• No results found

Hoofdstuk 3: Hylas, Stella en Pamphilus in de context van de 17 e eeuw

3.3. De manifestatie van zeventiende-eeuwse thema’s in de bundel

3.3.2. Vriendschap

Het is interessant om te bekijken hoe de vriendschappen die in de bundel naar voren komen in verhouding staan tot het zeventiende-eeuwse begrip vriendschap. Volgens de beschreven theorie van Kooijmans, waren vriendschappen in die tijd niet zozeer affectief als wel instrumenteel. Goede relaties waren noodzakelijk om een comfortabel en veilig leven te verkrijgen. Daarom was de positie van eventuele huwelijkspartners belangrijk. Een voorbeeld hiervan is te vinden in het verhaal over Hylas: de ouders van Carlis zien de jonge, rijke Hylas als een goede huwelijkskandidaat die van nut kan zijn voor de familie.131 De setting van L’Astrée is een geïdealiseerde samenleving. Dit betekent dat de personages zich geen zorgen hoeven te maken over inkomens, leningen en zorgkosten. Ook reist Hylas in zijn eentje en heeft hij daarom geen familie in de buurt om vertrouwensbanden mee aan te gaan. Hij lijkt hier geen moeite mee te hebben. Hylas beschrijft in zijn verhaal twee vriendschappen: die met Clorian en die met Periandre.

De vriendschap met Clorian is vanuit Hylas een bewuste keuze. Hij stelt dat het handig is om bevriend te worden met degenen die zich in de naaste omgeving van je geliefde bevinden. Omdat Clorian de broer is van Palinice, met wie Hylas op dat moment uitgaat, is de vriendschap vanuit Hylas ontstaan uit strategie. Hoewel Hylas later wel vriendschap zegt te voelen, blijkt dat niet direct uit zijn daden. Clorian is verliefd op Cyrcene en laat Hylas bij haar polshoogte nemen van haar gevoelens. Wanneer in Hylas spontaan de liefde voor Cyrcene opbloeit, stelt hij dat de vriendschap met zichzelf belangrijker is dan de vriendschap met Clorian en verleidt hij haar zelf. In dit geval is de vriendschap dus ontstaan om liefde te verkrijgen en moest diezelfde vriendschap vervolgens wijken voor de liefde. Hylas’

vriendschap met Periandre ontstaat ook uit een behoefte. Hoewel Periandre graag bevriend wil worden met Hylas omdat Hylas hem aardig lijkt, wil Hylas graag een vriend krijgen omdat hij van plan is om, vanwege Florice en Dorinda, nog lang in de stad te verblijven. Na een maand of twee wordt de vriendschap met Periandre zo intens, dat ze besluiten een vriendschapseed af te leggen bij het graf van de twee minnaars. Ze beloven elkaar als vriend

64

eeuwig trouw. Wanneer ze erachter komen dat ze allebei Dorinda liefhebben, besluiten ze dat de vriendschap daar het minst onder zal lijden als ze aan de hand van Dorinda’s gevoelens bepalen wie haar vrijer mag zijn. Toen Hylas hoorde over de gevoelens van Periandre, werden zijn eigen gevoelens richting Dorinda veel sterker dan eerst. Hij besluit tot bedrog over te gaan om haar te verkrijgen, omdat hij vindt dat voor de liefde alles geoorloofd is. Wanneer hij later van Dorinda af wil, vindt hij in Periandre een handige oplossing. Hij doet alsof hij Dorinda barmhartig aan Periandre afstaat, omdat hij niet meer kan leven met het verdriet dat hij hem aangedaan heeft. Zo is hij in één klap van Dorinda af en heeft hij zijn vriendschap met Periandre hersteld.

Deze twee vriendschappen komen grotendeels overeen met het beeld dat Kooijmans schetst van zeventiende-eeuwse vriendschap. Hylas ging beide vriendschappen aan om er een slaatje uit te slaan. Het ging in dit geval dus niet om eventuele maatschappelijke steun in de toekomst, maar om directe winst. Clorian kwam goed van pas om nader tot Palinice te komen en Periandre fungeerde als handige kennis in de nieuwe stad. Daarnaast wordt in beide

gevallen de observatie van Kooijmans over de soms schijnbare oprechtheid van

vriendschappen in de zeventiende eeuw bevestigd: hoewel Hylas zijn genegenheid voor beide mannen openlijk laat blijken, denk bijvoorbeeld aan de vriendschapseed, liet hij beide

vriendschappen varen voor de liefde. In beide gevallen laat hij het eigenbelang zwaarder wegen dan de vriendschap. Deze vertrouwensbreuk wijst op een egocentrisch karakter.

Hylas doet verder een uitspraak over vriendschappen met vrouwen. Hij zegt dat hij de vrouwen in zijn leven geen pijn wil doen en dat hij daarom altijd probeert vrienden met ze te blijven als de relatie over is.132 In de praktijk is Hylas echter met geen enkel vorig

vriendinnetje bevriend, dus hij slaagt niet in zijn opzet. Deze motivatie voor vriendschap past echter wel op een bepaalde manier in het plaatje van zeventiende-eeuwse vriendschap. Hylas zou winst halen uit een vriendschap met zijn ex-geliefde, omdat hij dan geen ‘last’ van haar heeft. Een woedende vrouw kan je kansen bij iemand anders sterk verminderen. Door met iedereen op goede voet te staan, bewerkstelligt hij een gunstig milieu om zijn losbandige bestaan voort te zetten. Eventueel kan deze gang van zaken ook gezien worden als een voorloper van de affectieve vriendschap. Mogelijkerwijs trekt hij zich het verdriet van de vrouwen echt aan en wil hij dit voorkomen. Toch lijkt het erop dat zijn intentie over vriendschap met exen zeker ook voortkomt uit eigenbelang.

65

Stella heeft één vriendin: Aminte. Die vriendschap kwam in eerste instantie ook vanuit praktische overwegingen tot stand. De broer van Stella vertrok uit de streek en verzekerde daarom de vriendschap tussen Stella en Aminte: zodat zijn afwezigheid werd opgevangen. Ondanks hun verschillen gaan ze goed met elkaar om. De grote vertrouwelijkheid tussen de twee blijkt uit het feit dat Aminte het aandurft om Stella te wijzen op de gevolgen van haar gedrag. De vriendschap vertoont kenmerken van een affectieve relatie. Dit geldt eveneens voor een andere vriendschap in dit verhaal: die tussen Corilas en Lysis. Ze bewijzen elkaar diensten en blijven loyaal aan elkaar.

Over Pamphilus is bekend dat hij vrienden heeft. Ze komen hem redden als hij belaagd wordt door Dido. Drie dagen later helpen ze hem Dido op te jagen. Zodra Pyrocles haar echter komt bevrijden, zorgt Pamphilus dat hij als eerste vertrokken is en laat hij zijn vrienden alleen achter. Ook hij stelt zijn eigenbelang boven de idealen van de vriendschap.

De personages Hylas, Stella en Pamphilus presenteren dus alle drie een ongewoon en ongewenst levenspatroon in de ogen van een zeventiende-eeuwse burgerlijke lezer. De populariteit van de bundel wijst er echter op dat de verhalen niet als oninteressante literatuur golden. Naar mijn idee komt dat juist doordat het getoonde gedrag afwijkt van de norm. De personages laten zien hoe je niet mag leven, ze staan recht tegenover het

verwachtingspatroon. Dit wekt de interesse van de lezer op en kan door de omkering van de normen en waarden die in het dagelijks leven gelden zelfs komisch werken.

66

Conclusie

In de inleiding van de bundel schreef Van Heemskerck dat het zijn bedoeling was om de lezeressen te leren hoe ze standvastig moeten zijn. De vorm van de bundel was effectief, omdat de drie antihelden in elkaars context worden geplaatst en omdat de afkeurende mening over de titelpersonages doorklinkt in de uitingen van de overige personages. Via Hylas, Stella en Pamphilus konden de lezers kennis nemen van ongewenst gedrag en leren wat gewenst gedrag inhield.

In het geval van Hylas zou men hem zijn handelen kunnen vergeven, omdat hij zelf stelt dat het voortkomt uit zijn liefde voor de schoonheid. Zijn slechte gedrag zou dus het resultaat zijn van een natuurlijke neiging waar hij zelf geen invloed op heeft. Hij ondergraaft zijn eigen verklaring echter, door te vertellen hoe doordacht en vooropgezet hij zijn plannen uitwerkt. De lezer weet dus dat Hylas een personage is dat je niet moet vertrouwen en kan hieruit leren dat vleierijen ook in het echte leven niet altijd oprecht hoeven te zijn, maar onderdeel kunnen zijn van een vooropgezet plan waar je vervolgens zelf het slachtoffer van wordt. Het verhaal over Hylas vormt niet alleen een waarschuwing op het gebied van het kiezen van een huwelijkspartner. Het brengt indirect ook advies uit voor het gedrag van de lezer zelf. Uit Hylas’ vertelling blijkt dat hij toen hij jong was gezien werd als een begeerlijke huwelijkskandidaat. Hij was van goede komaf en had een groot vermogen geërfd. Zijn

handelen heeft er echter voor gezorgd dat hij niet meer gezien wordt als de ideale partner. De lezers, zowel mannen als vrouwen, konden hier het advies uit halen dat ze niet moeten vertrouwen op hun sociale status. Het gedrag heeft direct invloed op iemands status in de maatschappij.

Zowel de verteller van het verhaal over Stella, Corilas, als het belangrijke personage Lysis hebben aan het eind van De veranderlijcke Stella een negatieve mening over Stella. Omdat ze zelf alleen maar in haar lied aan het slot direct aan het woord komt, is het beeld dat de mannelijke personages schetsen voor de lezer overheersend. Uit het verhaal blijkt hoe mannen over een vrouw denken wanneer ze zich losbandig gedraagt. De waarschuwing is dus tweeledig: Stella functioneert als antivoorbeeld en de lezer wordt geattendeerd op de gevolgen van dit gedrag voor de kansen op de huwelijksmarkt.

Uit het verhaal van Pamphilus blijkt dat hij zich op liefdesvlak en in vriendschappen laat leiden door eigenbelang. Zijn wreedheid onderscheidt hem in negatieve zin van Hylas en Stella. Hij toont zich op elk vlak een man met wie je je niet moet inlaten.

67

Doordat er in de verhalen meerdere thema’s naar voren komen die voor de jonge,

zeventiende-eeuwse Nederlande lezer herkenbaar zijn, kunnen de gedragsmodellen goed worden gekoppeld aan het dagelijks leven van de lezer, des te meer omdat de personages in de bundel ook jong zijn. De drie verhalen schrijven niet concreet voor hoe er wél geleefd diende te worden, waardoor het aan de lezer was om hier zelf op te reflecteren. De bundel van Van Heemskerck zet aan tot nadenken, waardoor het vooral de interesse van de hogere burgerij opwekte.

68

Verantwoording

Ik heb gebruik gemaakt van de derde uitgave uitgave van Johan van Heemskercks Den ongestadigen Hylas. De verandelijcke Stella. De lichtveerdige Pamphilus uit 1638. Deze uitgave is gedrukt door Nicolaes van Ravesteyn. Mijn editie heeft als basis een exemplaar uit de Universiteitsbibliotheek Amsterdam (signatuur OTM: OK 61-1506). Het exemplaar is toegankelijk via Google Books:

https://books.google.nl/books?vid=KBNL:UBA000090305&redir_esc=y.

De bron omvat 288 bladzijden. Naast de drie verhalen Den ongestadigen Hylas, De veranderlijcke Stella en De lichtveerdige Pamphilus zijn er een beschrijving van een

ongestadig persoon, een extra vertaald gedeelte uit L’Astrée, een voorwoord en een nawoord in opgenomen.

Mijn editie is grotendeels diplomatisch: ik heb de tekst niet gemoderniseerd volgens de huidige conventies omtrent spelling, interpunctie en grammatica. Om het leesgemak te vergroten zijn er wel een aantal aanpassingen doorgevoerd: de afkortingstekens zijn opgelost, de lange s (ſ) is omgezet in een korte s (s) en het gebruik van spaties rondom de interpunctie is aangepast aan de huidige conventies.

In de hoofdtekst zijn citaten uit de zeventiende-eeuwse tekst met mijn vertaling opgenomen. Waar nodig zijn parafrases in de lopende tekst toegevoegd. In de bijlage zijn de aangehaalde tekstfragmenten met verklarende woordannotatie van mijn hand opgenomen.

69

Bibliografie

Primaire literatuur

Heemskerck, J. van, Den ongestadigen Hylas. De veranderlijcke Stella. De lichtveerdige Pamphilus. Verduytst uyt de fransche Astrea en d’engelsche Arcadia. Amsterdam, voor Gerrit Jansz, Nicolaes van Ravesteyn, 1638, 3e druk.

https://books.google.nl/books?id=2zpmAAAAcAAJ&hl=nl. Secundaire literatuur

Beus, M. de (1979). ‘Karakterisering: Een model voor de beschrijving van romanpersonages’. In M. Bal (Red.), Mensen van papier: Over personages in de literatuur. Assen: Van Gorcum, 37-46.

Bloemendal, J. (2014). ‘Openbaarheid en beslotenheid in een zeventiende-eeuws dagboek: Johan van Heemskerck en zijn Aenteijckeninghe (1640-1655)’. In J. Gabriëls, I. Huysman, T. van Kalmthout, & R. Sluijter (Reds.), In vriendschap en vertrouwen: Cultuurhistorische essays over confidentialiteit. Hilversum: Verloren, 165-174.

Bork, G. J. van, Delabastita, D., Van Gorp, H., Verkruijsse, P. J., & Vis, G. J. (2012). Algemeen letterkundig lexicon. Geraadpleegd op 23 april 2018, van

http://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_03506.php

Brillenburg Wurth, K., & Rigney, A. (2009). Het leven van teksten: Een inleiding tot de literatuurwetenschap (3e ed.). Amsterdam: Amsterdam University Press.

Brunel, P. (1972). Histoire de la littérature française. Parijs: Bordas.

Buck, E. P. (1975). The Renaissance pastoral romance: a study of genre and theme in

Sannazaro, Montemayor, Sidney and d’Urfé. Ann Arbor: University Microfilms International. Davis, W. R. (1965). ‘A Map of Arcadia: Sidney's Romance in It's Tradition’. In W. R. Davis, & R. A. Lanham (Reds.), Sidney's Arcadia. New Haven: Yale University Press, 1-179. Duncan-Jones, K. (Red.). (1989). Sir Philip Sidney. Oxford: Oxford University Press.

Ehrmann, J. (1963). Un paradis désespéré: L'amour et l'illusion dans L'Astrée. Parijs: Presses Universitaires de France.

Frijhoff, W., & Spies, M. (1999). 1650: Bevochten eendracht. Den Haag: Sdu.

Gemert, L. van (2008). Stenen in het mozaïek: De vroegmoderne Nederlandse roman als internationaal fenomeen. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- & Letterkunde, 124(1), 20-30. Gemert, L. van (2012). Het laboratorium: Gedragsexperimenten in de vroegmoderne Nederlandstalige roman. Vooys, 30(1), 39-52.

Gemert, L. van, & Meijer Drees, M. (Reds.). (2004). P.C. Hooft Warenar: Geld en liefde in de Gouden Eeuw (2e ed.). Amsterdam: Amsterdam University Press.

Gifford, T. (1999). Pastoral. Londen, Routledge.

Herman, L., & Vervaeck, B. (2005). Vertelduivels: Handboek verhaalanalyse (3e ed.). Nijmegen: Vantilt.

Kooijmans, L. (2016). Vriendschap en de kunst van het overleven in de zeventiende en achttiende eeuw. Amsterdam, Bert Bakker.

70

Meding, T. (1999). ‘Pastoral Palimpsest: Writing the Laws of Love in L'Astrée’. Renaissance Quarterly, 52(4), 1087-1117.

Porteman, K., & Smits-Veldt, M. B. (2008). Een nieuw vaderland voor de muzen: Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1560-1700. Amsterdam: Bert Bakker.

Ratner, M. (1971). Theory and criticism of the novel in France from ’L’Astrée’ to 1750. New York: Russell and Russell.

Smit, D. H. (1933). Johan van Heemskerck: 1597-1656. Amsterdam: De Spieghel.

Stipriaan, R. van (2002). Het volle leven: Nederlandse literatuur en cultuur ten tijde van de Republiek (circa 1550-1800). Amsterdam: Prometheus.

Urfé, H. d’ (2011). L'Astrée: Première partie: Édition critique établie sous la direction de Delphine Denis. Parijs: Honoré Champignon.

Zandvoort, R. W. (1943). ‘Johan van Heemskerck als vertaler en navolger van Sidney’. De nieuwe taalgids, 37(1), 17-24.

71