• No results found

Wat betekent dit alles voor de professionaliteit?

- Wat zijn belangrijke competenties?

- Hoe denken zij deze competenties te ontwikkelen?

- Welke voorwaarden stellen zij om deze competenties te kunnen ontwikkelen?

De hierboven beschreven ontwikkelingen hebben gevolgen voor het professioneel handelen en de professionalisering van het welzijnswerk. De ontwikkelingen hebben niet alleen consequen-ties voor de handelingspraktijk van de professionals, maar ook voor de welzijnsorganisatie in zijn geheel. Voor de handeling-spraktijk van de professional is gevraagd naar de beroepscompe-tenties die nodig zijn om het werk uit te voeren. Naast de nodige competenties zijn er door de respondenten voorwaarden genoemd voor professionalisering van het welzijnswerk.

De beroepscompetenties van de professional bestaan uit vaardigheden, kennis en houding. Er is een onderverdeling gemaakt in de vaardigheden die door de respondenten zijn genoemd. Allereerst zijn er methodische vaardigheden (fase 1 en 2). Fase 1 kent de vaardigheden signaleren, observeren, onderzoeken en analyseren. Onder fase twee vallen de

vaardigheden enthousiasmeren, coachen, motiveren, stimuleren en corrigeren. Belangrijk hierbij is dat de professional in staat is om een agogische relatie op te bouwen met de doelgroep.

Ten tweede zijn er door de respondenten een groot scala aan kerncompetenties opgesomd. De belangrijkste zijn sociaal communicatieve vaardigheden, samenwerken en netwerken.

Ten derde zijn er persoonlijke vaardigheden genoemd. Dit zijn vaardigheden die kenmerkend zijn voor een persoon en moeilijk zijn aan te leren, zoals incasseringsvermogen en

stress-bestendigheid. En tot slot is er een categorie organisatorische en/of regisserende vaardigheden. Dit zijn vaardigheden als:

leidinggeven, ondernemen, acquisitie plegen en verantwoording afleggen.

Naast vaardigheden zal de welzijnsprofessional over kennis moeten beschikken. De respondenten geven aan kennis nodig te hebben op drie niveaus. Brede inhoudelijke kennis (maatschap-pelijk georiënteerd), specifieke inhoudelijke kennis

(wijkgericht) en kennis over werkveld en organisatie.

Houding, als onderdeel van competenties, is vooral door jongerenwerkers genoemd. Vaak komt deze houding overeen met persoonlijke kenmerken van de werker.

Het in staat zijn om projectmatig en vraaggericht te werken zijn competenties die samengaan met maatschappelijke- en

beleidsontwikkelingen die genoemd zijn. Door de groeiende marktwerking en het huidige politieke systeem is het project-matig werken steeds populairder geworden. Bij projectproject-matig werken is het van belang dat de professional in staat is om de fasen van projecten voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren. Daarnaast zijn het aanvragen van subsidies en het maken van een begroting belangrijke vaardigheden.

Het fenomeen vraaggericht werken is bij de welzijnsprofession-als bekend; zij hebben er verschillende opvattingen over.

Vraaggericht werken als competentie is voor veel professionals lastig te definiëren. Wel geven zij aan dat je als professional in staat moet zijn om te luisteren, om op verschillende niveaus te kunnen praten, om de vraag te vertalen naar de opdrachtgever en om de vraag collectief te maken. Hierbij is het van belang dat de professional zijn eigen rol en grenzen weet aan te geven en kan bewaken.

Om de hierboven beschreven competenties te ontwikkelen zal, volgens de respondenten, de relatie tussen opleiding en praktijk verbeterd moet worden. Een gedegen opleiding is belangrijk, maar ook binnen en buiten de organisatie moeten professionals hun deskundigheid blijven ontwikkelen. Naast een betere verbinding tussen praktijk en opleiding vinden welzijnsprofes-sionals supervisie, intervisie, uitwisselingen met andere

professionals en cursussen, goede methoden om hun competen-ties te ontwikkelen.

Naast de ideeën over hoe zij hun competenties kunnen ontwikkelen zijn er door de respondenten vijf voorwaarden genoemd om te werken aan de professionalisering van het welzijnswerk. In de analyse zijn deze voorwaarden neergezet als punten om de professionaliteit van de welzijnswerker en de professionalisering van het welzijnswerk te verbeteren.

Ten eerste zullen welzijnsorganisaties een professionele organisatiestructuur moeten gaan hanteren. De manier waarop het welzijnswerk wordt aangestuurd vinden vrijwel alle

geïnterviewde professionals belemmerend. Beleid en uitvoering hebben een verschillende visie op sociale interventie. Dit verschil en de gebrekkige communicatie tussen beide partijen kan leiden tot een kloof tussen beleid en uitvoering. Een professionele organisatiestructuur kan worden bewerkstelligd door te werken aan duidelijke profielen, rollen en functies. Het wordt belangrijk gevonden dat een organisatie de werkvloer ondersteunt en verantwoordelijkheden geeft aan uitvoerende werkers.

Ten tweede vinden de respondenten het belangrijk dat het imago van het welzijnswerk verbeterd wordt. De inhoud van het werk moet zichtbaar worden voor buitenstaanders. Voor de organisatie betekent dit een betere PR en het creëren van goede randvoorwaarden. Van de professional wordt verwacht dat hij staat voor zijn professionaliteit. Dit wil zeggen dat hij in staat is om eisen en grenzen te stellen.

Een derde voorwaarde die professionals stellen voor profession-aliteit is het werken met goed opgeleid personeel. Naast een goede opleiding wordt een intrinsieke motivatie voor het werk belangrijk gevonden. Daarnaast is het van belang dat het werkteam divers is, beschikt over verschillende kwaliteiten en een juiste afspiegeling is van de samenleving.

Tot slot zijn nieuwe methodieken en een helder beroepsprofiel als verbeterpunten aangedragen. Nieuwe methodieken die aansluiten bij de huidige maatschappelijke- en beleidsontwik-kelingen. Respondenten geven bijvoorbeeld aan meer preventief te willen werken in plaats van repressief. Met een helder beroepsprofiel wordt bedoeld een eenduidige visie op de verschillende werkterreinen en duidelijkheid over de benodigde kernkwaliteiten en competenties.

Verwey-Jonker Instituut