• No results found

Vrije denkers of kweekelingen?

3. Academische vrijheid in de wandelgangen

3.1 Idealen in de praktijk

3.1.2 Vrije denkers of kweekelingen?

Het lijkt erop dat het seminar de juiste oplossing was voor deze tegenstelling. De hoogleraren zagen met de invoering van het seminar de mogelijkheid om hun studenten kennis te laten maken met het doen van zelfstandig onderzoek. De studenten daarentegen haalden juist praktische ervaring uit deze colleges. Op die manier was het praktische college zowel voor de insteek van de hoogleraar, als voor de verwachtingen van de student een uitkomst. Daarnaast bood het praktisch college de studenten en de hoogleraren de kans om in het onderwijs vrij met wetenschap bezig te zijn. Studenten kregen zo, veel meer dan bij het passieve schrijven van dictaten tijdens het ouderwetse hoorcollege, gemerkt of ongemerkt de mogelijkheid tot eigen ervaringen en opvattingen te komen.

3.1.2 Vrije denkers of kweekelingen?

De student moest volgens de hoogleraren, en volgens de WHO, worden opgeleid tot een kritische en zelfstandige denker. Goed onderwijs bestond uit wetenschappelijke vorming en om zich te kunnen vormen moesten hoogleraren de studenten motiveren om zelf onderzoek te doen. Teveel tijd ging verloren aan het leren van de stof voor het examen en ook de hoogleraren zelf hielden geen tijd meer over voor hun eigen onderzoek. De WHO eiste veel van de examens en hierdoor ontbrak de vrijheid van de hoogleraar om de studenten kennis te laten maken met de ware wetenschap. Tegen het einde van de negentiende eeuw had de praktische uitvoering van de WHO zich laten blijken en ondanks de belofte, hadden de hoogleraren nog niet voldoende de mogelijkheid gehad om studenten met de vrijheid van het zelfstandige onderzoek te introduceren.

De studenten hadden hier zelf behoefte aan. Onder andere bij de rechtenstudenten ontstond de wens om meer praktische ervaring met de rechtsgeleerdheid te krijgen. Dit kwam doordat zij hun situatie vergeleken met die van hun medestudenten aan andere faculteiten. De studenten medicijnen en natuurkunde ontwikkelden eerder een passie voor hun studiegebied, omdat zij met eigen ogen de uitvoering van het vak mochten aanschouwen. Slechts een enkeling onder de rechtenstudenten ervaarde datzelfde gevoel wanneer ze een wetboek lazen. Dat was niet eerlijk volgens de juristen en dit kon worden voorkomen door de studenten in het vervolg zelf te laten nadenken over juridische vraagstukken zonder ‘te zijn gesuggereerd door den professor’.125

125 Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit, Groningen studentenalmanak voor het jaar 1899 (Groningen: W. van Boekeren, 1900), 221.

39

De student wilde niet meer ‘gesuggereerd’ worden, maar zelf nadenken. De nieuwe vorm van onderwijs vroeg om een andere houding van zowel student als hoogleraar. Studenten werden in 1892 door de wiskundige Schoute als rector magnificus aangespoord om niet zomaar alles van hun hoogleraar aan te nemen, maar zelf kritisch te blijven, ‘Wat nog weer hooger staat, zweert niet bij uwe leerboeken en bij uwe hoogleeraren, maar tracht zooveel mogelijk u een eigen oordeel te vormen, u een eigen weg te kiezen’.126 Schoute beschreef hier een verandering die al langer gaande was in de dynamiek tussen studenten en hun hoogleraren. Het was niet langer zo dat studenten zich om een hoogleraar heen verzamelden en gedwee neerpenden wat hij te zeggen had. De student werd minder als leerling en meer als toekomstig wetenschapper gezien en daar gingen de studenten zich in de omgang met hun hoogleraren naar gedragen.

De hoogleraren waren al langer gewend om onderling een professioneel kritische houding ten opzicht van elkaars onderzoek te hebben, het was onderdeel van de wetenschappelijke attitude. Nu onderzoek centraal kwam te staan in het onderwijs, zagen zij het als onderdeel van de vorming van de student om ook deze houding van onafhankelijkheid ten opzichte van hun hoogleraar aan te nemen. De studenten werden zelf dus ook actief opgeroepen om na te denken over wat zij van hun onderwijs verlangden en de hoogleraren hoopten dat dit meer was dan wat er op het examen werd gevraagd.127

Niet alle hoogleraren waren klaar voor deze veranderende houding en sommigen weigerden voor lange tijd hun colleges aan te passen aan het nieuwe ideaal. Voornamelijk de hoogleraren in de rechtenfaculteit hadden de neiging zelf constant aan het woord te zijn en geen ruimte voor andere overtuigingen te maken. De studenten voelden zich niet vrij om te responderen of om zelfstandig te zoeken naar antwoorden omdat ‘we niet het vooruitzicht hebben dat ons werk zal gecritiseerd, bestreden door personen tegen wier kunde we hoog opzien’.128 Hetzelfde was het geval in de colleges van de hoogleraar rechtsgeleerdheid J. Oppenheim, omdat deze hoogleraar ‘maar naar slechts enkelen de hooge eer van respondeeren scheen waardig te keuren’.129 Hoogleraar staatshuishoudkunde P.W.A. Cort van der Linden

126 Jaarboek der Rijksuniversiteit te Groningen 1892-1893, 18.

127 Jaarboek der Rijksuniversiteit te Groningen 1892-1893, (Groningen: J.B. Wolters, 1893), 26-27; Jaarboek der Rijksuniversiteit te Groningen 1919-1920, (Groningen: J.B. Wolters, 1920), 41; Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit, Groningen studentenalmanak voor het jaar 1895, (Groningen: W. van Boekeren, 1896) 291; Van Berkel, Universiteit van het noorden, deel II, 202.

128 Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit, Groningen studentenalmanak voor het jaar 1899, 219-221.

129 Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit, Groningen studentenalmanak voor het jaar 1891, (Groningen: W. van Boekeren, 1892), 242.

40

werd verweten dat de studenten in zijn colleges geen vragen mochten stellen en dat hij daardoor ‘de duidelijkheid aan zijn eigen woordenrijkheid had opgeofferd’.130

Professor J. Reitsma werd er door de theologiestudenten in hun faculteitsverslag op gewezen dat hij ‘bij de behandeling der dogmatiek overeenkomstig zijne opvatting van den aard dezer wetenschap, […], voortaan de persoonlijke overtuiging zijner hoorders, hoezeer die soms van de zijne mocht verschillen, moest eerbiedigen’.131 De studenten keuren deze onprofessionele houding van hun hoogleraar af, omdat die het zelfstandige oordeel in de weg stond. Hetzelfde, maar dan andersom, overkwam de al eerder genoemde hoogleraar Van Dijk in 1893, toen hij ‘een bij uitstek boeiend college over den eersten corinther brief moest staken door misplaatste tusschenkomst van een zijner collega's’.132 Wat er precies was voorgevallen tussen de twee hoogleraren en wat ‘een zijner collega’s’ in zijn college deed, wordt niet duidelijk.

Studenten waren, gezien de kritiek op de colleges van C.P. Hofstede de Groot (een zoon van Petrus Hofstede de Groot), duidelijk op de hoogte van de discussies over onafhankelijke wetenschap in het onderwijs. Bij zijn colleges theologie zou ‘het stichtelijke karakter ten koste van het wetenschappelijke gehalte der colleges op den voorgrond treden’.133 Het gedachtengoed van Hofstede de Groots vader was duidelijk niet van invloed op het onderwijs van zijn zoon. Het was juist de open kritische houding die een belangrijk aspect vormde in zijn formulering van academische vrijheid in Groningen.

De student wilde graag zelf nadenken en zelf oordelen en ze waarderen de colleges van de hoogleraar G. Wildeboer om die reden des te meer. ‘Aan de hand van de voornaamste geleerden werden wij vooral ook door de wrijving hunner uiteenlopende resultaten, uitstekend georiënteerd op het besproken gebied’.134

Studenten waren dus niet alleen maar uit op vakkennis, maar voelden zich ook aangespoord om zelf kritisch te zijn en van de wetenschap te willen leren. Zij wilden dat de hoogleraar hen ook meenam in het onderzoek en de debatten in het vakgebied. Onder de professoren bestond er vrijheid van wetenschappelijke overtuiging en een open houding. De studenten verwachtten dat ook van hun hoogleraar in hun omgang met zijn studenten.

130 Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit, Groningen studentenalmanak voor het jaar 1891, 242.

131 Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit, Groningen studentenalmanak voor het jaar 1887 (Groningen: W. van Boekeren, 1888), 228-229.

132 Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit, Groningen studentenalmanak voor het jaar 1893 (Groningen: W. van Boekeren, 1894), 253.

133 Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit, Groningen studentenalmanak voor het jaar 1883 (Groningen: W. van Boekeren, 1884), 203.

134 Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit, Groningen studentenalmanak voor het jaar 1895, (Groningen: W. van Boekeren, 1896), 293.

41

Afb. 4 College in 1906 van hoogleraar Oude Testament G. Wildeboer. Collectie Universiteitsmuseum Groningen.