• No results found

4 Het vraaggericht werken en de professionalisering

4.6 Gevraagde competenties

De hierboven beschreven terreinen hebben gevolgen voor het welzijnsaanbod in het algemeen en het handelen van de

professionals in het bijzonder. Het spanningsveld tussen burgers, professionals en overheid vraagt van de professional competen-ties in een brede context. Deze competencompeten-ties kunnen niet los van elkaar worden gezien, maar zijn in een bepaald opzicht met elkaar verbonden. Ze hebben betrekking op elkaar en bieden elkaar ondersteuning. In deze these stel ik dat vraaggericht werken binnen het vraagstuk van professionalisering kan worden opgevat als uitgangspunt. Het is breed omvattend en richt zich op verschillende contexten. In de volgende alinea beschrijf ik daarom de beroepscompetenties van de welzijnswerker als bouwstenen om vraaggericht te kunnen werken.

Ten eerste zal de welzijnswerker klantgericht moeten zijn. Hij zal zich enerzijds moeten richten op de burger. Hij zal in staat moeten zijn om de vraag en de behoeften van de burger te signaleren en te analyseren. Anderzijds zal de welzijnswerker gericht moeten zijn op de vraag van de overheid en andere actoren binnen het werkterrein van de professional.

Naast klantgericht werken, zal hij in staat moeten zijn om kansen en problemen in verschillende contexten te signaleren en te analyseren. Initiatieven, vooral van de burger, zullen vervolgens gestimuleerd en ondersteund moeten worden.

Om vragen, kansen en problemen van de burger en van andere actoren helder te krijgen zal de welzijnswerker in staat moeten zijn om vanuit een netwerk te handelen. Het zogenaamde organisatiedenken zal hij los moeten laten. In plaats daarvan zal hij de burger voorop moeten zetten en van daaruit een netwerk opzetten dat afgestemd is op deze burger.

Het netwerk zal onderhouden moeten worden om goed te functioneren. De welzijnswerker zal projectmatig te werk moeten kunnen gaan en in staat zijn samen te werken met verschillende actoren. Ook daarin zal hij zorg moeten dragen voor de belangen en wensen van de burger.

De welzijnswerker vertaalt de vraag en de behoeften van de burger naar de overheid. Hij zal in staat moeten zijn om de adviezen te geven aan de beleidsmaker, zodat er in samen-spraak (burger, professional, overheid) gewerkt kan worden aan een passend aanbod.

Aangezien de professional werkt met een budget van de opdrachtgever, zal hij zowel kwalitatief als kwantitatief verantwoording af moeten leggen over het werk. Naast de opdrachtgever zal hij zich moeten verantwoorden aan

samenwerkingspartners. Ook binnen het verantwoordingsproces zal hij de vraag en de behoefte van de burger weer als uit-gangspunt moeten nemen. Het vraagt van de welzijnswerker om het project te managen. Dat wil zeggen: concrete doelen stellen, bewust met de kosten omgaan, zakelijk denken en werken aan concrete resultaten.

De welzijnswerker zal in staat moeten zijn om met verschillende actoren te communiceren. Hij zal niet te werk moeten gaan vanuit veronderstellingen. Zo zal hij bijvoorbeeld op de juiste manier moeten communiceren met de burger. Dus niet eenzijdig vragen stellen aan de burger, maar op een interactieve manier met de burger communiceren. Belangrijk hierbij is dat het referentiekader van de burger centraal staat. Dit is een compe-tentie die vaak door velen wordt onderschat, maar wel heel belangrijk is om vraaggericht te kunnen werken.

Het werk van de welzijnswerker zal transparant moeten zijn.

Er zullen vertalingen en schakels plaats moeten vinden tussen verschillende niveaus en perspectieven (burgers, andere wel-zijnswerkers, opdrachtgever, managers en samenwerkings-partners).

Ten slotte zal de professional, om te werken aan kwaliteitsver-beteringen, moeten reflecteren op het eigen werk en de context waarbinnen dat plaatsvindt. Daarvoor zal hij in staat moeten zijn om werkervaringen te concretiseren, te problematiseren, te generaliseren en te evalueren. De professional zal voor zichzelf telkens weer nieuwe leervragen moeten formuleren (Van Vliet et al., 2004).

De hierboven genoemde competenties ondersteunen de professional om vraaggericht werken. Het zijn in die zin de bouwstenen voor de professional om goed vraaggericht te werken. In het tweede gedeelte van dit hoofdstuk wordt ingegaan op de professionalisering van het welzijnswerk. Het welzijnswerk kan het niet alleen. De organisatie en de sector kunnen de individuele welzijnswerker ondersteunen bij zijn professioneel handelen.

4.7 Professionalisering

Zoals de literatuur te kennen geeft, stelt vraaggericht werken binnen de welzijnssector veel ter discussie. De vraag is

vervolgens of je als beroepskracht dan nog wel kunt werken aan professionalisering. Als dit kan, hoe kan hier dan vorm aan worden gegeven?

De kern van professionalisering is volgens Freidson (2001):

voortdurend je vak verbeteren. Het is de morele plicht van een professional om op de hoogte te zijn van de nieuwste ontwik-kelingen, zoals nieuwe methoden en benaderingswijzen. In zijn boek Professionalism, The Third Logic noemt hij vijf dimensies van professionalisering. Aan de hand van deze dimensies kan de professionalisering van het welzijnswerk in een breder kader geplaatst worden. Spierts (2004) heeft aan de hand van deze dimensies de ontwikkeling van het sociaal cultureel werk gekarakteriseerd. De indeling van Freidson is ideaaltypisch. Dit houdt in dat deze vorm in de praktijk niet is terug te vinden. De professionele logica, zoals deze hier beschreven wordt, wordt altijd beïnvloed door en vermengd met de logica van de bureaucratie en de markt.

Body of knowledge and skills:

Er zijn weliswaar initiatieven om een vastgestelde verzameling (body) van kennis en vaardigheden te ontwikkelen, echter niet in de zin van een unieke totaliteit van theoretische kennis en methodologische concepten. Er is geen sterke claim voor een uniek domein van kennis waarmee professionals zich onder-scheiden van andere professionals of van cliënten.

Division of labour:

Professionals zijn niet in de positie om te bepalen wat er moet worden gedaan, om collectief zeker te stellen dat het werk goed is uitgevoerd en om te bepalen waar werk van goede kwaliteit uit bestaat.

Labour market:

Professionals zijn niet in staat om toegang tot de arbeidsmarkt te controleren. Beroepen zijn niet beschermd en eenieder kan zich welzijnswerker noemen. Formele erkenning, protectie van titels en registratie komen haast niet voor.

Education and training:

Professionals (georganiseerd in beroepsverenigingen) kunnen eveneens niet de toegang controleren met betrekking tot beroeps- en vakopleidingen en de inhoud van hun curriculum.

Hetzelfde geldt voor in-service training en opvolgende educatie, met bijbehorende certificering.

Professional ideology:

Een coherente professionele ideologie is nergens te vinden.

Standaarden en normen met betrekking tot ‘juiste professionele activiteiten’ zijn niet opgesteld.

Uit dit overzicht kan geconcludeerd worden dat professionalis-ering van het welzijnswerk, gemeten tegen de standaard van traditionele professies (arts, advocaat), relatief laag blijkt te zijn. Er is geen sprake van een beroepsvereniging die de competenties exclusief mag vaststellen, die controle heeft op arbeidsverdeling, de arbeidsmarkt of beroepsopleidingen.

Niet alle vijf de dimensies zijn van even groot belang, als we zoeken naar een oplossingsstrategie voor professionalisering van de sector. Het investeren in de body of knowledge and skills en education and training zijn voor de welzijnssector belangrijker dimensies dan labour market. Daarnaast is het voor het welzijnswerk interessant als professionals zelf invulling geven aan professionalisering. Hiervoor is duidelijkheid over het beroep gewenst. In de volgende paragraaf zal ik daarom kort ingaan op het eigenzinnige karakter van het welzijnswerk.