• No results found

Wanneer je een andere taal spreekt 4.1 Wederzijds verzet

León, dé hoofdstad van de Sandinistische guerillabeweging, bevat ongelofelijk veel referenties naar de revolutie. Buiten de ontelbare musea die dit thema praktisch uitbuiten, zijn er monumenten en muurschilderingen met leuzen zoals “viva la revolución” op elk centraal punt van de stad te vinden. Als toerist, maar ook als Nicaraguaan kun je niet om deze collectieve herinnering heen. Mensen zijn er trots op en iedereen mag het weten.

Ook tijdens gesprekken lieten Sylvia en Josefina mij medailles en foto’s uit de tijd van de revolutie zien. Ze vertelde me over hun strijd bij de Sandinista’s en dat hoe deze strijd zijn vruchten afworp voor de leefbaarheid van hun landgenoten. Sylvia en Josefina geloofden en vochten voor de socialistische vrijheidsideologie van de FSLN. Zij beschouwden zichzelf als de revolutionairen die het land bevrijdden van armoede en onrecht.

Met de vorige hoofdstukken heb ik beargumenteerd hoe zij, met ervaringen uit deze revolutie, hebben geleerd zich leren te organiseren voor een nieuwe ideologie. Een feministische ideologie. Tot op de dag van vandaag biedt hun revolutionaire achtergrond een platform voor andere brokers. Zij leren het vrouwenrecht doelgericht en vanuit een persoonlijk interpretatie naar de slachtoffers van genderongelijkheid te vertalen. Door de toekenning van expertise van oudere feministen in netwerken worden deze werkwijze en gedachtengoed in stand gehouden (Mosse & Lewis, 2006). Hiermee creëren ze een onafhankelijke positie waarmee ze een directe invloed kunnen uitoefenen op een lokaal rechtendiscourse van vrouwen. Maar toch, zoals Sally Engle Merry (2006) stelt: “translators are both powerful and vulnerable” (ibid.: 40).

In dit hoofdstuk richt ik mij op de brokers en hun invloed op andere ontwikkelingsdomeinen. Door ook hun kwetsbare positie aan te tonen, hoop ik iets toe te voegen aan de discussie over de realiteit van weerstand in de ontwikkelingshulp op het gebied van gendergelijkheid. In dit hoofdstuk beantwoord ik daarom de vraag: hoe beïnvloeden het persoonlijk gevormde beleid en feministische ideologie de positie van de brokers binnen andere ontwikkelingsdomeinen?

52 Tijdens mijn onderzoek heb ik kunnen concluderen dat de feministische ideologie en de persoonlijke betrokkenheid van de brokers zowel hun kracht als zwakte is. Ik heb kunnen zien hoe de “feministische stempel” van Yodali haar beperkt in de vertaling van het vrouwenrecht naar staats gebonden ontwikkelingsdomeinen. Zoals ik al in hoofdstuk 2 uiteen heb gezet, kent de moeizame relatie tussen de beweging van vrouwenorganisaties en de staat een lange geschiedenis. Deze relatie is sinds de re- electie van Daniel Ortega en zijn oud revolutionaire partij FSLN aanzienlijk verslechterd. Ik heb hier ook veel voorbeelden van mogen horen van mijn informanten. In een anekdote over de eerste viering van de internationale vrouwendag onder het nieuwe gezag van Daniel Ortega, vertelde Sylvia mij hoe deze dag nog net niet dramatisch afliep: “7 Jaar geleden hadden we een optocht op de internationale vrouwendag in Managua. Net als deze keer was er aan het einde van de optocht een podium. Terwijl we daar heen liepen werden we ineens omringd door een arrestatieteam. Ze hadden ook het podium bezet en alle stoppen van de belichting en muziek eruit gehaald. “Het Sandinista Front wil niet dat de optocht plaatsvindt”, werd er door hen geroepen. We hebben toen kaarslichten aangestoken en een generator aangesloten die de organisatie als back-up mee had genomen. Het concert begon alsnog, maar tijdens het optreden dook er ineens een leger van mensen op. Met stenen in hun handen en skimaskers op. Samen met een directrice van een andere feministische groep liep ik naar hun toe en riep: “waarom willen jullie onze activiteiten belemmeren? Iemand nam het woord en we begonnen met hem te praten. Hij zei dat ze hadden gehoord dat iemand van de vrouwenorganisaties uit Managua Daniel Ortega bedreigde. Ik vertelde hem dat we hier niets mee te maken hadden: “deze optocht bestaat uit mannen, vrouwen en kinderen… Het is juist een optocht tegen geweld! En als we deze mensen zouden oproepen voor een politieke manifestatie tegen de overheid, zouden ze wel twee keer nadenken voordat ze besloten te komen”. Hierna zijn ze weggegaan en we konden weer door met het concert. Och… ik zeg je Claire, dit hele voorval is opgezet door de staat, door de Sandinista’s. Ze scheren alle feministen over één kam. We moeten vernietigd worden, we moeten verdwijnen en we moeten ons vooral niet meer kunnen organiseren” -(Sylvia, 2013).

Met het horen van zulke eerstehands verhalen en de reacties hierop, ben ik tijdens mijn onderzoek getuige geweest van hoe deze moeizame relatie tussen staat en feministen wordt ervaren als een persoonlijke strijd. En binnen de vrouwenbeweging zijn het voornamelijk de oude autonome feministen die zich deze botsingen met de staat persoonlijk aantrekken. Dezelfde vrouwen die ooit onder de Sandinistische vlag hebben gevochten voor gemeenschappelijke idealen.

In dit hoofdstuk gebruik ik, net als in hoofdstuk 3, de interviews en observaties van mijn onderzoek. Op basis van hun verhalen laat ik zien hoe de oude feministen gevoelsmatig een idee van vrijheid creëren, waardoor ze hun ideeën van vrouwenrechten kunnen vertalen naar een lokale setting. Met een theorie van Foucault

53 beargumenteer ik hoe dit tot een dissociatie van de staat leidt en er een machtsrelatie ontstaat op basis van deze dissociatie. Vervolgens zal ik laten zien dat deze machtsrelatie de brokers van de vrouwenorganisaties in León in een kwetsbare positie zet. Hiervoor gebruik ik bevindingen uit mijn onderzoek over de lokale invoering en de vertalingen van nieuwe hervorming op het gebied van vrouwenrechten. Als laatste staat stel ik dat de kwetsbare positie van de brokers in León uiteindelijk ook voor een verdeeldheid zorgt tussen de vrouwenorganisaties in de feministische netwerken en nieuwe vragen oproept over de invloedrijkheid van de werkwijze van brokers.

4.2 “De revolutie is dood”

“Ik kan niet meer doen dan ik nu doe. Ik ben zo teleurgesteld, Claire!” Teleurstelling, maar ook boosheid heb ik als krachtige emoties tevoorschijn zien komen tijdens gesprekken over het beleid van de Nicaraguaanse regering. Van al mijn informanten was bij Sylvia de teleurstelling en boosheid het meest aanwezig. Het viel me op dat haar kritiek op de overheid altijd volgde na de verhalen over haar tijd als FSLN- guerrillastrijdster. Zo ook op de dag dat ze me trots haar onderscheidingen van het Sandinista Front liet zien:

“Onze levens waren zo verweven met de Sandinista ’s. Je werd getraind om niet te denken, maar te gehoorzamen. Al die jaren. Je werd gedwongen om niet te vragen, maar om gewoon te volgen. Eigenlijk wel ge-brainwashed… Ze ontnamen onze identiteit. Deze militante houding van het Sandinista Front was heel zwaar. Je verlaat je familie, je vrienden en huis om de Sandinista ‘s te volgen. Alsof het Jezus Christus zelf was… En nu is het heel moeilijk om afstand te doen van deze geschiedenis en de link die het heeft met de huidige regering. Kun je nagaan, het verbieden van abortus door een linkse regering? Ach, er zijn zoveel dingen die ons nu verdelen… Abortus, geweld, seksueel misbruik…Maar het doet pijn. Want om te breken met zoiets, dan breek je met jezelf” - (Sylvia, 2013).

Sylvia’s verscheurdheid is het resultaat van de mening dat ze haar werk als vertaler van het vrouwenrecht niet kan combineren met een loyaliteit naar de huidige staat. Ze is hierdoor verscheurd, want ze voelt zich ergens ook nog sterk verbonden met FSLN. Het is dezelfde partij die haar ooit heeft leren strijden voor een ideologie van vrijheid en onafhankelijkheid. Maar sinds deze partij onder leiding van Ortega aan de macht is, voelt ze dat ze wordt aangevallen in deze onafhankelijkheid en vrijheid. Zij niet alleen, want Sylvia praat hier in de wij-vorm. Ze heeft het ook over collega’s die haar mening delen. Vrouwen die, net als Sylvia, in de revolutie onder de FSLN hebben gevochten en zich later door de feministische beweging weer hebben kunnen organiseren.

54 Tijdens dat ik een weekje in Matagalpa verbleef, heb ik gelogeerd bij Lupita. Zij is de oprichtster van één van de eerste homo en lesbienne organisaties in Managua. Ook zij heeft in de revolutie gevochten en is nu met pensioen. Doordat ze nu veel minder bezig is met haar werk, en ook een minder fellere aard dan Sylvia heeft, kon ze me meer vertellen over haar bijzondere gevoel in haar tijd als guerrilla:

“Het was heel fijn. Het was gelijkwaardig. In dat moment vroegen ze je niet of je man of vrouw was, homo of lesbisch, zwart of wit. Je bent duidelijk over de politieke situatie, je bent duidelijk over je idealen. Je bent tegen de dictatuur. Dit moet ik er echt bij zeggen. Want de overwinning was niet alleen die van de FSLN. Het was van alle mensen. De FSLN had nooit gewonnen zonder de steun van al deze mensen van verschillende klassen en groepen” -(Lupita, 2013).

Lupita geeft hier het beeld van een partij waar Sylvia en anderen zich nu nog steeds graag mee willen associëren, maar niet meer kunnen. De realiteit van de huidige economische, politieke en sociale situatie van de Nicaraguaanse vrouw onder leiding van de FSLN zorgt ervoor dat deze associatie niet meer kan plaatsvinden. De betrokkenheid van Sylvia met de huidige situatie van de Nicaraguaanse vrouw maakt dat ze dat niet meer kan. Een gevoelsmatige verscheurdheid is het resultaat.

Josefina, die zich met haar organisatie inzet voor de economische rechten van vrouwen, ervaart ook dat de vertaling van haar idealen in het vrouwenrecht bedreigd wordt door haar oude partij. Om een positie als broker en haar hieraan gerelateerde idealen te behouden, gaat ze over tot een disassociatie van haar oude partij, en daarmee de huidige staat van Nicaragua:

“Mijn betrokkenheid in de revolutie heeft mij een grote bijdrage geleverd. Ik heb hierdoor mijn autonomie gevonden. Maar nu kijk ik met deze autonomie naar de huidige situatie van Nicaragua en haar regering. En weet je wat ik zie? Ik zie dat de revolutie dood is. Nicaragua heeft te maken met extreme armoede en dat maakt de mensenrechten kapot. Ik zie een stilte… er is geen strijd meer. Mensen zijn stil, mensen zijn koud. En de staat doet er van alles aan om deze mensen stil te houden. Ze hanteren een strategie van angst kweken. Er zijn mensen die bij onze vrouwenorganisaties aankloppen voor hulp, maar de staat zorgt ervoor dat ze hiermee stoppen” – (Josefina, 2013).

Michel Foucault (1982) stelt dat men machtsrelaties kan onderzoeken aan de hand van vormen van weerstand en pogingen tot dissociatie van het subject. Om deze machtsvormen in tegenstrijdige relaties te analyseren, moet volgens hem juist gekeken worden naar de overeenkomsten in hun strijd (1982: 780). In het geval van de vrouwenbeweging en de staat vindt de strijd plaats binnenin een shift van ontwikkelingsdiscours in een nieuwe politieke context (Escobar, 1991;1992). Dit is een

55 ontwikkelingsdiscours dat zich ontfermt over het vrouwenrecht. Beide partijen proberen vanuit een rationele positie in de behoeftes van de vrouw te voldoen. Maar deze rationaliteit is onderworpen aan ideeën over vrouwenrechten, waarin de tegenstrijdigheden zich vormen in government: “the way in which the conduct of individuals or of groups might be directed (…) To govern in this sense, is to structure the possible field of action of others” (Ibid.:779, 790). De strijd binnen de relatie wordt gevormd door de macht die “subjugates and makes subject to” (Ibid.:781). Volgens Foucault categoriseert, identificeert en bindt het subject zich in deze vorm van macht aan vastgelegde waarheden. Het is een uiting van een machtsrelatie waarin de ene partij de ander probeert te controleren en zijn eigen identiteit aan rationele waarheden verbindt.

Zo kan worden beargumenteerd waarom president Ortega van Nicaragua door een groot netwerk van feministen als schender van vrouwenrechten wordt neergezet (Kampwirth, 2004); de vrouwenorganisaties zichzelf als het enige orgaan wat zich inzet voor vrouwen presenteren (Kampwirth, 2004, Alvarez, 2009; Friedman, 2009) en de nieuwe overheid verantwoordelijk houden voor de toenemende cijfers van huiselijk geweld (Friedman,2009; Kampwirth, 2010). En aan de andere kant hebben we een Sandinistische regering die de vrouwenorganisaties en feministen stigmatiseren als “anti-overheid”. Dit resulteert in de uitsluiting van enige vormen van samenwerking binnen een ontwikkelingsdomein dat verbonden is aan de staat (Alvarez, 2009; Friedman, 2009; Kampwirth, 2010).

Deze machtsstrijd zorgt ervoor dat in de realiteit de brokers, door een onafhankelijke en afkeurende houding naar de staat, zeer kwetsbaar worden in hun vertaling van vrouwenrechten: “Translators are (…) still subject to exploitation by those who installed them” (Merry, 2006).

Zo heb ik kunnen zien dat aan de hand van een relatief nieuw ingevoerde wet omtrent het vrouwenrecht en geweld, de beleidsmakers in León in deze machtsstrijd aan het kortste eind trekken.

4.3 De strijd om wet 779

Wet 779 is in juni 2012 door de Nicaraguaanse regering aangenomen als een integrale wet tegen het geweld tegen vrouwen. De wet versterkt de bescherming van slachtoffers en opent de mogelijkheid voor vrouwen om wettelijke gerechtigheid te zoeken in het

56 geval dat er geweld tegen ze wordt gepleegd. Hiernaast erkent het ook meerdere vormen van geweld, zoals psychisch, economisch en fysiek geweld.

In eerste instantie waren mijn informanten blij verrast met de invoering van de nieuwe wet: “deze wet hadden we nodig, het is een deel van onze strijd geweest” (Josefina, 2013). Velen van hen hebben zich vervolgens ook ingezet om deze wet in hun werk mee te nemen. Hiervan is het project van Erendira een voorbeeld. Zij probeerde in combinatie met de workshops de nieuwe wet te vertalen naar de vrouwen van haar project in Goyena. In theorie lijkt dit een prachtig voorbeeld van een goede samenwerking tussen staat en een civil society, waarbij de brokers zich positioneren als vertalers van bepaalde staatshervormingen naar lokaal niveau. Maar na een bezoek aan haar project liet Erendira mij weten dat het in de praktijk toch niet zo werkt:

“Het is een proces en een behoorlijke verandering om naar deze rurale gebieden te gaan... Naar de vrouwen die deze wet zo nodig hebben. Maar nu ik daar ben geweest, realiseerde ik me dat niets van wat in deze wet staat ook echt gebeurt. Niemand van de overheid heeft respect voor deze wet. Ze doen niets om hierin iets te bereiken. Vijf van mijn vrouwen hebben een aanklacht ingediend tegen hun man. Ik ben samen met ze naar de politie geweest. Maar de politie is er nooit meer op teruggekomen. Als hier echt iets werd mee gedaan, zou dat een prachtig voorbeeld zijn geweest voor de andere vrouwen in de gemeenschap. Maar nu lopen ze dus tegen een systeem aan dat deze vrouwen doet denken dat niemand maar ook iets om hun geeft.”

In de vertaling van het vrouwenrecht aan de hand van de nieuwe wet liep Erendira tegen meerdere problemen op. Zoals ik in het vorige hoofdstuk heb beargumenteerd, moest ze eerst de discoursen van de vrouwen in Goyena beïnvloeden door een vertaling te geven van de interpretaties van de vrouwenrechten die deze wet omvat. Aan de hand van workshops over vrouwenrechten en geweld heeft ze dit kunnen bewerkstelligen. Haar positie als broker houdt in dat ze ervoor moet zorgen dat vrouwen voor deze rechten willen, maar ook kunnen opkomen. Nu blijkt dat de nieuwe hervormingen in de praktijk nog niet naar behoren worden toegepast. De vrouwen van haar project wilden gebruik maken van hun rechten, maar konden dit niet. Erendira wilde deze problemen oplossen door haar bevindingen naar andere ontwikkelingsdomeinen te presenteren:

“Weet je, ik heb dit allemaal in rapporten verwerkt. Hoe ik in eerste instantie succes boekte met deze vrouwen. Hoe ze zich realiseerden en begrepen wat hun rechten waren… Maar ik heb er ook ingezet hoe uiteindelijk de deur voor hun neus werd dichtgegooid, nadat ze zich beriepen op dit recht. Maar aan wie kon ik dit dan laten zien? Aan niemand! Want de politie, de gemeente, de overheid… het kan hun allemaal niet schelen waar ik mee aan kom” – (Erendira, 2013).

57 In theorie kan Erendira, met haar persoonlijke werkwijze en grote kennis van de situatie van de vrouwen in de gemeenschappen, zich op verschillende ontwikkelingsdomeinen als invloedrijke broker positioneren. Zij zal in staat zijn om ingevoerde hervormingen op het gebied van vrouwenrecht succesvol te laten verlopen, mits zij de mogelijkheid heeft om haar bevindingen en ideeën te vertalen naar overheidsgebonden instituten in León.

Erendira (links) en zes van de dertig vrouwen in Goyena die de workshops van haar project hebben gevolgd.

In de praktijk ondervindt Erendira dat er weinig erkenning is voor haar ideeën en bevindingen met haar project. Ze is machteloos als ze haar kritiek op invoering van de wet naar de staat probeert te vertalen. Dit resulteert niet alleen in een onsuccesvolle vertaling en implementatie van wet, maar ook in een onsuccesvolle vertaling van haar eigen interpretatie van dit vrouwenrecht: “ze zijn nu nog banger geworden om een aanklacht in te dienen tegen het geweld wat hun wordt aangedaan.” Dit brengt haar, als broker, in een kwetsbare positie.

Sylvia gaf indirect zelf ook toe dat de problemen met de realisatie van de wet voorkomen had kunnen worden als de relatie tussen de vrouwenbeweging en de staat beter was geweest:

“Het is niet aangesteld in overleg met de feministische beweging. Deze wet is gewoon aangenomen. Het is zo gek, want 5 jaar geleden is deze wet geïntroduceerd door ons. Door de feministen. Hierin hebben wel we de steun van de liberale partij gekregen...

58 Maar ineens vond de regering dat het tijd was om de wet goed te keuren. Zonder overleg met ons, of met andere belanghebbende partijen. Zo hebben ze de meest belangrijke aspecten van de wet weggenomen of ondermijnt met andere wetten. En uiteraard claimde de overheid dat het hun eigen voorstel was” -(Sylvia, 2013).

Deze uitspraak van Sylvia laat zien dat de staat macht probeert uit te oefenen door zich ook te dissociëren van de feministische brokers met de invoering van de nieuwe wet. De staat bindt zich aan een identiteit van wettelijke beschermer van de vrouwelijke slachtoffers van geweld en sluit de vrouwenbeweging hier bij uit. Het kent zichzelf een machtspositie toe en kan de vrouwenbeweging hiermee ondermijnen door hun invloed te controleren (Foucault, 1982). De brokers kunnen hun unieke kennis van de lokale behoefte van de vrouwen hierdoor niet vertalen naar de praktische invoering van specifieke hervormingen. Het gevolg is dat de wet op lokaal niveau niet de gewenste uitvoering en effect heeft voor de slachtoffers van alle vorm van geweld en genderongelijkheid.

Het bestaan van een machtsstrijd tussen de staat en de vrouwenbeweging zorgt voor veel frustraties bij de brokers. In het geval van de oud guerrillastrijdsters Sylvia en Josefina leidt dit tot een nog sterker gevoel van dissociatie naar de staat: “ze hebben het