewater onderhevig aan Keurbepalingen tot gevolg; en

e. Het totale oppervlakte van het plangebied is maximaal 3000 m2; en

f. De toename van het verhard oppervlak (bouwblok en verkeersdoeleinden) is maximaal 1000 m2.

g. Van bovenstaande bepalingen kan gemotiveerd afgeweken worden, mits beide partijen de overtuiging hebben dat het watercontract ook in betreffende plan van toepassing kan zijn. (Waterschap Aa en Maas, 2006, p.2)

Een aantal belangrijke eisen bij deze randvoorwaarden zijn het gestelde maximum aan de plangrootte (en toename van het verhard oppervlak), de eis dat er geen oppervlaktewater in het plangebied ligt dat onderhevig is aan Keurbepalingen en de voorwaarde van het onaangetast laten van belangrijke waterhuishoudkundige aspecten.

Uit de randvoorwaarde genoemd onder c. blijkt dat de waterboekhouding puur wordt ingezet om de compensatieplicht rondom versnelde afvoer van hemelwater te regelen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de waterboekhouding puur als bovenplans instrument wordt ingezet om hydrologisch neutrale ontwikkelingen mogelijk te maken en dat dit niet het instrument is om andere problemen op het gebied van water aan te pakken.

Verder wordt er in de praktijk bij veel waterboekhoudingen, zoals ook beschreven in onderdeel e en f van het watercontract van Waterschap Aa en Maas, beperkingen gesteld aan de maximale

plangrootte en toename van de verharding van ontwikkelingen die deel mogen nemen aan de waterboekhouding. Hierbij mogen plannen boven een bepaalde grens niet zomaar, zonder extra beoordeling, of helemaal geen gebruik maken van het bovenplanse instrument. Deze grens is met name opgenomen vanwege de toenemende invloed die een ruimtelijke ontwikkeling heeft op de waterhuishouding naarmate de plangrootte toeneemt. Overigens moet hierbij worden gesteld dat kleine plannen ook een grote invloed kunnen uitoefenen op de waterhuishouding, afhankelijk van de ligging en de beoogde ontwikkeling.

Een groot verschil tussen de waterboekhouding en de toepassing van een waterboekhouding in combinatie met het waterfonds is dat in de gevallen waarbij enkel een waterboekhouding wordt toegepast geen financiële voorwaarden verbonden worden aan de overname van de

compensatieplicht door de gemeente. Dit is echter wel het geval bij de toepassing van een waterfonds, zoals beschreven in het vervolg van dit hoofdstuk.